EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003R0782

Verordening (EG) nr. 782/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 14 april 2003 houdende een verbod op organische tinverbindingen op schepen

OJ L 115, 9.5.2003, p. 1–11 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 07 Volume 007 P. 266 - 276
Special edition in Estonian: Chapter 07 Volume 007 P. 266 - 276
Special edition in Latvian: Chapter 07 Volume 007 P. 266 - 276
Special edition in Lithuanian: Chapter 07 Volume 007 P. 266 - 276
Special edition in Hungarian Chapter 07 Volume 007 P. 266 - 276
Special edition in Maltese: Chapter 07 Volume 007 P. 266 - 276
Special edition in Polish: Chapter 07 Volume 007 P. 266 - 276
Special edition in Slovak: Chapter 07 Volume 007 P. 266 - 276
Special edition in Slovene: Chapter 07 Volume 007 P. 266 - 276
Special edition in Bulgarian: Chapter 07 Volume 011 P. 116 - 126
Special edition in Romanian: Chapter 07 Volume 011 P. 116 - 126
Special edition in Croatian: Chapter 07 Volume 008 P. 58 - 68

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 20/04/2009

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2003/782/oj

32003R0782

Verordening (EG) nr. 782/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 14 april 2003 houdende een verbod op organische tinverbindingen op schepen

Publicatieblad Nr. L 115 van 09/05/2003 blz. 0001 - 0011


Verordening (EG) nr. 782/2003 van het Europees Parlement en de Raad

van 14 april 2003

houdende een verbod op organische tinverbindingen op schepen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Commissie is ernstig bezorgd over de schadelijke milieueffecten van organische tinverbindingen die als aangroeiwerende systemen op schepen worden gebruikt, met name tributyltin (TBT)-verven.

(2) Een Internationale Conventie inzake de controle op schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen (AFS-Conventie) is op 5 oktober 2001 tijdens een onder auspiciën van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) gehouden diplomatieke conferentie (AFS-conferentie) aangenomen waar de lidstaten van de Gemeenschap waren vertegenwoordigd.

(3) De AFS-Conventie is een kaderovereenkomst die het mogelijk maakt schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen te verbieden, overeenkomstig duidelijk omschreven procedures en rekening houdend met het voorzorgsbeginsel dat is opgenomen in de Verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling.

(4) De AFS-Conventie verbiedt in dit stadium alleen de toepassing van organische tinverbindingen op schepen.

(5) De AFS-Conventie voorziet in vaste toepassingsdata: 1 januari 2003 voor het verbod op de toepassing van organische tinverbindingen op schepen en 1 januari 2008 voor het verbod op de aanwezigheid van actieve organische tinverbindingen op schepen.

(6) De AFS-Conventie treedt pas in werking twaalf maanden na bekrachtiging daarvan door ten minste 25 staten die samen ten minste 25 % van de wereldtonnage vertegenwoordigen.

(7) De lidstaten dienen de AFS-Conventie zo spoedig mogelijk te bekrachtigen.

(8) De lidstaten dienen optimale omstandigheden te worden geboden voor een spoedige bekrachtiging van de AFS-Conventie en eventuele obstakels, die een belemmering voor de bekrachtiging kunnen vormen, dienen te worden weggenomen.

(9) De ASF-conferentie was zich ervan bewust dat de resterende tijd tot 1 januari 2003 mogelijk ontoereikend zou zijn voor de inwerkingtreding van de AFS-Conventie op die datum, en wenste dat het gebruik van organische tinverbindingen in de scheepvaart daadwerkelijk zou worden beëindigd per 1 januari 2003; daarom heeft zij in resolutie nr. 1 van de AFS-Conferentie de lidstaten van de IMO verzocht hun uiterste best te doen om er zich zo snel mogelijk op voor te bereiden de Conventie ten uitvoer te leggen, en heeft zij er bij de industrie op aangedrongen zich vanaf die datum van de marketing, verkoop en toepassing van organische tinverbindingen te onthouden.

(10) Als een onmiddellijk uitvloeisel van de AFS-Conventie heeft de Commissie Richtlijn 2002/62/EG van 9 juli 2002 tot negende aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (organische tinverbindingen)(4) vastgesteld met het doel per 1 januari 2003 het op de markt brengen en gebruik van organische tinverbindingen in aangroeiwerende verven voor alle schepen, ongeacht de lengte daarvan, te verbieden.

(11) In het licht van resolutie nr. 1 van de AFS-Conferentie zijn bijkomende stappen noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging van maatregelen inzake organische tinverbindingen die moeten zorgen voor een algemeen verbod op het gebruik van TBT-verven op schepen in de hele Gemeenschap en de aangrenzende zeeën op de in de AFS-Conventie vastgestelde data.

(12) Een verordening is in dit geval het passende juridische instrument, aangezien daardoor rechtstreeks en op korte termijn aan reders en lidstaten nauwkeurige eisen kunnen worden opgelegd waaraan in de hele Gemeenschap op hetzelfde tijdstip en op dezelfde wijze moet worden voldaan. Deze verordening, die er alleen op gericht dient te zijn een verbod op organische tinverbindingen in te stellen, mag geen duplicatie van de AFS-Conventie zijn.

(13) Deze verordening dient de beperkingen inzake het op de markt brengen en gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (organische tinverbindingen), zoals vastgelegd in Richtlijn 76/769/EEG(5), onverlet te laten.

(14) Op communautair niveau mag geen onzekerheid over een totaal verbod op actieve TBT-verven worden geaccepteerd; de mondiale scheepvaartsector, die het onderhoud van zijn schepen moet plannen, moet er duidelijk en bijtijds van in kennis worden gesteld dat vanaf 1 januari 2008 schepen waarvan de romp met actieve TBT-verf is behandeld, niet langer in communautaire havens zullen worden toegelaten.

(15) Voor derde landen, met name landen die niet kunnen profiteren van de toegevoegde waarde van een supranationale regeling, kan het via hun nationale wetgeving opleggen van een verbod op de toepassing van TBT-verven op hun schepen met ingang van de dag waarop het verbod uit hoofde van deze verordening in werking treedt juridisch-technische problemen opleveren. De toepassing van het in deze verordening vervatte verbod op het gebruik van TBT-verven dient bijgevolg te worden opgeschort voor onder de vlag van een derde land varende schepen gedurende een interimperiode die aanvangt op 1 juli 2003 en die afloopt op de datum van inwerkingtreding van de AFS-Conventie.

(16) Vlaggenstaten die het gebruik van TBT-verven op hun schepen hebben verboden, hebben er economisch belang bij ervoor te zorgen dat de AFS-Conventie zo spoedig mogelijk in werking treedt, teneinde wereldwijd dezelfde spelregels voor alle partijen te waarborgen. Deze verordening, waarbij voor alle schepen die de vlag van een lidstaat voeren het gebruik van TBT-verven op zo kort mogelijke termijn wordt verboden, moet fungeren als een extra stimulans voor vlaggenstaten om de AFS-Conventie te bekrachtigen.

(17) De in deze verordening opgenomen definities en voorschriften dienen zo veel mogelijk gebaseerd te zijn op die van de AFS-Conventie.

(18) Deze verordening geldt ook voor onder het gezag van een lidstaat opererende schepen, om te waarborgen dat ook offshore platforms onder de toepassing daarvan vallen. Zij dient niet van toepassing te zijn op oorlogsschepen of andere onder de overheid ressorterende schepen, aangezien de AFS-Conventie in een adequate regeling voor deze schepen voorziet.

(19) De instelling van een verbod op het gebruik van actieve TBT-verven op alle schepen die met ingang van 1 juli 2003 gerechtigd zijn tot het voeren van de vlag van een lidstaat en waarvan het aangroeiwerende systeem na bovengenoemde datum is aangebracht, gewijzigd of vervangen, moet een stimulans vormen voor de scheepvaartsector om uitvoering te geven aan de in resolutie nr. 1 van de AFS-Conferentie vervatte aanbeveling.

(20) Het is passend dezelfde keurings- en certificatieregeling vast te stellen als die welke is opgenomen in de AFS-Conventie. Krachtens deze verordening zouden alle schepen met een brutotonnage vanaf 400 ton, ongeacht de route waarop zij worden ingezet, moeten worden gekeurd, terwijl schepen met een lengte van 24 meter of meer en een brutotonnage van minder dan 400 ton alleen in het bezit zouden moeten zijn van een verklaring van overeenstemming met deze verordening of de AFS-Conventie. De Gemeenschap dient het recht te hebben om indien nodig in een later stadium een geharmoniseerde keuringsregeling voor deze schepen in te voeren.

(21) Voor schepen met een lengte van minder dan 24 meter hoeft niet in een specifieke keuring of verklaring te worden voorzien, aangezien voor deze schepen, hoofdzakelijk plezier- en vissersvaartuigen, Richtlijn 76/769/EEG in een adequate regeling voorziet.

(22) Overeenkomstig deze verordening afgegeven certificaten en documenten, alsook door de partijen bij de AFS-Conventie afgegeven AFS-certificaten en AFS-verklaringen dienen te worden erkend.

(23) Indien de AFS-Conventie op 1 januari 2007 nog niet in werking is getreden, moet het de Commissie mogelijk worden gemaakt passende maatregelen te treffen om onder de vlag van een derde staat varende schepen in staat te stellen aan te tonen dat zij deze verordening naleven, alsook om voor toezicht op de toepassing van deze bepalingen te zorgen.

(24) De meeste geschikte regeling voor toezicht op de naleving van het verbod op het gebruik van TBT-verven op schepen en van de voorschriften van de AFS-Conventie is die welke is opgenomen in Richtlijn 95/21/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruikmaken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole)(6), en te zijner tijd dienen wijzigingen in die richtlijn te worden aangebracht. Gezien de specifieke werkingssfeer van deze richtlijn, dienen tijdens de interimperiode gelijkwaardige bepalingen te worden toegepast op onder de vlag van een lidstaat varende schepen.

(25) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7).

(26) Om een evaluatie van de verwezenlijking van het doel van deze verordening mogelijk te maken dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen en zij dient indien nodig passende wijzigingen in de verordening voor te stellen.

(27) De inwerkingtreding van deze verordening moet zodanig verlopen dat een daadwerkelijk verbod op organische tinverbindingen op schepen op zo kort mogelijke termijn mogelijk wordt gemaakt,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel

Doel van deze verordening is het beperken of wegnemen van schadelijke gevolgen voor het mariene milieu en de volksgezondheid van organische tinverbindingen die fungeren als actieve biociden in aangroeiwerende systemen gebruikt op schepen die de vlag voeren of onder het gezag opereren van een lidstaat, alsook op schepen die, ongeacht de vlag die zij voeren, naar en van havens in de lidstaten varen.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1. "aangroeiwerend systeem": een toplaag, verf, oppervlaktebehandeling, oppervlak of inrichting die op een schip wordt gebruikt om het aangroeien van ongewenste organismen onder controle te houden of te voorkomen;

2. "brutotonnage": de brutotonnage die is berekend overeenkomstig de voorschriften voor tonnagemeting van bijlage I bij het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, 1969, of daaropvolgende overeenkomsten;

3. "lengte": de lengte als omschreven in de Internationale Conventie over laadlijnen, 1966, zoals gewijzigd bij het daarop betrekking hebbende protocol van 1988, of daaropvolgende overeenkomsten;

4. "schip": een vaartuig, ongeacht het type, dat in het mariene milieu opereert; onder deze term zijn begrepen draagvleugelboten, luchtkussenvaartuigen, onderwatervaartuigen, drijvende vaartuigen, vaste dan wel drijvende platforms, FSU's (floating storage units - drijvende opslageenheden) en FPSO's (floating production storage and off-loading units - drijvende productie-, opslag- en verladingseenheden);

5. "AFS-Conventie": de Internationale Conventie inzake controle op schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen, die op 5 oktober 2001 is vastgesteld, ongeacht of deze al dan niet in werking is getreden;

6. "erkende organisatie": een overeenkomstig Richtlijn 94/57/EG van de Raad van 22 november 1994 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties(8) erkende instantie;

7. "AFS-certificaat": het overeenkomstig bijlage 4 bij de AFS-Conventie aan schepen afgegeven certificaat of, gedurende de overgangsperiode, een certificaat dat overeenkomstig het model van bijlage II bij deze verordening is afgegeven door de bevoegde instantie van een lidstaat of een namens deze optredende erkende organisatie;

8. "AFS-verklaring": een overeenkomstig bijlage 4 bij de AFS-Conventie opgestelde verklaring of, gedurende de overgangsperiode, een door de eigenaar of diens gevolmachtigde ondertekende verklaring, opgesteld volgens het model van bijlage III bij deze verordening;

9. "AFS-verklaring van overeenstemming": een namens de overheid van een lidstaat door een erkende organisatie afgegeven document waarin overeenstemming met bijlage 1 bij de AFS-Conventie wordt bevestigd;

10. "interimperiode": de periode die ingaat op 1 juli 2003 en eindigt op de datum van inwerkingtreding van de AFS-Conventie.

Artikel 3

Werkingssfeer

1. Deze verordening is van toepassing op:

a) schepen die de vlag van een lidstaat voeren;

b) schepen die niet de vlag van een lidstaat voeren maar onder het gezag van een lidstaat opereren, en

c) schepen die een haven of offshore terminal van een lidstaat aandoen, maar niet onder a) of b) vallen.

2. Deze verordening is niet van toepassing op oorlogschepen, marinehulpschepen van de marine en andere schepen in eigendom of onder beheer van een staat die uitsluitend voor een niet-commerciële overheidsdienst worden gebruikt.

Artikel 4

Verbod op het gebruik van als biociden fungerende organische tinverbindingen

Met ingang van 1 juli 2003 worden organische tinverbindingen die fungeren als biociden in aangroeiwerende systemen niet of niet meer op schepen gebruikt.

Tijdens de interimperiode geldt deze bepaling echter alleen voor schepen als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a) of b).

Artikel 5

Verbod op de aanwezigheid van als biociden fungerende organische tinverbindingen

1. Op de romp of de externe delen en oppervlakken van schepen die met ingang van 1 juli 2003 gerechtigd zijn de vlag van een lidstaat te voeren, en waarvan het aangroeiwerend systeem na bovengenoemde datum is aangebracht, gewijzigd of vervangen, mogen geen organische tinverbindingen die fungeren als biociden in het aangroeiwerende systeem voorkomen, tenzij daarop een toplaag is aangebracht die voorkomt dat deze verbindingen vrijkomen uit het onderliggende niet-conforme aangroeiwerende systeem.

2. Met ingang van 1 januari 2008 mogen op de romp of de externe delen en oppervlakken van de in artikel 3, lid 1, bedoelde schepen geen organische tinverbindingen die fungeren als biociden in het aangroeiwerende systeem voorkomen, tenzij daarop een toplaag is aangebracht die voorkomt dat dergelijke verbindingen vrijkomen uit het onderliggende niet-conforme aangroeiwerende systeem.

3. Lid 1 en lid 2 is niet van toepassing op vaste en drijvende platforms, FSU's en FPSO's die vóór 1 juli 2003 zijn gebouwd en niet op of na die datum in het droogdok zijn geweest.

Artikel 6

Keuring en certificatie

1. De volgende bepalingen zijn van toepassing voor de keuring en certificatie van schepen die de vlag van een lidstaat voeren:

a) Schepen met een brutotonnage van 400 ton en meer, met uitzondering van vaste of drijvende platforms, FSU's en FPSO's worden op 1 juli 2003 gekeurd en gecertificeerd overeenkomstig de voorschriften van bijlage I, en wel vóórdat het schip voor het eerst in gebruik wordt genomen of de aangroeiwerende systemen worden gewijzigd of vervangen.

b) Schepen met een lengte van 24 m of meer, maar met een brutotonnage van minder dan 400 ton, met uitzondering van vaste of drijvende platforms, FSU's en FPSO's, moeten in het bezit zijn van een AFS-verklaring als bewijs van overeenstemming met de artikelen 4 en 5.

Indien nodig kan de Commissie volgens de procedure van artikel 9, lid 2, voor deze schepen een geharmoniseerde keurings- en certificatieregeling vaststellen.

c) De lidstaten kunnende passende maatregelen treffen voor schepen die niet onder a) en b) vallen om ervoor te zorgen dat deze verordening wordt nageleefd.

2. De volgende bepalingen zijn van toepassing voor de erkenning van certificaten, verklaringen en verklaringen van overeenstemming:

a) Met ingang van 1 juli 2003 erkennen de lidstaten elk AFS-certificaat.

b) Tot een jaar na de onder a) vermelde datum erkennen de lidstaten elke AFS-verklaring van overeenstemming.

c) Met ingang van 1 juli 2003 erkennen de lidstaten elke AFS-verklaring.

Deze verklaringen dienen vergezeld te gaan van de bijbehorende documentatie (zoals een ontvangstbewijs voor verf of een factuur van een bedrijf) of de nodige gegevens ter staving te bevatten.

3. Indien de AFS-Conventie op 1 januari 2007 nog niet in werking is getreden, treft de Commissie volgens de procedure van artikel 9, lid 2, passende maatregelen om onder de vlag van een derde land varende schepen in staat te stellen aan te tonen dat zij artikel 5 naleven.

Artikel 7

Havenstaatcontrole

Tijdens de interimperiode passen de lidstaten controlebepalingen toe die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn vastgesteld in Richtlijn 95/21/EG ten aanzien van schepen met een brutotonnage van 400 ton en meer die de vlag van een lidstaat voeren. Wat betreft inspecties en opsporing van overtredingen gaan de lidstaten uit van de bepalingen van artikel 11 van de AFS-Conventie.

Indien de AFS-Conventie op 1 januari 2007 nog niet in werking is getreden, stelt de Commissie volgens de procedure van artikel 9, lid 2, passende procedures voor deze controles vast.

Artikel 8

Aanpassingen

Teneinde rekening te houden met de ontwikkelingen op internationaal niveau en met name binnen de IMO, of de doeltreffendheid van deze verordening in het licht van de opgedane ervaring te verbeteren, kunnen de verwijzingen naar de AFS-Conventie, het AFS-certificaat, de AFS-verklaring en de AFS-verklaring van overeenstemming en/of de bijlagen bij deze verordening, met inbegrip van de relevante IMO-richtsnoeren ten aanzien van artikel 11 van de AFS-Conventie, worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 9, lid 2.

Artikel 9

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende het comité maritieme veiligheid en houdende wijziging van de verordeningen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen(9) ingestelde Comité voor veiligheid op zee en preventie van scheepsvervuiling, hierna "het comité" te noemen.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 daarvan.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt op drie maanden vastgesteld.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 10

Evaluatie

Uiterlijk op 10 mei 2004 brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de voortgang van de bekrachtiging van de AFS-Conventie en verstrekt zij informatie over de mate waarin organische tinverbindingen die fungeren als biociden in aangroeiwerende systemen op schepen nog steeds worden gebruikt op niet onder de vlag van een lidstaat varende schepen die naar of van havens van de Gemeenschap varen. In het licht van dit verslag kan de Commissie indien nodig wijzigingen voorstellen voor die sneller moeten leiden tot een vermindering van de bijdrage van niet onder de vlag van een lidstaat varende schepen aan de aanwezigheid van schadelijke aangroeiwerende verbindingen in de wateren die onder de jurisdictie van lidstaten vallen.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 14 april 2003.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

De Raad

De voorzitter

A. Giannitsis

(1) PB C 262 E van 29.10.2002, blz. 492.

(2) Advies van 11 december 2002 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3) Advies van het Europees Parlement van 20 november 2002 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), en besluit van de Raad van 17 maart 2003.

(4) PB L 183 van 12.7.2002, blz. 58.

(5) PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/3/EG van de Commissie (PB L 4 van 9.1.2003, blz. 12).

(6) PB L 157 van 7.7.1995, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/84/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 53).

(7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(8) PB L 319 van 12.12.1994, blz. 20. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/84/EG van het Europees Parlement en de Raad.

(9) PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1.

BIJLAGE I

Keurings- en certificatie-eisen voor aangroeiwerende systemen op schepen die de vlag van een lidstaat voeren

1. Keuringen

1.1. Schepen met een brutotonnage van 400 ton en meer, met uitzondering van vaste of drijvende platforms, FSU's en FPSO's, moeten met ingang van 1 juli 2003 worden onderworpen aan de volgende keuringen:

a) een eerste keuring vóór de inbedrijfstelling van het schip of wanneer het schip voor het eerst in een droogdok is voor het aanbrengen van een aangroeiwerend systeem, en

b) een keuring wanneer het aangroeiwerende systeem wordt gewijzigd of vervangen. Op grond van die keuringen wordt een bevestiging gevoegd bij het in punt 2.1 bedoelde certificaat.

1.2. Met de keuring moet worden nagegaan of het aangroeiwerende systeem van het schip volledig in overeenstemming is met de artikelen 4 en 5.

1.3. Keuringen moeten worden uitgevoerd door ambtenaren die daartoe gemachtigd zijn door de overheid van de betrokken lidstaat, een andere lidstaat of een partij bij de AFS-Conventie, dan wel door een keurmeester die daartoe is aangesteld door een van die overheden of door een namens de betrokken overheid optredende erkende organisatie.

1.4. Tenzij anders bepaald in deze verordening nemen de lidstaten bij de in punt 1.1 bedoelde keuringen de voorschriften van bijlage 4 bij de AFS-Conventie in acht, alsook de richtsnoeren voor keuringen en certifiëring van aangroeiwerende middelen op schepen, die gehecht zijn aan resolutie MEPC 101(48), die op 11 oktober 2002 is aangenomen door het Comité voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO.

2. Certificatie

2.1. Na voltooiing van een in punt 1.1, onder a) of b), bedoelde keuring, geeft een lidstaat die nog geen partij is bij de AFS-Conventie een certificaat volgens het model in bijlage II af. Een lidstaat die partij is bij de AFS-Conventie geeft een AFS-certificaat af.

2.2. Een lidstaat kan een AFS-verklaring van overeenstemming accepteren als bewijs van overeenstemming met de voorschriften van de artikelen 4 en 5. Een certificaat als bedoeld in punt 2.1 moet uiterlijk een jaar na de datum vermeld in punt 1.1 deze AFS-verklaring vervangen.

2.3. De lidstaten eisen dat een schip als bedoeld in punt 1.1 in het bezit is van een overeenkomstig punt 2.1 afgegeven certificaat.

2.4. Met het oog op het in punt 2.1 bedoelde certificaat volgen de lidstaten de voorschriften van bijlage 4 van de AFS-Conventie op.

BIJLAGE II

>PIC FILE= "L_2003115NL.000702.TIF">

>PIC FILE= "L_2003115NL.000801.TIF">

>PIC FILE= "L_2003115NL.000901.TIF">

>PIC FILE= "L_2003115NL.001001.TIF">

BIJLAGE III

>PIC FILE= "L_2003115NL.001102.TIF">

Top