EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31992L0051

Richtlijn 92/51/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, ter aanvulling van Richtlijn 89/48/EEG

OJ L 209, 24.7.1992, p. 25–45 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
Special edition in Czech: Chapter 05 Volume 002 P. 47 - 68
Special edition in Estonian: Chapter 05 Volume 002 P. 47 - 68
Special edition in Latvian: Chapter 05 Volume 002 P. 47 - 68
Special edition in Lithuanian: Chapter 05 Volume 002 P. 47 - 68
Special edition in Hungarian Chapter 05 Volume 002 P. 47 - 68
Special edition in Maltese: Chapter 05 Volume 002 P. 47 - 68
Special edition in Polish: Chapter 05 Volume 002 P. 47 - 68
Special edition in Slovak: Chapter 05 Volume 002 P. 47 - 68
Special edition in Slovene: Chapter 05 Volume 002 P. 47 - 68
Special edition in Bulgarian: Chapter 05 Volume 002 P. 212 - 233
Special edition in Romanian: Chapter 05 Volume 002 P. 212 - 233

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 19/10/2007; opgeheven door 32005L0036

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1992/51/oj

31992L0051

Richtlijn 92/51/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, ter aanvulling van Richtlijn 89/48/EEG

Publicatieblad Nr. L 209 van 24/07/1992 blz. 0025 - 0045


RICHTLIJN 92/51/EEG VAN DE RAAD van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, ter aanvulling van Richtlijn 89/48/EEG

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 49, 57, lid 1, en 66,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

In samenwerking met het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

(1) Overwegende dat luidens artikel 8 A van het Verdrag de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen omvat en dat overeenkomstig artikel 3, onder c), de verwijdering tussen de Lid-Staten van hinderpalen voor het vrije verkeer van personen en diensten een van de doelstellingen van de Gemeenschap vormt; dat zulks voor de onderdanen van de Lid-Staten met name de mogelijkheid omvat om als zelfstandige of loontrekkende een beroep uit te oefenen in een andere Lid-Staat dan die waar zij hun beroepskwalificaties hebben verworven;

(2) Overwegende dat voor beroepen waarvoor de Gemeenschap het vereiste minimumopleidingsniveau niet heeft vastgesteld, de Lid-Staten het recht behouden om dat niveau vast te stellen, om de kwaliteit van de op hun grondgebied verleende diensten te waarborgen; dat zij zonder inbreuk te maken op hun verplichtingen als bedoeld in de artikelen 5, 48, 52 en 59 van het Verdrag, een onderdaan van een Lid-Staat evenwel niet mogen verplichten bepaalde kwalificaties te verwerven die zij over het algemeen slechts vaststellen door verwijzing naar de kwalificaties die in het kader van hun eigen nationale opleidingsstelsel gelden, terwijl de betrokkene al deze kwalificaties of een deel daarvan reeds in een andere Lid-Staat heeft verworven; dat elke ontvangende Lid-Staat waar een beroep is gereglementeerd, dientengevolge verplicht is rekening te houden met in een andere Lid-Staat verworven kwalificaties en na te gaan of die met de door hem geëiste kwalificaties overeenstemmen;

(3) Overwegende dat Richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (4) ertoe bijdraagt de naleving van deze verplichtingen te vergemakkelijken, maar dat zij beperkt is tot opleidingen op hoger-onderwijsniveau;

(4) Overwegende dat, ten einde de uitoefening van alle beroepsactiviteiten waarvoor in een ontvangende Lid-Staat een opleiding op een bepaald niveau wordt verlangd, te vergemakkelijken, er een tweede algemeen stelsel dient te worden ingevoerd dat het eerste aanvult;

(5) Overwegende dat het aanvullende algemene stelsel moet zijn gebaseerd op dezelfde beginselen en, mutatis mutandis, dezelfde regels moet behelzen als het oorspronkelijke algemene stelsel;

(6) Overwegende dat deze richtlijn niet van toepassing is op de gereglementeerde beroepen die onder specifieke richtlijnen vallen welke hoofdzakelijk betrekking hebben op de invoering van de wederzijdse erkenning van voor de aanvang van de beroepsuitoefening gevolgde studiecyclussen;

(7) Overwegende voorts dat deze richtlijn evenmin van toepassing is op de beroepsactiviteiten die onder specifieke richtlijnen vallen welke hoofdzakelijk betrekking hebben op de invoering van de erkenning van technische capaciteiten die op in een andere Lid-Staat opgedane ervaring berusten; dat sommige van deze richtlijnen uitsluitend betrekking hebben op niet in loondienst uitgeoefende activiteiten; dat, ten einde te voorkomen dat de uitoefening van deze activiteiten in loondienst onder de erkenningssfeer van deze richtlijn valt zodat de uitoefening van een zelfde activiteit onder verschillende juridische erkenningsregels zou vallen naargelang zij al dan niet in loondienst wordt uitgeoefend, het noodzakelijk is dat deze richtlijnen van toepassing worden op personen die de betrokken activiteiten in loondienst uitoefenen;

(8) Overwegende voorts dat met het aanvullende algemene stelsel niet wordt vooruitgelopen op de toepassing van artikel 48, lid 4, en artikel 55 van het Verdrag;

(9) Overwegende dat dit aanvullende stelsel de opleidingsniveaus moet omvatten die niet onder het oorspronkelijke algemene stelsel vallen, te weten het niveau dat overeenkomt met de andere opleidingen in het postsecundaire onderwijs en de daarmee gelijkgestelde opleidingen, en het niveau dat overeenkomt met het lange of korte secundaire onderwijs, eventueel aangevuld met een beroepsopleiding of praktijkervaring;

(10) Overwegende dat, wanneer voor de uitoefening van het betrokken gereglementeerde beroep in de ontvangende Lid-Staat hetzij een zeer korte opleiding hetzij het bezit van bepaalde persoonlijke kwaliteiten of van alleen een algemene opleiding vereist is, het gevaar bestaat dat de gewone erkenningsmechanismen van deze richtlijn veel te omslachtig zijn; dat er voor die gevallen moet worden voorzien in vereenvoudigde mechanismen;

(11) Overwegende dat er eveneens rekening moet worden gehouden met het bijzondere karakter van het beroepsopleidingsstelsel in het Verenigd Koninkrijk, dat ertoe strekt via het "National Framework of Vocational Qualifications" voor alle beroepsactiviteiten normen inzake prestatieniveaus vast te stellen;

(12) Overwegende dat er in bepaalde Lid-Staten slechts weinig beroepen gereglementeerd zijn; dat er echter voor niet-gereglementeerde beroepen specifiek op de beroepsuitoefening berichte opleidingen kunnen bestaan waarvan structuur en niveau door de bevoegde instanties van de betrokken Lid-Staat worden gecontroleerd en erkend; dat de hieraan verbonden garanties gelijkwaardig zijn met de garanties in het geval van een gereglementeerd beroep;

(13) Overwegende dat het aan de bevoegde instanties van de ontvangende Lid-Staat dient te worden overgelaten om overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Gemeenschapsrecht de nodige uitvoeringsbepalingen voor de stage en de proeve van bekwaamheid vast te stellen;

(14) Overwegende dat het aanvullende algemene stelsel, aangezien het twee opleidingsniveaus behelst en het oorspronkelijke algemene stelsel betrekking heeft op een derde niveau, moet bepalen of en onder welke voorwaarden een persoon die een opleiding op een bepaald niveau heeft genoten in een andere Lid-Staat een beroep kan uitoefenen waarvan de kwalificaties op een ander niveau zijn gereglementeerd;

(15) Overwegende dat in sommige Lid-Staten voor de uitoefening van bepaalde beroepen een diploma in de zin van Richtlijn 89/48/EEG vereist is, terwijl in andere Lid-Staten voor dezelfde beroepen beroepsopleidingen met een verschillende structuur moeten worden gevolgd; dat bepaalde opleidingen met een structuur die weliswaar geen postsecundair karakter met een duur van ten minste twee jaar als omschreven in deze richtlijn heeft, nochtans, op een vergelijkbaar professioneel niveau staan en voorbereiden op soortgelijke verantwoordelijkheden en taken; dat die opleidingen derhalve moeten worden gelijkgesteld met de opleidingen welke met een diploma worden afgesloten; dat dit wegens de grote verscheidenheid van die opleidingen slechts mogelijk is wanneer een lijst van de betrokken opleidingen wordt opgesteld; dat deze gelijkstelling het mogelijk maakt om, in voorkomende gevallen, die opleidingen en de opleidingen welke onder Richtlijn 89/48/EEG vallen, onderling te erkennen; dat bepaalde gereglementeerde opleidingen door middel van een tweede lijst eveneens met het niveau "diploma" moeten worden gelijkgesteld;

(16) Overwegende dat er, gezien de voortdurende ontwikkeling van de beroepsopleidingsstructuren, moet worden voorzien in een procedure voor wijziging van deze lijsten;

(17) Overwegende dat het aanvullende algemene stelsel, aangezien er beroepen onder vallen voor de uitoefening waarvan een beroepsopleiding moet zijn genoten op het niveau van het secundaire onderwijs en waarvoor overwegend manuele bekwaamheden noodzakelijk zijn, eveneens moet voorzien in een erkenning van deze bekwaamheden, zelfs wanneer zij uitsluitend zijn verworven door beroepservaring in een Lid-Staat die deze beroepen niet reglementeert;

(18) Overwegende dat met dit algemene stelsel, evenals met het eerste algemene stelsel, wordt beoogd de belemmeringen van de toegang tot de gereglementeerde beroepen en de uitoefening daarvan op te heffen; dat de werkzaamheden verricht uit hoofde van Besluit 85/368/EEG van de Raad van 16 juli 1985 inzake de vergelijkbaarheid van de getuigschriften van vakbekwaamheid tussen Lid-Staten van de Europese Gemeenschap (5), hoewel die niet beogen de juridische belemmeringen van het vrije verkeer op te heffen en beantwoorden aan een andere doelstelling, namelijk de verbetering van de doorzichtigheid van de arbeidsmarkt, in voorkomend geval bij de toepassing van deze richtlijn moeten worden gebruikt, met name wanneer zij nuttige gegevens kunnen opleveren over het vakgebied, de inhoud en de duur van een beroepsopleiding;

(19) Overwegende dat de beroepsgroepen en de onderwijs- of beroepsopleidingsinstellingen in voorkomend geval geraadpleegd moeten worden of op passende wijze bij de besluitvorming moeten worden betrokken;

(20) Overwegende dat een dergelijk stelsel, evenals het oorspronkelijke stelsel, door de versterking van het recht van de Europese burgers om hun beroepskennis in alle Lid-Staten te gebruiken, hun recht om dergelijke kennis op te doen waar zij zulks wensen, aanvult en tegelijkertijd versterkt;

(21) Overwegende dat beide stelsels, na een zekere tijd te zijn toegepast, moeten worden geëvalueerd ten aanzien van hun praktische doelmatigheid, met name om uit te maken in welke mate zij beide kunnen worden verbeterd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Definities

Artikel 1

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) diploma: alle opleidingstitels dan wel elk geheel van dergelijke titels:

- in een Lid-Staat afgegeven door een bevoegde instantie die is aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die Staat;

- waaruit blijkt dat de houder met succes heeft gevolgd:

i) hetzij een andere postsecundaire studiecyclus dan die bedoeld in het tweede streepje van artikel 1, onder a), van Richtlijn 89/48/EEG, van ten minste één jaar voltijds of van een gelijkwaardige duur deeltijds, en waarvan een van de toelatingsvoorwaarden normaliter een voltooide secundaire studiecyclus is die vereist is voor toelating tot het universitair of hoger onderwijs, alsmede de beroepsopleiding die eventueel in aanvulling op de postsecundaire studiecyclus word vereist;

ii) hetzij een van de opleidingen vermeld in bijlage C, en

- waaruit blijkt dat de houder de vereiste beroepskwalificaties bezit om tot een gereglementeerd beroep in die Lid-Staat te worden toegelaten of om dat uit te oefenen,

wanneer de met deze titel afgesloten opleiding overwegend in de Gemeenschap is genoten of wanneer zij buiten de Gemeenschap is genoten in onderwijsinstellingen die een opleiding verstrekken die voldoet aan de wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften van een Lid-Staat of wanneer de houder ervan een driejarige beroepservaring heeft opgedaan, gewaarmerkt door de Lid-Staat die een opleidingstitel van een derde land heeft erkend.

Alle opleidingstitels, dan wel elk geheel van dergelijke titels die door een bevoegde instantie in een Lid-Staat zijn afgegeven, worden gelijkgesteld met een diploma in de zin van de eerste alinea, indien daarmee een in de Gemeenschap gevolgde opleiding wordt afgesloten welke door een bevoegde instantie in die Lid-Staat als gelijkwaardig wordt erkend, en daaraan dezelfde rechten inzake toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep zijn verbonden;

b) certificaat: alle opleidingstitels dan wel elk geheel van dergelijke titels:

- in een Lid-Staat afgegeven door een bevoegde instantie die is aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die Staat,

- waaruit blijkt dat de houder een secundaire studiecyclus heeft gevolgd en vervolgens:

hetzij een andere studie- of beroepsopleidingscyclus dan bedoeld onder a), die wordt gegeven aan een onderwijsinstelling of in een bedrijf, of afwisselend aan een onderwijsinstelling en in een bedrijf, in voorkomend geval aangevuld met de stage of praktijkervaring die naast deze cyclus is vereist,

hetzij de stage of periode van praktijkervaring die naast die secundaire studiecyclus is vereist, of

- waaruit blijkt dat de houder een secundaire studiecyclus van technische of beroepsmatige aard heeft gevolgd en vervolgens, in voorkomend geval,

hetzij een studie- of beroepsopleidingscyclus als bedoeld in het tweede streepje,

hetzij de stage of periode van praktijkervaring die naast de secundaire studiecyclus van technische of beroepsmatige aard is vereist, en

- waaruit blijkt dat de houder de vereiste beroepskwalificaties bezit om tot een gereglementeerd beroep in die Lid-Staat te worden toegelaten of om dat uit te oefenen,

wanneer de met deze titel afgesloten opleiding overwegend in de Gemeenschap is genoten of wanneer zij buiten de Gemeenschap is genoten in onderwijsinstellingen die een opleiding verstrekken die voldoet aan de wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften van een Lid-Staat of wanneer de houder ervan een tweejarige beroepservaring heeft opgedaan, gewaarmerkt door de Lid-Staat die een opleidingstitel van een derde land heeft erkend.

Alle opleidingstitels, dan wel elk geheel van dergelijke titels die door een bevoegde instantie in een Lid-Staat zijn afgegeven, worden gelijkgesteld met een certificaat in de zin van de eerste alinea, indien daarmee een in de Gemeenschap gevolgde opleiding wordt afgesloten welke door een bevoegde instantie in die Lid-Staat als gelijkwaardig wordt erkend, en daaraan dezelfde rechten inzake toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep zijn verbonden;

c) bekwaamheidsattest: alle titels:

- waarmee een opleiding wordt afgesloten en die geen deel uitmaken van een geheel dat een diploma in de zin van Richtlijn 89/48/EEG of een diploma of een certificaat in de zin van de onderhavige richtlijn vormt, dan wel

- die zijn afgegeven naar aanleiding van een beoordeling van de persoonlijke kwaliteiten, de bekwaamheden of de kennis van de aanvrager, die voor de uitoefening van een beroep van essentieel belang worden geacht door een overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van een Lid-Staat aangewezen instantie, zonder dat het bewijs van een voorafgaande opleiding is vereist;

d) ontvangende Lid-Staat: de Lid-Staat waar een onderdaan van een Lid-Staat een aldaar gereglementeerd beroep wenst uit te oefenen, zonder daar zijn opleidingstitel(s) of het bekwaamheidsattest te hebben behaald of het betrokken beroep daar voor het eerst te hebben uitgeoefend;

e) gereglementeerd beroep: de gereglementeerde beroepsactiviteit of het geheel van gereglementeerde beroepsactiviteiten die in een Lid-Staat dit beroep vormen;

f) gereglementeerde beroepsactiviteit: een beroepsactiviteit, voor zover de toegang daartoe of de uitoefening of een van de wijzen van uitoefening daarvan in een Lid-Staat krachtens wettelijke of bestuurswettelijke bepalingen direct of indirect afhankelijk is gesteld van het bezit van een opleidingstitel of een bekwaamheidsattest. Wijzen van uitoefening van een gereglementeerde beroepsactiviteit zijn met name:

- de uitoefening van een activiteit onder het voeren van een beroepstitel, indien het voeren van deze titel beperkt blijft tot bezitters van een opleidingstitel of een bekwaamheidsattest die/dat is vastgelegd in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen,

- de uitoefening van een beroepsactiviteit in de gezondheidssector, indien de bezoldiging en/of de vergoeding van die activiteit krachtens het nationale stelsel voor sociale zekerheid afhankelijk is gesteld van het bezit van een opleidingstitel of een bekwaamheidsattest.

Indien de eerste alinea niet van toepassing is, wordt onder een gereglementeerde beroepsactiviteit verstaan, een beroepsactiviteit die wordt uitgeoefend door de leden van een vereniging of organisatie die met name ten doel heeft in de betrokken beroepssector een hoog niveau te bevorderen en te handhaven en die, voor de verwezenlijking van dit doel, een specifieke vorm van erkenning geniet door een Lid-Staat en:

- aan haar leden een opleidingstitel afgeeft,

- ervoor zorgt dat haar leden handelen volgens de beroepscode die zij voorschrijft, en

- hun het recht verleent een beroepstitel te voeren of de daarvoor gebruikelijke afkorting te hanteren dan wel een status te genieten die met deze opleidingstitel overeenkomt.

Telkens wanneer een Lid-Staat de in de tweede alinea bedoelde erkenning verleent aan een vereniging of organisatie die voldoet aan de voorwaarden van die alinea, stelt hij de Commissie daarvan in kennis;

g) gereglementeerde opleiding: alle opleidingen:

- die specifiek gericht zijn op de uitoefening van een bepaald beroep en

- die bestaan uit een studiecyclus, in voorkomend geval aangevuld met een beroepsopleiding, beroepsstage of praktijkervaring, waarvan structuur en niveau zijn vastgesteld bij de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van deze Lid-Staat of door de hiertoe aangewezen instantie worden gecontroleerd of erkend;

h) beroepservaring: de daadwerkelijke en geoorloofde uitoefening van het betrokken beroep in een Lid-Staat;

i) aanpassingsstage: de uitoefening van een gereglementeerd beroep in de ontvangende Lid-Staat onder verantwoordelijkheid van een gekwalificeerde beoefenaar van het betrokken beroep en eventueel gekoppeld aan een aanvullende opleiding. De stage wordt beoordeeld. De nadere regels voor de aanpassingsstage en de beoordeling daarvan worden door de bevoegde instanties van de ontvangende Lid-Staat vastgesteld.

De status van de stagiair in de ontvangende Lid-Staat, met name inzake verblijfsrecht alsmede verplichtingen, sociale rechten en voordelen, vergoedingen en bezoldiging, wordt door de bevoegde instanties van deze Lid-Staat vastgesteld in overeenstemming met het toepasselijke Gemeenschapsrecht;

j) proeve van bekwaamheid: een controle, uitsluitend de beroepskennis van de aanvrager betreffende, die door de bevoegde instanties van de ontvangende Lid-Staat wordt verricht en die tot doel heeft te beoordelen of de aanvrager de bekwaamheid bezit om in deze Lid-Staat een gereglementeerd beroep uit te oefenen.

Ten behoeve van deze controle stellen de bevoegde instanties op basis van een vergelijking tussen de in deze Lid-Staat vereiste opleiding en de opleiding die de aanvrager heeft ontvangen, een lijst op van de vakgebieden die niet bestreken worden door de

opleidingstitel(s) waarnaar de aanvrager verwijst. Hierbij kan het zowel om theoretische kennis als om praktische vaardigheden gaan, die vereist zijn voor de uitoefening van het beroep.

Bij de proeve van bekwaamheid moet in aanmerking worden genomen dat de aanvrager in de Lid-Staat van oorsprong of herkomst een gekwalificeerde beroepsbeoefenaar is. De proef heeft betrekking op de vakgebieden die moeten worden gekozen uit die welke op de in de tweede alinea bedoelde lijst staan en waarvan de kennis een wezenlijke voorwaarde is om het beroep in de ontvangende Lid-Staat te kunnen uitoefenen. De voorschriften betreffende de proeve van bekwaamheid worden door de bevoegde instanties van die Staat vastgesteld.

In de ontvangende Lid-Staat wordt de status van de aanvrager die zich op de proeve van bekwaamheid aldaar wenst voor te bereiden, door de bevoegde instanties van die Lid-Staat vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke Gemeenschapsrecht.

HOOFDSTUK II

Toepassingsgebied

Artikel 2

Deze richtlijn is van toepassing op alle onderdanen van een Lid-Staat die als zelfstandige of loontrekkende een gereglementeerd beroep in een ontvangende Lid-Staat willen uitoefenen.

Deze richtlijn is niet van toepassing op de beroepen die vallen onder een specifieke richtlijn waarmede tussen de Lid-Staten een onderlinge erkenning van diploma's is ingesteld, noch op de activiteiten die onder een van de richtlijnen in bijlage A vallen.

De richtlijnen in bijlage B worden van toepassing op de uitoefening in loondienst van de beroepsactiviteiten waarop die richtlijnen betrekking hebben.

HOOFDSTUK III

Stelsel van erkenning wanneer de ontvangende Lid-Staat het bezit eist van een diploma in de zin van deze richtlijn of van Richtlijn 89/48/EEG

Artikel 3

Onverminderd de toepassing van Richlijn 89/48/EEG mag, wanneer in de ontvangende Lid-Staat de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk wordt gesteld van het bezit van een diploma zoals omschreven in deze richtlijn of in Richtlijn 89/48/EEG, de bevoegde instantie een onderdaan van een Lid-Staat de toegang tot of de uitoefening van dat beroep onder dezelfde voorwaarden als die welke voor eigen onderdanen gelden, niet weigeren wegens onvoldoende kwalificaties, indien:

a) de aanvrager in het bezit is van het diploma zoals omschreven in deze richtlijn of in Richtlijn 89/48/EEG, dat door een andere Lid-Staat is voorgeschreven om tot het betrokken beroep op zijn grondgebied te worden toegelaten dan wel deze activiteit aldaar uit te oefenen, en dat in een Lid-Staat behaald is; of

b) de aanvrager dit beroep tijdens de voorafgaande tien jaren gedurende twee jaar voltijds of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds heeft uitgeoefend in een andere Lid-Staat waar dat beroep noch gereglementeerd is in de zin van artikel 1, onder e), en van de eerste alinea van artikel 1, onder f), van deze richtlijn, noch in de zin van artikel 1, onder c), en van de eerste alinea van artikel 1, onder d), van Richtlijn 89/48/EEG, en hij een of meer opleidingstitels bezit:

- die zijn afgegeven door een bevoegde instantie in een Lid-Staat die is aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die Staat;

- waaruit blijkt dat de houder met succes een andere postsecundaire studiecyclus heeft gevolgd dan die bedoeld in het tweede streepje van artikel 1, onder a), van Richtlijn 89/48/EEG, van ten minste één jaar voltijds of van een gelijkwaardige duur deeltijds, en waarvan een van de toelatingsvoorwaarden normaliter een voltooide secundaire studiecyclus is die vereist is voor toelating tot het universitair of hoger onderwijs, alsmede de beroepsopleiding die eventueel in die postsecundaire studiecyclus is geïntegreerd;

- of waarmee een gereglementeerde opleiding als bedoeld in bijlage D is afgesloten;

- en die hem op de uitoefening van dit beroep hebben voorbereid.

De in de eerste alinea van dit punt bedoelde beroepservaring van twee jaar kan echter niet worden geëist wanneer de aanvrager met de in dit punt bedoelde opleidingstitel(s) een gereglementeerde opleiding heeft afgesloten.

Alle opleidingstitels, dan wel elk geheel van dergelijke titels die door een bevoegde instantie in een Lid-Staat zijn afgegeven, worden met de in de eerste alinea bedoelde opleidingstitel gelijkgesteld, indien daarmee een in de Gemeenschap gevolgde opleiding wordt afgesloten welke door de Lid-Staat als gelijkwaardig is erkend, mits de andere Lid-Staten en de Commissie van deze erkenning in kennis zijn gesteld.

In afwijking van het bepaalde in de eerste alinea van dit artikel, is de ontvangende Lid-Staat niet gehouden dit artikel toe te passen indien de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep in dat land afhankelijk is gesteld van het bezit van een diploma zoals omschreven in Richtlijn 89/48/EEG, voor de afgifte waarvan onder andere de voorwaarde geldt dat met succes een postsecundaire studiecyclus van meer dan vier jaar is gevolgd.

Artikel 4

1. Artikel 3 belet niet dat de ontvangende Lid-Staat van de aanvrager eveneens verlangt:

a) dat hij beroepservaring aantoont, wanneer de duur van de opleiding waarvan hij melding maakt, krachtens artikel 3, eerste alinea, onder a) en b), ten minste één jaar korter is dan die welke in de ontvangende Lid-Staat vereist is. In dat geval mag de duur van de vereiste beroepservaring niet meer bedragen dan:

- het dubbele van de ontbrekende opleidingsperiode, wanneer deze periode betrekking heeft op een postsecundaire studiecyclus en/of op een onder toezicht van een stageleider met succes gevolgde en met een examen afgesloten beroepsstage,

- de ontbrekende opleidingsperiode, wanneer deze periode betrekking heeft op een met bijstand van een geschoolde beroepsbeoefenaar opgedane praktijkervaring in het beroep.

Bij diploma's in de zin van artikel 1, onder a), tweede alinea, wordt de duur van de als gelijkwaardig erkende opleiding berekend aan de hand van de in artikel 1, onder a), eerste alinea, gedefinieerde opleiding.

Bij de toepassing van het bepaalde onder a) moet rekening worden gehouden met de in artikel 3, eerste alinea, onder b), bedoelde beroepservaring.

De duur van de verlangde beroepservaring mag in geen geval meer dan vier jaar bedragen.

De beroepservaring kan echter niet worden verlangd van een aanvrager die in het bezit is van een diploma waarmee een postsecundaire studiecyclus wordt afgesloten als bedoeld in artikel 1, onder a), tweede streepje, of een diploma als omschreven in artikel 1, onder a), van Richtlijn 89/48/EEG, en die zijn beroep wil uitoefenen in een ontvangende Lid-Staat waar het bezit is vereist van een diploma of opleidingstitel waarmee een opleidingscyclus als bedoeld in de bijlagen C en D wordt afgesloten;

b) dat hij een aanpassingsstage van ten hoogste drie jaar volbrengt of een proeve van bekwaamheid aflegt:

- wanneer de door hem ontvangen opleiding volgens artikel 3, eerste alinea, onder a) of b), betrekking heeft op theoretische en/of praktijkgerichte vakken die wezenlijk verschillen van die welke worden bestreken door het in de ontvangende Lid-Staat voorgeschreven diploma zoals omschreven in deze richtlijn of in Richtlijn 89/48/EEG, of

- wanneer, in het in artikel 3, eerste alinea, onder a), bedoelde geval, het in de ontvangende Lid-Staat gereglementeerde beroep een of meer gereglementeerde beroepsactiviteiten omvat die niet bestaan in het beroep dat gereglementeerd is in de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst van de aanvrager, en dit verschil gekenmerkt wordt door een specifieke opleiding die in de ontvangende Lid-Staat vereist is en betrekking heeft op theoretische en/of praktijkgerichte vakken die wezenlijk verschillen van die welke worden bestreken door het diploma zoals omschreven in deze richtlijn of in Richtlijn 89/48/EEG, waarnaar de aanvrager verwijst, of

- wanneer, in het in artikel 3, eerste alinea, onder b), bedoelde geval, het in de ontvangende Lid-Staat gereglementeerde beroep een of meer gereglementeerde beroepsactiviteiten omvat die niet bestaan in het beroep dat de aanvrager in de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst heeft uitgeoefend, en dit verschil gekenmerkt wordt door een specifieke opleiding die in de ontvangende Lid-Staat vereist is en betrekking heeft op theoretische en/of praktijkgerichte vakken die wezenlijk verschillen van die welke worden bestreken door de opleidingstitel(s) waarnaar de aanvrager verwijst.

Indien de ontvangende Lid-Staat van de in de eerste alinea van dit punt bedoelde mogelijkheid gebruik maakt, moet hij de aanvrager het recht laten om te kiezen tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid. Wanneer de ontvangende Lid-Staat die een diploma zoals omschreven in Richtlijn 89/48/EEG of in deze richtlijn vereist, uitzonderingen op het keuzerecht van de aanvrager wenst in te voeren, is de procedure van artikel 14 van toepassing.

In afwijking van de tweede alinea van dit punt kan de ontvangende Lid-Staat zich het recht voorbehouden een keuze te maken tussen de aanpassingsstage en de proeve van bekwaamheid wanneer:

- het een beroep betreft waarvan de uitoefening een gedetailleerde kennis van het nationale recht vereist en dat constant voor een wezenlijk deel bestaat in het verstrekken van adviezen en/of bijstand op het gebied van het nationale recht, of

- de ontvangende Lid-Staat de toegang tot of de uitoefening van het beroep afhankelijk stelt van het bezit van een diploma als omschreven in Richtlijn 89/48/EEG voor de afgifte waarvan onder andere de voorwaarde geldt dat met succes een postsecundaire studiecyclus van meer dan drie jaar voltijds of een gelijkwaardige duur deeltijds is gevolgd, en de aanvrager hetzij een diploma bezit zoals omschreven in de onderhavige richtlijn, hetzij een of meer

opleidingstitels bezit in de zin van artikel 3, eerste alinea, onder b), van de onderhavige richtlijn die niet onder artikel 3, onder b), van Richtlijn 89/48/EEG vallen.

2. De ontvangende Lid-Staat mag evenwel de bepalingen van lid 1, onder a) en b), niet cumulatief toepassen.

HOOFDSTUK IV

Stelsel van erkenning wanneer de ontvangende Lid-Staat het bezit van een diploma eist en de aanvrager in het bezit is van een certificaat of een gelijkwaardige opleidingstitel

Artikel 5

Wanneer in de ontvangende Lid-Staat de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk wordt gesteld van het bezit van een diploma, mag de bevoegde instantie een onderdaan van een Lid-Staat de toegang tot of de uitoefening van dat beroep onder dezelfde voorwaarden als die welke voor eigen onderdanen gelden, niet weigeren wegens onvoldoende kwalificaties, indien:

a) de aanvrager in het bezit is van het certificaat dat door een andere Lid-Staat is voorgeschreven om tot het betrokken beroep op zijn grondgebied te worden toegelaten dan wel dat beroep aldaar uit de oefenen, en dat in een Lid-Staat behaald is, of

b) de aanvrager dit beroep gedurende twee jaar tijdens de voorafgaande tien jaren voltijds heeft uitgeoefend in een andere Lid-Staat waar dat beroep niet gereglementeerd is in de zin van artikel 1, onder e), en artikel 1, onder f), eerste alinea, en hij een of meer opleidingstitels bezit:

- die zijn afgegeven door een bevoegde instantie in een Lid-Staat die is aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die Staat, en

- waaruit blijkt dat de houder, na een secundaire studiecyclus te hebben gevolgd:

hetzij een andere studie- of beroepsopleidingscyclus dan bedoeld onder a) heeft volbracht die aan een onderwijsinstelling of in een bedrijf wordt gegeven of afwisselend aan een onderwijsinstelling en in een bedrijf, en in voorkomend geval wordt aangevuld met de stage of de praktijkervaring die deel uitmaakt van die opleidingscyclus,

hetzij de stage of de periode van praktijkervaring heeft volbracht, die deel uitmaakt van die secundaire studiecyclus, of

- waaruit blijkt dat de houder, na een secundaire studiecyclus van technisch of beroepsonderwijs te hebben gevolgd, in voorkomend geval heeft volbracht:

hetzij een studie- of beroepsopleidingscyclus als bedoeld in het tweede streepje,

hetzij de stage of de periode van praktijkervaring die deel uitmaakt van die secundaire studiecyclus van technisch of beroepsonderwijs, en

- die hem op de uitoefening van dat beroep hebben voorbereid.

De hierboven bedoelde beroepservaring van twee jaar kan echter niet worden geëist wanneer de aanvrager met de in dit punt bedoelde opleidingstitel(s) een gereglementeerde opleiding heeft afgesloten.

De ontvangende Lid-Staat kan evenwel van de aanvrager verlangen dat hij een aanpassingsstage van ten hoogste drie jaar volbrengt of een proeve van bekwaamheid aflegt. De ontvangende Lid-Staat dient de aanvrager de keuze tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid te laten.

Indien de ontvangende Lid-Staat uitzonderingen op het keuzerecht van de aanvrager wenst in te voeren, is de procedure van artikel 14 van toepassing.

HOOFDSTUK V

Stelsel van erkenning wanneer de ontvangende Lid-Staat het bezit van een certificaat eist

Artikel 6

Wanneer in de ontvangende Lid-Staat de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk wordt gesteld van het bezit van een certificaat, kan de bevoegde instantie een onderdaan van een Lid-Staat de toegang tot of de uitoefening van dat beroep onder dezelfde voorwaarden als die welke voor eigen onderdanen gelden, niet weigeren wegens onvoldoende kwalificaties, indien:

a) de aanvrager in het bezit is van het diploma zoals omschreven in deze richtlijn of in Richtlijn 89/48/EEG of van het certificaat dat door een andere Lid-Staat is voorgeschreven om tot het betrokken beroep op zijn grondgebied te worden toegelaten dan wel dat beroep aldaar uit te oefenen, en dat in een Lid-Staat behaald is; of

b) de aanvrager dit beroep tijdens de voorafgaande tien jaren gedurende twee jaar voltijds of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds heeft uitgeoefend in een andere Lid-Staat waar dat

beroep niet gereglementeerd is in de zin van artikel 1, onder e), en van de eerste alinea van artikel 1, onder f), en hij een of meer opleidingstitels bezit:

- die zijn afgegeven door een bevoegde instantie in een Lid-Staat die is aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die Staat, en

- waaruit blijkt dat de houder met succes een andere postsecundaire studiecyclus heeft gevolgd dan die bedoeld in het tweede streepje van artikel 1, onder a), van Richtlijn 89/48/EEG, van ten minste één jaar voltijds of van een gelijkwaardige duur deeltijds, en waarvan een van de toelatingsvoorwaarden normaliter een voltooide secundaire studiecyclus is die vereist is voor de toelating tot het universitair of hoger onderwijs, alsmede de beroepsopleiding die eventueel in die postsecundaire studiecyclus is geïntegreerd, of

- waaruit blijkt dat de houder, na een secundaire studiecyclus te hebben gevolgd:

hetzij een andere studie- of beroepsopleidingscyclus dan bedoeld onder a) heeft volbracht die aan een onderwijsinstelling of in een bedrijf wordt gegeven of afwisselend aan een onderwijsinstelling en in een bedrijf, en in voorkomend geval wordt aangevuld met de stage of de praktijkervaring die deel uitmaakt van die opleidingscyclus,

hetzij de stage of de periode van praktijkervaring heeft volbracht, die deel uitmaakt van die secundaire studiecyclus, of

- waaruit blijkt dat de houder, na een secundaire studiecyclus van technisch of beroepsonderwijs te hebben gevolgd, in voorkomend geval heeft volbracht:

hetzij een studie- of beroepsopleidingscyclus als bedoeld in het derde streepje,

hetzij de stage of de periode van praktijkervaring die deel uitmaakt van die secundaire studiecyclus van technisch of beroepsonderwijs, en

- die hem op de uitoefening van dit beroep hebben voorbereid.

De hierboven bedoelde beroepservaring van twee jaar kan echter niet worden geëist wanneer de aanvrager met de in dit punt bedoelde opleidingstitel(s) een gereglementeerde opleiding heeft afgesloten;

c) de aanvrager die geen diploma, certificaat of opleidingstitel in de zin van artikel 3, eerste alinea, onder b), of van punt b) van dit artikel bezit, dit beroep tijdens de voorafgaande tien jaar gedurende drie jaar achtereen voltijds of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds heeft uitgeoefend in een andere Lid-Staat waar dat beroep niet gereglementeerd is in de zin van artikel 1, onder d), en artikel 1, onder e), eerste alinea.

Alle opleidingstitels, dan wel elk geheel van dergelijke titels die door een bevoegde instantie in een Lid-Staat zijn afgegeven, worden met de in de eerste alinea, onder b), bedoelde opleidingstitel gelijkgesteld, indien daarmee een in de Gemeenschap gevolgde opleiding wordt afgesloten welke door de Lid-Staat als gelijkwaardig is erkend, mits de andere Lid-Staten en de Commissie van deze erkenning in kennis zijn gesteld.

Artikel 7

Artikel 6 belet niet dat de ontvangende Lid-Staat van de aanvrager eveneens verlangt:

a) dat hij een aanpassingsstage van ten hoogste twee jaar volbrengt, of zich aan een proeve van bekwaamheid onderwerpt, wanneer de door hem ontvangen opleiding volgens artikel 5, eerste alinea, onder a) of b), betrekking heeft op theoretische en/of praktijkgerichte vakken die wezenlijk verschillen van die welke worden bestreken door het in de ontvangende Lid-Staat voorgeschreven certificaat, of wanneer er verschillen in de werkterreinen zijn, die in de ontvangende Lid-Staat worden gekenmerkt door een specifieke opleiding die is gericht op theoretische en/of praktijkgerichte vakken die wezenlijk verschillen van die welke door de opleidingstitel van de aanvrager worden bestreken.

Indien de ontvangende Lid-Staat gebruik maakt van deze mogelijkheid, dient hij de aanvrager de keuze tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid te laten. Indien de ontvangende Lid-Staat die een certificaat verlangt, uitzonderingen op het keuzerecht van de aanvrager wenst in te voeren, is de procedure van artikel 14 van toepassing;

b) dat hij een aanpassingsstage van ten hoogste twee jaar volbrengt of een proeve van bekwaamheid ondergaat, wanneer hij in het in artikel 6, eerste alinea, onder c), bedoelde geval niet in het bezit is van een diploma, certificaat of opleidingstitel. De ontvangende Lid-Staat kan zich de keuze tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid voorbehouden.

HOOFDSTUK VI

Bijzondere stelsels van erkenning van kwalificaties

Artikel 8

Wanneer in de ontvangende Lid-Staat de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep

afhankelijk wordt gesteld van het bezit van een bekwaamheidsattest, mag de bevoegde instantie een onderdaan van een Lid-Staat de toegang tot of de uitoefening van dat beroep onder dezelfde voorwaarden als die welke voor eigen onderdanen gelden, niet weigeren wegens onvoldoende kwalificaties:

a) indien de aanvrager in het bezit is van het bekwaamheidsattest dat door een andere Lid-Staat is voorgeschreven om tot dat zelfde beroep op zijn grondgebied te worden toegelaten dan wel dat beroep aldaar uit te oefenen, en dat in een andere Lid-Staat behaald is, of

b) indien de aanvrager in andere Lid-Staten behaalde kwalificaties overlegt,

welke in het bijzonder met betrekking tot de gezondheid, de veiligheid, de milieubescherming en de consumentenbescherming garanties bieden die gelijkwaardig zijn aan de garanties welke op grond van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de ontvangende Lid-Staat zijn vereist.

Kan de aanvrager een dergelijk bekwaamheidsattest of dergelijke kwalificaties niet overleggen, dan zijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de ontvangende Lid-Staat van toepassing.

Artikel 9

Wordt in de ontvangende Lid-Staat de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk gesteld van het loutere bezit van een titel ten blijke van een algemene opleiding van het niveau van het basisonderwijs of van het secundaire onderwijs, dan mag de bevoegde instantie een onderdaan van een Lid-Staat de toegang tot of de uitoefening van dat beroep onder dezelfde voorwaarden als die welke voor eigen onderdanen gelden, niet weigeren wegens onvoldoende kwalificaties, indien de aanvrager in het bezit is van een opleidingstitel van het overeenkomstige niveau die afgegeven is in een andere Lid-Staat.

Deze opleidingstitel moet in die andere Lid-Staat afgegeven zijn door een bevoegde instantie die is aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die Lid-Staat.

HOOFDSTUK VII

Andere maatregelen om de daadwerkelijke uitoefening van het vestigingsrecht, het vrij verrichten van diensten en het vrije verkeer van loontrekkenden te vergemakkelijken

Artikel 10

1. De bevoegde instantie van de ontvangende Lid-Staat die de toegang tot een gereglementeerd beroep afhankelijk stelt van de overlegging van een bewijs van goed zedelijk gedrag of een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene nooit failliet is gegaan of die de uitoefening van een dergelijk beroep in geval van ernstige fouten bij de beroepsuitoefening of strafbare overtreding opschort of verbiedt, aanvaardt als voldoende bewijs voor onderdanen van de Lid-Staten die dit beroep op het grondgebied van de ontvangende Lid-Staat willen uitoefenen, de overlegging van documenten die door bevoegde instanties van de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst zijn afgegeven en waaruit blijkt dat aan die eisen wordt voldaan.

Wanneer de in de eerste alinea bedoelde documenten niet worden afgegeven door de bevoegde instanties van de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst worden deze vervangen door een verklaring onder ede - of, in de Lid-Staten waar de eed niet bestaat, door een plechtige verklaring - welke door de betrokkene wordt afgelegd ten overstaan van een bevoegde rechterlijke of administratieve instantie of, in voorkomend geval, een notaris of een bevoegde beroepsorganisatie van de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst, welke een attest afgeeft dat deze eed of deze plechtige verklaring bewijskracht geeft.

2. Wanneer de bevoegde instantie van de ontvangende Lid-Staat van de onderdanen van deze Lid-Staat voor de toegang tot een gereglementeerd beroep of de uitoefening daarvan een document betreffende hun lichamelijke of geestelijke gezondheid eist, aanvaardt zij als voldoende bewijs dienaangaande het document dat in de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst vereist is.

Wanneer de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst voor de toegang tot of de uitoefening van het betrokken beroep geen document van deze aard verlangt, aanvaardt de ontvangende Lid-Staat van de onderdanen van de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst een door een bevoegde instantie van laatstgenoemde Staat afgegeven attest dat met de attesten van de ontvangende Lid-Staat overeenstemt.

3. De bevoegde instantie van de ontvangende Lid-Staat kan eisen dat de in de leden 1 en 2 bedoelde documenten en attesten bij overlegging niet ouder dan drie maanden zijn.

4. Wanneer de bevoegde instantie van de ontvangende Lid-Staat van de onderdanen van deze Lid-Staat voor de toegang tot een gereglementeerd beroep of de uitoefening daarvan een eed of een plechtige verklaring eist, en ingeval de formulering van die eed of die verklaring niet door onderdanen van andere Lid-Staten kan worden gebruikt, zorgt zij ervoor dat de betrokkenen zich van een aangepaste en gelijkwaardige formulering kunnen bedienen.

Artikel 11

1. De bevoegde instantie van de ontvangende Lid-Staat kent aan onderdanen van de Lid-Staten die aan de voorwaarden voor de toegang tot en de uitoefening

van een gereglementeerd beroep op het grondgebied van de ontvangende Lid-Staat voldoen, het recht toe om de beroepstitel van de ontvangende Lid-Staat te voeren die met dat beroep overeenkomt.

2. De bevoegde instantie van de ontvangende Lid-Staat kent aan de onderdanen van de Lid-Staten die aan de voorwaarden voor de toegang tot en de uitoefening van een gereglementeerde beroepsactiviteit op het grondgebied van de ontvangende Lid-Staat voldoen, het recht toe om van hun wettige, in de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst gevoerde opleidingstitel en eventueel van de afkorting daarvan, in de taal van deze Staat gebruik te maken. De ontvangende Lid-Staat kan voorschrijven dat de titel wordt gevolgd door de naam en de plaats van de instelling of de examencommissie die deze heeft verleend.

3. Wanneer een beroep in de ontvangende Lid-Staat is gereglementeerd door een vereniging of organisatie als bedoeld in artikel 1, onder f), mogen de onderdanen van de Lid-Staten de door die organisatie of vereniging verleende beroepstitel of de afkorting daarvan uitsluitend gebruiken indien zij het bewijs overleggen dat zij lid van die organisatie of vereniging zijn.

Wanneer de vereniging of organisatie het lidmaatschap afhankelijk stelt van bepaalde kwalificaties, mag zij deze kwalificaties van onderdanen van andere Lid-Staten, die beschikken over een diploma als bedoeld in artikel 1, onder a), of een certificaat al bedoeld in artikel 1, onder b), dan wel een opleidingstitel in de zin van artikel 3, eerste alinea, onder b), of artikel 5, eerste alinea, onder b), of artikel 9, slechts eisen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, inzonderheid de artikelen 3, 4 en 5.

Artikel 12

1. Als bewijsmiddel dat aan de in de artikelen 3 tot en met 9 gestelde voorwaarden is voldaan, aanvaardt de ontvangende Lid-Staat de documenten die door de bevoegde instanties van de Lid-Staten worden verstrekt en die de betrokkene moet overleggen ter ondersteuning van zijn aanvraag om het betrokken beroep te mogen uitoefenen.

2. De procedure voor de behandeling van een aanvraag om een gereglementeerd beroep te mogen uitoefenen, moet zo spoedig mogelijk worden voltooid; uiterlijk vier maanden na de indiening van het volledige dossier van de betrokkene moet zij door een met redenen omkleed besluit van de bevoegde instantie van de ontvangende Lid-Staat worden afgesloten. Tegen dit besluit, of tegen het uitblijven ervan, kan bij een nationale rechterlijke instantie beroep worden aangetekend.

HOOFDSTUK VIII

Cooerdinatieprocedure

Artikel 13

1. De Lid-Staten wijzen binnen de in artikel 17 genoemde termijn de bevoegde instanties aan die gemachtigd zijn de aanvragen te ontvangen en de in deze richtlijn bedoelde besluiten te nemen. Zij stellen de andere Lid-Staten en de Commissie daarvan in kennis.

2. Elke Lid-Staat wijst een cooerdinator van de werkzaamheden van de in lid 1 bedoelde instanties aan en stelt de andere Lid-Staten en de Commissie daarvan in kennis. De taak van de cooerdinator is de eenvormige toepassing van deze richtlijn op alle betrokken beroepen te bevorderen. De cooerdinator is lid van de Cooerdinatiegroep die bij artikel 9, lid 2, van Richtlijn 89/48/EEG bij de Commissie is ingesteld.

De bij genoemde bepaling van Richtlijn 89/48/EEG ingestelde Cooerdinatiegroep heeft eveneens tot taak:

- de tenuitvoerlegging van deze richtlijn te vergemakkelijken;

- alle nuttige informatie in te winnen voor de toepassing van deze richtlijn in de Lid-Staten, en met name informatie die verband houdt met de opstelling van een indicatieve lijst van de gereglementeerde beroepen en informatie met betrekking tot de verschillen tussen de in de Lid-Staten verstrekte kwalificaties, ten einde de beoordeling van eventuele wezenlijke verschillen door de bevoegde instanties van de Lid-Staten te vergemakkelijken.

De Cooerdinatiegroep kan door de Commissie worden geraadpleegd over de wijzigingen die in het bestaande stelsel zouden kunnen worden aangebracht.

3. De Lid-Staten nemen maatregelen om de nodige informatie over de erkenning van diploma's en certificaten alsmede over de andere voorwaarden voor de toegang tot de gereglementeerde beroepen in het kader van deze richtlijn te verstrekken. Zij kunnen daartoe een beroep doen op de bestaande informatienetwerken en, in voorkomend geval, op de betrokken beroepsverenigingen of -organisaties. De Commissie neemt de nodige initiatieven voor de ontwikkeling en de cooerdinatie van de verstrekking van de nodige informatie.

HOOFDSTUK IX

Procedure inzake afwijking van de keuze tussen aanpassingsstage en proeve van bekwaamheid

Artikel 14

1. Indien een Lid-Staat, overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b), tweede alinea, tweede zin, of artikel 5,

derde alinea, of artikel 7, onder a), tweede alinea, tweede zin, de keuze tussen aanpassingsstage en proeve van bekwaamheid niet aan de aanvrager wenst over te laten, deelt hij de Commissie onverwijld het ontwerp van het betrokken voorschrift mede. Tegelijkertijd doet hij de Commissie mededeling van de redenen die de vaststelling van een dergelijk voorschrift noodzakelijk maken.

De Commissie stelt de overige Lid-Staten onverwijld in kennis van het ontwerp; zij kan ook de in artikel 13, lid 2, bedoelde Cooerdinatiegroep over dit ontwerp raadplegen.

2. Onverminderd de mogelijkheid die de Commissie en de overige Lid-Staten hebben om opmerkingen aangaande het ontwerp in te dienen, mag de Lid-Staat het voorschrift slechts aannemen, indien de Commissie zich daar binnen een termijn van drie maanden bij beschikking niet tegen heeft uitgesproken.

3. Op verzoek van een Lid-Staat of van de Commissie delen de Lid-Staten hun onverwijld de definitieve tekst van een voorschrift uit hoofde van dit artikel mede.

HOOFDSTUK X

Procedure voor de wijziging van de bijlagen C en D

Artikel 15

1. De lijsten van opleidingen in de bijlagen C en D kunnen gewijzigd worden wanneer elke betrokken Lid-Staat hiertoe een met redenen omkleed verzoek bij de Commissie indient. Dit verzoek moet vergezeld gaan van alle relevante inlichtingen, met name de tekst van de desbetreffende nationale wettelijke bepalingen. De verzoekende Lid-Staat stelt ook de overige Lid-Staten hiervan in kennis.

2. De Commissie onderzoekt de betrokken opleiding en de in de andere Lid-Staten vereiste opleidingen. Zij controleert met name of de titel waarmee de betrokken opleiding wordt afgesloten, waarborgt dat de houder:

- een beroepsopleiding heeft gevolgd van een niveau dat vergelijkenderwijs even hoog is als dat van de in artikel 1, onder a), eerste alinea, tweede streepje, onder i), bedoelde postsecundaire studiecyclus, en

- verantwoordelijkheden en taken van een gelijk niveau mag uitoefenen.

3. De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

4. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen al naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neeemt niet aan de stemming deel.

5. De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval stelt de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten, uit met twee maanden.

6. De Raad kan binnen de in lid 5 genoemde termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

7. De Commissie stelt de betrokken Lid-Staat van het besluit in kennis en maakt, zo nodig, de aldus gewijzigde lijst bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

HOOFDSTUK XI

Overige bepalingen

Artikel 16

Na de in artikel 17 bepaalde datum leggen de Lid-Staten aan de Commissie om de twee jaar een verslag over de toepassing van het ingevoerde stelsel voor.

Behalve algemene toelichtingen dient dat verslag een statistisch overzicht te bevatten van de genomen besluiten, alsmede een beschrijving van de voornaamste problemen die uit de toepassing van deze richtlijn voortvloeien.

Artikel 17

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen in werking treden om vóór 18 juni 1994 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 18

De Commissie doet het Europese Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité uiterlijk vijf jaar na de in artikel 17 vastgestelde datum een verslag toekomen over de stand van zaken met betrekking tot de toepassing van deze richtlijn.

Na alle nodige raadplegingen legt de Commissie haar conclusies voor met betrekking tot de wijzigingen die in deze richtlijn kunnen worden aangebracht. Bij die gelegenheid dient de Commissie in voorkomend geval ook voorstellen in ter verbetering van de bestaande voorschriften, ten einde het vrije verkeer, het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten te vergemakkelijken.

Artikel 19

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 18 juni 1992.

Voor de RaadDe VoorzitterVitor MARTINS

(1) PB nr. C 263 van 16. 10. 1989, blz. 1, en

PB nr. C 217 van 1. 9. 1990, blz. 4.(2) PB nr. C 149 van 18. 6. 1990, blz. 149, en

PB nr. C 150 van 15. 6. 1992.(3) PB nr. C 75 van 26. 3. 1990, blz. 11.(4) PB nr. L 19 van 24. 1. 1989, blz. 16.(5) PB nr. L 199 van 31. 7. 1985, blz. 56.

BIJLAGE A

Lijst van de in artikel 2, tweede alinea, bedoelde richtlijnen

1. 64/429/EEGRichtlijn van de Raad van 7 juli 1964 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden van de be- en verwerkende nijverheid behorende tot de klassen 23 tot en met 40 van de ISIC (industrie en ambacht) (1)

64/427/EEGRichtlijn van de Raad van 7 juli 1964 betreffende de overgangsmaatregelen op het gebied van de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden van de be- en verwerkende nijverheid behorende tot de klassen 23 tot en met 40 van de ISIC (industrie en ambacht) (2)

2. 68/365/EEGRichtlijn van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden in de levensmiddelenindustrie alsmede bij de vervaardiging van dranken (klassen 20 en 21 CITI) (3)

68/366/EEGRichtlijn van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende de overgangsmaatregelen op het gebied van de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden van de levensmiddelenindustrie alsmede bij de vervaardiging van dranken (klassen 20 en 21 CITI) (4)

3. 64/223/EEGRichtlijn van de Raad van 25 februari 1964 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de werkzaamheden welke onder de groothandel ressorteren (5)

64/224/EEGRichtlijn van de Raad van 25 februari 1964 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de werkzaamheden van tussenpersonen in handel, industrie en ambacht (6)

64/222/EEGRichtlijn van de Raad van 25 februari 1964 betreffende de overgangsmaatregelen op het gebied van de werkzaamheden in de groothandel en van de werkzaamheden van tussenpersonen in handel, industrie en ambacht (7)

4. 68/363/EEGRichtlijn van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de kleinhandel ressorteren (ex groep 612 CITI) (8)

68/364/EEGRichtlijn van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende de overgangsmaatregelen op het gebied van de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de kleinhandel ressorteren (ex groep 612 CITI) (9)

5. 70/522/EEGRichtlijn van de Raad van 30 november 1970 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de groothandel in steenkool ressorteren en voor de werkzaamheden van tussenpersonen op het gebied van steenkool (ex groep 6112 CITI) (10)

70/523/EEGRichtlijn van de Raad van 30 november 1970 betreffende de overgangsmaatregelen op het gebied van de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de groothandel in steenkool ressorteren en van de werkzaamheden van tussenpersonen op het gebied van steenkool (ex groep 6112 CITI)(11)

6. 74/557/EEGRichtlijn van de Raad van 4 juni 1974 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden en voor de werkzaamheden van tussenpersonen welke onder de handel in en de distributie van giftige produkten ressorteren (12)

74/556/EEGRichtlijn van de Raad van 4 juni 1974 betreffende de overgangsmaatregelen op het gebied van de werkzaamheden welke onder de handel in en de distributie van giftige produkten ressorteren en de werkzaamheden die het beroepsmatig gebruik van die produkten meebrengen met inbegrip van de werkzaamheden van tussenpersonen (13)

7. 68/367/EEGRichtlijn van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de persoonlijke diensten ressorteren (ex klasse 85 CITI) (14):1. restaurants en slijterijen (groep 852 CITI)2. hotels, pensions en dergelijke inrichtingen, kampeerterreinen (groep 853 CITI)

68/368/EEGRichtlijn van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende de overgangsmaatregelen op het gebied van de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de persoonlijke diensten ressorteren (ex klasse 85 CITI) (15):1. restaurants en slijterijen (groep 852 CITI)2. hotels, pensions en dergelijke inrichtingen, kampeerterreinen (groep 853 CITI)

8. 77/92/EEGRichtlijn van de Raad van 13 december 1976 houdende maatregelen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de werkzaamheden van verzekeringsagent en assurantiemakelaar (ex groep 630 CITI) en houdende met name overgangsmaatregelen voor deze werkzaamheden (16)

9. 82/470/EEGRichtlijn van de Raad van 29 juni 1982 houdende maatregelen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden van bepaalde tussenpersonen op het gebied van het vervoer en van reisbureaubedrijven (groep 718 CITI) alsmede van opslagbedrijven (groep 720 CITI) (17)

10. 82/489/EEGRichtlijn van de Raad van 19 juli 1982 houdende maatregelen ter vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten van kappers (18)

11. 75/368/EEGRichtlijn van de Raad van 16 juni 1975 houdende maatregelen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor diverse werkzaamheden (ex klasse 01 tot en met 85 CITI) en houdende met name overgangsmaatregelen voor deze werkzaamheden (19)

12. 75/369/EEGRichtlijn van de Raad van 16 juni 1975 houdende maatregelen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de werkzaamheden die op ambulante wijze worden verricht en houdende met name overgangsmaatregelen voor deze werkzaamheden (20)

Opmerking

Er moet op worden gewezen dat verschillende van de hierboven genoemde richtlijnen werden aangevuld door de Toetredingsakten van Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk (PB nr. L 73 van 27. 3. 1972), Griekenland (PB nr. L 291 van 19. 11. 1979) en Spanje en Portugal (PB nr. L 302 van 15. 11. 1985).

(1) PB nr. 117 van 23. 7. 1964, blz. 1880/64.(2) PB nr. 117 van 23. 7. 1964, blz. 1863/64. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 69/77/EEG (PB nr. L 59 van 10. 3. 1969, blz. 8).(3) PB nr. L 260 van 22. 10. 1968, blz. 9.(4) PB nr. L 260 van 22. 10. 1968, blz. 12.(5) PB nr. 56 van 4. 4. 1964, blz. 863/64.(6) PB nr. 56 van 4. 4. 1964, blz. 869/64.(7) PB nr. 56 van 4. 4. 1964, blz. 857/64.(8) PB nr. L 260 van 22. 10. 1968, blz. 1.(9) PB nr. L 260 van 22. 10. 1968, blz. 6.(10) PB nr. L 267 van 10. 12. 1970, blz. 14.(11) PB nr. L 267 van 10. 12. 1970, blz. 18.(12) PB nr. L 307 van 18. 11. 1974, blz. 5.(13) PB nr. L 307 van 18. 11. 1974, blz. 1.(14) PB nr. L 260 van 22. 10. 1968, blz. 16.(15) PB nr. L 260 van 22. 10. 1968, blz. 19.(16) PB nr. L 26 van 31. 1. 1977, blz. 14.(17) PB nr. L 213 van 21. 7. 1982, blz. 1.(18) PB nr. L 218 van 27. 7. 1982, blz. 24.(19) PB nr. L 167 van 30. 6. 1975, blz. 22.(20) PB nr. L 167 van 30. 6. 1975, blz. 29.

BIJLAGE B

Lijst van de in artikel 2, derde alinea, bedoelde richtlijnen

Het betreft de in de rubrieken 1 tot en met 7 van bijlage A genoemde richtlijnen, met uitzondering van de in rubriek 6 genoemde Richtlijn 74/556/EEG.

BIJLAGE C

LIJST VAN OPLEIDINGEN MET EEN BIJZONDERE STRUCTUUR, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1, ONDER a), EERSTE ALINEA, TWEEDE STREEPJE, ONDER ii)

1. Paramedisch en sociaal-pedagogisch gebied

In Duitsland

de opleidingen voor:- kinderverpleegkundige ( "Kinderkrankenschwester/Kinderkrankenpfleger")- fysiotherapeut ( "Krankengymnast(in)")- bezigheids- en arbeidstherapeut ( "Beschaeftigungs- und Arbeitstherapeut(in)")- logopedist ( "Logopaede/Logopaedin")- orthoptist ( "Orthoptist(in)")- van staatswege erkend pedagogisch werker ( "Staatlich anerkannte(r) Erzieher(in)")- van staatswege erkend orthopedagogisch werker ( "Staatlich anerkannte(r) Heilpaedagoge(in)");

in Italië

de opleidingen voor:- tandtechnicus ( "odontotecnico")- opticien ( "ottico")- podoloog ( "podologo");

in Luxemburg

de opleidingen voor:- radiologisch laborant ( "assistant(e) technique médical(e) en radiologie")- medisch laborant ( "assistant(e) technique médical(e) de laboratoire")- psychiatrisch verpleegkundige ( "infirmier(ière) psychiatrique")- chirurgieassistent ( "assistant(e) technique médical(e) en chirurgie")- kinderverpleegkundige ( "infirmier(ière) puériculteur(trice)")- anesthesieverpleegkundige ( "infirmier(ière) anesthésiste")- gediplomeerd masseur ( "masseur(euse) diplômé(e)")- pedagogisch werker ( "éducateur(trice)");overeenkomende met opleidingen met een totale duur van ten minste dertien jaar, waarvan:- hetzij ten minste drie jaar beroepsopleiding aan een gespecialiseerde school, afgesloten met een examen, eventueel aangevuld met een specialisatiecyclus van een of twee jaar, afgesloten met een examen,- hetzij ten minste twee en een half jaar aan een gespecialiseerde school, afgesloten met een examen en aangevuld met een praktijkervaring van ten minste zes maanden of een beroepsstage van ten minste zes maanden aan een erkende instelling,- hetzij ten minste twee jaar aan een gespecialiseerde school, afgesloten met een examen en aangevuld met een praktijkervaring van ten minste één jaar of een beroepsstage van ten minste één jaar aan een erkende instelling.

2. Sector meesters ( "Mester"/ "Meister"/ "Maître") overeenkomende met opleidingen voor ambachtelijke activiteiten die niet onder de in bijlage A genoemde richtlijnen vallen

In Denemarken

de opleidingen voor:- opticien ( "optometrist")

overeenkomende met een opleidingscyclus met een totale duur van veertien jaar, waarvan gedurende ten minste vijf jaar een beroepsopleiding wordt gevolgd, verdeeld in een door de instelling voor beroepsonderwijs verzorgde theoretische opleiding van twee en een half jaar en een praktische opleiding van twee en een half jaar in het bedrijf, afgesloten met een erkend examen dat betrekking heeft op de ambachtelijke activiteit en het recht verleent de titel "Mester" te voeren;- prothese/orthesemaker ( "ortopaedimekaniker")overeenkomende met een opleidingscyclus met een totale duur van twaalf en een half jaar, waarvan gedurende drie en een half jaar een beroepsopleiding wordt gevolgd, verdeeld in een door de instelling voor beroepsonderwijs verzorgde theoretische opleiding van een semester en een praktische opleiding van drie jaar in het bedrijf, afgesloten met een erkend examen dat betrekking heeft op de ambachtelijke activiteit en het recht verleent de titel "Mester" te voeren;- orthopedisch schoenmaker ( "ortopaediskomager")overeenkomende met een opleidingscyclus met een totale duur van dertien en een half jaar, waarvan gedurende vier en een half jaar een beroepsopleiding wordt gevolgd, verdeeld in een door de instelling voor beroepsonderwijs verzorgde theoretische opleiding van twee jaar en een praktische opleiding van twee en een half jaar in het bedrijf, afgesloten met een erkend examen dat betrekking heeft op de ambachtelijke activiteit en het recht verleent de titel "Mester" te voeren;

In Duitsland

de opleidingen voor:- opticien ( "Augenoptiker")- tandtechnicus ( "Zahntechniker")- bandagist ( "Bandagist")- audicien ( "Hoergeraete-Akustiker")- prothese/orthesemaker ( "Orthopaediemechaniker")- orthopedisch schoenmaker ( "Orthopaedieschuhmacher");

in Luxemburg

de opleidingen voor:- opticien ( "opticien")- tandtechnicus ( "mécanicien dentaire")- audicien ( "audioprothésiste")- prothese/orthesemaker-bandagist ( "mécanicien orthopédiste/bandagiste")- orthopedisch schoenmaker ( "orthopédiste-cordonnier");overeenkomende met een opleidingscyclus met een totale duur van veertien jaar, waarvan gedurende ten minste vijf jaar een opleiding in een gestructureerd kader wordt gevolgd, gedeeltelijk in het bedrijf en gedeeltelijk aan de instelling voor beroepsonderwijs, afgesloten met een examen dat met succes moet worden afgelegd om een als ambachtelijk beschouwde activiteit als zelfstandige of als werknemer in loondienst met een vergelijkbaar verantwoordelijkheidsniveau uit te mogen oefenen.

3. Maritieme sector

a) Zeescheepvaart

In Denemarken

de opleidingen voor:- kapitein van de koopvaardij ( "skibsfoerer")- eerste stuurman ( "overstyrmand")- stuurman, officier werktuigkundige ( "enestyrmand, vagthavende styrmand")- officier werktuigkundige ( "vagthavende styrmand")- scheepswerktuigkundige ( "maskinchef")- eerste officier werktuigkundige ( "1. maskinmester")- eerste officier werktuigkundige/stuurman werktuigkundige ( "1. maskinmester/vagthavende maskinmester");

in Duitsland

de opleidingen voor:- kapitein AM ( "Kapitaen AM")- kapitein AK ( "Kapitaen AK")- zeevaartkundig scheepsofficier AMW ( "Nautischer Schiffsoffizier AMW")- zeevaartkundig scheepsofficier AKW ( "Nautischer Schiffsoffizier AKW")- scheepswerktuigkundige CT - hoofdmachinist ( "Schiffsbetriebstechniker CT - Leiter von Maschinenanlagen")- scheepsmachinist CMa - hoofdmachinist ( "Schiffsmaschinist CMa - Leiter von Maschinenanlagen")- scheepswerktuigkundige CTW ( "Schiffbetriebstechniker CTW")- scheepsmachinist CMaW - enig technisch officier aan boord ( "Schiffsmaschinist CMaW - Technischer Alleinoffizier");

in Italië

de opleidingen voor:- dekofficier ( "ufficiale di coperta")- werktuigkundige ( "ufficiale di macchina");

in Nederland

de opleidingen voor:- stuurman kleine handelsvaart (met aanvulling)- diploma motordrijver;overeenkomende met de volgende opleidingen:- in Denemarken negen jaar lager onderwijs, gevolgd door een basisopleiding en/of dienst op zee gedurende 17 à 36 maanden en aangevuld:- voor de officier werktuigkundige: met een jaar gespecialiseerde beroepsopleiding,- voor de anderen: met drie jaar gespecialiseerde beroepsopleiding;- in Duitsland, een opleiding waarvan de totale duur tussen 14 en 18 jaar ligt en die het volgende inhoudt: een basisberoepsopleiding van drie jaar en dienst op zee gedurende één jaar, gevolgd door een gespecialiseerde beroepsopleiding van een à twee jaar, eventueel aangevuld met twee jaar praktijkervaring;- in Italië, een opleiding van in totaal 13 jaar, waarvan ten minste vijf jaar beroepsopleiding, afgesloten met een examen, eventueel aangevuld met een beroepsstage;- in Nederland, een onderwijscyclus van 14 jaar, waarvan ten minste twee jaar aan een gespecialiseerde instelling voor beroepsonderwijs, en aangevuld met twaalf maanden praktijkervaring,die erkend zijn in het kader van het Internationale STCW-Verdrag (International Verdrag van 1978 betreffende normen voor opleiding, diplomering en wachtlopen voor zeevarenden).b) Zeevisserij

In Duitsland

de opleidingen voor:- kapitein BG visserij ( "Kapitaen BG/Fischerei")- kapitein BK visserij ( "Kapitaen BK/Fischerei")- zeevaartkundig scheepsofficier BGW visserij ( "Nautischer Schiffsoffizier BGW/Fischerei")- zeevaartkundig scheepsofficier BKW visserij ( "Nautischer Schiffsoffizier BKW/Fischerei");

in Nederland

de opleidingen voor:- stuurman werktuigkundige V

- werktuigkundige IV visvaart- stuurman IV visvaart- stuurman werktuigkundige VI;overeenkomende met de volgende opleidingen:- in Duitsland, een opleiding waarvan de totale duur tussen 14 en 18 jaar ligt en die het volgende inhoudt: een basisberoepsopleiding van drie jaar en dienst op zee gedurende één jaar, gevolgd door een gespecialiseerde beroepsopleiding van één à twee jaar, eventueel aangevuld met twee jaar praktijkervaring;- in Nederland, een onderwijscyclus van 13 à 15 jaar waarvan ten minste twee jaar aan een gespecialiseerde instelling voor beroepsonderwijs, aangevuld met twaalf maanden praktijkervaring, die erkend zijn in het kader van het Verdrag van Torremolinos (Internationaal Verdrag van 1977 voor de beveiliging van vissersvaartuigen).

4. Technische sector

In Italië

de opleidingen voor:- landmeter ( "geometra")- agronom ( "perito agrario")- boekhouder/commercieel medewerker ( "ragioniere/perito commerciale")- arbeidsconsulent ( "consulente del lavoro"),overeenkomend met cyclussen van technisch secundair onderwijs met een totale duur van ten minste 13 jaar, waarvan acht jaar verplicht onderwijs gevolgd door vijf jaar secundair onderwijs, waarvan drie jaar beroepsgericht onderwijs, afgesloten met het examen van het technisch baccalaureaat en aangevuld:- in het geval van de landmeter met:hetzij een praktijkstage van ten minste twee jaar op een landmetersbureau,hetzij een beroepservaring van vijf jaar,- in het geval van de agronom, de boekhouder/commercieel medewerker en de arbeidsconsulent met een praktijkstage van ten minste twee jaar,gevolgd door het staatsexamen.

In Nederland

de opleiding voor:- gerechtsdeurwaarder,overeenkomend met een onderwijs- en beroepsopleidingscyclus met een totale duur van 19 jaar, waarvan acht jaar verplicht schoolonderwijs, gevolgd door acht jaar secundair onderwijs, waarvan vier jaar technisch onderwijs afgesloten met een staatsexamen, en aangevuld met drie jaar theorieonderwijs en praktijkgerichte opleiding toegespitst op de uitoefening van het beroep.

5. Opleidingen die in het Verenigd Koninkrijk zijn goedgekeurd als "National Vocational Qualifications" of als "Scottish Vocational Qualifications"

De opleidingen voor:- medisch wetenschappelijk laborant ( "Medical laboratory scientific officer")- elektrotechnisch mijningenieur ( "Mine electrical engineer")- werktuigbouwkundig mijningenieur ( "Mine mechanical engineer")- erkend sociaal werker (gezondheidszorg voor geestelijk gehandicapten) ( "Approved social worker - mental health")- reclasseringsambtenaar ( "Probation officer")

- gebitstherapeut ( "Dental therapist")- gebitshygiënist ( "Dental hygienist")- opticien ( "Dispensing optician")- veiligheidsopzichter mijnen ( "Mine deputy")- functionaris belast met insolventiezaken ( "Insolvency practitioner")- erkend opsteller van overdrachtsakten ( "Licensed conveyancer")- prothesemaker ( "Prosthetist")- eerste stuurman - vracht/passagiersschepen - onbeperkt ( "First mate - Freight/Passenger ships - unrestricted")- tweede stuurman - vracht/passagiersschepen - onbeperkt ("Second mate - Freight/Passenger ships - unrestricted")- derde stuurman - vracht/passagiersschepen - onbeperkt ( "Third mate - Freight/Passenger ships - unrestricted")- stuurman - vracht/passagiersschepen - onbeperkt ( "Deck officer - Freight/Passenger ships - unrestricted")- klasse 2 scheepswerktuigkundige - vracht/passagiersschepen - onbeperkt handelsgebied ( "Engineer officer - Freight/Passenger ships - unlimited trading area")- merkenagent ( "Trade mark agent"),die leiden tot kwalificaties die zijn goedgekeurd als "National Vocational Qualifications" (NVQ) of die zijn goedgekeurd of als gelijkwaardig erkend door de National Council for Vocational Qualifications, of in Schotland zijn goedgekeurd als "Scottish Vocational Qualifications", en behoren tot de niveaus 3 en 4 van het National Framework of Vocational Qualifications van het Verenigd Koninkrijk.Deze niveaus komen overeen met de volgende omschrijvingen:- Niveau 3: Bekwaamheid voor een groot aantal uiteenlopende werkzaamheden in zeer verschillende omstandigheden, meestal met een complex karakter en geen routinewerk. Er is een grote verantwoordelijkheid en zelfstandigheid aan verbonden en vaak wordt verlangd dat men toezicht uitoefent op of leiding geeft aan anderen.- Niveau 4: Bekwaamheid voor een groot aantal complexe, technische of gespecialiseerde werkzaamheden in zeer verschillende omstandigheden en met een hoge mate van persoonlijke verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Dikwijls is men verantwoordelijk voor het werk van anderen en voor de verdeling van de financiële middelen.

BIJLAGE D

Lijst van opleidingen met een bijzondere structuur, als bedoeld in artikel 3, onder b), eerste alinea, derde streepje

In het Verenigd Koninkrijk

De gereglementeerde opleidingen die leiden tot de kwalificaties die als "National Vocational Qualifications" (NVQ) zijn goedgekeurd door de National Council for Vocational Qualifications, of in Schotland zijn goedgekeurd als "Scottish Vocational Qualifications", en die behoren tot de niveaus 3 en 4 van het National Framework of Vocational Qualifications van het Verenigd Koninkrijk.

Deze niveaus komen overeen met de volgende omschrijvingen:- Niveau 3: Bekwaamheid voor een groot aantal uiteenlopende werkzaamheden in zeer verschillende omstandigheden, meestal met een complex karakter en geen routinewerk. Er is een grote verantwoordelijkheid en zelfstandigheid aan verbonden en vaak wordt verlangd dat men toezicht uitoefent op of leiding geeft aan anderen.- Niveau 4: Bekwaamheid voor een groot aantal complexe, technische of gespecialiseerde werkzaamheden in zeer verschillende omstandigheden en met een hoge mate van persoonlijke verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Dikwijls is men verantwoordelijk voor het werk van anderen en voor de verdeling van de financiële middelen.

Top