EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005L0001

Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2005 tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 85/611/EEG, 91/675/EEG, 92/49/EEG en 93/6/EEG van de Raad en de Richtlijnen 94/19/EG, 98/78/EG, 2000/12/EG, 2001/34/EG, 2002/83/EG en 2002/87/EG met het oog op de instelling van een nieuwe comitéstructuur voor financiële diensten (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 79, 24.3.2005, p. 9–17 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Bulgarian: Chapter 06 Volume 007 P. 203 - 211
Special edition in Romanian: Chapter 06 Volume 007 P. 203 - 211
Special edition in Croatian: Chapter 06 Volume 009 P. 122 - 130

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2005/1/oj

24.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 79/9


RICHTLIJN 2005/1/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 9 maart 2005

tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 85/611/EEG, 91/675/EEG, 92/49/EEG en 93/6/EEG van de Raad en de Richtlijnen 94/19/EG, 98/78/EG, 2000/12/EG, 2001/34/EG, 2002/83/EG en 2002/87/EG met het oog op de instelling van een nieuwe comitéstructuur voor financiële diensten

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de mededeling van de Commissie van 11 mei 1999 inzake het Actieplan voor financiële diensten is een reeks acties vastgesteld die nodig zijn om de interne markt voor financiële diensten te voltooien.

(2)

Tijdens zijn bijeenkomst van 23 en 24 maart 2000 te Lissabon heeft de Europese Raad erop aangedrongen dat dit actieplan vóór 2005 wordt uitgevoerd.

(3)

Op 17 juli 2000 heeft de Raad het Comité van wijzen voor de regulering van de Europese effectenmarkten ingesteld. In zijn eindverslag heeft dit comité gepleit voor de invoering van een regelgevingskader met vier niveaus om het regelgevingsproces met betrekking tot de communautaire effectenwetgeving flexibeler, efficiënter en transparanter te maken.

(4)

In zijn resolutie over een efficiëntere regulering van de effectenmarkten in de Europese Unie neemt de Europese Raad van 23 en 24 maart 2001 te Stockholm met instemming kennis van het verslag van het Comité van wijzen en stelt hij dat de benadering met vier niveaus haar beslag moet krijgen.

(5)

In het licht van deze ontwikkelingen heeft de Commissie op 6 juni 2001 de Besluiten 2001/527/EG (4) en 2001/528/EG (5) tot instelling van respectievelijk het Comité van Europese effectenregelgevers (CEER) en het Europees Comité voor het effectenbedrijf (ECEB) aangenomen.

(6)

Democratische controleerbaarheid en transparantie moeten inherent zijn aan het Lamfalussy-proces en de uitbreiding ervan, hetgeen alleen voldoende kan worden gewaarborgd door met betrekking tot de uitvoeringsmaatregelen het interinstitutionele evenwicht in acht te nemen.

(7)

Deze richtlijn wijzigt Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (6), Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (7), Richtlijn 91/675/EEG van de Raad van 19 december 1991 tot oprichting van een Comité voor het verzekeringswezen (8), Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (derde richtlijn schadeverzekering) (9) en Richtlijn 93/6/EEG van de Raad van 15 maart 1993 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (10), alsmede Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (11), Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep (12), Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (13), Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2001 betreffende de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie die over deze effecten moet worden gepubliceerd (14), Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (15) en Richtlijn 2002/87/EG betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat. Deze richtlijn beoogt slechts enkele wijzigingen aan te brengen in de organisatiestructuur van comités. Geen der wijzigingen vormt een uitbreiding van de bevoegdheden tot het nemen van uitvoeringsmaatregelen die bij deze richtlijnen aan de Commissie zijn toegekend, noch van bevoegdheden die bij Richtlijn 93/6/EEG aan de Raad zijn toegekend.

(8)

In zijn resolutie van 5 februari 2002 heeft het Europees Parlement de benadering met vier niveaus met betrekking tot effecten onderschreven op basis van de plechtige verklaring die diezelfde dag door de Commissie voor het Parlement is afgelegd en de brief die het Commissielid voor de interne markt op 2 oktober 2001 heeft gericht aan de voorzitter van de Economische en Monetaire Commissie van het Europees Parlement met betrekking tot de waarborgen voor de rol van het Europees Parlement in dit proces. In zijn resolutie van 21 november 2002 heeft het Parlement erop aangedrongen bepaalde aspecten van die benadering uit te breiden tot het bank- en verzekeringswezen, mits de Raad een goed institutioneel evenwicht waarborgt.

(9)

De toezeggingen die door de Commissie met betrekking tot de wetgeving op het gebied van effecten zijn gedaan in de vorm van de bovengenoemde verklaring van 5 februari 2002 en brief van 2 oktober 2001, dienen te worden aangevuld met voldoende waarborgen voor een passend institutioneel evenwicht.

(10)

Op 3 december 2002 heeft de Raad de Commissie verzocht regelingen te treffen voor de overige financiëledienstensectoren op basis van het eindverslag van het Comité van wijzen.

(11)

Tevens zijn waarborgen noodzakelijk met betrekking tot de uitbreiding van de benadering met vier niveaus, daar de EU-instellingen nog geen ruime praktische ervaring met de Lamfalussy-benadering met vier niveaus hebben opgedaan. Bovendien is er in het eerste en het tweede interim-verslag van de Interinstitutionele controlegroep die toezicht houdt op het Lamfalussy-proces, sprake van bepaalde opmerkingen en punten van kritiek inzake de werking van het proces.

(12)

Snelle vaststelling en kwaliteit van de wetgeving zijn fundamentele doelstellingen van het Lamfalussy-proces. Het welslagen van dit proces hangt meer af van de politieke bereidheid van de institutionele partners om een adequaat kader voor de vaststelling van wetgeving te creëren dan van een snellere vaststelling van de desbetreffende gedelegeerde technische bepalingen. Bovendien kan een al te grote nadruk op het tempo van de vaststelling van de gedelegeerde bepalingen leiden tot aanzienlijke problemen met betrekking tot de kwaliteit van die bepalingen.

(13)

Met de uitbreiding van het Lamfalussy-proces wordt niet vooruitgelopen op eventuele besluiten met betrekking tot de organisatie van het toezicht op Europees niveau.

(14)

Wat de banksector betreft, dient daartoe de rol te worden aangepast van het Raadgevend Comité voor het bankwezen (RCB), dat is ingesteld bij Richtlijn 2000/12/EG.

(15)

Ten blijke van deze gewijzigde rol dient het RCB te worden vervangen door het „Europees Comité voor het bankwezen”.

(16)

De voor de uitvoering van Richtlijn 2000/12/EG vereiste maatregelen zijn maatregelen van algemene strekking en worden vastgesteld overeenkomstig artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (16).

(17)

De goedgekeurde uitvoeringsmaatregelen laten de wezenlijke bepalingen van deze richtlijnen onverlet.

(18)

Het Europees Parlement dient vanaf het moment van de eerste toezending van de ontwerp-uitvoeringsmaatregelen over een termijn van drie maanden te beschikken om deze te behandelen en terzake een standpunt te bepalen. In dringende en naar behoren gemotiveerde gevallen moet deze termijn echter kunnen worden ingekort. Indien binnen die termijn door het Europees Parlement terzake een resolutie is aangenomen, behandelt de Commissie de ontwerp-maatregelen opnieuw.

(19)

Bij de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden dient de Commissie de volgende beginselen in acht te nemen: het vertrouwen van beleggers in de financiële markten moet worden opgebouwd door hoge normen met betrekking tot de transparantie op de financiële markten te bevorderen; aan beleggers moet een breed scala van alternatieve beleggingsmogelijkheden worden geboden, alsmede een niveau van informatievoorziening en bescherming dat op hun situatie is toegesneden; er moet voor worden gezorgd dat onafhankelijke regelgevende autoriteiten de voorschriften consequent handhaven, met name bij de bestrijding van economische criminaliteit; een hoge mate van transparantie en uitgebreid overleg met alle marktdeelnemers en met het Europees Parlement en de Raad zijn nodig; innovatie op de financiële markten moet worden gestimuleerd om deze dynamisch en doelmatig te maken; er moet worden gezorgd voor integriteit van de markten door nauwgezet en reactief toezicht uit te oefenen op financiële innovatie; verlaging van de kosten van en verbetering van de toegang tot kapitaal zijn van belang; bij uitvoeringsmaatregelen moet een afweging plaatsvinden van de kosten en baten op de lange termijn voor de marktdeelnemers (met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen en kleine beleggers); het internationale concurrentievermogen van de financiële markten in de Europese Unie moet worden versterkt zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de hoognodige uitbreiding van de internationale samenwerking; er moeten voor alle marktdeelnemers gelijke concurrentievoorwaarden worden gecreëerd door telkens wanneer dit dienstig is op EU-niveau regelgeving vast te stellen; er moet rekening worden gehouden met verschillen tussen de nationale markten, voorzover deze de samenhang van de interne markt niet bovenmatig aantasten; de samenhang met andere communautaire wetgeving op dit gebied moet worden gewaarborgd, omdat een onevenwichtige informatievoorziening en een gebrek aan transparantie de werking van de markten in gevaar kunnen brengen en vooral nadelig kunnen zijn voor consumenten en kleine beleggers.

(20)

Een aantal van de bestaande bepalingen voor het aanbrengen van technische aanpassingen in Richtlijn 2000/12/EG dienen in overeenstemming te worden gebracht met Besluit 1999/468/EG.

(21)

Om de institutionele en juridische samenhang met de op andere bevoegdheidsterreinen van de Gemeenschap gevolgde benadering te waarborgen, is bij Besluit 2004/10/EG van de Commissie (17) het Europees Comité voor het bankwezen ingesteld in een adviserende rol om de Commissie bij te staan bij de uitwerking van communautaire bankwetgeving. De in Richtlijn 2000/12/EG voorkomende verwijzingen naar de adviserende taken van het RCB dienen bijgevolg te worden geschrapt.

(22)

De bevoegdheden van het RCB op het gebied van de bewaking van observatieratio's voor de solvabiliteit en liquiditeit van kredietinstellingen zijn niet langer nodig in het licht van de harmonisatie van de kapitaaltoereikendheidsvoorschriften en de ontwikkelingen in de technieken die door kredietinstellingen worden gehanteerd om hun liquiditeitsrisico te meten en te beheersen.

(23)

Bovendien zijn aanzienlijke vorderingen gemaakt op het gebied van de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen toezichthoudende autoriteiten, met name door middel van memoranda van overeenstemming, waardoor de regelmatige bewaking door de Commissie en de stelselmatige kennisgeving aan het RCB van individuele toezichthoudingsbesluiten overbodig zijn geworden.

(24)

De instelling van het Europees Comité voor het bankwezen dient andere vormen van samenwerking tussen de verschillende bij de regelgeving van en het toezicht op kredietinstellingen betrokken autoriteiten onverlet te laten, met name de samenwerking binnen het bij Besluit 2004/5/EG van de Commissie (18) ingestelde Comité van Europese bankentoezichthouders.

(25)

Het Comité voor het verzekeringswezen (CV), dat in het leven is geroepen bij Richtlijn 91/675/EEG, is ingesteld om de Commissie bij te staan in de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden die haar bij de richtlijnen op het gebied van het verzekeringswezen zijn verleend, en met name bij het aanbrengen van de technische aanpassingen die nodig zijn om met de ontwikkelingen in de verzekeringsbranche rekening te houden; deze maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG.

(26)

Richtlijn 91/675/EEG bepaalt voorts dat het CV elk vraagstuk dient te behandelen met betrekking tot de toepassing van communautaire bepalingen op het gebied van het verzekeringswezen en, meer in het bijzonder, de Commissie dient te adviseren in verband met wetgevingsvoorstellen die zij voornemens is aan het Europees Parlement en de Raad voor te leggen.

(27)

Met het oog op de totstandbrenging van een interne markt die verzekeringnemers en begunstigden afdoende bescherming biedt, zijn verzekeringsondernemingen en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening die op de interne markt actief zijn op grond van de beginselen van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten, aan specifieke communautaire wetgeving onderworpen. Om de goede werking van de interne markt te waarborgen en de financiële stabiliteit te handhaven, moet deze wetgeving, en met name de financiële en technische aspecten ervan, onmiddellijk kunnen worden aangepast aan de marktveranderingen die van invloed zijn op deze sectoren.

(28)

De rol van het CV dient bijgevolg te worden aangepast en het dient te worden omgedoopt tot het „Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen”. Op het gebied van de bedrijfspensioenen mag het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen zich echter niet bezighouden met aspecten van de sociale en arbeidswetgeving, zoals bedrijfsregelingen, met name waar het gaat om verplicht lidmaatschap en collectieve arbeidsovereenkomsten.

(29)

De maatregelen die vereist zijn voor de uitvoering van onder Richtlijn 91/675/EEG vallende besluiten, zijn maatregelen van algemene strekking en worden vastgesteld overeenkomstig artikel 5 van Besluit 1999/468/EG.

(30)

Om de institutionele en juridische samenhang met de op andere bevoegdheidsterreinen van de Gemeenschap gevolgde benadering te waarborgen, wordt bij Besluit 2004/9/EG van de Commissie (19) het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen ingesteld in een adviserende rol om de Commissie bij te staan op het gebied van verzekeringen en bedrijfspensioenen. De in Richtlijn 91/675/EEG voorkomende verwijzingen naar de adviserende taken van het CV dienen bijgevolg te worden geschrapt.

(31)

Richtlijn 85/611/EEG voorziet in de instelling van een icbe-Contactcomité dat de Commissie bijstaat door het bevorderen van een geharmoniseerde uitvoering van bovengenoemde richtlijn door regelmatig overleg, het vergemakkelijken van overleg tussen de lidstaten en het adviseren van de Commissie, indien nodig, over in de richtlijn aan te brengen wijzigingen.

(32)

Het icbe-Contactcomité mag tevens optreden als een comitologiecomité in de zin van Besluit 1999/468/EG om de Commissie bij te staan met betrekking tot de in Richtlijn 85/611/EEG aan te brengen technische aanpassingen.

(33)

Op 3 december 2002 heeft de Raad de Commissie verzocht stappen te ondernemen om onder meer de taak van het icbe-Contactcomité als adviesorgaan van de Commissie bij de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden over te dragen aan het ECEB.

(34)

Met het oog op de volledige uitvoering van het model dat in de recente effectenrichtlijnen, met name in Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) (20), is neergelegd, waarbij het ECEB wordt belast met de taak om de Commissie van advies te dienen bij de uitoefening van haar regelgevende bevoegdheden, terwijl de organisatie van andere aspecten van de werkzaamheden van het ECEB worden geregeld bij Besluit 2001/528/EG, dient tot schrapping te worden overgegaan van de in artikel 53 van Richtlijn 85/611/EEG vervatte bepalingen tot regeling van de organisatie en taken van het huidige icbe-Contactcomité wanneer dit comité niet in de hoedanigheid van comitologiecomité handelt.

(35)

Daarom dienen de bevoegdheden die reeds bij Richtlijn 2003/6/EG aan het ECEB zijn verleend, uitdrukkelijk op een zodanige wijze te worden uitgebreid dat zij ook de taken bestrijken die thans in Richtlijn 85/611/EEG zijn omschreven. De voor de uitvoering van laatstgenoemde richtlijn vereiste maatregelen zijn maatregelen van algemene strekking en worden vastgesteld overeenkomstig artikel 5 van Besluit 1999/468/EG.

(36)

De Richtlijnen 73/239/EEG, 85/611/EEG, 91/675/EEG, 92/49/EEG, 93/6/EEG, 94/19/EG, 98/78/EG, 2000/12/EG, 2001/34/EG, 2002/83/EG en 2002/87/EG dienen derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

WIJZIGING VAN DE RICHTLIJNEN 93/6/EEG, 94/19/EG EN 2000/12/EG BETREFFENDE DE BANKSECTOR

Artikel 1

Richtlijn 93/6/EEG

In artikel 7, lid 9, derde volzin, van Richtlijn 93/6/EEG worden de woorden „alsmede aan het Raadgevend Comité voor het bankwezen” geschrapt.

Artikel 2

Richtlijn 94/19/EG

In artikel 3, lid 1, derde alinea, van Richtlijn 94/19/EG worden de woorden „Raadgevend Comité voor het bankwezen” vervangen door de woorden „Europees Comité voor het bankwezen”.

Artikel 3

Richtlijn 2000/12/EG

Richtlijn 2000/12/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2, lid 4, wordt vervangen door:

„4.

De Commissie besluit over wijzigingen van de in lid 3 vermelde lijst volgens de in artikel 60, lid 2, bedoelde procedure.”.

2)

Artikel 2, lid 5, derde alinea, wordt vervangen door:

„Voorzover het gaat om andere kredietinstellingen dan die welke worden opgericht in nieuw ingepolderde gebieden, respectievelijk zijn voortgekomen uit fusie of afsplitsing van bestaande, onder het centrale orgaan ressorterende instellingen, kan de Commissie volgens de in artikel 60, lid 2, bedoelde procedure aanvullende regels vaststellen voor de toepassing van het bepaalde in de tweede alinea, zulks met inbegrip van de opheffing van de in de eerste alinea bedoelde vrijstellingen, wanneer zij oordeelt dat aansluiting van nieuwe instellingen volgens de in de tweede alinea vermelde regeling de concurrentie negatief kan beïnvloeden.”.

3)

Artikel 4 wordt vervangen door:

Artikel 4

Vergunning

De lidstaten schrijven voor dat de onder deze richtlijn vallende kredietinstellingen een vergunning moeten hebben verkregen alvorens hun werkzaamheden aan te vangen. Zij stellen daarvoor de voorwaarden vast, onverminderd de artikelen 5 tot en met 9 en brengen deze ter kennis van de Commissie.”.

4)

De tweede volzin van artikel 22, lid 9, wordt geschrapt.

5)

De tweede volzin van artikel 22, lid 10, wordt geschrapt.

6)

Artikel 23, lid 1, wordt vervangen door:

„1.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten stellen de Commissie en de bevoegde instanties van de andere lidstaten in kennis van:

a)

elke vergunningverlening voor een rechtstreekse of onrechtstreekse dochteronderneming waarvan één of meer moederondernemingen onder het recht van een derde land vallen;

b)

elke deelneming van een dergelijke onderneming in een kredietinstelling van de Gemeenschap waardoor deze instelling haar dochteronderneming zou worden.

Wanneer vergunning wordt verleend aan een rechtstreekse of onrechtstreekse dochteronderneming van één of meer moederondernemingen die onder het recht van een derde land vallen, wordt de structuur van de groep vermeld in de kennisgeving van de bevoegde autoriteiten aan de Commissie overeenkomstig artikel 11.”.

7)

In artikel 24, lid 2, wordt de term „Raadgevend Comité voor het bankwezen” vervangen door de term „Europees Comité voor het bankwezen”.

8)

Artikel 25, lid 3, wordt vervangen door:

„3.

Onverminderd artikel 300, leden 1 en 2, van het Verdrag onderzoekt de Commissie met het Europees Comité voor het bankwezen het resultaat van de in lid 1 bedoelde onderhandelingen en de daaruit voortvloeiende situatie.”.

9)

In artikel 49, lid 2, derde volzin, worden de woorden „Raadgevend Comité voor het bankwezen” verangen door de term „Europees Comité voor het bankwezen”.

10)

De derde volzin van artikel 52, lid 9, wordt vervangen door:

„De desbetreffende bevoegde autoriteit licht de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten hierover in.”.

11)

In artikel 56 bis, lid 2, eerste volzin, worden de woorden „Het Raadgevend Comité voor het bankwezen kan algemene richtsnoeren verstrekken” vervangen door „De Commissie kan het Europees Comité voor het bankwezen verzoeken algemene richtsnoeren te verstrekken”.

12)

Titel VI wordt geschrapt.

13)

Artikel 60, lid 2, wordt vervangen door:

„2.

De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 2004/10/EG van de Commissie (21). ingestelde Europees Comité voor het bankwezen (hierna „het comité” genoemd).

(21)  PB L 3 van 7.1.2004, blz. 36”."

Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

14)

In artikel 64, leden 2 en 6, worden de woorden „en het Raadgevend Comité voor het bankwezen” geschrapt.

HOOFDSTUK II

WIJZIGING VAN DE RICHTLIJNEN 73/239/EEG, 91/675/EEG, 92/49/EEG, 98/78/EG EN 2002/83/EG BETREFFENDE DE SECTOR VAN DE VERZEKERINGEN EN DE BEDRIJFSPENSIOENEN

Artikel 4

Richtlijn 73/239/EEG

Richtlijn 73/239/EEG wordt als volgt gewijzigd:

„Artikel 29 bis

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten stellen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten in kennis van:

a)

elke verlening van een vergunning aan een rechtstreekse of middellijke dochteronderneming waarvan één of meer moederondernemingen onder het recht van een derde land vallen;

b)

elke deelneming van een dergelijke moederonderneming in een verzekeringsonderneming van de Gemeenschap waardoor laatstgenoemde de dochteronderneming van eerstgenoemde wordt.

2.   Wanneer een vergunning zoals bedoeld in lid 1, onder a), wordt verleend aan een rechtstreekse of middellijke dochteronderneming van één of meer moederondernemingen die onder het recht van een derde land vallen, wordt de structuur van de groep vermeld in de kennisgeving van de bevoegde autoriteiten aan de Commissie.”.

2)   Artikel 29 ter, lid 4, tweede alinea, wordt vervangen door:

„In de in de eerste alinea bedoelde omstandigheden kan ook, naast het openen van onderhandelingen, overeenkomstig de in artikel 5 van Besluit 1999/468/EG (22) bedoelde procedure en in overeenstemming met artikel 7, lid 3, en artikel 8 daarvan worden besloten dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten hun beslissingen moeten beperken of opschorten inzake:

a)

op het tijdstip van het besluit of later ingediende vergunningaanvragen en

b)

het verwerven van deelnemingen van rechtstreekse of middellijke moederondernemingen die onder het recht van het betrokken derde land vallen.

Artikel 5

Richtlijn 91/675/EEG

Richtlijn 91/675/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)   In de titel worden de woorden „Comité voor het verzekeringswezen” vervangen door „Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen”.

2)   Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 2004/9/EG van de Commissie (23) ingestelde Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (hierna „het comité” genoemd).

2.   De voorzitter van het bij Besluit 2004/6/EG van de Commissie (24) ingestelde Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen neemt als waarnemer deel aan de vergaderingen van het comité.

3.   Het comité kan deskundigen en waarnemers uitnodigen om de vergaderingen van het comité bij te wonen.

4.   Het secretariaat van het comité wordt verzorgd door de Commissie.

3)   Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Indien in de besluiten die op het terrein van het directe schadeverzekeringsbedrijf en op dat van het directe levensverzekeringsbedrijf, alsmede op het gebied van herverzekeringen en bedrijfspensioenen worden aangenomen, aan de Commissie bevoegdheden worden verleend ter uitvoering van de daarin gestelde regels, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (25) van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

2.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

4)   De artikelen 3 en 4 worden geschrapt.

Artikel 6

Richtlijn 92/49/EEG

In artikel 40, lid 10, eerste volzin, van Richtlijn 92/49/EEG worden de woorden „legt om de twee jaar aan het Comité voor het verzekeringswezen dat is opgericht bij Richtlijn 91/675/EEG een verslag voor met een overzicht van” vervangen door de woorden „stelt het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen in kennis van”.

Artikel 7

Richtlijn 98/78/EG

Richtlijn 98/78/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)   Artikel 10 bis, lid 3, wordt vervangen door:

„3.

Onverminderd artikel 300, leden 1 en 2, van het Verdrag onderzoekt de Commissie, hierin bijgestaan door het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, het resultaat van de in lid 1 genoemde onderhandelingen en de daaruit voortvloeiende situatie.”.

2)   Artikel 11, lid 5, wordt vervangen door:

„5.

Uiterlijk op 1 januari 2006 brengt de Commissie een verslag uit over de toepassing van deze richtlijn en, zo nodig, over de noodzaak van verdere harmonisatie.”.

Artikel 8

Richtlijn 2002/83/EG

Richtlijn 2002/83/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 46, lid 9, eerste volzin, wordt de zinsnede „De Commissie legt om de twee jaar aan het Comité voor het verzekeringswezen een verslag voor met een overzicht van” vervangen door de woorden „De Commissie stelt het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen in kennis van.”.

2)

Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 58

Informatieverstrekking aan de Commissie door de lidstaten

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten stellen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten in kennis van:

a)

elke vergunningverlening voor een rechtstreekse of middellijke dochteronderneming waarvan één of meer moederondernemingen onder het recht van een derde land vallen.

b)

elke deelneming van een dergelijke moederonderneming in een verzekeringsonderneming van de Gemeenschap waardoor laatstgenoemde de dochteronderneming van eerstgenoemde wordt.

Wanneer een vergunning zoals bedoeld onder a) wordt verleend aan een rechtstreekse of middellijke dochteronderneming van één of meer moederondernemingen die onder het recht van een derde land vallen, wordt de structuur van de groep vermeld in de kennisgeving van de bevoegde autoriteiten aan de Commissie en aan de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten.”.

3)

Artikel 65, lid 1, wordt vervangen door:

„1.

De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 2004/9/EG van de Commissie (26) ingestelde Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen.

(26)  PB L 3 van 7.1.2004, blz. 34.”."

HOOFDSTUK III

WIJZIGING VAN DE RICHTLIJNEN 85/611/EEG EN 2001/34/EG MET BETREKKING TOT HET EFFECTENBEDRIJF

Artikel 9

Richtlijn 85/611/EEG

Richtlijn 85/611/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 6 quater wordt als volgt gewijzigd:

a)

de tweede volzin van lid 9 wordt vervangen door:

„Om de twee jaar brengt de Commissie over deze gevallen verslag uit.”;

b)

de tweede volzin van lid 10 wordt vervangen door:

„Om de twee jaar brengt de Commissie over deze gevallen verslag uit.”.

2)

Artikel 14, lid 6, tweede alinea, wordt geschrapt.

3)

In artikel 21, lid 4, wordt de derde volzin vervangen door:

„Over deze gegevens wordt in het Europees Comité voor het effectenbedrijf van gedachten gewisseld.”.

4)

In artikel 22, lid 4, derde alinea, wordt de vierde volzin vervangen door:

„Over deze mededeling kan in het Europees Comité voor het effectenbedrijf van gedachten worden gewisseld.”.

5)

De titel van afdeling X wordt vervangen door:

„Europees Comité voor het effectenbedrijf”.

6)

Artikel 53 wordt geschrapt.

7)

Artikel 53 bis wordt vervangen door:

Artikel 53 bis

De technische wijzigingen die op de hierna genoemde punten in deze richtlijn moeten worden aangebracht, worden goedgekeurd volgens de in artikel 53 ter, lid 2, bedoelde procedure:

a)

verduidelijking van de definities om overal in de Gemeenschap een eenvormige toepassing van de richtlijn te waarborgen,

b)

aanpassing van de terminologie en formulering van de definities aan latere voorschriften inzake icbe's en aanverwante zaken.”.

8)

Het volgende artikel wordt toegevoegd:

Artikel 53 ter

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 2001/528/EG van de Commissie (27) ingestelde Europees Comité voor het effectenbedrijf (hierna „het comité” genoemd).

Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG (28) van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

(27)  PB L 191 van 13.7.2001, blz. 45. Besluit gewijzigd bij Besluit 2004/8/EG (PB L 3 van 7.1.2004, blz. 33)."

(28)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.”"

Artikel 10

Richtlijn 2001/34/EG

Richtlijn 2001/34/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 108 wordt geschrapt.

2)

Artikel 109 wordt gewijzigd als volgt:

„Artikel 109

1.   Met het oog op de aanpassing, in verband met de eisen van de economische situatie, van het minimumbedrag van de te verwachten beurswaarde, genoemd in artikel 43, lid 1, legt de Commissie aan het Europees Comité voor het effectenbedrijf, ingesteld bij Besluit 2001/528/EG van de Commissie (29) een ontwerp van de te nemen maatregelen voor.

Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (30) van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden vastgesteld.

3.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

(29)  PB L 191 van 13.7.2001, blz. 45. Besluit gewijzigd bij Besluit 2004/8/EG (PB L 3 van 7.1.2004, blz. 33."

(30)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.”"

HOOFDSTUK IV

WIJZIGING VAN RICHTLIJN 2002/87/EG BETREFFENDE FINANCIËLE CONGLOMERATEN

Artikel 11

Richtlijn 2002/87/EG

Artikel 19, lid 2, van Richtlijn 2002/87/EG wordt vervangen door:

„2.

Onverminderd artikel 300, leden 1 en 2, van het Verdrag onderzoekt de Commissie met het Europees Comité voor het bankwezen, het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en het Comité voor financiële conglomeraten het resultaat van de in lid 1 bedoelde onderhandelingen en de daaruit voortvloeiende situatie.”.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 12

Uitvoeringsmaatregelen

1.   De volgens de procedure van de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG en met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 daarvan goedgekeurde uitvoeringsmaatregelen laten de wezenlijke bepalingen van de richtlijnen onverlet.

2.   De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op drie maanden.

3.   Indien de in het Verdrag vastgestelde voorwaarden voor de uitoefening van aan de Commissie toegekende uitvoeringsbevoegdheden worden gewijzigd, beziet de Commissie deze richtlijn opnieuw en stelt zij indien nodig wijzigingen voor. Zij doet dit in elk geval uiterlijk op 31 december 2007.

Artikel 13

Omzetting

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 13 mei 2005 aan deze richtlijn te voldoen.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 15

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 9 maart 2005.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. P. BORRELL FONTELLES

Voor de Raad

De voorzitter

N. SCHMIT


(1)  PB C 112 van 30.4.2004, blz. 21.

(2)  PB C 58 van 6.3.2004, blz. 23.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 31 maart 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 11 mei 2004.

(4)  PB L 191 van 13.7.2001, blz. 43.

(5)  PB L 191 van 13.7.2001, blz. 45. Besluit gewijzigd bij Besluit 2004/8/EG (PB L 3 van 7.1.2004, blz. 33).

(6)  PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(7)  PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).

(8)  PB L 374 van 31.12.1991, blz. 32. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(9)  PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1).

(10)  PB L 141 van 11.6.1993, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/39/EG.

(11)  PB L 135 van 31.5.1994, blz. 5. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(12)  PB L 330 van 5.12.1998, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2002/87/EG.

(13)  PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/69/EG van de Commissie (PB L 125 van 28.4.2004, blz. 44).

(14)  PB L 184 van 6.7.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/109/EG (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38).

(15)  PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2004/66/EG van de Raad (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35).

(16)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(17)  PB L 3 van 7.1.2004, blz. 36.

(18)  PB L 3 van 7.1.2004, blz. 28.

(19)  PB L 3 van 7.1.2004, blz. 34.

(20)  PB L 96 van 12.4.2003, blz. 16.


Top