EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017PC0294

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot instelling van een industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie ter ondersteuning van het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteit van de defensie-industrie van de EU

COM/2017/0294 final - 2017/0125 (COD)

Brussel, 7.6.2017

COM(2017) 294 final

2017/0125(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot instelling van een industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie ter ondersteuning van het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteit van de defensie-industrie van de EU

{SWD(2017) 228 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In juli 2014 werd het Europees defensiebeleid door voorzitter Juncker in zijn politieke beleidslijnen aangewezen als politieke topprioriteit. Dat heeft onder andere te maken met de toenemende instabiliteit en nieuwe bedreigingen voor de veiligheid waar de Unie na jaren van vrede en stabiliteit nu te kampen mee heeft. De verandering in de veiligheidssituatie heeft duidelijk aangetoond dat we de verwachtingen van de burgers in de Unie en van onze partners alleen kunnen waarmaken door gezamenlijk te investeren in ontwikkeling en samenwerking op het gebied van veiligheid in alle lagen. Als Europa meer verantwoordelijkheid voor zijn defensie op zich wil nemen, is het van cruciaal belang om het concurrentievermogen en de innovatie in de gehele defensie-industrie van de Unie te versterken.

Het voorstel voor een industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (hierna "het programma") is gericht op een verbetering van het concurrentie- en innovatievermogen in de defensie-industrie van de Unie, met inbegrip van cyberdefensie. Dit kan voornamelijk worden verwezenlijkt door een betere benutting van de resultaten van defensie-onderzoek te stimuleren, de samenwerking tussen ondernemingen bij de ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën te bevorderen en door de samenwerkingsverbanden tussen de lidstaten te stimuleren, om ervoor te zorgen dat de technologische en industriële basis voor de Europese defensie volledig aan de huidige en toekomstige veiligheidsbehoeften van de EU kan voldoen. Daarmee zou de strategische autonomie van de Unie worden vergroot en haar vermogen om met partners te werken worden versterkt.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

In november 2016 stelde de Commissie het Europees defensieactieplan vast, dat maatregelen bevat voor een nauwere samenwerking op het gebied van Europese defensie en voor het versterken van het concurrentievermogen van de Europese defensie-industrie. Het Europees defensieactieplan moet ervoor zorgen dat de Europese industriële en technologische defensiebasis volledig in staat is om aan de huidige en toekomstige veiligheids- en defensiebehoeften van Europa te voldoen. Het initiatief werd met instemming ontvangen door de Europese Raad, en de Commissie werd verzocht om in de eerste helft van 2017 voorstellen in te dienen.

Een van de belangrijkste voorstellen van het Europees defensieactieplan is om een Europees Defensiefonds (hierna "het fonds") op te richten ter ondersteuning van investeringen in gezamenlijk onderzoek en de gezamenlijke ontwikkeling van defensie-uitrusting en -technologie. Het fonds bestaat uit twee afzonderlijke maar complementaire onderdelen die de gehele ontwikkelingscyclus van de defensie-industrie bestrijken, van onderzoek tot het in de handel brengen van producten, d.w.z. een onderzoeksonderdeel en een vermogensonderdeel.

In het kader van het onderzoeksonderdeel zet de Commissie mechanismen op voor de EU-financiering van gezamenlijk defensieonderzoek, met name door middel van het recentelijk gelanceerde mechanisme voor voorbereidende actie.

Het voorstel voor het programma vormt een aanvulling op de initiatieven voor financiering van gezamenlijk defensieonderzoek en waarborgt dat de resultaten van defensieonderzoek verder kunnen worden uitgewerkt, en draagt zo bij aan de innovatieve capaciteit en het concurrentievermogen van de Europese defensie-industrie.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het Europees defensieactieplan, en derhalve ook het programma, is volledig verenigbaar met op Unie-niveau ondernomen initiatieven in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Het plan is met name in overeenstemming met het uitvoeringsplan van 2016 inzake veiligheid en defensie in het kader van de integrale EU-strategie, dat de basis vormt voor de door de Europese Raad bekrachtigde 1 nieuwe Unie-brede ambitie, en tevens maatregelen bevat om die ambitie te vervullen. Het programma is eveneens gekoppeld aan de gezamenlijke EU-NAVO-verklaring van juli 2016, die is ondertekend door de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de secretaris-generaal van de NAVO. De Commissie zal er zorg voor dragen dat ander veiligheidsbeleid, zoals de Cybersecurity-strategie, met het programma overeenstemt.

Het voorgestelde programma zet aan tot samenwerkingsverbanden bij de ontwikkeling van producten en technologieën, waarbij rekening wordt gehouden met de vermogensprioriteiten die de lidstaten gemeenschappelijk zijn overeengekomen in het kader van het vermogensontwikkelingsplan van de Unie. Zodoende zal het programma uiteindelijk zorgen voor een versterking van de veiligheid en de defensiebelangen van de Unie.

Het voorgestelde programma houdt eveneens rekening met acties in het kader van de permanente gestructureerde samenwerking. Door voor die acties hogere cofinancieringspercentages toe te staan, zal het programma uiteindelijk aanzetten tot participatie in dit nog geavanceerdere Europese kader voor samenwerking op het gebied van defensie.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

In de ontwerpverordening worden maatregelen voorgesteld die betrekking hebben op de defensie-industrie van de Unie. Artikel 173 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de rechtsgrond van dit voorstel. Dit sluit aan bij de doelstelling van de ontwerpverordening om het concurrentievermogen van de defensie-industrie van de Unie te versterken door een betere benutting van het industriële potentieel van innovatie en technologische ontwikkeling te stimuleren door samenwerking tussen ondernemingen in de lidstaten.

Subsidiariteit

Het stimuleren van een betere benutting van de resultaten van defensieonderzoek, innovatie en technologische ontwikkeling door de samenwerking tussen ondernemingen in verschillende lidstaten te bevorderen is een onmiskenbaar transnationale maatregel. De maatregel heeft betrekking op meer dan één lidstaat tegelijkertijd en kan in dat opzicht niet volledig bevredigend door de individuele lidstaten worden behandeld.

De uitdagingen waar de defensie-industrie van de Unie momenteel mee wordt geconfronteerd vragen duidelijk om gecoördineerde maatregelen. De Europese defensiesector lijdt onder een laag investeringsniveau en wordt gekenmerkt door versnippering op basis van nationale grenzen, waardoor hardnekkige verdubbelingen ontstaan. Bovendien hebben de in de Unie aanwezige defensie-industrieën te kampen met groeiende tekortkomingen, verouderde technologieën en een gebrek aan nieuwe programma's, in het bijzonder samenwerkingsprogramma's.

Grensoverschrijdende samenwerking kan bijdragen tot een betere benutting van schaaleffecten, door verdubbelingen tegen te gaan en de ontwikkeling van de benodigde producten en technologieën mogelijk te maken. Die samenwerking blijft echter nog te beperkt en de prevalentie van niet-gecoördineerd nationaal beleid van de lidstaten op dat vlak 2 heeft een nadelige invloed op het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteit van de defensie-industrie van de Unie.

Door maatregelen te treffen op Unie-niveau wordt toegevoegde waarde gecreëerd door de industriële samenwerking op het gebied van defensie verder te bevorderen door middel van positieve stimulansen en te mikken op projecten die niet louter op nationaal niveau kunnen worden uitgevoerd met het oog op de kosten en de ermee verbonden risico's.

Evenredigheid

Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

De evenredigheid van deze Unie-maatregel wordt gewaarborgd door de maatregel te richten op het gebied waar hij de grootste invloed heeft op het concurrentievermogen van de sector, d.w.z. door financiële steun te bieden aan acties in de ontwikkelingsfase. De ontwikkelingsfase lijkt een van de meer riskante fasen en dus een van de voornaamste knelpunten te zijn in de keten van technologische vooruitgang van een project, en de Unie zal daarom deels bijdragen aan de ontwikkelingskosten van defensieproducten en -technologieën teneinde samenwerkingsprojecten voor ontwikkeling mogelijk te maken.

Bovendien zullen alleen acties waarbij ondernemingen uit verschillende lidstaten zijn betrokken, in aanmerking komen voor financiële steun, aangezien in die gevallen het stimuleren van samenwerking over nationale grenzen heen een duidelijke toegevoegde waarde heeft.

Tegelijkertijd ondermijnt de maatregel van de Unie de steun aan nationale acties op geen enkele wijze noch doet de maatregel afbreuk aan dergelijke acties. Hij verstrekt enkel aanvullende stimulansen om de moeilijkste fase van sommige van die acties te voltooien door steun van de Unie te verlenen waar die het meest nodig is.

Keuze van het instrument

De Commissie stelt een verordening voor om het programma op te richten. Dit is het meest geschikte rechtsinstrument aangezien alleen een verordening, met rechtstreeks toepasselijke juridische bepalingen, de nodige mate van uniformiteit kan bieden voor het oprichten en functioneren van een financieringsprogramma van de Unie dat is gericht op de ondersteuning van een industriële sector in heel Europa.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Er is geen reeds bestaande wetgeving die van toepassing is op deze specifieke maatregel aangezien er — tot op heden — geen andere Unie-wetgevingsinitiatieven zijn ter versterking van het concurrentievermogen van de defensie-industrie die specifiek gericht zijn op de ontwikkelingsfase van een actie voor de defensiesector. Er is derhalve geen eerdere evaluatie of controle van de resultaatgerichtheid van bestaande wetgeving die voor een dergelijk wetgevingsinitiatief is verricht.

Raadpleging van belanghebbenden

De lidstaten werden gedurende de voorbereiding van het voorstel tijdens regelmatige bijeenkomsten geraadpleegd. Andere belanghebbenden zijn eveneens dienovereenkomstig geraadpleegd en op gepaste wijze in kennis gesteld van het voornemen van de Commissie om een dergelijk wetgevingsvoorstel voor te bereiden.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De Europese Commissie heeft opdracht gegeven tot uitvoering van een voorbereidende studie over een mogelijk budget voor het programma. De studie gaat dieper in op de bestaande knelpunten voor het opzetten van samenwerkingsverbanden voor ontwikkelingsprogramma's en stipt reflectiepunten aan waar rekening mee moet worden gehouden voor een optimaal resultaat van de Unie-maatregel.

Effectbeoordeling

Dit voorstel steunt op een bijgaand werkdocument van de diensten van de Commissie dat de nodige elementen bevat om de obstakels voor het concurrentievermogen van de sector te analyseren en de verwachte effecten van het voorstel te beoordelen. Gezien de urgentie van het voorstel, in het licht van het verzoek van de Europese Raad aan de Commissie op 15 december om "in de eerste helft van 2017 voorstellen te doen voor de oprichting van een Europees defensiefonds dat onder meer de gezamenlijke ontwikkeling van onderling door de lidstaten overeen te komen vermogens behelst" 3 , wordt dit voorstel van de Commissie ingediend zonder bijgaande effectbeoordeling.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit voorstel maakt geen deel uit van het Refit-programma en zal naar verwachting geen extra administratieve lasten met zich meebrengen.

Grondrechten

Het voorstel is in overeenstemming met de bescherming van de grondrechten.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De gevolgen van het voorstel voor de Unie-begroting worden uiteengezet in het financieel memorandum bij het voorstel, en zullen worden gefinancierd binnen de grenzen van de beschikbare middelen.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie onderwerpt haar acties geregeld aan toezicht en evalueert regelmatig de vorderingen op weg naar het bereiken van de verwachte resultaten en onderzoek synergieën met andere, aanvullende Unie-programma's of door de Unie gecofinancierde nationale programma's. Daarnaast is vastgelegd dat de Commissie eveneens indien nodig onafhankelijke externe evaluaties kan laten uitvoeren om het effect en de doeltreffendheid van de acties in het kader van dit programma te beoordelen. De Commissie moet een evaluatieverslag over het programma opstellen en dat verslag doen toekomen aan het Europees Parlement en de Raad. In dat verslag wordt de geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de doelstellingen van het voorstel beoordeeld en wordt een analyse verricht van de grensoverschrijdende participatie van kmo's aan projecten in het kader van het programma alsook van de participatie van kmo's aan de mondiale waardeketen.

In het bijgaande werkdocument van de diensten van de Commissie wordt uitgebreide monitoring en evaluatie voorgesteld op basis van de gegevens die reeds zijn verzameld en gepubliceerd door verschillende organisaties die in de Europese defensiesector actief zijn.

Artikelsgewijze toelichting

Het programma zal worden opgericht op basis van de bepalingen van artikel 173 VWEU met als algemeen doel om bij te dragen aan het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteiten van het defensiebeleid van de Unie door acties in de ontwikkelingsfase te ondersteunen. De begunstigden van het programma zullen in de Unie gevestigde ondernemingen zijn. Het programma wordt opgericht voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020.

De voorgestelde interventiestrategieën worden uitgevoerd in de vorm van financiële bijstand. De in het kader van het programma verstrekte financiering zal bestaan uit subsidies en financiële instrumenten of overheidsopdrachten. Meer bepaald zal het programma steun verlenen aan het ontwerp, prototyping, testen, kwalificering en certificering van defensieproducten, -technologieën en tastbare of niet-tastbare onderdelen, alsook het vaststellen van gemeenschappelijke technische specificaties. Er kan eveneens steun worden verleend voor studies, haalbaarheidsonderzoeken en andere ondersteunende activiteiten. De steun wordt gericht op acties in de ontwikkelingsfase, zowel voor de ontwikkeling van nieuwe als voor de modernisering van bestaande producten en technologieën.

De acties moeten worden uitgevoerd door een samenwerkingsverband van ten minste drie ondernemingen die gevestigd zijn in ten minste twee lidstaten.

Het voorgestelde financieringspercentage wordt beperkt tot 20 % van de totale kosten van de actie. Voor de overige kosten zullen de nationale bijdragen van de lidstaten worden samengebracht. De begroting van de Unie zal worden gebruikt voor de bevordering van het concurrentievermogen van de sector door het juiste bedrag aan bijdragen van de lidstaten te gebruiken om de samenwerkingsverbanden op te zetten en zal dienen als instrument dat samenwerking mogelijk maakt en potentiële samenwerkingsprogramma's op het gebied van ontwikkeling ontsluit. Begunstigden die een actie ontwikkelen in het kader van permanente gestructureerde samenwerking zullen in aanmerking komen voor hogere financiering. De ondersteunde acties moeten bijdragen aan vermogensprioriteiten die de lidstaten gemeenschappelijk zijn overeengekomen in het kader van het vermogensontwikkelingsplan van de Unie, en moeten eveneens rekening houden met regionale en internationale samenwerking, al naar gelang het geval. De voorstellen die worden ingediend voor het verkrijgen van steun uit hoofde van het programma zullen worden beoordeeld op basis van toekenningscriteria, die worden gebaseerd op de bijdrage aan de innovatie en technische ontwikkeling van defensie-industrieën en aan de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie door het verbeteren van defensietechnologieën waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de door de lidstaten binnen de Unie gemeenschappelijk overeengekomen vermogensprioriteiten; de criteria worden eveneens gebaseerd op de levensvatbaarheid van de actie en op bewijs van de begunstigden dat de lidstaten hebben toegezegd om het eindproduct of de eindtechnologie gezamenlijk en op gecoördineerde wijze te produceren en af te nemen, met inbegrip van gemeenschappelijke aanbestedingen waar dat van toepassing is.

De Commissie zal verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en de beheersstructuur van het programma. Zij kan een deel van de uitvoering echter aan een andere instantie delegeren volgens de voorschriften van het financieel reglement. Daarnaast moet een deel van het totale budget worden toegekend aan acties die grensoverschrijdende participatie van kmo's mogelijk maken.

Voor het programma wordt een budget van 500 miljoen EUR voorgesteld.

2017/0125 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot instelling van een industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie ter ondersteuning van het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteit van de defensie-industrie van de EU

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 173,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 4 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's 5 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)In het op 30 november 2016 vastgestelde Europees defensieactieplan heeft de Commissie zich ertoe verbonden de gezamenlijke inspanningen van de lidstaten bij de ontwikkeling van defensievermogens aan te vullen, te bevorderen en te consolideren om een antwoord te bieden op uitdagingen inzake veiligheid en het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteit van de Europese defensie-industrie te ondersteunen. Met name stelde zij voor om een Europees Defensiefonds op te stellen ter ondersteuning van investeringen in gezamenlijk onderzoek en de gezamenlijke ontwikkeling van defensie-apparatuur en -technologie. Uit dat fonds zou steun worden verleend voor samenwerking tijdens de gehele ontwikkelingscyclus van defensieproducten en -technologieën.

(2)Om bij te dragen aan het versterken van het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteit van de defensie-industrie van de Unie moet een industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (hierna "het programma") worden opgericht. Het programma moet worden gericht op de versterking van het concurrentievermogen van de defensie-industrie van de Unie, met inbegrip van cyberdefensie, door de ondersteuning van de samenwerking tussen ondernemingen bij de ontwikkelingsfase van defensieproducten en -technologieën. Aan de ontwikkelingsfase, die volgt op de onderzoeksfase en de technologiefase, zijn aanzienlijke risico's en kosten verbonden die de verdere benutting van onderzoeksresultaten belemmeren en nadelige gevolgen hebben voor het concurrentievermogen van de defensie-industrie van de Unie. Door de ontwikkelingsfase te ondersteunen zou het programma bijdragen aan een betere benutting van de resultaten van defensieonderzoek, het dichten van de kloof tussen onderzoek en productie en het bevorderen van alle vormen van innovatie. Het programma moet een aanvulling bieden op overeenkomstig artikel 182 VWEU verrichte activiteiten en heeft geen betrekking op de productie van defensieproducten en -technologieën.

(3)Om schaalvoordelen in de defensie-industrie beter te benutten moet het programma steun verlenen aan samenwerkingsverbanden tussen ondernemingen bij de ontwikkeling van defensieproducten- en technologieën.

(4)Het programma moet een periode van twee jaar bestrijken, van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020, en het bedrag voor de uitvoering van het programma moet voor die periode worden vastgesteld.

(5)De uitvoering van het programma dient volledig in overeenstemming te zijn met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad 6 . De financiering kan met name bestaan uit subsidies. Ook kunnen, waar passend, financiële instrumenten of overheidsopdrachten worden gebruikt.

(6)De Commissie kan een deel van de uitvoering van het programma delegeren aan de in artikel 58, lid 1, onder c), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 vermelde entiteiten. De Commissie kan een dergelijke taak toevertrouwen aan het Europees Defensieagentschap, gezien de deskundigheid van dat agentschap.

(7)Gezien de specifieke kenmerken van de sector zullen er in de praktijk geen samenwerkingsprojecten tussen ondernemingen worden gestart indien de lidstaten niet vooraf zijn overeengekomen die projecten te steunen. Nadat zij op EU-niveau gezamenlijke vermogensprioriteiten op het gebied van defensie hebben vastgesteld, en rekening houdend met eventuele regionale samenwerkingsinitiatieven, identificeren en consolideren de lidstaten de militaire vereisten en stellen zij de technische specificaties van het project vast. Ook kunnen zij een projectbeheerder benoemen die de leiding heeft over de werkzaamheden in verband met de ontwikkeling van een samenwerkingsproject.

(8)Indien een door het programma gesteunde actie wordt beheerd door een door de lidstaten benoemde projectbeheerder, moet de Commissie de projectbeheerder eerst in kennis stellen voordat zij overgaat tot betaling aan de begunstigde van het subsidiabele project, zodat de projectbeheerder kan waarborgen dat de begunstigden zich aan de desbetreffende termijnen houden.

(9)De financiële steun door de Unie mag geen invloed hebben op de uitvoer van producten, apparatuur of technologieën, noch op de beoordelingsbevoegdheid van de lidstaten met betrekking tot het beleid inzake de uitvoer van defensiegerelateerde producten. De financiële steun door de Unie mag geen invloed hebben op het uitvoerbeleid van de lidstaten inzake defensiegerelateerde producten.

(10)Aangezien het programma ten doel heeft om het concurrentievermogen van de defensie-industrie van de Unie te ondersteunen door de risico's tijdens de ontwikkelingsfase van samenwerkingsprojecten te verminderen, zouden de werkzaamheden die verband houden met de ontwikkeling van een defensieproduct of -technologie in aanmerking moeten komen voor steun uit het programma, en dan met name het vaststellen van gemeenschappelijke technische specificaties, ontwerp, prototyping, tests, kwalificering, certificering, haalbaarheidsstudies en andere ondersteunende maatregelen. Hetzelfde geldt voor het moderniseren van bestaande defensieproducten en -technologieën.

(11)Aangezien het programma in het bijzonder gericht is op het versterken van samenwerking tussen ondernemingen in verschillende lidstaten, mag een actie alleen in aanmerking komen voor financiering uit het programma indien de actie wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband van ten minste drie ondernemingen die zijn gevestigd in ten minste twee verschillende lidstaten.

(12)Grensoverschrijdende samenwerking bij de ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën wordt vaak gehinderd door moeilijkheden bij het overeenkomen van gemeenschappelijke technische specificaties. Het ontbreken of slechts in beperkte mate aanwezig zijn van gemeenschappelijke technische specificaties heeft geleid tot grotere complexiteit, vertragingen en hogere kosten in de ontwikkelingsfase. Een akkoord over gemeenschappelijke technische specificaties moet een voorwaarde zijn voor het ontvangen van Unie-steun uit hoofde van dit programma. Acties die zijn gericht op de ondersteuning van het opstellen van een gemeenschappelijke bepaling van technische specificaties moeten eveneens in aanmerking komen voor steun uit het programma.

(13)Aangezien het programma ten doel heeft om het concurrentievermogen van de defensie-industrie van de Unie te versterken, mogen alleen in de Unie gevestigde entiteiten die onder effectieve zeggenschap van lidstaten of ingezetenen van de lidstaten staan, voor steun in aanmerking komen. Bovendien mogen de infrastructuur, faciliteiten, activa en hulpbronnen die begunstigden en subcontractanten gebruiken voor acties die door het programma worden gefinancierd, zich niet op het grondgebied van niet-lidstaten bevinden, om de bescherming van de wezenlijke veiligheidsbelangen van de Unie en de lidstaten te waarborgen.

(14)Subsidiabele acties die worden ontwikkeld in het institutionele kader van de permanente gestructureerde samenwerking in de Unie zouden continu zorgen voor een betere samenwerking tussen ondernemingen in verschillende lidstaten en derhalve rechtstreeks bijdragen aan de doelstelling van het programma. Die acties moeten dus in aanmerking komen voor een verhoogd financieringspercentage.

(15)Indien een consortium van ondernemingen wenst deel te nemen aan een actie die in aanmerking komt voor financiering uit hoofde van het programma en de financiële steun van de Unie in de vorm van een subsidie zal worden verleend, moet het consortium een van zijn leden benoemen als coördinator die zal optreden als voornaamste contactpunt voor de Commissie.

(16)De bevordering van innovatie en technologische ontwikkeling in de defensie-industrie van de Unie moet overeenstemmen met de veiligheidsbelangen van de Unie. Dienovereenkomstig moet de bijdrage die een actie levert aan die belangen en aan de vermogensprioriteiten op het gebied van defensie die gemeenschappelijk door de lidstaten zijn overeengekomen, een toekenningscriterium zijn voor financiering. Binnen de Unie zijn gemeenschappelijke vermogensprioriteiten op het gebied van defensie met name vastgesteld in het vermogensontwikkelingsplan. Andere Unie-processen, zoals de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie en de permanente gestructureerde samenwerking, zullen de uitvoering van relevante prioriteiten ondersteunen door middel van versterkte samenwerking. Waar dat passend is, kunnen regionale of internationale samenwerkingsinitiatieven, zoals in het kader van de NAVO, eveneens in aanmerking worden genomen, indien dat ten dienste is van de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie.

(17)Om te waarborgen dat de gefinancierde acties levensvatbaar zijn, moet een toezegging van de lidstaten dat zij daadwerkelijk zullen bijdragen aan de financiering van het project, een toekenningscriterium zijn voor financiering van die acties.

(18)Om te waarborgen dat de gefinancierde acties zullen bijdragen aan het concurrentievermogen van de Europese defensie-industrie, moeten die acties marktgericht en vraaggestuurd zijn. Daarom moet bij de toekenningscriteria in aanmerking worden genomen of de lidstaten al dan niet reeds hebben toegezegd om het eindproduct of de eindtechnologie gezamenlijk, en mogelijkerwijs gecoördineerd, te produceren en af te nemen.

(19)Wanneer een actie betrekking heeft op prototyping, doorgaans de actie in de ontwikkelingsfase die de meeste kosten met zich meebrengt, mag de financiële steun van de Unie uit hoofde van het programma niet meer dan 20 % van de totale subsidiabele kosten van de actie bedragen. Voor andere acties in de ontwikkelingsfase moet het gehele bedrag aan subsidiabele kosten wel worden gedekt.

(20)Aangezien de steun van de Unie wordt gericht op het versterken van het concurrentievermogen van de sector en alleen betrekking heeft op de specifieke ontwikkelingsfase, mag de Commissie geen eigendomsrechten of intellectuele-eigendomsrechten verwerven voor de producten of technologieën die voortkomen uit de gefinancierde acties. De toepasselijke regeling voor intellectuele-eigendomsrechten zal contractueel door de begunstigden worden vastgelegd.

(21)De Commissie moet een meerjarig werkprogramma opstellen dat aansluit op de doelstellingen van het programma. Bij de oprichting van het werkprogramma moet de Commissie worden bijgestaan door een comité van lidstaten (hierna "het programmacomité" genoemd). Aangezien kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) in het Unie-beleid zijn aangeduid als cruciaal voor economische groei, innovatie, werkgelegenheid en sociale integratie in de Unie en aangezien de gefinancierde acties normaal gezien grensoverschrijdende samenwerking zullen vereisen, is het belangrijk dat die grensoverschrijdende participatie van kmo's in het werkprogramma wordt weerspiegeld en mogelijk wordt gemaakt, en dat derhalve een deel van het totale budget aan dergelijke acties word toegekend.

(22)Teneinde van de deskundigheid van het Europees Defensieagentschap in de defensiesector te kunnen profiteren, zal aan dat agentschap de status van waarnemer in het comité van de lidstaten worden toegekend. De Europese Dienst voor extern optreden moet het comité van lidstaten eveneens bijstaan.

(23)Voor de selectie van uit hoofde van het programma te financieren acties moeten de Commissie of de in artikel 58, lid 1, onder c), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 bedoelde entiteiten vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen organiseren zoals bepaald in die verordening. Na beoordeling van de ontvangen voorstellen met behulp van onafhankelijke deskundigen zal de Commissie de acties selecteren die financiering uit het programma zullen ontvangen. Teneinde uniforme voorwaarden voor de uitvoering van de onderhavige verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling en uitvoering van het werkprogramma en voor het toekennen van de financiering aan de geselecteerde acties. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 7 .

(24)Voor de vaststelling van bovengenoemde uitvoeringshandelingen moet de onderzoeksprocedure worden gebruikt, waarbij rekening moet worden gehouden met de significante gevolgen van die handelingen voor de uitvoering van de basishandeling.

(25)Aan het einde van het programma moet de Commissie een uitvoeringsverslag opstellen waarin zij de financiële activiteiten uit het oogpunt van de financiële uitvoering, de resultaten en, zo mogelijk, het effect onderzoekt. In dat verslag moet eveneens een analyse worden verricht van de grensoverschrijdende participatie van kmo's aan projecten in het kader van het programma alsook van de participatie van kmo's aan de mondiale waardeketen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Hierbij wordt een industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (hierna "het programma" genoemd) opgericht voor actie van de Unie tijdens de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020.

Artikel 2

Doelstellingen

Het programma heeft de volgende doelstellingen:

a)het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteit van de defensie-industrie van de Unie bevorderen door ondersteuning van acties in de ontwikkelingsfase;

b)samenwerkingsverbanden tussen ondernemingen, waaronder kmo's, bij de ontwikkeling van technologieën of producten ondersteunen en stimuleren in overeenstemming met de vermogensprioriteiten op het gebied van defensie die de lidstaten binnen de Unie gemeenschappelijk zijn overeengekomen;

c)een betere benutting van de resultaten van defensieonderzoek aanmoedigen en bijdragen aan het dichten van de kloof tussen onderzoek en ontwikkeling.

Artikel 3

Budget

Het budget voor de uitvoering van het programma voor de periode 2019-2020 wordt vastgesteld op 500 miljoen EUR in lopende prijzen.

Artikel 4

Algemene bepalingen inzake financiering

1.    De financiële bijstand van de Unie kan worden verstrekt door middel van de financieringsvormen waarin Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 voorziet, en met name:

a) subsidies;

b) financieringsinstrumenten;

c) overheidsopdrachten.

2.    De in lid 1 vermelde financieringsvormen en de uitvoeringsmethoden worden gekozen op basis van de mogelijkheden die zij bieden voor het vervullen van de specifieke doelstellingen van de acties en voor het behalen van resultaten, waarbij met name rekening wordt gehouden met de kosten van controles, de administratieve lasten en het risico op belangenverstrengeling.

3.    De Commissie voert de financiële bijstand van de Unie overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 uit op directe wijze, of op indirecte wijze door de taken tot uitvoering van het budget toe te vertrouwen aan de in artikel 58, lid 1, onder c), van die verordening vermelde entiteiten.

4.    In het geval dat de lidstaten een projectbeheerder benoemen, verricht de Commissie de betaling aan de in aanmerking komende begunstigden nadat zij de projectbeheerder van die betaling in kennis heeft gesteld.

Artikel 5

Soorten financieringsinstrumenten

1.    Overeenkomstig titel VIII van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 opgerichte financieringsinstrumenten kunnen worden gebruikt om de toegang tot financiering gemakkelijker te maken voor entiteiten die acties uitvoeren overeenkomstig artikel 6 van deze verordening.

2.    De volgende soorten financieringsinstrumenten kunnen worden gebruikt:

a) beleggingen in aandelen of met eigen vermogen gelijk te stellen investeringen;

b) leningen en garanties;

c) risicodelingsinstrumenten.

Artikel 6

Subsidiabele acties

1.Het programma verleent steun aan acties door begunstigden in de ontwikkelingsfase, zowel voor de ontwikkeling van nieuwe als voor de modernisering van bestaande producten en technologieën. Die acties houden verband met:

a)het ontwerp van een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel, alsook met de technische specificaties op basis waarvan dat ontwerp is ontwikkeld;

b)prototyping van een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel. Een prototype is een model van een product of technologie waarmee de prestaties van dat element in een operationele omgeving kunnen worden aangetoond;

c)het testen van een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel;

d)de kwalificering van een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel; kwalificering is het gehele proces waarin wordt aangetoond dat het ontwerp van een product/technologie/onderdeel aan de desbetreffende vereisten voldoet. In dit proces wordt objectief bewijs geleverd waarmee wordt aangetoond dat aan bepaalde vereisten van een ontwerp is voldaan;

e)de certificering van een defensieproduct of defensietechnologie. Certificering is het proces waarin een nationale instantie certificeert dat het product/de technologie/het onderdeel aan de toepasselijke regelgeving voldoet;

f)studies, zoals haalbaarheidsstudies en andere begeleidende maatregelen.

2.De actie wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband van ten minste drie ondernemingen die gevestigd zijn in ten minste twee verschillende lidstaten. De begunstigde ondernemingen mogen niet onder effectieve zeggenschap staan van dezelfde instantie, zij het direct of indirect, noch mogen zij onder zeggenschap staan van elkaar.

3.Voor de toepassing van lid 2 wordt onder "effectieve zeggenschap" verstaan: een relatie gebaseerd op rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of tezamen en gelet op de desbetreffende feitelijke of juridische omstandigheden, de mogelijkheid bieden om rechtstreeks of onrechtstreeks een beslissende invloed uit te oefenen op een onderneming, meer bepaald via:

a)het recht om alle of een gedeelte van de activa van een onderneming te gebruiken;

b)rechten of overeenkomsten waardoor een beslissende invloed kan worden uitgeoefend op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming of waardoor anderszins een beslissende invloed kan worden uitgeoefend op het beleid van de onderneming.

4.In geval van acties zoals gedefinieerd in lid 1, onder b) tot en met f), moet de actie gebaseerd zijn op gemeenschappelijke technische specificaties.

Artikel 7

Subsidiabele entiteiten

1.Begunstigden zijn in de Unie gevestigde ondernemingen waarvan de lidstaten en/of ingezetenen van lidstaten voor meer dan 50 % eigenaar zijn en waarover zij effectieve zeggenschap hebben in de zin van artikel 6, lid 3, hetzij direct, hetzij indirect via een of meer tussenbedrijven. Bovendien mogen alle infrastructuur, faciliteiten, activa en hulpmiddelen die de deelnemers, met inbegrip van subcontractanten en andere derde partijen, voor uit hoofde van het programma gefinancierde acties gebruiken, zich gedurende de gehele duur van de actie niet op het grondgebied van niet-lidstaten bevinden.

2.Indien de begunstigde, zoals gedefinieerd in lid 1, een actie zoals gedefinieerd in artikel 6 ontwikkelt in het kader van permanente gestructureerde samenwerking, komt die actie in aanmerking voor de in artikel 11, lid 2, bedoelde verhoogde financiering.

Artikel 8

Verklaring van de aanvragers

Elke aanvrager verklaart schriftelijk dat hij volledig op de hoogte is van en voldoet aan de toepasselijke nationale en Uniewetgeving en -regelgeving inzake activiteiten op het gebied van defensie.

Artikel 9

Consortium

1.Indien de financiële bijstand van de Unie wordt verstrekt in de vorm van een subsidie, wijzen de leden van een consortium die aan een actie willen deelnemen één van hen aan als coördinator, die in de subsidieovereenkomst als zodanig wordt aangeduid. De coördinator is de belangrijkste contactpersoon van de consortiumleden in de betrekkingen met de Commissie of het betrokken financieringsorgaan, tenzij in de subsidieovereenkomst anders is bepaald of het consortium zijn verplichtingen uit hoofde van de subsidieovereenkomst niet nakomt.

2.De leden van een consortium die aan een actie deelnemen, sluiten een interne overeenkomst waarin hun rechten en plichten ten aanzien van de uitvoering van de actie (overeenkomstig de subsidieovereenkomst) zijn neergelegd, tenzij dit om gegronde, in het werkprogramma of de oproep tot het indienen van voorstellen uiteengezette redenen niet vereist is.

Artikel 10

Toekenningscriteria

Acties die worden voorgesteld voor financiering uit hoofde van het programma worden beoordeeld op basis van de volgende cumulatieve criteria:

a)uitmuntendheid;

b)bijdrage aan de innovatie en technologische ontwikkeling van defensie-industrieën en derhalve aan het stimuleren van de industriële autonomie van de Unie op het gebied van defensietechnologieën; en

c)bijdrage aan de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie door versterking van defensietechnologieën die bijdragen aan de uitvoering van de vermogensprioriteiten op het gebied van defensie die de lidstaten gemeenschappelijk zijn overeengekomen binnen de Unie; en

d)levensvatbaarheid, waarbij de begunstigden met name moeten aantonen dat de resterende kosten van de subsidiabele actie worden gedekt door andere financieringsmiddelen, zoals bijdragen van de lidstaten; en

e)voor in artikel 6, lid 1, onder b) tot en met e), beschreven acties, de bijdrage aan het concurrentievermogen van de Europese defensie-industrie, waarbij de begunstigden aantonen dat de lidstaten hebben toegezegd om het eindproduct of de eindtechnologie op gecoördineerde wijze gezamenlijk te produceren en af te nemen, met inbegrip van gezamenlijke aanbestedingen, indien van toepassing.

Artikel 11

Financieringspercentages

1.De uit hoofde van het programma door de Unie verleende financiële steun mag niet meer dan 20 % van de totale kosten van de actie bedragen indien de actie betrekking heeft op prototyping. In alle andere gevallen mag de steun de totale kosten van de actie dekken.

2.Een actie die wordt ontwikkeld door een in artikel 7, lid 2, bedoelde begunstigde komt in aanmerking voor een verhoogd financieringspercentage van ten minste 10 procentpunt hoger.

Artikel 12

Eigendom en intellectuele-eigendomsrechten

De Commissie is geen eigenaar van de producten of technologieën die voortkomen uit de actie noch maakt zij aanspraak op enige intellectuele-eigendomsrechten die verband houden met de actie.

Artikel 13

Werkprogramma

1.De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling een meerjarig werkprogramma vast voor de duur van het programma. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Het werkprogramma sluit aan bij de in artikel 2 vastgestelde doelstellingen.

2.Het werkprogramma bevat een gedetailleerde uiteenzetting van de categorieën projecten waarvoor uit hoofde van dit programma financiering wordt verleend.

3.Het werkprogramma waarborgt dat een geloofwaardig aandeel van het totale budget wordt toegewezen aan acties die grensoverschrijdende participatie van kmo's mogelijk maken.

Artikel 14

Toekenningsprocedure

1.Bij de uitvoering van het programma wordt de Unie-financiering verstrekt na vergelijkende oproepen overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie 8 .

2.De voorstellen die worden ingediend na de oproep tot het indienen van voorstellen worden op basis van de toekenningsscriteria van artikel 10 door de Commissie beoordeeld, waarbij zij wordt bijgestaan door onafhankelijke deskundigen.

3.Na elke oproep kent de Commissie financiering toe aan de geselecteerde acties door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 15

Jaarlijkse tranches

De Commissie kan de begrotingsvastleggingen in jaarlijkse tranches opdelen.

Artikel 16

Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. Het Europees Defensieagentschap wordt uitgenodigd als waarnemer in het comité plaats te nemen.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 17

Toezicht en verslaglegging

1.De Commissie houdt regelmatig toezicht op de uitvoering van het programma en brengt jaarlijks verslag uit over de geboekte vooruitgang overeenkomstig artikel 38, lid 3, onder e), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. Daartoe stelt de Commissie de nodige toezichtsregelingen in.

2.Ten behoeve van de efficiëntie en doeltreffendheid van toekomstige beleidsmaatregelen van de Unie stelt de Commissie een retrospectief evaluatieverslag op en zendt zij dat verslag toe aan het Europees Parlement en de Raad. In dat verslag wordt op basis van de relevante raadplegingen van de lidstaten en de belangrijkste belanghebbenden met name een beoordeling gemaakt van de geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 2 vastgestelde doelstellingen. Ook wordt in dat verslag een analyse verricht van de grensoverschrijdende participatie van kmo's in de in het kader van het programma uitgevoerde acties, alsook van de participatie van kmo's aan de mondiale waardeketen.

Artikel 18

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van de uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties de financiële belangen van de Unie worden beschermd door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien er onregelmatigheden worden vastgesteld, de terugvordering of, waar van toepassing, de teruggave van de ten onrechte betaalde bedragen en, waar nodig, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties.

2.De Commissie en de Rekenkamer zijn bevoegd om audits te verrichten, of, in het geval van internationale organisaties, om controles te verrichten overeenkomstig met die organisaties gesloten overeenkomsten, op basis van documenten en ter plaatse, bij alle subsidiebegunstigden, contractanten en subcontractanten die middelen van de Unie hebben ontvangen uit hoofde van deze verordening.

3.Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan onderzoeken instellen, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 9 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 10 , om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een uit hoofde van deze verordening gefinancierde subsidieovereenkomst of -besluit of contract, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

Artikel 19

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstelling(en)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie ter ondersteuning van het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteit van de defensie-industrie van de EU.

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

Titel 02: Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf

Hoofdstuk 02.07: Industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 11  

Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

De defensie-industrie is een belangrijk onderdeel van de economie van de Europese Unie en het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie is gericht op de versterking van het concurrentie- en innovatievermogen van die industrie.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

Specifieke doelstelling nr. 1

Stimuleren van het concurrentievermogen van de defensie-industrie

Specifieke doelstelling nr. 2

Samenwerking tussen ondernemingen bij de ontwikkeling van defensieproducten en technologieën ondersteunen en stimuleren

Specifieke doelstelling nr. 3

Dichten van de kloof tussen onderzoek en innovatie en bevorderen van alle vormen van innovatie.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

Verwachte resultaten:

Het programma zal helpen bij het opzetten van samenwerkingsverbanden tussen de actoren in de defensie-industrie uit de lidstaten. De financiële steun van de EU moet een aantal ontwikkelingsprojecten helpen mogelijk maken die anders niet zouden worden gestart vanwege de kosten of technologische risico's die eraan verbonden zijn, en moet leiden tot meer samenwerking bij ontwikkelingsprojecten op het gebied van defensie.

Naar verwachting zal meer samenwerking leiden tot minder onnodige overlappingen en versnipperingen en schaalvoordelen creëren. Dit zal uiteindelijk leiden tot lagere kosten per eenheid, hetgeen een positief effect zal hebben op de uitvoer en de lidstaten voordelen zal opleveren.

Verwachte gevolgen:

De ontwikkeling van defensieprojecten met directe of indirecte ondersteuning door het programma zal naar verwachting positieve gevolgen hebben voor de Europese economie. Uit onderzoek is gebleken dat investeringen in de defensiesector significante positieve multiplicatoreffecten hebben op het bbp, belastinginkomsten en de werkgelegenheid, vergelijkbaar met die van andere cruciale categorieën overheidsuitgaven (vervoer, onderwijs, gezondheid). Onderzoek en ontwikkeling in de defensiesector staan eveneens aan de basis van belangrijke spin-offbedrijven waar zowel de defensiesector als de civiele sectoren van profiteren.

De toeleveringsketen van de defensiesector bestaat voornamelijk uit kmo's, met name door de toeleveringsketen van de voornaamste systeemintegratoren. De toenemende vervaging van de grens tussen de defensiesector en de civiele sectoren biedt kmo's die traditioneel niet in de defensiesector actief zijn de mogelijkheid om toch deel te nemen, met name op het gebied van electronica en software.

Op de langere termijn wordt verwacht dat defensieprojecten voordelen zullen opleveren wat werkgelegenheid en vaardigheden betreft.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

Gezien de korte uitvoeringsperiode zullen de resultaten en gevolgen van het programma worden beoordeeld tijdens de retrospectieve beoordeling aan het einde van de uitvoering van het programma.

De Commissie zal ervoor zorgen dat de nodige indicatoren voor het toezicht op de uitvoering van het programma door de met de uitvoering belaste entiteit zullen worden vastgesteld. Dat zijn onder andere:

- aantal uitgevoerde samenwerkingsprojecten

- totale waarde van de uitgevoerde samenwerkingsprojecten en de mate van cofinanciering

- aantal ondernemingen dat is betrokken als lid van een consortium en de omvang van die ondernemingen (voor het toezicht op de participatie van kmo's)

- aantal betrokken lidstaten

- aantal kmo's dat is betrokken bij projecten in het kader van het programma

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

De voor dit voorstel uit te voeren werkzaamheden vereisen de oprichting van een consortium door middel van een interne overeenkomst volgens artikel 9 van deze verordening, alsmede de benoeming van één van de leden van het consortium tot coördinator.

De leden van het consortium zullen moeten aantonen dat zij over de technische capaciteit beschikken om de aan hen toegewezen werkzaamheden doeltreffend te kunnen uitvoeren, met name gezien de beperkte looptijd van het programma (2 jaar).

De uitvoerende instantie moet geschikte technische, financiële en juridische deskundigen in dienst hebben voor de voorbereiding van de selectie en het beheer van de follow-up van subsidies, het beheer van de uitbestede werkzaamheden en de voorbereiding van bij de Commissie in te dienen beheersverslagen van hoogwaardige kwaliteit.

De Commissie moet eveneens geschikte deskundigen in dienst hebben voor een doeltreffend toezicht op het werk van de uitvoerende instantie.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, o.a. coördinatiewinst, rechtszekerheid, een grotere doeltreffendheid en complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die zou zijn gecreëerd indien alleen de lidstaat een maatregel had getroffen.

Het recht van de EU om op te treden berust op artikel 173 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De projecten in de defensie-industrie worden op nationaal niveau beheerd en de ontwikkelingsfase van die projecten is de meest riskante fase. De Europese defensiesector lijdt onder een laag investeringsniveau en wordt gekenmerkt door versnippering op basis van nationale grenzen, waardoor hardnekkige verdubbelingen ontstaan. Bovendien hebben de in de EU aanwezige defensie-industrieën te kampen met groeiende tekortkomingen, verouderde technologieën en een gebrek aan nieuwe programma's, in het bijzonder samenwerkingsprogramma's. Grensoverschrijdende samenwerking kan bijdragen tot een betere benutting van schaaleffecten, door verdubbelingen tegen te gaan en de ontwikkeling van de benodigde producten en technologieën mogelijk te maken.

Ook het gebrek aan coördinatie en coherentie tussen de lidstaten is een concurrentienadeel voor de Europese defensie-industrie ten opzichte van de internationale concurrenten en blijft een belangrijke kostenpost voor de nationale begrotingen en een significante belemmering voor de uitvoering van het gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid.

Door op EU-niveau maatregelen te treffen wordt toegevoegde waarde gecreëerd door de industriële samenwerking op het gebied van defensie verder te bevorderen door middel van positieve stimulansen en te mikken op projecten in de ontwikkelingsfase van defensieproducten en -technologieën die niet louter op nationaal niveau kunnen worden uitgevoerd met het oog op de verbonden kosten en risico's.

De steun van de Europese Unie zal de defensie-industrie eveneens in staat stellen om de nodige financiering toe te wijzen aan projecten die de middelen van een enkel land vaak te boven gaan: door de aard van die projecten en de verbonden kosten is transnationale samenwerking noodzakelijk.

De gemeenschappelijke technische specificaties die wettelijk vereist zullen zijn op grond van de verordening zullen de lidstaten en de nationale defensie-industrieën richting gemeenschappelijke normen sturen, hetgeen zal leiden tot een betere en efficiëntere samenwerking.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Het proefproject en de voorbereidende actie inzake defensie-onderzoek met het EDA zijn programma's die als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd: de tijdens die programma's opgedane ervaring, met name op het gebied van beheer, zal worden gebruikt voor het definiëren van het beheer en de follow-up van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie.

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Er zijn synergieën mogelijk met andere lopende defensieprojecten (zoals de voorbereidende actie met het Europees Defensieagentschap).

Er zal ook naar synergieën met de andere directoraten van de Europese Commissie worden gestreefd op het gebied van onderzoek en innovatie. De uit hoofde van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie te financieren projecten kunnen onder meer een invloed hebben op de sectoren transport, communicatie en energie.

Het is van belang ervoor te zorgen dat de programma's voor onderzoek en innovatie op het niveau van de Commissie worden gecoördineerd om het rendement van investeringen te optimaliseren.

1.6.Duur en financiële gevolgen

◻ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

Voorstel/initiatief is van kracht vanaf 1/1/2019 tot en met 31/12/2020

Financiële gevolgen vanaf 01/01/2018 tot en met 31/12/2023

◻ Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 12

Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

door de uitvoerende agentschappen;

Gedeeld beheer met lidstaten

Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

De indirecte beheersvorm geniet de voorkeur voor een maximale flexibiliteit van het programma waarbij de Europese Commissie alle middelen verkrijgt voor de controle van en het toezicht op het programma en het gebruik van middelen.

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Overeenkomstig artikel 17 van de verordening betreffende het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie houdt de Commissie regelmatig toezicht op de uitvoering van het programma en brengt zij jaarlijks verslag uit over de geboekte resultaten door de financiële activiteiten te controleren en de geboekte resultaten te beoordelen.

Daartoe stelt de Commissie de nodige toezichtsregelingen in zodat de relevante gegevens van de met de uitvoering van het programma belaste entiteiten, lidstaten of derde partijen op betrouwbare en eenvoudige wijze worden verzameld.

Voor werkzaamheden die onder direct beheer worden verricht, zal de Commissie ervoor zorgen dat efficiënte en doeltreffende controle- en rapportageprocedures worden opgenomen in de delegatieovereenkomst en in de contracten/overeenkomsten die door de daarvoor bevoegde entiteit zullen worden gesloten met de geselecteerde begunstigden.

Met de verzamelde gegevens moet de Commissie verslag kunnen uitbrengen over de geboekte vooruitgang overeenkomstig artikel 38, lid 3, onder e), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en op basis van de specifieke doelstellingen van punt 1.4.2 hierboven.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Mogelijke risico's

De mogelijke risico's zijn:

risico in verband met het tijdschema: problemen met de planning en vertragingen van de uitvoering

beheersrisico: gebrek aan samenwerking tussen de lidstaten en/of de nationale industrie

financieel risico: kostenbeheer, lage absorptie (vertragingen), niet-subsidiabele kosten, enz.

technisch risico: moeilijkheden bij specifieke ontwikkeling; technische problemen; laag prestatieniveau

2.2.2.Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle

De financiering zal indirect worden beheerd door middel van een delegatieovereenkomst.

Het grootste deel van de financiering zal worden toegekend door middel van subsidies (tweede laag).

De uitvoerende instantie verbindt de toekenning van die subsidies aan verplichte periodieke rapportage door de begunstigden via de coördinator van het consortium (artikel 9 van de verordening).

In de met de coördinator van het consortium te sluiten contracten/overeenkomsten worden de verplichtingen van het consortium uiteengezet en wordt met name het recht van de Commissie vastgelegd om, in geval van ontbrekende of ontoereikende uitvoering van de acties of van vertragingen, haar financiële bijdrage te verminderen, in te houden of te beëindigen.

De Commissie zal in de delegatieovereenkomst vastleggen wat de inhoud en frequentie van die rapportage zal zijn:

- verplichte rapportage door de begunstigden

- administratieve controles van de uitgaven

- deelname aan periodieke toezichtsbijeenkomsten (technische en beheer)

In voorkomend geval zal de steun van externe technische deskundigen worden ingeroepen voor het toezicht op de uitvoering van de programma's. Op basis van de resultaten van de controles ter plaatse zal de Commissie ervoor zorgen dat de omvang van de oorspronkelijk goedgekeurde financiële bijdrage of de daaraan verbonden voorwaarden, alsook het tijdschema voor de betalingen, zo nodig worden aangepast.

Bovendien zal er een auditstrategie worden uitgevoerd voor nauw toezicht op de projectkosten.

2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het verwachte foutenrisico

Het onder punt 3.2.3.2 vermelde personeel moet voldoende zijn om de uitvoering van de financiering te controleren.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

Artikel 18 van het voorstel verduidelijkt in hoeverre het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) bevoegd is onderzoeken uit te voeren met betrekking tot de werkzaamheden die in het kader van dit initiatief worden ondersteund.

De overeenkomsten die voortvloeien uit deze verordening, inclusief de overeenkomsten met deelnemende derde landen en internationale organisaties, voorzien met name in toezicht en financiële controle door de Commissie of elke door haar gemachtigde vertegenwoordiger, alsmede in audits door de Rekenkamer of OLAF, zo nodig ter plaatse.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort
krediet

Bijdrage



GK/NGK 13

van EVA-landen 14

van kandidaat-lidstaten 15

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

GK

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

NGK

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort krediet

Bijdrage

GK/NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

02.0701 Industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

02.010405 — Uitgaven voor ondersteuning van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

Het voorstel leidt niet tot een stijging van de totale uitgaven die onder rubriek 1a van het meerjarige financiële kader 2014-2020 zijn geprogrammeerd, omdat het budget van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, de Europese programma's voor navigatie per satelliet, het Europees programma voor aardobservatie, het ITER-programma en de niet-toegewezen marge worden verlaagd om de bijdrage uit de EU-begroting aan het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie te kunnen financieren.

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Financieringsbronnen voor het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie

2019

2020

Totaal

FINANCIERINGSFACILITEIT VOOR EUROPESE VERBINDING, waarvan

145

32.020101 — Verdere integratie van de interne energiemarkt en de interoperabiliteit van de elektriciteits- en gasnetwerken over de grenzen heen

32.020102 — Verbetering van de voorzieningszekerheid van de Unie

32.020103 — Bijdragen tot duurzame ontwikkeling en milieubescherming

09.0303 — Interoperabiliteit, duurzame introductie, exploitatie en opwaardering van trans-Europese digitalediensteninfrastructuren, alsmede coördinatie op Europees niveau bevorderen

20

20

20

10

20

20

20

15

40

40

40

25

EUROPESE PROGRAMMA'S VOOR NAVIGATIE PER SATELLIET (Egnos en Galileo),

waarvan

135

02.0501 — Ontwikkeling en levering van mondiale satellietnavigatie-infrastructuur en -diensten (Galileo) tegen 2020

80

50

130

02.0502 — Levering van satellietdiensten die de prestaties van het gps-systeem verbeteren om tegen 2020 geleidelijk de hele regio van de Europese Burgerluchtvaartconferentie (European Civil Aviation Conference — ECAC) te bestrijken (Egnos)

5

5

EUROPEES PROGRAMMA VOOR AARDOBSERVATIE, waarvan

15

02.0601 — Operationele diensten leveren die op observaties vanuit de ruimte en in-situgegevens berusten (Copernicus)

10

5

15

ITER, waarvan

80

32.050102 — Bouw, inbedrijfstelling en exploitatie van de ITER-faciliteiten — Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER — Fusion for Energy (F4E)

30

50

80

Niet-toegewezen marge, waarvan

125

Niet-toegewezen marge

55

70

125

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader 

1A

Concurrentievermogen voor groei en banen

DG: GROW

2019

2020

2021

2022

2023

TOTAAL

• Beleidskredieten

02.07 01

Vastleggingen

(1)

244,7

254,5

499,2

Betalingen

(2)

146,7

201,5

100

51

p.m.

499,2

 Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten 16

02.01 04 05

(3)

0,3

0,5

0,8

TOTAAL kredieten
voor DG GROW

Vastleggingen

=1+1a +3

245

255

500

Betalingen

=2+2a

+3

147

202

100

51

p.p.

500



TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

244,7

254,5

 

 

499,2

Betalingen

(5)

146,7

201,5

100

51

p.p.

499,2

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

(6)

0,3

0,5

0,8

TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 1
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

=4+ 6

245

255

 

 

500

Betalingen

=5+ 6

147

202

100

51

p.p.

500

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken

• TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

Betalingen

(5)

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4
van het meerjarige financiële kader

(referentiebedrag)

Vastleggingen

=4+ 6

Betalingen

=5+ 6



Rubriek van het meerjarige financiële kader 

5

"Administratieve uitgaven"

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2018

2019

2020

2021

2022

2023

TOTAAL

DG: GROW

Personele middelen

0,966

0,985

1,005

2,956

Andere administratieve uitgaven

0,199

0,249

0,249

0,697

TOTAAL DG GROW

Kredieten

1,165

1,234

1,254

3,653

TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader
 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

1,165

1,234

1,254

3,653

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2018

2019

2020

2021

2022

2023

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarige financiële kader
 

Vastleggingen

1,165

246,234

256,254

503,653

Betalingen

1,165

148,234

203,254

100

51

503,653

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

2019

2020

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 17

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN 18  

1 - Stimuleren van het concurrentievermogen van de defensie-industrie

2 - Samenwerking tussen ondernemingen bij de ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën ondersteunen en stimuleren

3 - Dichten van de kloof tussen onderzoek en innovatie en bevorderen van alle vormen van innovatie

- Output

2

244,7

1

254,5

3

499,2

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

2

244,7

1

254,5

3

499,2

TOTALE KOSTEN

2

244,7

1

254,5

3

499,2

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2018

2019

2020

2021

2022

2023

TOTAAL

RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

0,966

0,985

1,005

2,956

Andere administratieve uitgaven

0,199

0,249

0,249

0,697

Subtotaal RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

1,165

1,234

1,254

3,653

Buiten RUBRIEK 5 19
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal
buiten RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

TOTAAL

1,165

1,234

1,254

3,653

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

2018

2019

2020

2021

2022

2023

 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

02 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

7

7

7

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

 Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE)  20

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 jj  21

- zetel

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT — onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, SNE — eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

7

7

7

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Vaststellen van behoeften en conceptueel werkende voorstellen

Zorgen voor veiligheidsclassificatie van gegevens, opstellen en beheren van benodigde systemen voor de verwerking van vertrouwelijke informatie

Zorgen voor noodzakelijke redactie van juridische teksten, voorbereiden van nodige effectbeoordelingen, programmavoorstellen en besluiten van de Commissie

Zorgen voor degelijk beheer van het programma en voorbereiding van werkprogramma's

Ondersteunen van de beoordeling en selectie van subsidies

Zorgen voor degelijk financieel toezicht en analyse van uitgaven

Toezicht houden op acties en analyse van technische vooruitgang

Deelnemen aan belangrijke projectbijeenkomsten

Verslag uitbrengen bij het management

Extern personeel

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

   Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

Het voorstel zal worden gefinancierd uit de volgende specifieke begrotingsonderdelen:

02.0501 — Ontwikkeling en levering van mondiale satellietnavigatie-infrastructuur en -diensten (Galileo) tegen 2020

02.0502 — Levering van satellietdiensten die de prestaties van het gps-systeem verbeteren om tegen 2020 geleidelijk de hele regio van de Europese Burgerluchtvaartconferentie (European Civil Aviation Conference — ECAC) te bestrijken (Egnos)

02.0601 — Operationele diensten leveren die op observaties vanuit de ruimte en in-situgegevens berusten (Copernicus)

32.050102 — Bouw, inbedrijfstelling en exploitatie van de ITER-faciliteiten — Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER — Fusion for Energy (F4E)

32.020101 — Verdere integratie van de interne energiemarkt en de interoperabiliteit van de elektriciteits- en gasnetwerken over de grenzen heen

32.020102 — Verbetering van de voorzieningszekerheid van de Unie

32.020103 — Bijdragen tot duurzame ontwikkeling en milieubescherming

09.0303 — Interoperabiliteit, duurzame introductie, exploitatie en opwaardering van trans-Europese digitalediensteninfrastructuren, alsmede coördinatie op Europees niveau bevorderen

Niet toegewezen marge

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

...invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 22

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

...invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ….

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

(1) Conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 november 2016.
(2) Zie ook bladzijde 12 van het werkdocument van de diensten van de Commissie dat deze verordening begeleidt.
(3) Conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 november 2016.
(4) PB C […] van […], blz. […].
(5) PB C […] van […], blz. […].
(6) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(7) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.
(8) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).
(9) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(10) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(11) In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(12) Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(13) GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(14) EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(15) Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaten van de Westelijke Balkan.
(16) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(17) Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(18) Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".
(19) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(20) AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(21) Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(22) Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.
Top