EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02002D0309-20020430

Consolidated text: Besluit van de Raad en, wat betreft de overeenkomst inzake Wetenschappelijke en Technologische samenwerking, van de Commissie van 4 april 2002 betreffende de sluiting van zeven overeenkomsten met de Zwitserse Bondsstaat (2002/309/EG, Euratom)

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2002/309/2002-04-30

02002D0309 — NL — 30.04.2002 — 000.002


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

▼C1

BESLUIT VAN DE RAAD EN, WAT BETREFT DE OVEREENKOMST INZAKE WETENSCHAPPELIJKE EN TECHNOLOGISCHE SAMENWERKING, VAN DE COMMISSIE

van 4 april 2002

betreffende de sluiting van zeven overeenkomsten met de Zwitserse Bondsstaat

(2002/309/EG, Euratom)

▼B

(PB L 114 van 30.4.2002, blz. 1)


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 029, 3.2.2017, blz.  69 (2002/309/EU,)




▼B

▼C1

BESLUIT VAN DE RAAD EN, WAT BETREFT DE OVEREENKOMST INZAKE WETENSCHAPPELIJKE EN TECHNOLOGISCHE SAMENWERKING, VAN DE COMMISSIE

van 4 april 2002

betreffende de sluiting van zeven overeenkomsten met de Zwitserse Bondsstaat

(2002/309/EG, Euratom)

▼B



Artikel 1

1.  De volgende besluiten worden hierbij goedgekeurd namens de Europese Gemeenschap:

 Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen;

 Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over het luchtvervoer;

 Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake het goederen- en personenvervoer per spoor en over de weg;

 Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten;

 Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake wederzijdse erkenning van de overeenstemmingsbeoordeling;

 Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende sommige aspecten van overheidsopdrachten.

De volgende overeenkomst wordt hierbij goedgekeurd namens de Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie:

 Overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschappen en de Zwitserse Bondsstaat.

De teksten van de overeenkomsten zijn aan dit besluit gehecht.

2.  Overeenkomstig de daarin opgenomen bepalingen treden de zeven overeenkomsten tegelijkertijd in werking en zijn zij alle tegelijkertijd niet langer van toepassing zes maanden na ontvangst van een kennisgeving van niet-verlenging of van opzegging betreffende één van deze overeenkomsten.

Artikel 2

Wat de overeenkomst over het vrije verkeer van personen betreft wordt de Gemeenschap in het bij artikel 14 van de overeenkomst ingestelde Gemengde Comité vertegenwoordigd door een vertegenwoordiger van de Commissie. Het standpunt dat de Gemeenschap bij de uitvoering van de overeenkomst inneemt ten aanzien van besluiten of aanbevelingen van het Gemengd Comité, wordt door de Raad op voorstel van de Commissie vastgesteld overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Artikel 3

1.  Wat de overeenkomst over het luchtvervoer betreft wordt de Gemeenschap in het bij artikel 21 van de overeenkomst ingestelde Gemengde Comité vertegenwoordigd door de Commissie, bijgestaan door vertegenwoordigers van de lidstaten.

2.  Het standpunt dat de Gemeenschap inneemt ten aanzien van besluiten van het Gemengd Comité waarbij uitsluitend de rechtsgeldigheid van de communautaire wetgeving tot Zwitserland wordt uitgebreid, met eventuele technische aanpassingen, wordt vastgesteld door de Commissie.

3.  Voor andere besluiten van het Gemengd Comité wordt het standpunt van de Gemeenschap met gekwalificeerde meerderheid vastgesteld door de Raad, op voorstel van de Commissie.

Artikel 4

1.  Wat de overeenkomst inzake het goederen- en personenvervoer per spoor en over de weg betreft wordt de Gemeenschap in het bij artikel51 van de overeenkomst ingestelde Gemengd Comité vertegenwoordigd door de Commissie, bijgestaan door vertegenwoordigers van de lidstaten. Het standpunt dat de Gemeenschap inneemt ten aanzien van besluiten van het Gemengd Comité wordt vastgesteld:

 door de Raad met gekwalificeerde meerderheid, op voorstel van de Commissie, voor aangelegenheden als bedoeld in de artikelen42, 45, 46, 47 en 54, van de overeenkomst,

 door de Commissie, in overleg met het Comité ingesteld bij artikel 4, eerste alinea, van Besluit 92/578/EEG ( 1 ), voor alle andere aangelegenheden.

Artikel 5

1.  Wat de overeenkomst inzake de handel in landbouwproducten betreft, wordt de Gemeenschap in het Gemengd Landbouwcomité, ingesteld bij artikel 6, lid 1, van de overeenkomst, en in het Gemengd Veterinair Comité, ingesteld bij artikel 19, lid 1, van bijlage 11 bij de overeenkomst, vertegenwoordigd door de Commissie, bijgestaan door vertegenwoordigers van de lidstaten.

2.  Het standpunt van de Gemeenschap in het Gemengd Landbouwcomité en het Gemengd Veterinair Comité wordt vastgesteld door de Raad, op voorstel van de Commissie, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Het standpunt van de Gemeenschap inzake aangelegenheden waarover het Gemengd Landbouwcomité overeenkomstig artikel 6, lid 3, dient te besluiten wordt echter in overeenstemming met het onderstaande vastgesteld door de Commissie:

 volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 2000/29/EG ( 2 ) voor aangelegenheden die verband houden met bijlage 4 bij de overeenkomst en de aanhangsels van die bijlage;

 volgens de procedure van artikel 23 van Richtlijn 70/524/EEG ( 3 ) voor aangelegenheden die verband houden met bijlage 5 bij de overeenkomst en de aanhangsels van die bijlage;

 volgens de procedure van artikel 21 van Richtlijn 66/400/EEG ( 4 ) of de daarmee overeenstemmende bepalingen van andere richtlijnen van de Raad voor de sector zaden voor aangelegenheden die verband houden met bijlage 6 bij de overeenkomst en de aanhangsels van die bijlage;

 volgens de procedure van artikel 75 van Verordening (EG) nr. 1493/99 ( 5 ) voor aangelegenheden die verband houden met bijlage 7 bij de overeenkomst en de aanhangsels van die bijlage;

 volgens de procedure van artikel 14 of 15 van Verordening (EEG) nr. 1576/89 ( 6 ) of van artikel 13 of 14 van Verordening (EEG) nr. 1601/91 ( 7 ) voor aangelegenheden die verband houden met bijlage 8 bij de overeenkomst en de aanhangsels van die bijlage;

 volgens de procedure van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 ( 8 ) voor aangelegenheden die verband houden met bijlage 9 bij de overeenkomst en de aanhangsels van die bijlage;

 volgens de procedure van artikel 46 van Verordening (EG) nr. 2200/96 ( 9 ) voor aangelegenheden die verband houden met bijlage 10 bij de overeenkomst en de aanhangsels van die bijlage.

3.  Onverminderd het bepaalde in lid 6 stelt de Commissie als volgt de maatregelen vast die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de overeenkomst:

 wat de uitvoering betreft van de tariefconcessies vervat in bijlage 2 en bijlage 3 van de overeenkomst alsmede de wijzigingen en technische aanpassingen, noodzakelijk in verband met wijzigingen van de gecombineerde nomenclatuur en de Taric-codes: volgens de procedure van artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 ( 10 ) of de daarmee overeenstemmende bepalingen van andere verordeningen betreffende de gemeenschappelijke ordening van markten, of volgens de procedure van lid 2;

 wat de uitvoering betreft van bijlage 4: volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad;

 wat de uitvoering betreft van bijlage 5: volgens de procedure van artikel 23 van Richtlijn 70/524/EEG;

 wat de uitvoering betreft van bijlage 6: volgens de procedure van artikel 21 van Richtlijn 66/400/EEG of de daarmee overeenstemmende bepalingen van andere richtlijnen voor de sector zaden;

 wat de uitvoering betreft van titel III van bijlage 7: volgens de procedure van artikel 75 van Verordening (EG) nr. 1493/99;

 wat de uitvoering betreft van artikel 14 van bijlage 8: volgens de procedure van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 1576/89 of van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 1601/91;

 wat de uitvoering betreft van bijlage 9: volgens de procedure van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2092/91;

 wat de uitvoering betreft van bijlage 10: volgens de procedure van artikel 46 van Verordening (EEG) nr. 2200/96;

 wat de uitvoering betreft van bijlage 11: volgens artikel 30 van Richtlijn 72/462/EEG ( 11 ).

4.  In voorkomend geval kunnen de in lid 3, eerste streepje, bedoelde noodzakelijke maatregelen worden aangenomen volgens de hierna beschreven procedures.

De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 248 bis van Verordening (EG) nr. 2913/92 ( 12 ) ingestelde Comité Douanewetboek.

Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

5.  Het Comité Douanewetboek kan elk vraagstuk in verband met de toepassing van tariefcontingenten bespreken dat door de voorzitter op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat aan de orde wordt gesteld.

6.  De Commissie stelt, op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, de nodige maatregelen vast overeenkomstig artikel 10 van de overeenkomst, artikel 29 van bijlage 7, artikel 16 van bijlage 8, artikel 9 van bijlage 9 en artikel 5 van bijlage 10 bij de overeenkomst. De Raad en de lidstaten worden van dergelijke besluiten in kennis gesteld. Ontvangt de Commissie een verzoek van een lidstaat, dan neemt zij een besluit binnen drie werkdagen na de ontvangst van dit verzoek. Iedere lidstaat mag het besluit van de Commissie aan de Raad voorleggen binnen drie werkdagen na de dag waarop die lidstaat van dat besluit in kennis is gesteld. De Raad komt onverwijld bijeen. Met gekwalificeerde meerderheid kan de Raad, binnen dertig dagen na de datum waarop het besluit van de Commissie aan hem is voorgelegd, een andersluidend besluit nemen.

Artikel 6

1.  Wat de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van de overeenstemmingsbeoordeling betreft wordt de Gemeenschap in het bij artikel 10 van de overeenkomst ingestelde Gemengd Comité, hierna „het Comité” genoemd, vertegenwoordigd door de Commissie, bijgestaan door het speciale comité dat door de Raad is benoemd. Na overleg met dit speciale comité verricht de Commissie de benoemingen, kennisgevingen, informatie-uitwisselingen en verificatieverzoeken als bedoeld in artikel 6, lid 3, artikel 7, artikel 8, lid 1, artikel 10, lid 4, onder e), en artikel 12 van de overeenkomst.

2.  Het standpunt dat de Gemeenschap inneemt in het Comité ten aanzien van onderstaande vraagstukken wordt vastgesteld door de Commissie, na overleg met het speciale comité bedoeld in lid 1:

a) toepassing van artikel 1, lid 3, met betrekking tot de hoofdstukken van bijlage 1;

b) vaststelling van het reglement van orde overeenkomstig artikel 10, lid 2, en van de verificatieprocedures als bedoeld in artikel 10, lid 4, onder c) en d), van de overeenkomst;

c) toetsing van de technische deskundigheid van overeenstemmingsbeoordelingsorganen, overeenkomstig artikel 8 en artikel 11, onder c), van de overeenkomst;

d) wijzigingen van de afdelingen I tot en met V van alle hoofdstukken van bijlage I, overeenkomstig artikel 10, lid 4, onder a), b) en e), en artikel 11 van de overeenkomst;

e) wijzigingen van de bijlagen, overeenkomstig artikel 10, lid 5, van de overeenkomst, en

f) de procedure voor het beslechten van geschillen, als bedoeld in artikel 14 van de overeenkomst.

3.  In alle andere gevallen wordt het standpunt van de Gemeenschap in het Comité met gekwalificeerde meerderheid vastgesteld door de Raad, op voorstel van de Commissie.

Artikel 7

1.  Wat de overeenkomst betreffende sommige aspecten van overheidsopdrachten betreft, wordt de Gemeenschap in het bij artikel 11 van de overeenkomst ingestelde Gemengde Comité vertegenwoordigd door de Commissie, bijgestaan door vertegenwoordigers van de lidstaten.

2.  De Commissie wordt gemachtigd om namens de Gemeenschap haar goedkeuring te hechten aan wijzigingen van de bijlagen I, II, III, IV, VI en VII bij de overeenkomst. De Commissie wordt daarin bijgestaan door een door de Raad aangewezen speciaal comité. De in de eerste zin bedoelde machtiging blijft beperkt, wat bijlage I betreft, tot wijzigingen die noodzakelijk zijn indien de procedures van artikel 8 van Richtlijn 93/38/EEG van de Raad worden toegepast, wat de bijlagen II, III en IV betreft, tot wijzigingen die noodzakelijk zijn indien soortgelijke procedures worden toegepast in de sectoren waarop die bijlagen betrekking hebben, en wat de bijlagen VI en VII betreft, tot de resultaten van toekomstige onderhandelingen in het kader van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten van 1996.

3.  In alle andere gevallen wordt het standpunt dat de Gemeenschap inneemt ten aanzien van besluiten van het Gemengd Comité vastgesteld door de Raad, op voorstel van de Commissie, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Artikel 8

De akten of instrumenten van goedkeuring als bedoeld in elk van de overeenkomsten worden namens de Europese Gemeenschap neergelegd door de voorzitter van de Raad evenals, wat de overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking betreft, door de voorzitter van de Commissie namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.



( 1 ) PB L 373 van 21.12.1992, blz. 26.

( 2 ) PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/33/EG van de Commissie (PB L 127 van 9.5.2001, blz. 42).

( 3 ) PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2205/2001 van de Commissie (PB L 297 van 15.11.2001, blz. 3).

( 4 ) PB L 125 van 11.7.1966, blz. 2290. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/96/EG van de Raad (PB L 25 van 1.2.1999, blz. 27).

( 5 ) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2585/2001 van de Raad (PB L 345 van 29.11.2001, blz. 10).

( 6 ) PB L 160 van 12.6.1989, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3378/94 van de Raad (PB L 366 van 31.12.1994, blz. 1).

( 7 ) PB L 149 van 14.6.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2061/96 van de Raad (PB L 277 van 30.10.1996, blz. 1).

( 8 ) PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2491/2001 van de Commissie (PB L 337 van 20.12.2001, blz. 9).

( 9 ) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 911/2001 van de Commissie (PB L 129 van 11.5.2001, blz. 3).

( 10 ) PB L 181 van 1.7.1992, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1666/2000 van de Raad (PB L 193 van 29.7.2000, blz. 1).

( 11 ) PB L 302 van 31.12.1972, blz. 28. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1452/2001/EG van de Raad (PB L 198 van 21.7.2001, blz. 11).

( 12 ) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 17).

Top