EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001R1091

Verordening (EG) nr. 1091/2001 van de Raad van 28 mei 2001 inzake vrij verkeer met een visum voor verblijf van langere duur

OJ L 150, 6.6.2001, p. 4–5 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 19 Volume 004 P. 113 - 114
Special edition in Estonian: Chapter 19 Volume 004 P. 113 - 114
Special edition in Latvian: Chapter 19 Volume 004 P. 113 - 114
Special edition in Lithuanian: Chapter 19 Volume 004 P. 113 - 114
Special edition in Hungarian Chapter 19 Volume 004 P. 113 - 114
Special edition in Maltese: Chapter 19 Volume 004 P. 113 - 114
Special edition in Polish: Chapter 19 Volume 004 P. 113 - 114
Special edition in Slovak: Chapter 19 Volume 004 P. 113 - 114
Special edition in Slovene: Chapter 19 Volume 004 P. 113 - 114
Special edition in Bulgarian: Chapter 19 Volume 003 P. 130 - 131
Special edition in Romanian: Chapter 19 Volume 003 P. 130 - 131

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 04/04/2010; opgeheven door 32009R0810

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/1091/oj

32001R1091

Verordening (EG) nr. 1091/2001 van de Raad van 28 mei 2001 inzake vrij verkeer met een visum voor verblijf van langere duur

Publicatieblad Nr. L 150 van 06/06/2001 blz. 0004 - 0005


Verordening (EG) nr. 1091/2001 van de Raad

van 28 mei 2001

inzake vrij verkeer met een visum voor verblijf van langere duur

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 62, punt 2), onder b), ii), en artikel 63, punt 3), onder a),

Gezien het initiatief van de Franse Republiek(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Er kan een bepaalde tijd liggen tussen het tijdstip waarop een persoon, houder van een door een lidstaat afgegeven nationaal visum voor verblijf van langere duur, op het grondgebied van deze staat binnenkomt, en het tijdstip waarop deze persoon een verblijfstitel ontvangt waarmee hij zich vrij op het grondgebied van de overige lidstaten mag verplaatsen.

(2) Het is dienstig het vrije verkeer te vergemakkelijken van houders van een nationaal visum voor verblijf van langere duur die in afwachting zijn van hun verblijfstitel, door te bepalen dat dit visum, waarvan de houder thans slechts eenmaal over het grondgebied van de overige lidstaten mag reizen om zich naar het grondgebied te begeven van de staat die het visum heeft afgegeven, tevens als eenvormig visum voor kort verblijf geldt, mits de verzoeker voldoet aan de voorwaarden voor binnenkomst en verblijf neergelegd in de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Schengenuitvoeringsovereenkomst.

(3) Een dergelijke maatregel is een eerste stap op de weg naar harmonisatie van de voorwaarden voor afgifte van nationale visa voor verblijf van langere duur.

(4) De Schengenuitvoeringsovereenkomst en de Gemeenschappelijke Visuminstructie voor diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen(3) moeten dienovereenkomstig gewijzigd worden.

(5) Met de onderhavige verordening wordt, overeenkomstig het protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, voortgebouwd op het Schengenacquis als omschreven in bijlage A van Besluit 1999/435/EG van de Raad van 20 mei 1999 tot vaststelling in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de rechtsgrondslag van elk van de bepalingen of besluiten die het Schengenacquis vormen(4).

(6) Denemarken neemt, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, niet deel aan de aanneming van deze verordening. Deze verordening is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien deze verordening tot doel heeft het Schengenacquis te ontwikkelen ingevolge titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 5 van genoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad dit instrument heeft vastgesteld of het dit in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(7) Ten aanzien van de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen houdt deze verordening een ontwikkeling in van het Schengenacquis in de zin van de op 18 mei 1999 door de Raad van de Europese Unie en deze twee staten gesloten overeenkomst(5).

(8) Ingevolge artikel 1 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, nemen Ierland en het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de aanneming van deze verordening. Onverminderd artikel 4 van genoemd protocol zijn de bepalingen van deze verordening derhalve niet van toepassing op Ierland en het Verenigd Koninkrijk,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 18 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen wordt vervangen door:

"Artikel 18

Visa voor een verblijf van langer dan drie maanden zijn nationale visa welke door een lidstaat overeenkomstig de eigen wetgeving worden afgegeven. Een dergelijk visum kan gedurende een periode van ten hoogste drie maanden, te rekenen vanaf de oorspronkelijke geldigheidsdatum ervan, tevens als eenvormig visum voor kort verblijf gelden, mits het is afgegeven met inachtneming van de gemeenschappelijke voorwaarden en criteria die zijn vastgesteld bij of krachtens de relevante bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 1, en mits de houder ervan voldoet aan de voorwaarden voor binnenkomst genoemd in artikel 5, lid 1, onder a), c), d) en e). Is dit laatste niet het geval, dan verleent dit visum de houder ervan alleen het recht op doorreis over het grondgebied van de overige lidstaten, teneinde zich naar het grondgebied te begeven van de lidstaat die het visum heeft afgegeven, tenzij hij niet voldoet aan de in artikel 5, lid 1, onder a), d) en e), genoemde voorwaarden of indien hij voorkomt op de nationale signaleringslijst van de lidstaat over het grondgebied waarvan de doorreis wordt gewenst.".

Artikel 2

Punt 2.2 van deel I van de Gemeenschappelijke Visuminstructie wordt vervangen door: "2.2. Visa voor een verblijf van langere duur

Visa voor een verblijf van langer dan drie maanden zijn nationale visa welke door iedere lidstaat overeenkomstig de eigen wetgeving worden afgegeven.

Dit visum geldt echter gedurende een periode van ten hoogste drie maanden, te rekenen vanaf de oorspronkelijke geldigheidsdatum ervan, tevens als eenvormig visum voor kort verblijf, mits het is afgegeven met inachtneming van de gemeenschappelijke voorwaarden en criteria die zijn vastgesteld bij of krachtens de relevante bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 1, van de overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en mits de houder ervan voldoet aan de in artikel 5, lid 1, onder a), c), d) en e) van die Overeenkomst genoemde voorwaarden voor binnenkomst, die in deel IV van deze Instructie zijn opgenomen. Is dit laatste niet het geval, dan geeft dit visum de houder ervan slechts het recht om over het grondgebied van de overige lidstaten te reizen om zich naar het grondgebied te begeven van de lidstaat die het visum heeft verleend, tenzij hij niet voldoet aan de in artikel 5, lid 1, onder a), d) en e), van de overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen genoemde voorwaarden of indien hij voorkomt op de nationale signaleringslijst van de lidstaat over het grondgebied waarvan de doorreis wordt gewenst.".

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel, 28 mei 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

T. Bodström

(1) PB C 200 van 13.7.2000, blz. 4.

(2) Advies van het Europees Parlement van 18.1.2001 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3) PB L 239 van 22.9.2000, blz. 318.

(4) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 1.

(5) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

Top