Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IE6759

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de dorpen en stadjes als aanjagers van plattelandsontwikkeling — uitdagingen en kansen (initiatiefadvies)

    PB C 81 van 2.3.2018, p. 16–21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    2.3.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 81/16


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de dorpen en stadjes als aanjagers van plattelandsontwikkeling — uitdagingen en kansen

    (initiatiefadvies)

    (2018/C 081/03)

    Rapporteur:

    Tom JONES

    Besluit van de voltallige vergadering

    22.9.2016

    Rechtsgrondslag

    Artikel 29, lid 2, van het reglement van orde

     

    Initiatiefadvies

     

     

    Bevoegde afdeling

    Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

    Goedkeuring door de afdeling

    3.10.2017

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    18.10.2017

    Zitting nr.

    529

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    129/0/1

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    Conclusies

    1.1.

    In veel dorpen en stadjes wordt de bevolkingssamenstelling onevenwichtiger en neemt de traditionele economische bedrijvigheid af. Het EESC is niettemin van mening dat er aantoonbaar heel wat geslaagde praktijkvoorbeelden zijn om in een duurzame toekomst van vele, zo niet alle landelijke nederzettingen te geloven. Dergelijke nederzettingen kunnen als aanjager fungeren voor een vernieuwing van het platteland in bredere zin en voor de duurzame ontwikkeling ervan.

    1.2.

    Dit geloof in een duurzame toekomst vergt echter wel een aanhoudende, volledige inzet van personele en financiële middelen op alle bestuursniveaus, waarbij zowel de particuliere als de publieke sector èn de burgers moeten worden betrokken.

    Aanbevelingen

    1.3.

    Het EESC staat volledig achter het initiatief van de Europese Commissie inzake Slimme dorpen, vooral vanwege de gedane toezeggingen inzake samenwerking tussen Commissiedirectoraten. De nationale en regionale plattelandsontwikkelingsprogramma’s (POP’s), die door DG AGRI en de lidstaten samen worden beheerd, zijn van vitaal belang, maar kunnen er nooit voor zorgen dat er voldoende middelen in het initiatief worden geïnvesteerd; daarvoor zijn er ook andere nationale, regionale of lokale overheidsinvesteringen nodig. Het EESC neemt kennis van het aanstaande advies van het Comité van de Regio’s over Slimme dorpen en ondersteunt dit (1).

    1.4.

    Snel breedbandinternet — zowel mobiel als vast — is voor slim ontwikkelde dorpen en steden absoluut noodzakelijk om economische en sociale ontwikkeling mogelijk te maken, en moet volledig toegankelijk zijn, zoals gewaarborgd in het kader van de rural proofing (plattelandstoets) waarop in de Verklaring van Cork 2.0 (2016) wordt gewezen.

    1.5.

    Publieke diensten op het gebied van onderwijs, opleiding, gezondheid en sociale zorg, alsook kinderopvang, zouden toegankelijk en geïntegreerd moeten zijn en op innovatieve wijze gebruik moeten maken van de technologische vooruitgang.

    1.6.

    Beheersautoriteiten in landelijke gebieden zouden ervoor moeten ijveren dat overbodig geworden gebouwen in dorpen en stadjes worden gerenoveerd, dat startende ondernemingen kunnen genieten van lage bedrijfsbelastingen en dat er financiële compensaties komen voor detailhandelsprojecten in perifere wijken. Bij de renovatie van dit soort gebouwen zou rekening moeten worden gehouden met de behoeften van lokale ngo’s en van de particuliere en publieke sector.

    1.7.

    Gebrekkige vervoersverbindingen vormen een ander probleem. Daar waar de particuliere sector zich terugtrekt, wordt aanbevolen om werk te maken van het delen van vervoersmiddelen en van bussen en auto’s die eigendom zijn van de gemeenschap.

    1.8.

    Waar mogelijk zouden werkgevers moeten worden aangemoedigd om telewerk te ondersteunen en de mogelijke voordelen van partnerschapsverbanden tussen stad en platteland te benutten. Zeer belangrijk in dit verband is de bijdrage die geleverd kan worden door agro- en plattelandstoerisme, gezondheidsgerelateerde activiteiten en de bevordering van de afzet van lokale landbouw- en handwerkproducten, en door de lijst van culturele en historische evenementen groter te maken. De steun uit hoofde van het plattelandsontwikkelingsprogramma biedt ondernemers mogelijkheden om investeringen van buitenaf aan te trekken en om producten met toegevoegde waarde te ontwikkelen en op de markt te brengen.

    1.9.

    Governance op het meest lokale niveau is een nationale of regionale aangelegenheid. Dorpen en stadjes hebben echter behoefte aan uitgebreidere bevoegdheden en aan toegang tot financiële middelen om de wensen van hun burgers te kanaliseren en te ondersteunen.

    1.10.

    Leader en plaatselijke actiegroepen (LAG’s) zouden volop gesteund moeten worden bij hun inspanningen voor lokale ontwikkeling, die erin bestaan om ondernemingen (zowel particuliere als non-profitbedrijven) bij hun start en groei aan te moedigen en om voor een betrokken en solidair gemeenschapsgevoel te zorgen. Met betere samenwerking zouden deze inspanningen kunnen worden uitgebreid via vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD).

    1.11.

    Bewoners van dorpen en stadjes moeten vooral werk maken van een gemeenschapsgevoel dat leiderschap van binnenuit stimuleert. Scholen en lokale coaches zouden leiderschap moeten promoten. Opkomende leiders moeten volop worden ondersteund door adviesorganen en ngo’s die toegang hebben tot beste praktijken en soortgelijke initiatieven ter zake.

    1.12.

    Slim ontwikkelde dorpen die aan de weg timmeren zouden op regionaal, nationaal en EU-niveau onder de aandacht moeten worden gebracht. De EU-instellingen en hun stakeholders zouden ieder jaar een speciale dag moeten houden om dorpen en stadjes die voorbeelden zijn van samenhangende gemeenschappen in de bloemetjes te zetten.

    1.13.

    Om een echt gevoel van verbondenheid tussen steden en de omliggende dorpen te ontwikkelen en te versterken wijst het EESC op de aanbevelingen van het in 2016 opgestelde document van de organisatie RED (2)„Making Europe Grow with its Rural Territories” en op het proefproject van de Carnegie Trust over zustergemeenten. De beginselen van duurzame ontwikkeling en de circulaire economie zouden moeten worden toegepast op partnerschappen tussen stad en platteland.

    1.14.

    In het European Rural Manifesto dat in november 2015 tijdens de tweede bijeenkomst van het Europese Plattelandsparlement is goedgekeurd, wordt gepleit voor „nauwere samenwerking tussen gemeenschappen, organisaties en overheden in landelijke en stedelijke gebieden om de sociale, culturele en economische banden die met een dergelijke samenwerking gesmeed kunnen worden optimaal te benutten”, alsook voor „een intensieve uitwisseling van ideeën en goede praktijken tussen de betrokkenen in landelijke en stedelijke gebieden”. Het EESC onderschrijft dit pleidooi.

    1.15.

    Het EESC verzoekt de Europese Investeringsbank om op maat gesneden steunregelingen voor kleine bedrijven (zowel particuliere als sociale ondernemingen, met inbegrip van coöperaties) op het platteland in het leven te roepen, zoals in het EIB-programma voor 2017-2019 is toegezegd.

    1.16.

    De Europese Raad van jonge landbouwers (CEJA) en andere jongerenorganisaties zouden gesteund moeten worden om het pad te effenen voor jongerenfora in lokale gemeenschappen die aanzetten tot maatregelen waarbij rekening wordt gehouden met wat zij verlangen en nodig hebben. Jongeren moeten veel meer inspraak krijgen in het ontwikkelen van sociaal-economische oplossingen, en opleiding, mentorbegeleiding en financiële steunverlening moeten op hun wensen worden afgestemd.

    1.17.

    In de elfde van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN wordt verwezen naar steden en gemeenschappen. Duurzame dorpen en stadjes zouden moeten worden opgenomen onder „gemeenschappen”.

    1.18.

    De culturele waarden die te vinden zijn in dorpen en stadjes zouden een prominente plaats moeten krijgen in de voorlichtingscampagne voor het Europees Jaar van cultureel erfgoed 2018 en in de initiatieven die ter zake worden ontplooid. Bij de bevordering van cultuur en tradities kunnen oudere inwoners van het platteland een belangrijke rol spelen. Daarom zouden de voorwaarden moeten worden gecreëerd om hen in staat te stellen zich actief daarvoor in te zetten.

    1.19.

    Het EESC raadt aan om op alle niveaus voorbeelden van goede praktijken te delen. ENRD, Elard, Ecovast en ERP doen dit al, en dergelijke goede praktijken staan geboekstaafd in de publicatie „The best village in the world” (3).

    2.   Inleiding

    2.1.

    Plattelandsgebieden vormen een essentieel onderdeel van Europa en herbergen landbouw- en bosbouwbedrijven, die van cruciaal belang zijn. In deze plattelandsgebieden liggen gemeenschappen van stadjes en dorpen, die altijd plekken zijn geweest waar mensen wonen en werken.

    2.2.

    Stadjes in plattelandsgebieden fungeren als een centrale plaats voor omliggende dorpen en gehuchten. Op hun beurt liggen deze stadjes in het achterland van grote stedelijke gebieden. Ze zijn allemaal van elkaar afhankelijk. Daarmee zijn ze onmisbare schakels in partnerschapsverbanden tussen stad en platteland die door DG Regio (4) en de OESO worden aangemoedigd en waarin beide partners op voet van gelijkheid in staat worden gesteld om hun toekomst te plannen en in goede banen te leiden. Dorpen en stadjes in Europa hebben met heel wat uitdagingen op economisch en sociaal gebied te maken en staan voortdurend voor de taak om zich aan de hedendaagse omstandigheden aan te passen.

    2.3.

    Dorpen en stadjes vormen samen met de land- en bosbouw de „ruggengraat” van landelijke gebieden, en zorgen voor werkgelegenheid, dienstverlening en onderwijs, niet alleen voor hun eigen gebied, maar ook voor de dorpjes en gehuchten in hun achterland. Stadjes maken dan weer deel uit van het achterland van grotere steden. Op die manier is er sprake van een band tussen landelijke en stedelijke gebieden die kenmerkend is voor iedere regio. Stedelijke en landelijke gebieden leveren elkaar diensten: stedelijke gebieden zijn van landelijke gebieden afhankelijk voor de levering van voedsel en vormen een afzetmarkt voor de producten van het platteland, terwijl landelijke gebieden rust en recreatiemogelijkheden bieden voor stadsbewoners.

    2.4.

    Van oudsher heerst er in tal van plattelandsgebieden een sterk gemeenschapsgevoel. Dit gevoel neemt echter af en vele, meer afgelegen plattelandsgebieden kampen ook met verlating en verval.

    3.   Specifieke uitdagingen

    3.1.

    Sinds enkele decennia moeten plattelandsgemeenschappen het hoofd bieden aan uitdagingen die voortvloeien uit het streven naar decentralisering van tal van diensten om schaalvoordelen te behalen, en uit de veranderingen in vervoer- en reisgedrag en in moderne leefwijzen. Lokale dienstverlenende bedrijven trekken uit plattelandsgemeenschappen weg. Heel wat winkels, banken en postkantoren verdwijnen en kleine scholen op het platteland sluiten hun deuren.

    3.2.

    De werkloosheid op het platteland springt wellicht minder in het oog omdat het om kleine aantallen werklozen gaat in vergelijking met stedelijke gebieden, maar werklozen op het platteland worden met een extra probleem geconfronteerd doordat arbeidsbemiddelingsinstanties in steden zijn geconcentreerd en het openbaarvervoersaanbod op het platteland veelal terugloopt. De werkloosheid kan laag zijn omdat veel jongeren zijn weggetrokken op zoek naar onderwijs, een opleiding of een baan, terwijl veel achterblijvers laagbetaald zijn.

    3.3.

    Financiële overheidsmiddelen zijn van groot belang om plattelandsgemeenschappen te ondersteunen, en de vraag ernaar neemt alsmaar toe omdat de algemene kosten van levensonderhoud stijgen en ook de dienstverlening steeds duurder wordt.

    3.4.

    Investeringen in wegen en snelwegen stimuleren het gebruik van particuliere auto’s als de snelste manier om naar het werk te komen. De bereidheid om langere afstanden te reizen is flink toegenomen, maar dit heeft er wel toe geleid dat mensen minder afhankelijk zijn geworden van werkgelegenheid of diensten in hun plaatselijke gemeenschap.

    3.5.

    Ook het winkelgedrag is veranderd. Mensen doen vaak boodschappen waar ze werken, en doorgaans is dat in een grote stad en niet in het dorp of stadje waar ze wonen. Daarnaast winkelen ze ook online, waarna de bestelde producten aan huis worden geleverd. Dit draagt allemaal bij aan het verdwijnen van lokale winkels.

    3.6.

    Jongeren verlaten het platteland om in steden onderwijs of een opleiding te volgen of werk te zoeken. Wordt er niet gezorgd voor het behoud van banen in landelijke gebieden, dan is het lastig om jonge mensen ertoe aan te sporen naar het platteland terug te keren. Het is hoog tijd om de waardevolle stem van jonge mensen een centrale plaats te geven in de lokale democratie. Jongerenorganisaties zouden ondersteund moeten worden om bestuursdeelname aan te moedigen. Daarnaast zouden sociaal-economische instanties moeten nagaan of hun adviezen en financiële steunverlening „jongerenproof” zijn.

    3.7.

    De verbondenheid tussen generaties wordt op de proef gesteld door de getalsmatig onevenwichtige verhouding tussen leeftijdsgroepen. Beschikbaarheid van op maat gesneden werkgelegenheidsmaatregelen, scholen en kinderopvang en betaalbare huisvesting in landelijke gebieden is cruciaal om het voor jonge mensen en gezinnen met kinderen mogelijk te maken in plattelandsgemeenschappen te blijven wonen of ernaar terug te keren. Binnen gemeenschappen wordt er soms verschillend gedacht over lokale economische bedrijvigheid. Er is behoefte aan dialoog en begrip om voor een evenwicht te zorgen tussen enerzijds het streven naar rust en anderzijds passende initiatieven waarmee banen worden geschapen.

    4.   Kansen

    4.1.

    Het initiatief van de Europese Commissie inzake Slimme dorpen is zeer belangrijk, vooral vanwege de toezeggingen om tussen verschillende Commissiedirectoraten samen te werken. Het plattelandsontwikkelingsprogramma van DG AGRI kan er nooit voor zorgen dat er voldoende middelen in het initiatief worden geïnvesteerd; daarvoor zijn er ook investeringsmiddelen nodig van andere DG’s en van nationale, regionale of lokale overheden. Dit proefinitiatief moet na evaluatie worden opgenomen in nieuwe GLB- en regionale programma’s en zodanig worden uitgerold dat kleine steden hierin een plaats krijgen als onderdeel van het streven om het platteland nieuw leven in te blazen.

    4.2.

    Breedband is voor alle landelijke gebieden onmisbaar. Allerlei activiteiten zouden erbij gebaat zijn als de dekking van breedband, zowel mobiel als vast, werd verbeterd. Dit zou niet alleen gunstig zijn voor de ontwikkeling van bedrijven en telewerk, maar zou ook de leefkwaliteit van de burgers ten goede komen. Het zou hiermee mogelijk worden om online te leren, betere gezondheidszorg toegankelijk te maken en online beschikbare diensten aan te bieden. Er zijn goede ervaringen opgedaan in gebieden waar gemeenschappen geprofiteerd hebben van betere toegang tot internet. Er zouden basisopleidingen beschikbaar moeten zijn om met name ouderen te leren omgaan met internet.

    4.3.

    Waar mogelijk zouden werkgevers moeten worden aangemoedigd om telewerk te ondersteunen en de mogelijke voordelen van partnerschapsverbanden tussen stad en platteland te benutten. De steun uit hoofde van het plattelandsontwikkelingsprogramma biedt ondernemers mogelijkheden om investeringen van buitenaf aan te trekken en om producten met toegevoegde waarde te ontwikkelen en op de markt te brengen, zoals voedingsmiddelen en dranken, landschappelijk en historisch erfgoed, en activiteiten op het gebied van cultuur, gezondheid en recreatie, waarbij tevens gezorgd kan worden voor het behoud van plattelandsambachten en milieuvaardigheden.

    4.4.

    Om te voorkomen dat met name oudere mensen en opgroeiende jongeren op het platteland benadeeld en uitgesloten worden, zouden publieke diensten op het gebied van onderwijs, opleiding, gezondheid en sociale zorg geïntegreerd en geclusterd moeten worden en op innovatieve wijze gebruik moeten maken van de technologische vooruitgang. Worden overheidskantoren meer over het grondgebied gespreid, dan zou dat bijv. kunnen helpen om de verzadiging en verontreiniging in stedelijke gebieden te verminderen en tegelijkertijd te stimuleren dat er een gevoel van gerechtigheid voor het platteland ontstaat. Lokale overheden komt een belangrijke rol toe waar het erom gaat maatregelen voor landelijke gebieden te plannen en ervoor te zorgen dat er in plattelandsgemeenschappen positieve maatregelen worden getroffen die een duurzame toekomst bevorderen en ondersteunen. Dienstverlenende bedrijven zouden één gebouw kunnen delen, en in ongebruikte gebouwen zouden nieuwe ondernemingen kunnen worden gehuisvest. Dit kan bijdragen tot nieuwe werkgelegenheid waarmee kansen kunnen worden gecreëerd voor meer economische bedrijvigheid. Bij de renovatie van dit soort gebouwen zou rekening moeten worden gehouden met de behoeften van lokale ngo’s en van de particuliere en publieke sector.

    4.5.

    Er moet geprobeerd worden een echt gevoel van partnerschap tussen steden en hun omliggende nederzettingen te ontwikkelen om tegen voorwaarden die voor beide partijen aanvaardbaar zijn, werk te maken van een saamhorigheidsgevoel, een brandingstrategie en gemeenschappelijke investeringen. RED heeft in 2016 samen met andere organisaties een Europese beleidsstrategie ten behoeve van landelijke gebieden voorgesteld voor de periode tot 2030 (5). Een ander voorbeeld is het proefproject van de Carnegie Trust over zustergemeenten. De beginselen van duurzame ontwikkeling en de circulaire economie zouden moeten worden toegepast op partnerschappen tussen stad en platteland.

    4.6.

    In november 2015 is tijdens de tweede bijeenkomst van het Europese Plattelandsparlement (ERP) het European Rural Manifesto goedgekeurd. Het ERP-netwerk, waarbij partners uit 40 Europese landen zijn aangesloten, houdt zich bezig met de thema’s die in het manifest aan de orde komen. Het ERP pleit voor „nauwere samenwerking tussen gemeenschappen, organisaties en overheden in landelijke en stedelijke gebieden om de sociale, culturele en economische banden die met een dergelijke samenwerking gesmeed kunnen worden optimaal te benutten”, alsook voor „een intensieve uitwisseling van ideeën en goede praktijken tussen de betrokkenen in landelijke en stedelijke gebieden”. De partners buigen zich over uiteenlopende thema’s, zoals „Kleine steden”, „Duurzame diensten en infrastructuur” en „Geïntegreerde plattelandsontwikkeling en Leader/CLLD”. De werkzaamheden ter zake moeten uitmonden in een rapport dat in oktober 2017 gepresenteerd en besproken zal worden tijdens de derde ERP-bijeenkomst, die in Venhorst (Nederland) zal worden gehouden.

    4.7.

    De Europese Investeringsbank zou op maat gesneden steunregelingen voor kleine bedrijven (zowel particuliere als sociale ondernemingen, met inbegrip van coöperaties) op het platteland moeten scheppen, zoals in het EIB-programma voor 2017-2019 is toegezegd. Een voorbeeld hiervan is de EIB-steun voor het bedrijf Niki’s Sweets in het dorp Agros in het Troodosgebergte in Cyprus.

    4.8.

    Vrijwilligersorganisaties zijn in plattelandsgebieden zeer actief. Ze dragen ertoe bij dat maatregelen worden gecoördineerd en dat mensen samenwerken. Sociale en gemeenschapsondernemingen, zoals de 300 Deense bedrijven die het speciale Virksomhed-keurmerk voor ondernemingen uit de sociale economie mogen gebruiken, en zoals het Cletwr-café in midden-Wales, dragen er steeds meer toe bij dat teloorgegane publieke en particuliere diensten in een andere vorm terugkomen. Bij hun werkzaamheden worden de beginselen van maatschappelijk verantwoord ondernemen in acht genomen. Belangrijk is de ondersteuning en advisering door organisaties die bevorderen dat sociale en gemeenschapsondernemingen een duurzaam karakter hebben en houden. Een voorbeeld daarvan is de Plunkett Foundation.

    4.9.

    Bewoners van dorpen en stadjes zijn van allerlei pluimage en moeten allemaal kunnen meepraten in hun lokale gemeenschap. Het laagste overheidsniveau zou bij de lokale besluitvorming betrokken moeten worden, en zou daartoe kracht moeten worden bijgezet. Mensen zijn trots op hun lokale gemeenschap. Dit kan worden gezien als een troefkaart die kan worden uitgespeeld om anderen aan te moedigen actief te worden. Gepensioneerden uit het bedrijfsleven en mensen die gewerkt hebben bij overheidsdiensten hebben vele vaardigheden in de aanbieding. In het kader van Europese en lokale programma’s worden projecten uitgevoerd die bevorderlijk zijn gebleken voor het ontstaan van lokale partnerschappen in dorpen en stadjes. Hieruit zijn vele gemeenschapsondernemers voortgekomen. Zij hebben allerlei verschillende achtergronden en zijn uitgegroeid tot ambassadeurs voor hun gemeenschap.

    4.10.

    Dorpen en stadjes zijn ook in cultureel opzicht belangrijk voor Europa. Vaak weten zij hun plaatselijke gewoonten en gebruiken in stand te houden. Deze landelijke nederzettingen dragen vaak een „historisch” karakter. Hun architectuur laat zien welke lokale bouwmaterialen er zijn gebruikt en welke verschillende stijlen er in de loop der eeuwen zijn geweest. De centra van kleine steden hebben doorgaans meer lokale bedrijven vast weten te houden en worden niet gedomineerd door de standaardgevels van winkelketens zoals in de grotere steden. Dorpen en stadjes op het platteland zijn ook verweven met het landschap. Hun ligging drukt een stempel op de sfeer ter plaatse en verleent hen een geheel eigen identiteit, of ze nu gelegen zijn op een heuveltop voor defensiedoeleinden, op een rivieroversteekplaats, bij een bron, aan een meer, een kust of op een eiland. De culturele waarden die in dorpen en stadjes te vinden zijn, zouden een prominente plaats moeten krijgen in de voorlichtingscampagne voor het Europees Jaar van cultureel erfgoed 2018 en in de initiatieven die ter zake worden ontplooid. Bij de bevordering van cultuur en tradities kunnen oudere inwoners van het platteland een belangrijke rol spelen. Daarom zouden de voorwaarden moeten worden gecreëerd om hen in staat te stellen zich actief daarvoor in te zetten.

    4.11.

    Deze dorpen en stadjes beschikken over waardevolle troeven die ze kunnen gebruiken om hun lokale economieën in stand te houden of te verbeteren. Ze hangen nauw samen met de lokale landbouw, bosbouw en energieopwekking, agro- en plattelandstoerisme, gezondheidsactiviteiten, culturele festivals, milieubescherming en educatie. Er zijn in Europa honderden voorbeelden, zoals Kozard in Hongarije en Alston Manor in Engeland, die door anderen nagevolgd zouden kunnen worden. Het door Ecovast opgestelde „The Importance of Small Towns” is een waardevol rapport waarin beschreven en inzichtelijk gemaakt wordt hoe belangrijk de rol van dorpen en stadjes is.

    4.12.

    Toekomstige plattelandsmaatregelen die met enthousiasme zijn afgesproken tijdens de Cork 2.0-conferentie in september 2016 zouden de lidstaten en regio’s moeten helpen om ondersteunend plattelandsbeleid te ontwikkelen en projecten in het kader van Europese programma’s aan te moedigen. Concrete toepassing van de plattelandstoets (rural proofing) zoals beschreven in de Cork 2.0-verklaring is voor de EU, de lidstaten en de regio’s van essentieel belang.

    4.13.

    De door de EU gesponsorde Leader-methodiek en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD) bieden instrumenten die van pas kunnen komen om plattelandsgemeenschappen te versterken. Leader en plaatselijke actiegroepen (LAG’s) kunnen steun bieden bij lokale inspanningen ter ontwikkeling van ondernemingen (zowel particuliere als non-profitbedrijven) in hun start- en groeifase en om voor een betrokken en solidair gemeenschapsgevoel te zorgen. Tot 2014 werd Leader ondersteund vanuit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, maar sinds 2015 kan de methode ook worden toegepast door andere structuur- en investeringfondsen, via multifinanciering in samenhang met CLLD. Dit vergt wel een betere coördinatie. Goede voorbeelden op dit gebied zijn IRD Duhallow en Secad in het graafschap Cork en Planed in Wales, waarbij al jarenlang van onderaf gewerkt wordt aan CLDD.

    4.14.

    Onder de Europese programma’s zijn er veel plattelandsprojecten die duidelijk laten zien dat er in stadjes en dorpen zeer uiteenlopende goede praktijken bestaan. Uit deze goede praktijken blijkt ook dat bemiddelingsinstanties noodzakelijk en waardevol zijn om ondernemers en kleine groepen te ondersteunen.

    Brussel, 18 oktober 2017.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Georges DASSIS


    (1)  Landelijke gebieden nieuw leven inblazen via „slimme dorpen” (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

    (2)  Rurality — Environment — Development.

    (3)  Door Ulla Herlitz en collega’s, als een praktisch voorbeeld van een navolgenswaardige praktijk — ENRD: European Network for Rural Development; Elard: The European LEADER Association for Rural Development; Ecovast: The European Council for the Village and Small Towns.

    (4)  Ecovast maakte deel uit van het voormalige Rurban-netwerk van DG Regio.

    (5)  „Making Europe Grow with its Rural Territories”


    Top