EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006L0012

Richtlijn 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 114, 27.4.2006, p. 9–21 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Bulgarian: Chapter 15 Volume 016 P. 45 - 57
Special edition in Romanian: Chapter 15 Volume 016 P. 45 - 57

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 11/12/2010; opgeheven door 32008L0098

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2006/12/oj

27.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/9


RICHTLIJN 2006/12/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 5 april 2006

betreffende afvalstoffen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot instelling van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 175,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Iedere regeling op het gebied van het afvalbeheer moet als voornaamste doelstelling hebben de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen de schadelijke invloeden veroorzaakt door het ophalen, het transport, de behandeling, de opslag en het storten van afvalstoffen.

(3)

Het is ter wille van een doeltreffender afvalbeheer in de Gemeenschap noodzakelijk de terminologie te harmoniseren en over een vaste definitie van afvalstoffen te beschikken.

(4)

Een doeltreffende en samenhangende regeling inzake verwijdering en nuttige toepassing van afvalstoffen zou, onder voorbehoud van bepaalde uitzonderingen, moeten worden toegepast op roerende goederen waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.

(5)

Het is van belang de nuttige toepassing van afvalstoffen en het gebruik van door nuttige toepassing verkregen materialen te bevorderen teneinde de natuurlijke hulpbronnen te beschermen. Het kan nodig zijn specifieke voorschriften vast te stellen voor afvalstoffen die opnieuw kunnen worden gebruikt.

(6)

De lidstaten moeten ter wille van een hoog niveau van milieubescherming niet alleen op verantwoorde wijze stappen nemen om te waarborgen dat afvalstoffen worden verwijderd en nuttig worden toegepast, doch moeten daarnaast ook maatregelen treffen om het ontstaan van afvalstoffen te beperken, met name door schone technologieën en recycleerbare en opnieuw te gebruiken producten te bevorderen, rekening houdend met de bestaande of potentiële marktmogelijkheden voor afvalstoffen die nuttig zijn toegepast.

(7)

Bovendien kan een dispariteit tussen de wetgevingen van de lidstaten op het gebied van de verwijdering en de nuttige toepassing van afvalstoffen nadelig zijn voor de kwaliteit van het milieu en de goede werking van de interne markt.

(8)

De Gemeenschap als geheel moet op het gebied van afvalverwijdering zelfverzorgend worden en het is wenselijk dat de lidstaten afzonderlijk daarnaar streven.

(9)

In de lidstaten dienen plannen voor het beheer van afvalstoffen te worden opgesteld om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(10)

Het vervoer van afvalstoffen moet worden ingeperkt en de lidstaten mogen daartoe in het kader van hun beheersplannen de nodige maatregelen nemen.

(11)

Ter wille van een hoog beschermingsniveau en een doeltreffend toezicht moet worden voorzien in een vergunnings- en controlestelsel voor ondernemingen die zich bezighouden met de verwijdering en nuttige toepassing van afvalstoffen.

(12)

Bepaalde inrichtingen die hun afval zelf behandelen of die voor een nuttige toepassing van afvalstoffen zorgen, kunnen onder bepaalde voorwaarden en vooropgesteld dat zij de milieubeschermingsvoorschriften in acht nemen, van de vereiste vergunning worden vrijgesteld. Die inrichtingen dienen geregistreerd te worden.

(13)

Ook andere ondernemingen die met afvalstoffen te maken hebben, zoals ophalers, vervoerders of makelaars, moeten aan een vergunnings- of registratieplicht en aan een passende controle worden onderworpen, teneinde de afvalstoffen vanaf hun ontstaan tot aan hun definitieve verwijdering onder toezicht te houden.

(14)

Het deel van de kosten dat niet door de nuttige toepassing van afvalstoffen wordt gedekt, moet worden gedragen overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt.

(15)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5).

(16)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

„afvalstof”: elke stof of elk voorwerp behorende tot de in bijlage I genoemde categorieën waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;

b)

„producent”: elke persoon wiens activiteit afvalstoffen heeft voortgebracht („eerste producent”) en/of elke persoon die voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen heeft verricht die leiden tot wijziging in de aard of de samenstelling van die afvalstoffen;

c)

„houder”: de producent van de afvalstoffen of de natuurlijke of rechtspersoon die de afvalstoffen in bezit heeft;

d)

„beheer”: inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting;

e)

„verwijdering”: alle in bijlage II A bedoelde handelingen;

f)

„nuttige toepassing”: alle in bijlage II B bedoelde handelingen;

g)

„inzameling”: het ophalen, sorteren en/of vermengen van afvalstoffen teneinde deze te vervoeren.

2.   Voor de toepassing van lid 1, onder a), stelt de Commissie volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde procedure een lijst op van de afvalstoffen die tot de categorieën van bijlage I behoren. Deze lijst wordt periodiek opnieuw bezien en zo nodig volgens dezelfde procedure gewijzigd.

Artikel 2

1.   Buiten de werkingssfeer van deze richtlijn vallen de volgende stoffen:

a)

gasvormige effluenten die in de atmosfeer worden uitgestoten;

b)

wanneer zij reeds onder andere voorschriften vallen:

i)

radioactieve afvalstoffen;

ii)

afvalstoffen die ontstaan bij de opsporing, winning, behandeling en opslag van delfstoffen, alsmede bij de exploitatie van steengroeven;

iii)

kadavers en de volgende landbouwafvalstoffen: fecaliën en andere natuurlijke en niet-gevaarlijke stoffen die in de landbouw worden gebruikt;

iv)

afvalwater, met uitzondering van afvalstoffen in vloeibare toestand;

v)

afgedankte explosieven.

2.   Bijzondere of aanvullende specifieke bepalingen voor het beheer van bepaalde categorieën afvalstoffen kunnen in bijzondere richtlijnen worden vastgesteld.

Artikel 3

1.   De lidstaten nemen passende maatregelen ter bevordering van:

a)

in de eerste plaats de preventie of de vermindering van de productie en de schadelijkheid van afvalstoffen, met name door:

i)

de ontwikkeling van schone technologieën die zuiniger gebruikmaken van de natuurlijke hulpbronnen;

ii)

de technische ontwikkeling en het op de markt brengen van producten die zodanig zijn ontworpen dat fabricage, gebruik en verwijdering niet of zo weinig mogelijk bijdragen tot een toename van de hoeveelheid en de mate van schadelijkheid van de afvalstoffen en tot het gevaar van verontreiniging;

iii)

de ontwikkeling van adequate technieken voor de definitieve verwijdering van gevaarlijke stoffen in afvalstoffen die bestemd zijn voor nuttige toepassing;

b)

in de tweede plaats:

i)

de nuttige toepassing van de afvalstoffen door recycling, hergebruik, terugwinning dan wel andere handelingen gericht op het verkrijgen van secundaire grondstoffen, of

ii)

het gebruik van afvalstoffen als energiebron.

2.   Behoudens indien de bepalingen van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (6) van toepassing zijn, stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de maatregelen die ter verwezenlijking van de doelstellingen van lid 1 worden overwogen. De Commissie stelt de andere lidstaten en het in artikel 18, lid 1, bedoelde comité in kennis van deze maatregelen.

Artikel 4

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de nuttige toepassing of de verwijdering van de afvalstoffen plaatsvindt zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en met name:

a)

zonder risico voor water, lucht, bodem, fauna en flora;

b)

zonder geluids- of stankhinder te veroorzaken;

c)

zonder schade te berokkenen aan natuur- en landschapsschoon.

2.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om het onbeheerd achterlaten of het ongecontroleerd lozen of verwijderen van afvalstoffen te verbieden.

Artikel 5

1.   De lidstaten nemen, wanneer dat noodzakelijk of dienstig blijkt te zijn in samenwerking met andere lidstaten, de nodige maatregelen om een geïntegreerd en toereikend net van verwijderingsinstallaties op te zetten, waarbij rekening wordt gehouden met de beste beschikbare technologieën die geen overmatig hoge kosten veroorzaken. Met dit net moet de Gemeenschap als geheel zelfverzorgend op het gebied van afvalverwijdering kunnen worden en moeten de lidstaten afzonderlijk naar dit doel kunnen streven, waarbij rekening wordt gehouden met geografische omstandigheden of met de behoefte aan speciale installaties voor bepaalde soorten afval.

2.   Met het in lid 1 bedoelde net moet het bovendien mogelijk zijn afvalstoffen te verwijderen in een van de meest nabije, daartoe geschikte installaties met behulp van de meest geschikte methoden en technologieën om een hoog niveau van bescherming van het milieu en de volksgezondheid te waarborgen.

Artikel 6

De lidstaten dienen de bevoegde instanties in te stellen of aan te wijzen die belast zijn met de uitvoering van deze richtlijn.

Artikel 7

1.   Om de in de artikelen 3, 4 en 5 vermelde doelstellingen te verwezenlijken dienen de in artikel 6 bedoelde bevoegde instanties zo spoedig mogelijk een of meer plannen voor het beheer van afvalstoffen op te stellen. Deze plannen betreffen met name:

a)

soort, hoeveelheid en oorsprong van nuttig toe te passen of te verwijderen afvalstoffen;

b)

algemene technische voorschriften;

c)

alle speciale bepalingen voor bijzondere afvalstoffen;

d)

de locaties of installaties die geschikt zijn voor de verwijdering.

2.   De in lid 1 bedoelde plannen kunnen bijvoorbeeld behelzen:

a)

de natuurlijke of rechtspersonen die gemachtigd zijn afvalstoffen te beheren;

b)

de raming van de kosten van de handelingen gericht op nuttige toepassing of verwijdering;

c)

maatregelen waarmee de rationalisatie van de inzameling, sortering en behandeling van de afvalstoffen kan worden gestimuleerd.

3.   De lidstaten werken bij de opstelling van deze plannen eventueel samen met de andere betrokken lidstaten en de Commissie. Zij delen deze aan de Commissie mee.

4.   De lidstaten mogen de nodige maatregelen nemen om vervoer van afvalstoffen dat niet in overeenstemming is met hun afvalbeheersplannen, te voorkomen. Zij stellen de Commissie en de lidstaten in kennis van deze maatregelen.

Artikel 8

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat iedere houder van afvalstoffen:

a)

deze afgeeft aan een particuliere of openbare ophaler of een onderneming die de in bijlage II A of II B bedoelde handelingen verricht, of

b)

zelf zorg draagt voor de nuttige toepassing of de verwijdering van de afvalstoffen in overeenstemming met de bepalingen van deze richtlijn.

Artikel 9

1.   Voor de toepassing van de artikelen 4, 5 en 7 moet iedere inrichting of onderneming die de in bijlage II A bedoelde handelingen verricht, een vergunning hebben van de in artikel 6 bedoelde bevoegde instantie.

Deze vergunning heeft met name betrekking op:

a)

soort en hoeveelheid afvalstoffen;

b)

de technische eisen;

c)

de te nemen voorzorgsmaatregelen inzake veiligheid;

d)

de plaats waar de afvalstoffen worden verwijderd;

e)

de behandelingsmethode.

2.   De vergunningen kunnen voor een bepaalde periode worden verleend; zij kunnen worden verlengd en er kunnen voorwaarden en verplichtingen aan worden verbonden, of zij kunnen, met name indien de overwogen verwijderingsmethode uit milieubeschermingsoogpunt niet aanvaardbaar is, worden geweigerd.

Artikel 10

Voor de toepassing van artikel 4 moet iedere inrichting of onderneming die de in bijlage II B vermelde handelingen verricht, een vergunning hebben.

Artikel 11

1.   Onverminderd de bepalingen van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen (7), kunnen van de in artikel 9 of artikel 10 bedoelde vergunning worden vrijgesteld:

a)

inrichtingen of ondernemingen die hun afvalstoffen op de plaats van productie in eigen beheer verwijderen, en

b)

inrichtingen of ondernemingen die afvalstoffen nuttig toepassen.

2.   De in lid 1 bedoelde vrijstelling kan alleen worden verleend:

a)

indien de bevoegde instanties algemene voorschriften per type activiteit hebben uitgevaardigd waarin soort en hoeveelheid afvalstoffen zijn vastgesteld en is aangegeven onder welke voorwaarden de activiteit kan worden vrijgesteld van een vergunning, en

b)

indien de soorten of de hoeveelheden afvalstoffen en de wijzen van verwijdering of nuttige toepassing van dien aard zijn dat aan de voorwaarden van artikel 4 wordt voldaan.

3.   De in lid 1 bedoelde inrichtingen of ondernemingen dienen zich bij de bevoegde instanties te laten registreren.

4.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de krachtens lid 2, onder a), uitgevaardigde algemene voorschriften.

Artikel 12

Inrichtingen of ondernemingen die beroepsmatig afvalstoffen inzamelen of vervoeren of die ten behoeve van anderen regelingen treffen voor de verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen (handelaars of makelaars), dienen zich, indien zij niet aan een vergunning zijn onderworpen, bij de bevoegde instanties te laten registreren.

Artikel 13

Inrichtingen of ondernemingen die de in de artikelen 9 tot en met 12 bedoelde handelingen verrichten, worden op passende wijze periodiek gecontroleerd door de bevoegde instanties.

Artikel 14

1.   Iedere inrichting of onderneming als bedoeld in de artikelen 9 en 10 moet:

a)

voor de in bijlage I bedoelde afvalstoffen en de in bijlage II A of II B bedoelde handelingen een register bijhouden waarin hoeveelheid, aard, oorsprong, en waar van toepassing, bestemming, frequentie van de inzameling, wijze van vervoer en wijze van behandeling van de afvalstoffen zijn vermeld;

b)

deze gegevens op verzoek aan de in artikel 6 bedoelde bevoegde instanties verstrekken.

2.   De lidstaten mogen ook van de producenten verlangen dat zij de bepalingen van lid 1 naleven.

Artikel 15

Overeenkomstig het beginsel „de vervuiler betaalt” komen de kosten van de verwijdering van afvalstoffen voor rekening van:

a)

de houder die afvalstoffen afgeeft aan een ophaler of onderneming als bedoeld in artikel 9, en/of

b)

de voorgaande houders of de producent van het product dat tot ontstaan van de afvalstoffen heeft geleid.

Artikel 16

Elke drie jaar lichten de lidstaten de Commissie in over de uitvoering van deze richtlijn in het kader van een verslag dat per sector wordt uitgebracht en ook de andere communautaire richtlijnen op dit gebied bestrijkt. Dit verslag wordt opgesteld aan de hand van een vragenlijst of een schema, uitgewerkt door de Commissie volgens de procedure van artikel 18, lid 2. Zes maanden vóór de aanvang van de verslagperiode wordt de vragenlijst of het schema aan de lidstaten toegezonden. Het verslag wordt aan de Commissie voorgelegd binnen negen maanden na de periode van drie jaar waarop het betrekking heeft.

Binnen negen maanden na ontvangst van de verslagen van de lidstaten publiceert de Commissie een verslag over de uitvoering van de richtlijn in de Gemeenschap.

Artikel 17

De wijzigingen die noodzakelijk zijn voor de aanpassing van de bijlagen bij deze richtlijn aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 18, lid 3, bedoelde procedure.

Artikel 18

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

4.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 19

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 20

Richtlijn 75/442/EEG wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 21

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 22

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 5 april 2006.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES

Voor de Raad

De voorzitter

H. WINKLER


(1)  PB C 112 van 30.4.2004, blz. 46.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 9 maart 2004 (PB C 102 E van 28.4.2004, blz. 106) en besluit van de Raad van 30 januari 2006.

(3)  PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(4)  Zie bijlage III, deel A.

(5)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(6)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(7)  PB L 377 van 31.12.1991, blz. 20. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 94/31/EG (PB L 168 van 2.7.1994, blz. 28).


BIJLAGE I

CATEGORIEËN AFVALSTOFFEN

Q1

Productie- of consumptieresiduen die niet hieronder nader zijn gespecificeerd

Q2

Producten die niet aan de normen voldoen

Q3

Producten waarvan de ge- of verbruiksdatum is verstreken

Q4

Stoffen die per ongeluk zijn geloosd, weggelekt en dergelijke. Hieronder vallen ook stoffen en materialen die als gevolg van dergelijke incidenten zijn verontreinigd

Q5

Stoffen die zijn besmet of verontreinigd als gevolg van vooraf geplande activiteiten (bijvoorbeeld residuen van schoonmaakwerkzaamheden, verpakkingsmateriaal, houders enz.)

Q6

Onbruikbaar materiaal (bijvoorbeeld lege batterijen, uitgewerkte katalysatoren enz.)

Q7

Stoffen die onbruikbaar zijn geworden (bijvoorbeeld verontreinigde zuren, verontreinigde oplosmiddelen, uitgewerkte hardingszouten enz.)

Q8

Bij industriële procédés ontstane residuen (bijvoorbeeld slakken, distillatieresiduen enz.)

Q9

Residuen van afvalzuivering (bijvoorbeeld slib afkomstig van gaswassing, stof afkomstig van luchtfilters, gebruikte filters enz.)

Q10

Residuen van de fabricage/bewerking van producten (bijvoorbeeld bij het draaien of frezen overgebleven residuen enz.)

Q11

Bij winning en bewerking van grondstoffen overgebleven residuen (bijvoorbeeld residuen van mijnbouw of oliewinning enz.)

Q12

Verontreinigde stoffen (bijvoorbeeld met PCB's verontreinigde olie enz.)

Q13

Alle materialen, stoffen of producten waarvan het gebruik van rechtswege is verboden

Q14

Producten die voor de houder niet of niet meer bruikbaar zijn (bijvoorbeeld artikelen die zijn afgedankt door landbouw, huishoudens, kantoren, winkels, bedrijven enz.)

Q15

Verontreinigde materialen, stoffen of producten die afkomstig zijn van bodemsaneringsactiviteiten

Q16

Alle stoffen, materialen of producten die niet onder de hierboven vermelde categorieën vallen.


BIJLAGE II A

VERWIJDERINGSHANDELINGEN

NB: In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van verwijderingshandelingen zoals die in de praktijk plaatsvinden. Overeenkomstig artikel 4 moeten de afvalstoffen worden verwijderd zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

D 1

Storten op of in de bodem (bijvoorbeeld op een vuilstortplaats enz.)

D 2

Uitrijden (bijvoorbeeld biodegradatie van vloeibaar of slibachtig afval in de bodem enz.)

D 3

Injectie in de diepe ondergrond (bijvoorbeeld injectie van verpompbare afvalstoffen in putten, zoutkoepels of natuurlijk gevormde holten enz.)

D 4

Opslag in waterbekkens (bijvoorbeeld het lozen van vloeibaar of slibachtig afval in putten, vijvers of lagunen enz.)

D 5

Verwijderen op speciaal ingerichte locaties (bijvoorbeeld in afzonderlijke beklede, afgedekte cellen die onderling en van de omgeving afgeschermd zijn enz.)

D 6

Lozen in wateren, behalve zeeën en oceanen

D 7

Verwijderen in zeeën en oceanen, inclusief inbrengen in de bodem

D 8

Biologische behandeling op een niet elders in deze bijlage aangegeven wijze waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd op een van de onder D 1 tot en met D 7 en D 9 tot en met D 12 vermelde methoden

D 9

Fysisch-chemische behandeling op een niet elders in deze bijlage aangegeven wijze, waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd op een van de onder D 1 tot en met D 8 en D 10 tot en met D 12 vermelde methoden (bijvoorbeeld verdampen, drogen, calcineren enz.)

D 10

Verbranding op het land

D 11

Verbranding op zee

D 12

Permanente opslag (bijvoorbeeld plaatsen van houders in mijnen enz.)

D 13

Vermengen vóór een van de onder D 1 tot en met D 12 vermelde behandelingen

D 14

Herverpakken vóór een van de onder D 1 tot en met D 13 vermelde behandelingen

D 15

Opslag in afwachting van een van de onder D 1 tot en met D 14 vermelde behandelingen (met uitsluiting van voorlopige opslag voorafgaande aan inzameling op de plaats van productie)


BIJLAGE II B

NUTTIGE TOEPASSING

NB: In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van handelingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen zoals die in de praktijk plaatsvinden. Overeenkomstig artikel 4 moeten de afvalstoffen nuttig worden toegepast zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

R 1

Hoofdgebruik als brandstof of een andere wijze van energieopwekking

R 2

Terugwinning van oplosmiddelen

R 3

Recycling/terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddel worden gebruikt (met inbegrip van compostbemesting en bemesting met andere biologisch omgezette stoffen)

R 4

Recycling/terugwinning van metalen en metaalverbindingen

R 5

Recycling/terugwinning van andere anorganische stoffen

R 6

Terugwinning van zuren of basen

R 7

Terugwinning van bestanddelen die worden gebruikt om vervuiling tegen te gaan

R 8

Terugwinning van bestanddelen uit katalysatoren

R 9

Herraffinage van olie en ander hergebruik van olie

R 10

Uitrijden voor landbouwkundige of ecologische verbetering

R 11

Gebruik van afvalstoffen die bij een van de onder R 1 tot en met R 10 genoemde behandelingen vrijkomen

R 12

Uitwisseling van afvalstoffen voor een van de onder R 1 tot en met R 11 genoemde behandelingen

R 13

Opslag van afvalstoffen bestemd voor een van de onder R 1 tot en met R 12 genoemde behandelingen (met uitsluiting van voorlopige opslag voorafgaande aan inzameling op de plaats van productie)


BIJLAGE III

DEEL A

INGETROKKEN RICHTLIJN MET DE ACHTEREENVOLGENDE WIJZIGINGEN ERVAN

(bedoeld in artikel 20)

Richtlijn 75/442/EEG van de Raad (PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39)

 

Richtlijn 91/156/EEG van de Raad (PB L 78 van 26.3.1991, blz. 32)

 

Richtlijn 91/692/EEG van de Raad (PB L 377 van 31.12.1991, blz. 48)

uitsluitend wat de verwijzing naar Richtlijn 75/442/EEG in bijlage VI betreft

Beschikking 96/350/EG van de Commissie (PB L 135 van 6.6.1996, blz. 32)

 

Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1)

uitsluitend bijlage III, punt 1

DEEL B

TERMIJNEN VOOR OMZETTING IN INTERN RECHT

(bedoeld in artikel 20)

Richtlijn

Omzettingstermijn

75/442/EEG

17 juli 1977

91/156/EEG

1 april 1993

91/692/EEG

1 januari 1995


BIJLAGE IV

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 75/442/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1, aanhef

Artikel 1, lid 1, aanhef

Artikel 1, onder a), eerste alinea

Artikel 1, lid 1, onder a)

Artikel 1, onder a), tweede alinea

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, onder b) tot en met g)

Artikel 1, lid 1, onder b) tot en met g)

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3, lid 1, aanhef

Artikel 3, lid 1, aanhef

Artikel 3, lid 1, onder a), aanhef

Artikel 3, lid 1, onder a), aanhef

Artikel 3, lid 1, onder a), eerste streepje

Artikel 3, lid 1, onder a), i)

Artikel 3, lid 1, onder a), tweede streepje

Artikel 3, lid 1, onder a), ii)

Artikel 3, lid 1, onder a), derde streepje

Artikel 3, lid 1, onder a), iii)

Artikel 3, lid 1, onder b), aanhef

Artikel 3, lid 1, onder b), aanhef

Artikel 3, lid 1, onder b), eerste streepje

Artikel 3, lid 1, onder b), i)

Artikel 3, lid 1, onder b), tweede streepje

Artikel 3, lid 1, onder b), ii)

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 2

Artikel 4, eerste alinea, aanhef

Artikel 4, lid 1, aanhef

Artikel 4, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 4, lid 1, onder a)

Artikel 4, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 4, lid 1, onder b)

Artikel 4, eerste alinea, derde streepje

Artikel 4, lid 1, onder c)

Artikel 4, tweede alinea

Artikel 4, lid 2

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 7, lid 1, aanhef

Artikel 7, lid 1, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 7, lid 1, onder a)

Artikel 7, lid 1, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 7, lid 1, onder b)

Artikel 7, lid 1, eerste alinea, derde streepje

Artikel 7, lid 1, onder c)

Artikel 7, lid 1, eerste alinea, vierde streepje

Artikel 7, lid 1, onder d)

Artikel 7, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 7, lid 2, aanhef

Artikel 7, lid 1, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 7, lid 2, onder a)

Artikel 7, lid 1, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 7, lid 2, onder b)

Artikel 7, lid 1, tweede alinea, derde streepje

Artikel 7, lid 2, onder c)

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 4

Artikel 8, aanhef

Artikel 8, aanhef

Artikel 8, eerste streepje

Artikel 8, onder a)

Artikel 8, tweede streepje

Artikel 8, onder b)

Artikel 9, lid 1, eerste alinea

Artikel 9, lid 1, eerste alinea

Artikel 9, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 9, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 9, lid 1, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 9, lid 1, tweede alinea, onder a)

Artikel 9, lid 1, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 9, lid 1, tweede alinea, onder b)

Artikel 9, lid 1, tweede alinea, derde streepje

Artikel 9, lid 1, tweede alinea, onder c)

Artikel 9, lid 1, tweede alinea, vierde streepje

Artikel 9, lid 1, tweede alinea, onder d)

Artikel 9, lid 1, tweede alinea, vijfde streepje

Artikel 9, lid 1, tweede alinea, onder e)

Artikel 9, lid 2

Artikel 9, lid 2

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11, lid 1, eerste alinea

Artikel 11, lid 1,

Artikel 11, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 11, lid 2, aanhef

Artikel 11, lid 1, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 11, lid 2, onder a)

Artikel 11, lid 1, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 11, lid 2, onder b)

Artikel 11, lid 2

Artikel 11, lid 3

Artikel 11, lid 3

Artikel 11, lid 4

Artikel 12

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 13

Artikel 14, eerste alinea, aanhef

Artikel 14, lid 1, aanhef

Artikel 14, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 14, lid 1, onder a)

Artikel 14, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 14, lid 1, onder b)

Artikel 14, tweede alinea

Artikel 14, lid 2

Artikel 15, aanhef

Artikel 15, aanhef

Artikel 15, eerste streepje

Artikel 15, onder a)

Artikel 15, tweede streepje

Artikel 15, onder b)

Artikel 16, eerste alinea

Artikel 16, eerste alinea en artikel 18, lid 2

Artikel 16, tweede alinea

___

Artikel 16, derde alinea

Artikel 16, tweede alinea

Artikel 17

Artikel 17

Artikel 18, lid 1

Artikel 18, lid 1

Artikel 18, lid 2

Artikel 18, lid 3

Artikel 18, lid 3

Artikel 18, lid 4

Artikel 19

___

Artikel 20

Artikel 19

___

Artikel 20

___

Artikel 21

Artikel 21

Artikel 22

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II A

Bijlage II A

Bijlage II B

Bijlage II B

___

Bijlage III

___

Bijlage IV


Top