EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999Y0226(01)

Resolutie van de Raad van 15 december 1998 over een bosbouwstrategie voor de Europese Unie

OJ C 56, 26.2.1999, p. 1–4 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

31999Y0226(01)

Resolutie van de Raad van 15 december 1998 over een bosbouwstrategie voor de Europese Unie

Publicatieblad Nr. C 056 van 26/02/1999 blz. 0001 - 0004


RESOLUTIE VAN DE RAAD van 15 december 1998 over een bosbouwstrategie voor de Europese Unie (1999/C 56/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Erkennende de voordelen van een bosbouwstrategie voor de Europese Unie als geschetst in deze resolutie, in de eerste plaats gebaseerd op de algemene analyse en richtsnoeren van de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement;

Gelet op de bestaande wetgeving van de Raad betreffende de bosbouwsector en de voorstellen in het kader van Agenda 2000 tot ondersteuning van maatregelen op bosbouwgebied in de lidstaten;

Overwegende de activiteiten en de aangegane verplichtingen van de Europese Unie en haar lidstaten in alle internationale processen die met de bosbouw verband houden, met name de VN-conferentie voor milieu en ontwikkeling van 1992 te Rio de Janeiro en de follow-up daarvan (1), alsmede de ministerconferenties over de bescherming van de bossen in Europa en de aldaar geformuleerde beginselen en aanbevelingen voor de bosbouwsector;

1. BENADRUKT het belang van de multifunctionele rol van bossen en duurzaam bosbeheer op grond van de sociale, economische, aan het milieu gerelateerde, ecologische en culturele functies van bossen voor de ontwikkeling van de samenleving en in het bijzonder de plattelandsontwikkeling, en BENADRUKT de bijdrage die bossen en bosbouw kunnen leveren tot bestaande beleidstakken van de Gemeenschap;

2. NOEMT als wezenlijke elementen van deze gemeenschappelijke bosbouwstrategie

a) een duurzaam bosbeheer als omschreven door de in 1993 te Helsinki gehouden ministeriële conferentie over de bescherming van de bossen in Europa, en de multifunctionele rol van bossen als stelregel voor elk optreden;

b) het subsidiariteitsbeginsel, indachtig het feit dat het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap niet voorziet in een specifiek gemeenschappelijk bosbouwbeleid en de verantwoordelijkheid voor het bosbouwbeleid bij de lidstaten berust, evenwel in aanmerking nemend dat de Gemeenschap volgens het subsidiariteitsbeginsel en het concept van gedeelde verantwoordelijkheid, een positieve bijdrage kan leveren tot het voeren van een duurzaam bosbeheer en tot de multifunctionele rol van bossen;

c) de bijdrage die bestaande en toekomstige maatregelen op gemeenschapsniveau kunnen leveren tot de uitvoering van een bosbouwstrategie en ter ondersteuning van de lidstaten bij het duurzame bosbeheer en de multifunctionele rol van bossen, de bescherming van de bossen, de ontwikkeling en het behoud van landelijke gebieden, bosbezit, biologische verscheidenheid, klimaatverandering, gebruik van hout als hernieuwbare energiebron enz., waarbij marktverstorende maatregelen achterwege dienen te blijven;

d) inachtneming van internationale verplichtingen, beginselen en aanbevelingen door middel van door de lidstaten ontwikkelde nationale of subnationale bosbouwprogramma's of geschikte instrumenten;

e) actieve deelneming aan alle internationale processen die verband houden met de bosbouwsector;

f) de noodzaak de coördinatie, communicatie en samenwerking op alle met de bosbouwsector verband houdende beleidsgebieden binnen de Commissie, tussen de Commissie en de lidstaten, en tussen de lidstaten onderling te verbeteren;

g) het belang van een duurzaam bosbeheer voor de instandhouding en verbetering van de biologische diversiteit en de levensomstandigheden van dieren en planten, evenals het feit dat duurzaam bosbeheer een van de vele maatregelen tegen klimaatverandering is;

h) bevordering van het gebruik van hout en andere bosproducten van duurzaam beheerde bossen als milieuvriendelijke producten volgens de regels van de vrije markt;

i) de bijdrage van bosbouw en op het bos gebaseerde industrieën tot het inkomen, de werkgelegenheid en andere elementen die van invloed zijn op de kwaliteit van het bestaan, een en ander met erkenning van het nauwe verband tussen die twee sectoren dat doorwerkt in hun concurrentiepositie en economische levensvatbaarheid;

j) de noodzaak bossen en bosproducten beter te integreren in alle sectoren van het gemeenschappelijke beleid, zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid, milieu, energie, handel, industrie, onderzoek, interne markt en ontwikkelingssamenwerking, om rekening te houden met zowel de bijdrage van bossen en bosproducten tot andere beleidstakken als de weerslag van andere beleidstakken op bossen en bosproducten, teneinde te garanderen dat met een alomvattende benadering op consequente wijze wordt gestreefd naar een duurzaam bosbeheer;

k) de noodzaak van aanmoediging van een transparante benadering waarbij alle belanghebbenden betrokken worden, onder erkenning van de grote verscheidenheid aan eigendomsstelsels in de Gemeenschap, die de inschakeling van de eigenaren van bossen nodig maakt;

l) de noodzaak van aparte benaderingen en maatregelen voor de verschillende soorten bossen, onder erkenning van de sterk uiteenlopende natuurlijke, sociale, economische en culturele situatie van de bossen in de Gemeenschap;

m) het feit dat deze strategie een dynamisch proces is, hetgeen verdere besprekingen en activiteiten in de bovenbeschreven zin inhoudt;

GEMEENSCHAPSMAATREGELEN OP HET GEBIED

VAN BOSSEN EN BOSBOUW

3. BENADRUKT de bijdrage van de bossen tot de bevordering van de werkgelegenheid, het welzijn en het milieu, hetgeen strookt met het concept van een duurzaam bosbeheer, gebaseerd op de economische, ecologische, sociale en culturele functies van de bossen;

4. KOMT OVEREEN dat de Gemeenschap actief deelneemt aan de uitvoering van de resoluties van de ministerconferenties over de bescherming van de bossen in Europa en pro-actief deelneemt aan de internationale besprekingen en onderhandelingen over bosvraagstukken, met name in het Intergouvernementele Forum voor Bossen van de Verenigde Naties;

5. VERZOEKT de Commissie de maatregelen uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 3528/86 van de Raad van 17 november 1986 ter bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen luchtverontreiniging (2) te toetsen om de doelmatigheid van het Europese systeem ter bewaking van de gezondheidstoestand van bossen te evalueren en voortdurend te verbeteren, rekening houdend met alle potentiële effecten op de bosecosystemen;

6. PLEIT VOOR verlenging, evaluatie en eventuele verbetering van het bij Verordening (EEG) nr. 2158/92 (3) ingevoerde gemeenschapsinstrument ter bescherming van de bossen tegen brand, aangezien dat een positief effect heeft gehad op de doelmatigheid van preventieve maatregelen en coherente regelingen ter bescherming van de bossen van belang zijn, en VERZOEKT de Commissie speciale aandacht te schenken aan de ontwikkeling van het gemeenschappelijke bosdbrandinformatiesysteem, dat een betere beoordeling van de doelmatigheid van de beschermingsmaatregelen tegen bosbrand mogelijk maakt;

7. BENADRUKT het belang van de verdere ontwikkeling van het bij Verordening (EEG) nr. 1615/89 (4) ingevoerde Europees informatie- en communicatiesysteem voor de bosbouw door verbetering van de kwaliteit en de betrouwbaarheid van gegevens over bossen en WIJST OP het belang van de samenwerking met nationale en internationale instellingen die op dat gebied actief zijn;

8. IS VAN OORDEEL dat gemeenschapsmaatregelen in het kader van de samenwerking met Midden- en Oost-Europa en in het kader van de ministerconferenties over de bescherming van de bossen in Europa het duurzame beheer, de instandhouding en de duurzame ontwikkeling van bossen dienen te bevorderen; NEEMT er NOTA van dat de Commissie een voorstel heeft ingediend voor een verordening van de Raad inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van de landbouw- en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiode en dat de bevordering van landbouw en plattelandsontwikkeling ook betrekking kan hebben op de bosbouw; IS VAN MENING dat dit voorstel kan bijdragen tot het beheer, de instandhouding en de duurzame ontwikkeling van de bossen in Midden- en Oost-Europa;

9. TEKENT AAN dat onderzoeksactiviteiten op het gebied van bosbouw in OTO-programma's van de Gemeenschap bijdragen tot de bevordering van het duurzame beheer en de multifunctionele rol van bossen en een duurzaam, veelzijdig gebruik van bosproducten en tot de verbetering van het onderzoekspotentieel en de aanmoediging van innovatie;

10. LEGT DE NADRUK op de voordelen van een doelmatige coördinatie tussen de verschillende beleidssectoren die van invloed zijn op de bosbouw, en van coördinatie op gemeenschapsniveau; BENADRUKT de belangrijke rol die het Permanent Comité voor de bosbouw, het Raadgevend Comité voor de bosbouw en het Raadgevend Comité voor de houtsector, ingesteld respectievelijk bij Besluit 89/367/EEG (5), Besluit 98/235/EG (6) en Besluit 97/837/EG (7), in deze context vervullen, waarbij die comités worden ingeschakeld als ad hoc-overlegorganen die deskundig advies kunnen verstrekken over alle met de bosbouw verband houdende activiteiten in het kader van het bestaande gemeenschapsbeleid op gebieden als het gemeenschappelijk landbouwbeleid en plattelandsontwikkeling, milieu, handel, onderzoek, interne markt, industrie, ontwikkelingssamenwerking en energie; en VERZOEKT de Commissie zo spoedig mogelijk een verslag aan de Raad voor te leggen over middelen om de coördinatie te verbeteren;

11. IS VAN MENING dat de instandhouding en vergroting van de biologische diversiteit in bossen van essentieel belang is voor het duurzame beheer daarvan, en dat in de bosprogramma's of gelijkwaardige instrumenten van de lidstaten geschikte maatregelen zouden moeten worden opgenomen overeenkomstig het pan-Europese Werkprogramma voor de instandhouding en vergroting van de biologische en landschappelijke verscheidenheid in bosecosystemen 1997-2000; MERKT OP dat de Gemeenschapsmaatregelen een toegevoegde waarde kunnen verlenen door middel van de bosbouwmaatregelen binnen de plattelandsontwikkeling en de maatregelen ter bescherming van de bossen en ook door specifieke activiteiten zoals onderzoek, instandhouding van genetische hulpbronnen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1467/94 (8) en steun voor de toepassing van de pan-Europese criteria en indicatoren voor een duurzaam bosbeheer; IS VAN MENING dat die activiteiten en die toegevoegde waarde een bijdrage vormen tot de reactie op het gevraagde actiekader van de strategie van de Gemeenschap inzake biodiversiteit;

12. ERKENT daarnaast dat het nodig is gebieden die karakteristiek zijn voor alle soorten bosecosystemen of die van specifiek ecologisch belang zijn in stand te houden en te beschermen; WIJST OP de bijdrage van de Gemeenschap tot de inrichting van beschermde gebieden door middel van het ecologisch netwerk Natura 2000 dat bestaat uit de "speciale beschermingsgebieden" en de "speciale instandhoudingsgebieden" die krachtens de Richtlijn 79/409/EEG (9) en de Richtlijn 92/43/EEG (10) zijn gecreëerd, onder inachtneming van economische, sociale en culturele behoeften en regionale en lokale kenmerken en met inschakeling van boseigenaren;

13. IS VAN OORDEEL dat de rol van de bossen als putten en opslagreservoirs voor koolstof binnen de Europese Unie het best gewaarborgd kan worden door een duurzaam bosbeheer en dat de bijdrage daarvan aan de klimaatveranderings-strategieën van de Europese Unie en de lidstaten in overeenstemming is met het protocol van Kyoto en het best verwezenlijkt kan worden door bescherming en verbetering van de bestaande koolstofvastleggingsreservoirs, vorming van nieuwe koolstofvastleggingsreservoirs en aanmoediging van het gebruik van biomassa en houtproducten;

14. IS VAN MENING dat bosbouw en de daarmee samenhangende commerciële activiteiten deel zijn van de vrije economie en dat de commerciële functies daarvan in de eerste plaats door de marktkrachten gestuurd moeten worden; MERKT OP dat de Gemeenschap een aantal instrumenten heeft vastgesteld om te waarborgen dat de mededinging goed werkt;

15. BENADRUKT dat prioriteit moet worden gegeven aan de verbetering van het imago van bosbouw en bosproducten bij publiek en consument door hun de verzekering te geven dat bossen duurzaam worden beheerd; merkt op dat boscertificatieregelingen op de markt steunende instrumenten zijn die tot doel hebben de consument beter voor te lichten omtrent de milieukwaliteiten van duurzaam bosbeheer en het gebruik van bos en bosproducten als milieuvriendelijke en hernieuwbare grondstoffen te bevorderen, en dat boscertificatieregelingen vergelijkbaar moeten zijn en de prestatie-indicatoren verenigbaar dienen te zijn met internationaal overeengekomen beginselen van duurzaam bosbeheer en verder zouden moeten voldoen aan voorwaarden inzake vrijwilligheid, geloofwaardigheid, transparantie, kostenefficiëntie, open toegang en afwezigheid van discriminatie wat bostypen en eigenaren betreft; van wezenlijk belang voor de geloofwaardigheid is een onafhankelijke controle op het bosbeheer; VERZOEKT de Commissie na te gaan of verdere maatregelen op EU-niveau mogelijk zijn;

16. ERKENT dat de bestaande bosbouwmaatregelen en een speciaal aan de bosbouw gewijd hoofdstuk in de voorgestelde verordening betreffende de plattelands-ontwikkeling in Agenda 2000 (11) een basis zouden kunnen verschaffen voor de uitvoering van de in deze resolutie vervatte richtsnoeren; KOMT OVEREEN dat alle gemeenschappelijke maatregelen die van invloed zijn op bossen en bosproducten moeten stroken met de doelstellingen en aanbevelingen van deze bosbouwstrategie;

17. NEEMT ER NOTA VAN dat de Commissie voornemens is:

- een mededeling voor te leggen aan het Europees Parlement en de Raad over de concurrentiepositie van de op bosbouw gebaseerde industrieën;

- een voorstel in te dienen tot herziening van Richtlijn 66/404/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (12);

- binnenkort een aparte mededeling aan het Europees Parlement en de Raad toe te zenden over ontwikkelingssamenwerking op bosbouwgebied;

18. VERZOEKT de Commissie binnen vijf jaar een rapport aan de Raad voor te leggen over de toepassing van deze bosbouwstrategie.

(1) UNCED, UNGASS, XIe Werelbosbouwcongres, het verdrag inzake biologische diversiteit, het verdrag inzake klimaatverandering, het verdrag ter bestrijding van woestijnvorming en de eerste, tweede en derde ministeriële conferentie over de bescherming van de bossen in Europa.

(2) PB L 326 van 21.11.1986, blz. 2. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 307/97 (PB L 51 van 21.2.1997, blz. 9).

(3) PB L 217 van 31.7.1992, blz. 3. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 308/97 (PB L 51 van 21.2.1997, blz. 11).

(4) PB L 165 van 15.6.1989, blz. 12.

(5) PB L 165 van 15.6.1989, blz. 14.

(6) PB L 88 van 24.3.1998, blz. 59.

(7) PB L 346 van 17.12.1997, blz. 95.

(8) PB L 159 van 28.6.1994, blz. 1.

(9) PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/49/EG (PB L 223 van 13.8.1997, blz. 9).

(10) PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/62/EG (PB L 305 van 8.11.1997, blz. 42).

(11) PB C 170 van 4.6.1998, blz. 67.

(12) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2326. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

Top