EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999R2702

Verordening (EG) nr. 2702/1999 van de Raad van 14 december 1999 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen

OJ L 327, 21.12.1999, p. 7–10 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 03 Volume 027 P. 464 - 467
Special edition in Estonian: Chapter 03 Volume 027 P. 464 - 467
Special edition in Latvian: Chapter 03 Volume 027 P. 464 - 467
Special edition in Lithuanian: Chapter 03 Volume 027 P. 464 - 467
Special edition in Hungarian Chapter 03 Volume 027 P. 464 - 467
Special edition in Maltese: Chapter 03 Volume 027 P. 464 - 467
Special edition in Polish: Chapter 03 Volume 027 P. 464 - 467
Special edition in Slovak: Chapter 03 Volume 027 P. 464 - 467
Special edition in Slovene: Chapter 03 Volume 027 P. 464 - 467
Special edition in Bulgarian: Chapter 03 Volume 030 P. 21 - 24
Special edition in Romanian: Chapter 03 Volume 030 P. 21 - 24

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 11/01/2008; opgeheven door 32008R0003

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1999/2702/oj

21.12.1999   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/7


VERORDENING (EG) Nr. 2702/1999 VAN DE RAAD

van 14 december 1999

inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De geldende regelgeving biedt de Gemeenschap de mogelijkheid om voor een beperkt aantal landbouwproducten afzetbevorderingsacties te ondernemen in derde landen; de tot nog toe bereikte resultaten zijn zeer bemoedigend.

(2)

Gezien de opgedane ervaring, de te verwachten ontwikkeling van de markten binnen en buiten de Gemeenschap en de nieuwe context voor de internationale handel, verdient het aanbeveling een alomvattend en coherent beleid ten aanzien van voorlichting en afzetbevordering op de markten van derde landen te ontwikkelen.

(3)

Een dergelijk beleid kan een nuttige aanvulling en versterking van de door de lidstaten gevoerde acties betekenen, met name door bevordering van het imago van de communautaire producten op de internationale markten, vooral uit het oogpunt van de kwaliteit en de veiligheid van de levensmiddelen; een dergelijke activiteit zal nieuwe afzetmogelijkheden helpen openen en kan daarbij ook een multiplicatoreffect sorteren ten aanzien van de nationale of particuliere initiatieven.

(4)

De criteria voor de selectie van de betrokken producten en van de markten dienen te worden bepaald; de producten waarvoor uitvoerrestituties worden verstrekt zijn niet uitgesloten van het systeem.

(5)

Het is wenselijk om in de regel de financiering van de acties slechts gedeeltelijk ten laste van de Gemeenschap te laten komen, opdat ook de organisaties die een voorstel indienen en de betrokken lidstaten verantwoordelijkheid dragen; het kan in uitzonderlijke gevallen echter wenselijk kan zijn geen financiële bijdrage van de betrokken lidstaat te verlangen.

(6)

Het is dienstig te bepalen dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen het beheer en de uitvoering van de acties door middel van passende procedures uitbesteedt aan instanties die over de benodigde structuur en deskundigheid beschikken.

(7)

Het is evenwel wenselijk, gelet op de door de Internationale Olijfolieraad bij zijn activiteiten op het gebied van afzetbevordering opgedane ervaring en bereikte resultaten, te bepalen dat de Gemeenschap de uitvoering van onder zijn bevoegdheid vallende acties aan hem kan blijven opdragen; ook dient te worden voorzien in de mogelijkheid een beroep te doen op de hulp van soortgelijke internationale organisaties die voor andere producten bestaan.

(8)

Met het oog op controle om na te gaan of de programma's goed worden uitgevoerd en welk effect de acties sorteren, dient te worden voorzien in een doeltreffend toezicht door de Commissie en de lidstaten alsmede in de evaluatie van de resultaten door een onafhankelijke instantie.

(9)

Verordening nr. 136/66/EEG (4), Verordening (EEG) nr. 1308/70 (5) en Verordening (EG) nr. 2275/96 (6) dienen derhalve te worden gewijzigd.

(10)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7). Deze maatregelen moeten worden vastgesteld volgens de in artikel 4 van genoemd besluit bedoelde beheersprocedure. Hiertoe wordt door de betrokken beheerscomités gezamenlijk gehandeld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten en levensmiddelen in derde landen kunnen geheel of gedeeltelijk door de Gemeenschap worden gefinancierd.

2.   De in lid 1 bedoelde acties mogen niet worden afgestemd op handelsmerken, en mogen evenmin de producten uit een bepaalde lidstaat bevoordelen.

Artikel 2

De acties die in artikel 1 worden bedoeld, zijn:

a)

acties op het gebied van public relations, afzetbevordering en reclame, in het bijzonder om de aandacht te vestigen op de voordelen van de communautaire producten uit het oogpunt van met name kwaliteit, hygiëne, voedselveiligheid, aspecten van de voedingswaarde, etikettering, dierenwelzijn en milieuzorg,

b)

deelneming aan evenementen, beurzen en tentoonstellingen van internationale betekenis, met name gepaard gaand met de realisatie van stands van de Gemeenschap,

c)

voorlichtingsacties die met name betrekking hebben op de communautaire regelingen inzake beschermde oorsprongsbenamingen (BOB's)/beschermde geografische aanduidingen (BGA's) en gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS'en) en inzake de biologische productie,

d)

voorlichtingsacties betreffende de communautaire regelingen inzake in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen (v.q.p.r.d.) en inzake tafelwijnen en gedistilleerde dranken met geografische aanduiding,

e)

studies naar nieuwe markten die noodzakelijk zijn voor verruiming van de afzetmogelijkheden,

f)

handelsmissies op hoog niveau,

g)

studies om de resultaten van de afzetbevorderings- en voorlichtingsacties te evalueren.

Artikel 3

De producten waarvoor de in artikel 1 bedoelde acties kunnen worden ondernomen, zijn met name:

a)

voor rechtstreeks verbruik of voor verwerking bestemde producten waarvoor uitvoerkansen of mogelijkheden tot het vinden van nieuwe afzetmarkten in derde landen bestaan, met name zonder dat restituties hoeven te worden toegekend,

b)

typische of kwaliteitsproducten met een hoge toegevoegde waarde.

Artikel 4

Met het oog op de keuze van de derde landen waar de in artike1 1 bedoelde acties zullen worden ondernomen, wordt rekening gehouden met de markten van derde landen die door een feitelijke of potentiële vraag worden gekenmerkt.

Artikel 5

1.   Om de twee jaar bepaalt de Commissie volgens de procedure van artikel 11 de lijst van de producten en de markten zoals bedoeld in artikel 3, respectievelijk artikel 4.

Zo nodig kunnen in deze lijst evenwel tussentijdse wijzigingen worden aangebracht.

2.   Alvorens de in lid 1 bedoelde lijst op te stellen kan de Commissie de Permanente Groep Afzetbevordering landbouwproducten van het Raadgevend Comité voor de kwaliteit en de gezondheid van de landbouwproductie raadplegen.

Artikel 6

Indien wordt besloten tot acties in de sector olijfolie en tafelolijven, kan de Gemeenschap deze acties uitvoeren door tussenkomst van de Internationale Olijfolieraad.

Voor andere sectoren kan de Gemeenschap een beroep doen op de hulp van internationale organisaties die vergelijkbare garanties bieden.

Artikel 7

1.   Voor de uitvoering van de in artikel 2, onder a), b), d) en e), bedoelde acties worden, onder voorbehoud van artikel 6, afzetbevorderings- en voorlichtingsprogramma's met een maximale looptijd van drie jaar opgesteld door de beroeps- of bedrijfskolomorganisatie of -organisaties die representatief is, c.q. zijn voor de betrokken sector of sectoren. Deze organisaties stellen de instantie voor die met de uitvoering van die programma's zal worden belast.

Onverminderd het bepaalde in artikel 9, lid 3, tweede alinea, en nadat de voorgestelde programma's en de voorgestelde uitvoeringsinstantie of -instanties zijn goedgekeurd, verbinden de betrokken lidstaat of lidstaten zich er toe deel te nemen aan de financiering van deze programma's, en leggen zij deze aan de Commissie voor. De Commissie keurt deze programma's en de uitvoeringsinstantie of -instanties goed volgens de procedure van artikel 11, waarbij zij de voorkeur geeft aan de programma's van organisaties die in verscheidene lidstaten werkzaam zijn.

Alvorens de programma's goed te keuren kan de Commissie de Permanente Groep Afzetbevordering landbouwproducten van het Raadgevend Comité voor de kwaliteit en de gezondheid van de landbouwproductie raadplegen.

2.   Voor de acties die

a)

worden bedoeld in artikel 2, onder c) en f), alsook onder b) en e), wanneer artikel 9, lid 1, tweede alinea, van toepassing is, of

b)

worden uitgevoerd door tussenkomst van een intemationale organisatie als bedoeld in artikel 6,

geldt dat de Commissie ertoe besluit na er informatie over te hebben verstrekt aan de Comités van beheer voor de betrokken sectoren of, in voorkomend geval, de Regelgevende Comités als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2092/91 (8), Verordening (EEG) nr. 2081/92 (9) en Verordening (EEG) nr. 2082/92 (10).

De Commissie kan alvorens haar besluit te nemen de in lid 1 bedoelde Permanente Groep Afzetbevordering landbouwproducten raadplegen.

Artikel 8

1.   De Commissie houdt volgens de openbare of niet-openbare procedure een aanbesteding voor de keuze van:

de eventuele technische medewerker(s) voor de evaluatie van de programmavoorstellen, evenals van de uitvoeringsinstanties;

de instantie(s) belast met de uitvoering van de acties die worden bedoeld in artikel 2, onder c) en f), alsook onder b) en e), wanneer artikel 9, lid 1, tweede alinea, van toepassing is;

de instantie(s) belast met de evaluatie van de resultaten van de uitgevoerde acties.

2.   De instantie(s) belast met de uitvoering van de acties, bedoeld in artikel 7, lid 1, en artikel 8, lid 1, dient c.q. dienen te beschikken over expertise op het gebied van de betrokken producten en van de afzetmarkten, alsmede over de nodige middelen voor de meest efficiënte uitvoering van de acties rekening houdend met de Europese dimensie van deze programma's.

3.   Een Toezichtgroep die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Commissie, de betrokken lidstaten en de organisaties waarvan de voorstellen afkomstig zijn, ziet op de goede uitvoering van de acties toe.

4.   De betrokken lidstaten zijn verantwoordelijk voor de controle op en de betalingen voor andere acties dan die welke in lid 1, tweede streepje, worden bedoeld.

Artikel 9

1.   Onverminderd lid 4, financiert de Gemeenschap:

a)

de in artikel 2, onder c), f) en g), bedoelde acties volledig,

b)

de overige in artikel 2 bedoelde afzetbevorderings- en voorlichtingsacties gedeeltelijk.

In bijzondere gevallen kan de Gemeenschap evenwel de in artikel 2, onder b) en e), bedoelde acties volledig financieren.

2.   De financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de in lid 1, onder b), bedoelde acties, kan niet meer bedragen dan 50 % van de werkelijke kosten van de acties. Voor afzetbevorderingsacties met een looptijd van ten minste twee jaar is de financiële bijdrage degressief, waarbij zij tussen 60 % en 40 % van de werkelijke kosten van de acties ligt.

3.   De betrokken lidstaten leveren een bijdrage in de financiering van de in het vorige lid bedoelde acties die 20 % van de werkelijke kosten van de acties bedraagt, terwijl het resterende gedeelte van de benodigde financiële middelen voor rekening komt van de organisaties waarvan de voorstellen afkomstig zijn. De financiering door de lidstaten en/of de beroeps- of bedrijfskolomorganisaties kan ook uit parafiscale inkomsten worden bekostigd.

In naar behoren gemotiveerde gevallen en op voorwaarde dat het betrokken programma duidelijk van belang voor de Gemeenschap is, kan volgens de procedure van artikel 11 worden besloten dat de organisatie waarvan de voorstellen afkomstig zijn, het niet door de Gemeenschap gefinancierde gedeelte geheel voor haar rekening neemt.

4.   In geval van toepassing van artikel 6 kent de Gemeenschap na goedkeuring van het programma een passende bijdrage toe aan de betrokken internationale organisatie.

Artikel 10

De uitgaven die met de communautaire financiering van de in artikel 1 bedoelde acties zijn gemoeid, worden beschouwd als interventies in de zin van artikel 1, lid 2, onder e), van Verordening (EEG) nr. 1258/99 van de Raad van 17 mei 1997 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (11).

Artikel 11

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld volgens de beheersprocedure als bedoeld in artikel 12, lid 2.

Artikel 12

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité van beheer voor oliën en vetten dat is ingesteld bij artikel 37 van Verordening nr. 136/66/EEG, en door de beheerscomités die zijn ingesteld krachtens de overeenkomstige artikelen van de overige verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is het bepaalde in de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op 1 maand.

Artikel 13

Vóór 31 december 2003 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening, dat zo nodig vergezeld gaat van passende voorstellen.

Artikel 14

1.   In artikel 11, lid 1, van Verordening nr. 136/66/EEG worden de woorden „en in derde landen” geschrapt.

2.   In artikel 2, lid 2, eerste streepje, van Verordening (EEG) nr. 1308/70 worden de woorden „en in derde landen” geschrapt.

3.   In artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2275/96 worden de woorden „en buiten” geschrapt.

Artikel 15

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2000.

Deze verordening is van toepassing tot en met 31 december 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 december 1999.

Voor de Raad

De voorzitter

K. HEMILÄ


(1)  PB C 32 van 6.2.1999, blz. 12.

(2)  JO C 219 van 30.7.1999

(3)  PB C 169 van 16.6.1999, blz. 8.

(4)  Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (PB L 172 van 30.9.1966, blz. 3025). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1638/98 (PB L 210 van 28.7.1998, blz. 32).

(5)  Verordening (EEG) nr. 1308/70 van de Raad van 29 juni 1970 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vlas en hennep (PB L 146 van 4.7.1970, blz. 1). Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3290/94 (PB L 349 van 31.12.1994, blz. 105).

(6)  Verordening (EG) nr. 2275/96 van de Raad van 22 november 1996 tot instelling van specifieke maatregelen voor de sector levende planten en producten van de bloementeelt (PB L 308 van 29.11.1996, blz. 7).

(7)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(8)  Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1804/1999 (PB L 262 van 8.10.1999, blz. 23).

(9)  Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 208 van 24.7.1992, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1068/97 van de Commissie (PB L 156 van 13.6.1997, blz. 10).

(10)  Verordening (EEG) nr. 2082/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de specificiteitscertificering voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 208 van 24.7.1992, blz. 9). Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

(11)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.


Top