EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R1756

Verordening (EG) nr. 1756/2004 van de Commissie van 11 oktober 2004 tot vaststelling van de gedetailleerde voorwaarden inzake de vereiste aanwijzingen en de criteria inzake type en niveau van de beperking van de fytosanitaire controles op bepaalde in bijlage V, deel B, van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen

OJ L 313, 12.10.2004, p. 6–9 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
OJ L 183M, 5.7.2006, p. 247–250 (MT)
Special edition in Bulgarian: Chapter 03 Volume 060 P. 75 - 79
Special edition in Romanian: Chapter 03 Volume 060 P. 75 - 79
Special edition in Croatian: Chapter 03 Volume 054 P. 63 - 66

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 13/12/2022; opgeheven door 32022R2389

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/1756/oj

12.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/6


VERORDENING (EG) Nr. 1756/2004 VAN DE COMMISSIE

van 11 oktober 2004

tot vaststelling van de gedetailleerde voorwaarden inzake de vereiste aanwijzingen en de criteria inzake type en niveau van de beperking van de fytosanitaire controles op bepaalde in bijlage V, deel B, van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 13 bis, lid 5, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit hoofde van Richtlijn 2000/29/EG moeten alle zendingen van in bijlage V, deel B, opgesomde planten, plantaardige producten of materialen in principe identiteits- en fytosanitaire controles ondergaan voordat zij in de Gemeenschap mogen worden binnengebracht.

(2)

Teneinde de fytosanitaire controles minder vaak te laten verrichten, is het nodig gedetailleerde voorwaarden op te stellen betreffende aanwijzingen, zoals bedoeld in artikel 13 bis, lid 2, van Richtlijn 2000/29/EG, dat de in bijlage V, deel B, van de richtlijn genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen die de Gemeenschap worden binnengebracht aan de in de richtlijn vastgestelde voorwaarden voldoen.

(3)

Aangezien planten bestemd voor opplant en planten, plantaardige producten en andere materialen onderworpen aan maatregelen uit hoofde van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 2000/29/EG een aanzienlijk risico van binnenbrengen van voor planten of plantaardige producten schadelijke organismen inhouden, mag deze vermindering niet op hen van toepassing zijn.

(4)

Specifieke voorwaarden worden vastgesteld voor planten, plantaardige producten of andere materialen onderworpen aan vergunningen voor invoer in de Gemeenschap in het kader van een afwijking overeenkomstig de bepalingen van artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG. Derhalve mogen voornoemde planten, plantaardige producten en andere materialen niet minder vaak aan fytosanitaire controles worden onderworpen.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze verordening is van toepassing op de fytosanitaire controles bedoeld in artikel 13 bis, lid 1, onder b), iii), van Richtlijn 2000/29/EG betreffende de in bijlage V, deel B, van Richtlijn 2000/29/EG genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen, van herkomst uit een bepaald land, grondgebied of deel daarvan (hierna „betrokken producten” genoemd), met uitzondering van:

a)

planten, bestemd voor opplant;

b)

planten, plantaardige producten of andere materialen onderworpen aan vergunningen voor invoer in de Gemeenschap overeenkomstig de bepalingen van artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG;

c)

planten, plantaardige producten of andere materialen onderworpen aan tijdelijke maatregelen overeenkomstig de bepalingen van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 2000/29/EG;

d)

planten, plantaardige producten of andere materialen die staan vermeld in de lijst, opgesteld overeenkomstig artikel 13 bis, lid 5, onder b), van Richtlijn 2000/29/EG.

Artikel 2

1.   Elke lidstaat kan bij de Commissie een aanvraag indienen om één van de betrokken producten minder vaak aan fytosanitaire controles te onderwerpen. De aanvraag dient de in bijlage I vermelde gegevens te bevatten.

2.   De Commissie stelt, met inachtneming van de in artikel 3 vermelde voorwaarden en de in artikel 4 vermelde criteria, een lijst op van betrokken producten waarvoor fytosanitaire controles minder vaak mogen worden uitgevoerd, en stelt de verminderde frequentie vast.

3.   De Commissie maakt deze lijst na overleg met het in artikel 18 van Richtlijn 2000/29/EG bedoelde comité bekend.

Artikel 3

Het betrokken product mag minder vaak aan fytosanitaire controles worden onderworpen op voorwaarde dat:

a)

het gemiddelde aantal zendingen over een periode van drie jaar van het betrokken product dat jaarlijks de Gemeenschap wordt binnengebracht minstens 200 bedraagt, en

b)

het minimale aantal zendingen van het betrokken product waarvoor in de afgelopen drie jaren controles zijn uitgevoerd minstens 600 bedraagt, en

c)

het aantal zendingen van het betrokken product dat, per jaar, besmet is bevonden met de in bijlage I, onder e), genoemde schadelijke organismen minder dan 1% van het totale aantal in de Gemeenschap ingevoerde zendingen van het voornoemde betrokken product bedraagt, en

d)

de aanvraag voor de betrokken producten, als bedoeld in artikel 2, lid 1, bij de Commissie beschikbaar is.

Artikel 4

1.   De in artikel 2, lid 2, bedoelde verminderde frequentie dient op de volgende criteria te zijn gebaseerd:

a)

het aantal zendingen van het betrokken product waarin schadelijke organismen uit de in bijlage I, onder e), bedoelde lijst zijn vastgesteld;

b)

de geschatte mobiliteit van de schadelijke organismen uit de in bijlage I, onder e), bedoelde lijst in het meest mobiele stadium waarin het organisme zich op de relevante plant of het relevante plantaardige product kan ontwikkelen;

c)

het aantal zendingen van de betrokken producten waarop een fytosanitaire controle is uitgevoerd;

d)

andere relevante factoren voor de bepaling van het fytosanitaire risico van de betrokken handel.

2.   Het type van de verminderde frequentie wordt uitgedrukt als het minimumpercentage van de fytosanitaire controles die door de lidstaten op de betrokken producten mogen worden uitgevoerd. Dit minimumpercentage is voor elke lidstaat van toepassing op alle uit de betrokken producten bestaande zendingen die op zijn grondgebied worden ingevoerd.

Artikel 5

1.   Onverminderd het bepaalde in artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG leggen de invoerende lidstaten met het oog op monitoring van de invoer van de betrokken producten waarvoor fytosanitaire controles overeenkomstig deze verordening worden uitgevoerd de Commissie en de overige lidstaten elk jaar uiterlijk op 31 maart de in bijlage II vermelde gegevens voor.

2.   Op basis van deze gegevens en overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 3 en 4 stelt de Commissie een verslag op en beoordeelt zij of en met welke frequentie fytosanitaire controles voor de betrokken producten overeenkomstig deze verordening ook in de toekomst minder vaak mogen worden uitgevoerd.

3.   Als 1 % van het totale aantal ingevoerde zendingen, bestaande uit het betrokken product en onderworpen aan een verminderde frequentie overeenkomstig deze verordening, besmet bevonden is met een van de in de bijlagen I of II bij Richtlijn 2000/29/EG vermelde organismen, wordt het relevante betrokken product niet langer beschouwd als een product waarvoor fytosanitaire controles minder vaak mogen worden uitgevoerd.

Artikel 6

Indien op basis van de in artikel 5, lid 2, bedoelde beoordeling of de in artikel 5, lid 3, bedoelde beschouwing of uit recentere kennisgevingen van onderscheppingen in de lidstaten blijkt dat het betrokken product niet langer aan de bepalingen van artikel 3 voldoet, wijzigt de Commissie de lijst van betrokken producten waarvoor fytosanitaire controles minder vaak mogen worden uitgevoerd, en maakt zij deze wijziging bekend.

Artikel 7

Deze verordening wordt uiterlijk op 1 januari 2007 opnieuw bezien.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 oktober 2004.

Voor de Commissie

David BYRNE

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/70/EG van de Commissie (PB L 127 van 29.4.2004, blz. 97).


BIJLAGE I

In de in artikel 2 bedoelde gegevens dienen het volgende te omvatten:

a)

een omschrijving van de betrokken producten;

b)

de herkomst van de betrokken producten;

c)

de lijst van lidstaten die het betrokken product invoeren;

d)

het volume van de invoer in de Gemeenschap van de betrokken producten, uitgedrukt als aantal zendingen en gewicht of stuks of eenheden;

e)

de lijst van de in bijlage I of II bij Richtlijn 2000/29/EG bedoelde schadelijke organismen die op het betrokken product kunnen voorkomen;

f)

het aantal zendingen van het betrokken product waarin de onder e) bedoelde schadelijke organismen zijn aangetroffen;

g)

de geschatte mobiliteit van de onder e) bedoelde schadelijke organismen in het meest mobiele stadium waarin het organisme zich op de relevante plant of het relevante plantaardige product kan ontwikkelen;

h)

het aantal zendingen van het betrokken product dat is onderschept om andere redenen dan de aanwezigheid van de onder e) bedoelde schadelijke organismen;

i)

het aantal zendingen van de betrokken producten waarop een fytosanitaire controle is uitgevoerd.

Voor de onder d), f), h) en i), bedoelde informatie dient het dossier gegevens te verstrekken over een periode van minimaal drie jaar voorafgaand aan het jaar waarin het wordt ingediend.


BIJLAGE II

In de in artikel 5, lid 1, bedoelde gegevens moeten voor elk van de betrokken producten het volgende omvatten:

a)

het totale aantal ingevoerde zendingen;

b)

het totale aantal gecontroleerde zendingen;

c)

het totale aantal en de gedetailleerde gegevens van de onderscheppingen van in bijlage I of II bij Richtlijn 2000/29/EG genoemde schadelijke organismen in verhouding tot de overeenkomstig deze richtlijn ingevoerde zendingen;

d)

het totale aantal zendingen van de betrokken producten dat is onderschept om andere redenen dan de aanwezigheid van de onder c), bedoelde schadelijke organismen, en de gedetailleerde gegevens hierover.


Top