Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AR1672

    Advies van het Comité van de Regio's — Europese onderzoeksruimte

    PB C 62 van 2.3.2013, p. 14–21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    2.3.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 62/14


    Advies van het Comité van de Regio's — Europese onderzoeksruimte

    2013/C 62/04

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    verwelkomt het Commissie-initiatief in reactie op het verzoek van de Raad om een kader te scheppen voor een snelle voltooiing van de Europese onderzoeksruimte tegen 2014.

    Kennis is de valuta van de nieuwe economie. Daarom is wereldwijd toonaangevende onderzoeks- en innovatiecapaciteit, die kan bogen op een solide publieke kennisbasis, essentieel om duurzaam economisch herstel te bereiken en om Europa's positie als mondiale speler veilig te stellen.

    De voltooiing van de EOR is nodig om het via nationale en institutionele scheidslijnen versnipperde onderzoek in Europa tegen te gaan. Versnippering belemmert Europa zonder meer bij het benutten van de mogelijkheden voor onderzoek en innovatie. De Europese belastingbetaler, consument en burger, draait op voor de torenhoge financiële lasten. Zo gezien zijn meer en gerichte acties dus geboden.

    De Commissie zou de interregionale samenwerking binnen Horizon-2020 moeten stimuleren door doeltreffende instrumenten en prikkels uit te werken. Daarbij kunnen lokale en regionale overheden een ondersteunende en coördinerende rol spelen (opzet van onderzoeks- en innovatienetwerken, verlening van technische en administratieve steun, stimulering van financiering door de particuliere sector), met het oog op bevordering van het onderzoek en de toepassing van kennis- en innovatieresultaten.

    Rapporteur

    Grigorios ZAFEIROPOULOS (EL/EVP), lid van de regionale raad van Attika

    Referentiedocument

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Een versterkt partnerschap voor topkwaliteit en groei voor de Europese onderzoekruimte

    COM(2012) 392 final

    Advies van het Comité van de Regio's – Europese onderzoeksruimte

    I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    A.    Hoofdpunten

    1.

    verwelkomt het Commissie-initiatief in reactie op het verzoek van de Raad om een kader te scheppen voor een snelle voltooiing van de Europese onderzoeksruimte tegen 2014.

    2.

    Het CvdR onderschrijft de conclusies van de Raad van februari 2011 en maart 2012 dat de EOR spoedig, en wel in 2014 een feit moet zijn.

    3.

    Wetgeving voor de voltooiing van de EOR kan zinvol zijn voor delen van gebieden (bijv. coördinatie van nationaal en EU-beleid op grond van art. 181 VWEU en bevordering van acties voor de verspreiding van resultaten op grond van art. 180, in combinatie met art. 182, lid 5, VWEU).

    4.

    In de huidige economische crisis is de voltooiing van een Europese onderzoeksruimte, gericht op onderzoek en door onderzoek ondersteunde innovatie, essentieel om economische groei, banen, topkwaliteit en cohesie tussen de regio's en de lidstaten te ondersteunen.

    5.

    Kennis is de valuta van de nieuwe economie. Daarom is wereldwijd toonaangevende onderzoeks- en innovatiecapaciteit, die kan bogen op een solide publieke kennisbasis, essentieel om duurzaam economisch herstel te bereiken en om Europa's positie als mondiale speler veilig te stellen.

    6.

    Zowel in de uitvoering van Horizon 2020 als van de EOR moet meer aandacht komen voor de dagelijkse praktijk (1), d.w.z. het lokale en regionale niveau dient zich actief en volledig in te zetten om de doelen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken.

    7.

    De EOR zal de levenskwaliteit verbeteren door van Europa een plaats te maken waar wetenschappelijk onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie floreren en waar de belangrijkste kwesties van onze tijd worden aangepakt; om kennisvalorisatie te bevorderen, dient de samenwerking tussen de wetenschap, het bedrijfsleven en de overheid te worden versterkt.

    8.

    Het potentieel voor topkwaliteit van alle regio's moet benut worden en er zijn nieuwe benaderingen nodig om onder de maat presterende regio's en lidstaten bij te staan om topkwaliteit en slimme, regionale specialisatie te bereiken.

    9.

    De voltooiing van de EOR is nodig om het via nationale en institutionele scheidslijnen versnipperde onderzoek in Europa tegen te gaan. Versnippering belemmert Europa zonder meer bij het benutten van de mogelijkheden voor onderzoek en innovatie. De Europese belastingbetaler, consument en burger, draait op voor de torenhoge financiële lasten. Zo gezien zijn meer en gerichte acties dus geboden.

    10.

    De maatregelen moeten gericht zijn op het verruimen van de concurrentie tussen onderzoekers en onderzoeksorganisaties, het benutten van grensoverschrijdende synergie tussen nationale en regionale onderzoekssystemen, het vergemakkelijken van onderzoekscarrières, alsook op mobiliteit en vrij verkeer van kennis.

    11.

    Eén van de belangrijkste doelstellingen van de EOR moet beperking van kennisvlucht zijn, met name uit regio's met een onderzoeksachterstand, alsook beperking van de grote regionale verschillen in onderzoeks- en innovatieprestaties. Gestreefd moet worden naar topkwaliteit in heel Europa, dat rekening houdt met het innovatiepotentieel. Daarbij is het van belang dat de Europese onderzoeks- en innovatieagenda en de nationale en regionale innovatiestrategieën op elkaar aansluiten.

    12.

    Het CvdR is ingenomen met de doelstelling van de Europese Raad om de voorwaarden voor onderzoek en ontwikkeling te verbeteren en om de gecombineerde publieke en particuliere O&O-investeringen te verhogen tot 3 % van het BBP in de EU. Desalniettemin moet worden ingezien dat Europa nog steeds achterloopt bij het vermarkten van excellente kennis in vergelijking met andere werelddelen. De rol van het mkb als motor van innovatie kan daarom niet sterk genoeg worden benadrukt.

    13.

    Cohesie-instrumenten kunnen de ontwikkeling bevorderen van topkwaliteit en capaciteitsopbouw door het onderzoeks- en innovatiebeleid op regionaal niveau te stimuleren. Dit baant de weg naar topkwaliteit en stelt deze regio's in staat ten volle deel te nemen aan de EOR en hun voordeel te doen met de middelen van het gemeenschappelijk strategisch kader.

    14.

    De Commissie zou samen met de Raad en het Parlement moeten zorgen voor een doeltreffende en efficiënte uitvoering van Horizon-2020 met behulp van zo eenvoudig mogelijke regels en procedures voor de begunstigden.

    15.

    De in de mededeling welomschreven EOR-prioriteiten en de volledige uitvoering daarvan zouden Europa's onderzoeksprestaties en doelmatigheid tegen 2014 naar een hoger plan tillen. Hiervoor is echter de volledige en actieve inzet nodig van het uitgebreide partnerschap van de lidstaten, onderzoekspartners en hun Europese organisaties, alsook van de Commissie om ervoor te zorgen dat de voltooiing van de EOR de topkwaliteit die Europa in huis heeft, naar buiten te brengen, door de bevordering van efficiëntie, kwaliteit en nieuwe mogelijkheden waaraan de Unie behoefte heeft.

    16.

    De Commissie zou werk moeten maken van synergie en complementariteit tussen Horizon-2020 en de structuurfondsen en ervoor moeten zorgen dat topkwaliteit in het bereik komt van de minder presterende lidstaten en regio's die economisch en sociaal kwetsbaar zijn. Daarbij moet de Commissie uitgaan van hun sterke punten en zich richten op een wezenlijke verbreding van hun onderzoeks- en innovatiecapaciteit en de innovatiekloof in Europa dichten.

    17.

    De Commissie zou de interregionale samenwerking binnen Horizon-2020 moeten stimuleren door doeltreffende instrumenten en prikkels uit te werken. Daarbij kunnen lokale en regionale overheden een ondersteunende en coördinerende rol spelen (opzet van onderzoeks- en innovatienetwerken, verlening van technische en administratieve steun, stimulering van financiering door de particuliere sector), met het oog op bevordering van het onderzoek en de toepassing van kennis- en innovatieresultaten.

    18.

    De bereidheid van regio's om van onderzoek te profiteren moet meer worden vergroot. De ontwikkelde vaardigheden, praktijken en instrumenten moeten vervolgens worden gebruikt om de onderzoeksresultaten in heel Europa te kunnen toepassen. Dit kan alleen worden bereikt door de synergie te vergroten tussen alle Europese financieringsinstrumenten, zoals Horizon 2020, het cohesiebeleid en nationale, regionale en lokale middelen (2). Het gezamenlijk gebruik van middelen volstaat echter niet en vergt bovendien aanpassingen in de werkwijze en administratieve procedures.

    19.

    Lokale en regionale overheden worden aangespoord om de samenwerking tussen Europese en/of regionale en nationale organisaties te versterken om zo onderzoek en innovatie te bevorderen, en om maatregelen te nemen om beleidsmaatregelen samenhangender te maken, voor een efficiënter beheer te zorgen en procedures op elkaar af te stemmen, door meer aandacht te besteden aan gemeenschappelijke beheersprocedures zodat burgers een betere toegang krijgen tot het beleid en de sociaal-economische impact daarvan vergroot.

    20.

    Lokale en regionale overheden kunnen en moeten een belangrijke rol vervullen in de ontwikkeling van innovatieve producten en diensten door het stimuleren van publiek-private partnerschappen. Dit zal leiden tot meer banen en groei op lokaal en/of regionaal niveau en zal tegelijkertijd de operationele capaciteit en doeltreffendheid van de openbare en particuliere sector verbeteren.

    21.

    Het CvdR verwelkomt het initiatief van DG O&I en DG Regio dat de oprichting van regionale onderzoeks- en innovatienetwerken moet vergemakkelijken, ondersteund door universiteiten, instellingen, publieke overheden en de particuliere sector.

    22.

    Sinds 2000 werken de Commissie en de lidstaten toe naar een EOR, maar deze vooruitgang is ongelijk verdeeld over de onderdelen van de EOR en de lidstaten.

    23.

    Meer betrokkenheid van regionale organisaties en organisaties van onderzoeksstakeholders binnen de EOR is op zijn plaats.

    24.

    De overheidssector en met name de lokale en regionale overheden vervullen een belangrijke rol in het samenbrengen van bedrijven, universiteiten / onderzoekscentra en publieke instellingen (via Triple-Helix aanpak) bij de totstandkoming en realisatie van de EOR in de praktijk, die in de Commissiemededeling onvoldoende aandacht heeft gekregen.

    25.

    De Commissie, de lidstaten en onderzoekspartners zouden de juiste voorwaarden voor het verbeteren van de doeltreffendheid van Europa's onderzoekssystemen moeten scheppen en uitvoeren, waarbij belangrijke kwesties worden aangepakt als transnationale samenwerking en concurrentie, de arbeidsmarkt voor onderzoekers, gendergelijkheid en de overdracht van wetenschappelijke kennis. De ‧voorwaarden‧ die de Commissie heeft omschreven, lijken toereikend om de doelstellingen gestalte te geven.

    B.    Efficiëntere nationale onderzoeksstelsels

    26.

    Te weinig mededinging in nationale onderzoekssystemen schept niet de juiste voorwaarden voor de verbetering van wetenschappelijke kwaliteit. Beperkte concurrentie tussen onderzoeksinstellingen en universiteiten levert te weinig specialisatie op.

    27.

    Verbetering van Europa's fundamentele, op nieuwsgierigheid gebaseerde onderzoeksprestaties is geboden voor innovaties en doorbraken om de brandende kwesties aan te pakken. Europa dient gericht en strategisch te investeren in fundamenteel onderzoek. Hoofdselectiecriterium daarbij moet wetenschappelijke topkwaliteit zijn, die de voorwaarden schept voor de opbouw en bestendige uitbreiding van de lokale en regionale competentie en het kennispotentieel.

    28.

    De lidstaten en de regio's dienen competitieve subsidiëring te ondersteunen via oproepen tot indiening van voorstellen en peerreview van instellingen als belangrijke optie om nationale en regionale middelen aan onderzoek en innovatie toe te wijzen. In bepaalde gevallen wordt peerreview niet noodzakelijk geacht voor de toekenning van middelen aan regionaal O&O en innovatie.

    29.

    Het CvdR onderschrijft de doelstelling in het Groenboek (gepubliceerd door de Commissie in 2011) om een evenwicht te vinden tussen institutionele en competitieve subsidiëring. Verwijzend naar zijn eerdere standpunten dringt het Comité er ten zeerste op aan dat de discussie hierover wordt voortgezet. Hoe de balans uitvalt, is van groot belang voor de dynamiek van het systeem en de levensvatbaarheid van de diverse onderzoeksinstellingen.

    30.

    Verhoging van het aandeel van de basisfinanciering en slimme specialisatie bieden ook kleine, dynamische onderzoeksgemeenschappen nieuwe financieringsmogelijkheden. Het CvdR wil in dit verband dan ook benadrukken dat naast de grotere, een "kritische massa" genererende eenheden en grootschalige top-down technologieprogramma's ook kleinere, op één bepaald wetenschapsterrein gespecialiseerde O&O-gemeenschappen aanzienlijk kunnen bijdragen tot verbetering van het concurrentie- en innovatievermogen, omdat ze efficiënt samenwerken met andere gemeenschappen en onderdeel zijn van een multidisciplinair netwerk van hogescholen en researchcentra en midden in de academische wereld staan, zowel in de plaats van vestiging als internationaal.

    31.

    Het CvdR is het ermee eens dat de basisfinanciering van onderzoeksinstituten zou moeten worden opgetrokken. Het roept de Commissie en de lidstaten daarom op om hiermee rekening te houden en een financieringsmodel voor onderzoeksinfrastructuur te ontwikkelen waarin ook de complementariteit van de middelen van de structuurfondsen in aanmerking wordt genomen. Optrekking van de basisfinanciering betekent dat onderzoeksgemeenschappen de mogelijkheid krijgen om uitgaande van de eigen strategische behoeften bottom-up researchprojecten te lanceren en tegelijkertijd in directe interactie te staan met de regio en stad waar ze gevestigd zijn.

    32.

    Wetenschappelijke topkwaliteit als hoofdselectiecriterium en de beginselen van internationale peerreview moeten gehanteerd worden voor de toewijzing van middelen aan onderzoeks- en innovatie-activiteiten.

    33.

    Onderzoeks- en innovatiemodellen die in een bepaalde regio goed blijken te werken kunnen niet zonder meer worden "gekopieerd" of overgedragen naar een andere regio. Wel kunnen zij - met inachtneming van de aldaar aanwezige structurele, maatschappelijke en culturele omstandigheden - als voorbeeld dienen voor de uitwerking van aangepaste modellen voor andere regio's, inclusief de minder presterende regio’s.

    34.

    Het CvdR spreekt opnieuw zijn steun uit voor de coördinatie van regionale, nationale en EU-onderzoeksprogramma's en prioriteiten en benadrukt de verantwoordelijkheid van de lidstaten, regionale en lokale overheden voor onderzoek en innovatie. Het blijft gekant tegen gecentraliseerd onderzoek dat op Europees niveau vastgelegd wordt.

    35.

    De Commissie zou wederzijds leren en de uitwisseling van goede praktijken en ervaringen tussen de lidstaten en stakeholderorganisaties moeten bevorderen in verband met nationale wettelijke en/of andere belemmeringen voor de EOR ten aanzien van de prioriteiten in de mededeling; ook zou het nuttig zijn gemeenschappelijke richtsnoeren voor het wetenschapsbeleid in de hele EU in te voeren om gemeenschappelijk optreden te bevorderen en te vergemakkelijken.

    36.

    De Commissie zou de lidstaten en de regio's moeten steunen bij het gebruik van de structuurfondsen om onderzoekscapaciteit te ontwikkelen, alsook innovatiestrategieën op maat, die uitgaan van regionale vaardigheden en slimme specialisatiestrategieën. Hiertoe behoren ook gemeenschappelijke onderzoeksprogramma's, overeenkomstig de doelstellingen van het cohesiebeleid.

    37.

    In dit opzicht is het van belang dat de meestbelovende onderzoeksterreinen met comparatieve voordelen in kaart worden gebracht als uitgangspunt voor de omschrijving van slimme regionale specialisatiestrategieën (3). De EU dient de regio's aan te moedigen, zich te ontwikkelen tot innovatieve voorlopers op zelfgekozen onderzoeksterreinen en zich tegelijkertijd samen met andere regio's te verenigen in netwerken ter bevordering van de samenwerking. Slimme specialisatie mag niet worden gebruikt om lokale en regionale overheden die al koplopers zijn, te bevoordelen en andere regio's minder of geen steun te verlenen. Daarom moeten het innovatieniveau en de specialisaties van de Europese regio's in kaart worden gebracht zodat de onderlinge samenwerking tussen de regio's kan worden verbeterd en er specifieke instrumenten ter ondersteuning van achterblijvende regio's kunnen worden ingevoerd, zoals het ter beschikking stellen van ad-hocfinanciering die deze regio's helpt op één lijn te komen met de meest innoverende regio's.

    38.

    Er is behoefte aan een nauwkeuriger pakket indicatoren en doelstellingen waarmee naast het percentage dat bedrijven in O&O investeren ook aspecten in verband met de verbetering van het concurrentievermogen en de productiviteit in aanmerking kunnen worden genomen, m.a.w. een alomvattend systeem waarmee de doeltreffendheid van O&O-systemen en de productiviteit van innovatie kunnen worden gemeten (4).

    C.    Optimale transnationale samenwerking en concurrentie

    39.

    De EU moet snel en coherent in actie komen om met de beperkt beschikbare openbare middelen de voor de aanpak van de grote vraagstukken benodigde schaal en impact van de vereiste maatregelen te bereiken.

    40.

    Het CvdR blijft erbij dat betere coördinatie en samenwerking tussen lidstaten en de regio's en de regio's onderling synergie en dus een meerwaarde voor de EOR kan opleveren. De Europese groeperingen voor territoriale samenwerking (EGTS'en) zijn een waardevol instrument in de geslaagde uitvoering van regionale samenwerking, ook op het gebied van onderzoek en innovatie. Dit zal Europa's concurrentievermogen op de mondiale kennismarkt ten goede komen.

    41.

    Aandacht voor de productie, verspreiding en toepassing van kennis moet in goede banen worden geleid door rekening te houden met de strategische belangen van publieke en particuliere stakeholders en door hen bij de uitwerking van strategische agenda's te betrekken. Hiertoe is de steun nodig van internationale netwerken zodat de beste onderzoekers met elkaar oplossingen kunnen uitwerken voor de prangende kwesties.

    42.

    Er is behoefte aan betere onderlinge afstemming van en synergie tussen lokale en regionale, nationale en Europese grensoverschrijdende onderzoeks- en innovatiestrategieën, waarbij rekening gehouden moet worden met de specifieke kenmerken van de verschillende contexten en de mogelijkheden voor onderlinge complementariteit en samenwerking moeten worden versterkt.

    43.

    Herhaald zij dat het nodig is om de coördinatie tussen onderzoek en industrie te verbeteren, om voortgang te boeken met de "slimme specialisatie" op het gebied van sleuteltechnologieën (zoals nanotechnologie, micro- en nano-elektronica, industriële biotechnologie, fotonica, geavanceerde materialen en geavanceerde fabricagetechnieken), en om transnationale netwerkvorming aan te moedigen en de samenwerking op regionaal, nationaal en Europees niveau te intensiveren; bovendien zouden er op die manier meer vaste banen voor hoogopgeleid personeel komen (5).

    44.

    Lidstaten en regio's zouden gezamenlijke onderzoeksagenda's moeten bevorderen en uitvoeren voor de aanpak van brandende kwesties, de uitwisseling van informatie en goede praktijken op afgesproken gebieden en zouden moeten garanderen dat nationale en regionale middelen voor deze gebieden worden uitgetrokken en strategisch worden ingezet.

    45.

    De wettelijke en bureaucratische barrières voor de grensoverschrijdende interoperabiliteit van nationale en internationale programma's moeten worden opgeheven om gezamenlijke financiering van onderzoeksprojecten en –infrastructuur op nationaal, regionaal of internationaal niveau mogelijk te maken.

    46.

    De Commissie zou de lidstaten, regio's en organisaties voor de financiering van onderzoek efficiënt en doeltreffend moeten steunen voor de uitvoering van gezamenlijke internationale peerreview-evaluaties en het bepalen van gemeenschappelijke subsidiestandaards.

    47.

    Toponderzoek is gebaseerd op uitmuntende voorzieningen en onderzoeksinfrastructuren, met inbegrip van e-infrastructuur. Deze infrastructuur is essentieel voor Europa omdat ze talent aantrekt, innovatie en commerciële mogelijkheden bevordert en tegelijk werkgelegenheid schept.

    48.

    Aangezien onderzoeksinfrastructuur een centrale functie vervult in innovatiesystemen die op kennis gebaseerd zijn, verwelkomt het Comité het nieuwe concept ‘regionale partnerfaciliteiten’, alsook partnerschappen tussen onderzoekscentra. Zij kunnen bijdragen tot een gelijkmatiger ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte, door landen of regio's die kleiner zijn of minder ervaring hebben, tot concurrerend onderzoek en innovatieprestaties aan te zetten (6).

    49.

    Het programma "Horizon 2020" zal via daadkrachtige maatregelen moeten worden afgestemd op de vernieuwingen waaraan Europa behoefte heeft. Een doorslaggevende rol is hier weggelegd voor de pijler "Maatschappelijke uitdagingen", waarin de nadruk zou moeten liggen op het combineren van de beste Europese expertise met grootschalige co-creatieprojecten, zodat Europa in staat is grote systemische structurele vernieuwingen door te voeren, over de traditionele grenzen heen. Disciplinegericht onderzoek is niet voldoende om kennis te creëren voor het oplossen van grote maatschappelijke problemen. De focus zou moeten komen te liggen op multidisciplinaire OOI-activiteiten die concepten en componenten opleveren waaraan behoefte is voor dergelijke structuurvernieuwende veranderingen op systeemniveau. Onderzoek dient gebaseerd te zijn op experimenten en proeven. Een goed voorbeeld hiervan is het uitgebreide werkterrein van het Smart City-project. Van essentieel belang hierbij is dat de resultaten kunnen worden gemoduleerd naar gelang van de verschillende omstandigheden in Europa (7).

    50.

    Het CvdR steunt met name de doelstelling van de Innovatie-Unie dat de lidstaten tegen 2015 samen met de Commissie de aanleg van 60 % van de belangrijkste Europese infrastructuur hebben voltooid of gelanceerd, zoals deze geschetst is in de routekaart voor het Europees Strategieforum inzake onderzoeksinfrastructuur (ESFRI).

    51.

    Lidstaten zouden zich financieel moeten vastleggen voor de aanleg en de werking van de onderzoeksinfrastructuur van het ESFRI en de ontwikkeling van regionale partnerfaciliteiten moeten bevorderen, met name bij de uitwerking van nationale routekaarten en de operationele programma's voor de volgende programmeringsperiode.

    52.

    De Commissie zou via Horizon-2020 moeten zorgen voor een efficiënte toegang tot de onderzoeksinfrastructuur, alsmede voor de algehele integratie van onderzoeksinfrastructuur die van pan-Europees belang is, niet alleen de infrastructuur die de status van Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) heeft gekregen.

    53.

    De Commissie zou eventueel de exploitatiekosten van de onderzoeksinfrastructuur moeten steunen via subsidiebronnen, zoals de structuurfondsen.

    54.

    Nationale en regionale overheden zouden de routekaarten voor onderzoeksinfrastructuur moeten koppelen aan de ESFRI-routekaarten en aan strategieën voor slimme specialisatie uit onderzoeks- en innovatieprogramma's die mede uit de structuurfondsen worden gefinancierd. Zo wordt het vermogen van minder begunstigde regio's versterkt om onderzoeksinfrastructuur van pan-Europees en internationaal belang onderdak te bieden en hieraan deel te nemen.

    55.

    De Commissie zou met het ESFRI samen moeten werken en prioriteiten moeten vaststellen voor de uitvoering van de routekaart en de verstrekking van advies en begeleiding aan de lidstaten om de wettelijke, financiële of technische barrières voor de uitvoering uit de weg te ruimen.

    D.    Een open arbeidsmarkt voor onderzoekers

    56.

    De scheidslijnen tussen de nationale arbeidsmarkten voor onderzoekers vloeien hoofdzakelijk voort uit verschillende benaderingen van aanwerving, institutionele autonomie, uiteenlopende vormen van personeelsbeleid en bevordering van onderzoeksmobiliteit, alsook uit ongunstige arbeidsomstandigheden voor jonge en niet-EU-onderzoekers.

    57.

    Door de aanhoudende economische crisis (8) hebben reeds duizenden werknemers in de lidstaten van de EU hun baan verloren, ook de hoogopgeleide onderzoekers, meestal van de O&O-afdelingen van ondernemingen, een ontwikkeling die nog zal worden versterkt door de opkomst van nieuwe markten en het uitwijken van ondernemingen naar landen waar de productiekosten lager liggen. De vaardigheden van alle werknemers zullen beslist moeten worden verbeterd en moeten worden afgestemd op de behoeften van de arbeidsmarkt (9).

    58.

    Het is essentieel dat een einde wordt gemaakt aan wettelijke en andere belemmeringen van de toepassing van open, transparante en op verdienste gebaseerde aanwerving van onderzoekers en voor grensoverschrijdende toegang tot en overdraagbaarheid van nationale subsidies.

    59.

    Onderzoeksorganisaties moeten hun vacatures bekend maken door gebruik te maken van de algemene profielen die zijn opgesteld door het Europees kader voor onderzoeksloopbanen en de vacatures via een open en transparante procedure opvullen, ook met niet-EU-onderdanen. Ze moeten de vacatures ook bekendmaken op de portaalsite van EurAxess (http://ec.europa.eu/euraxess/index.cfm/lobs/index)

    60.

    Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar de mobiliteit van onderzoekers in Europa. Om de betreffende obstakels weg te nemen zijn concrete maatregelen geboden (overdraagbare pensioenrechten, verzekering van sociale bescherming, wederzijdse erkenning van professionele vaardigheden, maatregelen om werk en gezin te combineren) om de mobiliteit van Europese onderzoekers te bevorderen en om een onderzoekscarrière in de EU aantrekkelijker te maken.

    61.

    Het CvdR staat achter het initiatief van de Commissie om socialezekerheidsbarrières voor onderzoekers in de EU aan te pakken en om de toegang van onderzoekers uit derde landen verder te vergemakkelijken.

    62.

    Herhaald zij dat toponderzoekers van buiten Europa nodig zijn. Daarom wijst het CvdR op het belang van EU-mobiliteitsprogramma's, zoals het Marie-Curieprogramma, en in sommige regio's nog te nemen of al genomen maatregelen om terugkerende onderzoekers en wetenschappers op te vangen.

    63.

    Lokale en regionale overheden zouden maatregelen moeten nemen die bijdragen aan de bevordering van mobiliteit op elk terrein, en met name tussen de wetenschap en het bedrijfsleven. Van groot belang is nauwe, pan-Europese samenwerking tussen universiteiten, het bedrijfsleven en onderzoeksorganisaties, met inbreng van centrale beleidsbepalers en overheden op lokaal, regionaal en nationaal niveau in de vorm van het triplehelixmodel.

    64.

    Jongeren moeten aangespoord worden om een loopbaan te overwegen in onderzoek en innovatie. Jonge ondernemers die bijdragen aan onderzoek, ontwikkeling en innovatie verdienen steun; hun resultaten moeten gebruikt worden in de lokale of regionale gemeenschap.

    65.

    Het is dringend zaak dat er goed opgeleide mensen zijn met de vereiste vaardigheden om in de kennisindustrie te kunnen werken; en dat de sector aantrekkelijk wordt gemaakt gezien de problemen die er zijn om arbeidsplaatsen in te vullen op voor de toekomst strategische gebieden, zoals onderzoek en wetenschap, engineering, gezondheid en wiskunde (10). De vaardigheden en kennis van werknemers moeten voortdurend op peil worden gehouden en op de behoeften van de nieuwe sectoren en technologieën worden gericht, ten behoeve van zowel het bedrijfsleven als werknemers die hun baan verliezen, opdat zij zich snel aan de nieuwe sectoren en technologieën kunnen aanpassen.

    66.

    Naast het bevorderen van uitmuntendheid en topprestaties is het van wezenlijk belang dat voor goede onderwijs- en opleidingsmogelijkheden voor de regionale bevolking wordt gezorgd als fundament voor individuele en maatschappelijke welvaart en regionaal innovatievermogen (11).

    67.

    De Commissie zou een online portaal in het leven moeten roepen waarop lokale en regionale overheden voorbeelden kunnen uitwisselen van de meest geslaagde methoden om jongeren de arbeidsmarkt op te helpen (12), met inbegrip van de onderzoek- en innovatiesector.

    E.    Gendergelijkheid en gender mainstreaming in onderzoek

    68.

    Er is tot nu toe weinig voortgang geboekt met gendergelijkheid en maar weinig lidstaten en onderzoeksorganisaties hebben beleid gevoerd om het talent van vrouwelijke wetenschappers te benutten en om de genderdimensie in de onderzoeksinhoud op te nemen. De integratie van de genderdimensie in het ontwerp, evaluatie en uitvoering van onderzoek lijkt nog steeds beperkt.

    69.

    Barrières voor de aanwerving, het behoud en de vooruitgang in de loopbaan van onderzoeksters moeten worden geslecht, evenals sekse-onevenwichtigheden. De genderdimensie moet in onderzoeksprogramma's worden bevorderd.

    70.

    Binnen Horizon-2020 zou de genderdimensie vanaf het begin geïntegreerd moeten worden in alle programma's en projecten.

    71.

    Positief is het initiatief van de Commissie om in 2013 een aanbeveling aan de lidstaten uit te brengen met gemeenschappelijke richtsnoeren voor institutionele wijzigingen voor de bevordering van gendergelijkheid aan universiteiten en onderzoeksorganisaties.

    72.

    De Commissie kan overwegen een horizontaal comité in te stellen om de vertegenwoordiging van vrouwelijke onderzoekers in de EOR en Horizon-2020-activiteiten te volgen en daarover te adviseren.

    F.    Optimale circulatie, toegang tot en overdracht van wetenschappelijke kennis

    73.

    De steun voor een opentoegangsbeleid dat informatie-asymmetrie zou kunnen beperken, loopt onder de lidstaten uiteen. Voorts wordt er tussen openbare onderzoeksinstellingen en de particuliere sector nog te weinig kennis uitgewisseld, wat de wetenschappelijke kwaliteit en de door O&O bepaalde economische resultaten schaadt.

    74.

    Fundamenteel onderzoek en innovatie staat of valt met de toegang tot en de overdracht van kennis onder en tussen onderzoeksorganen, universiteiten en het bedrijfsleven. Dit moet dan ook sterk worden aangemoedigd.

    75.

    Open toegang tot resultaten en data van door de overheid gesubsidieerd onderzoek is essentieel voor de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte om te garanderen dat onderzoekers kunnen voortbouwen op bestaande kennis, nieuwe resultaten kunnen beoordelen en dubbel werk vermijden.

    76.

    Het is van belang dat het beleid inzake de toegang tot en het behoud van wetenschappelijke informatie wordt gecoördineerd en geharmoniseerd. Overheidsonderzoek dient de kennisoverdracht tussen de publieke en particuliere sector via een nationale strategie te stimuleren.

    77.

    Er is behoefte aan optimale interactie, contact en strategische partnerschappen tussen universiteiten en het bedrijfsleven, alsook aan de opstelling van gezamenlijke onderzoeksagenda's om de toepassing en de impact van onderzoeksresultaten te optimaliseren en om urgente kwesties aan te pakken.

    78.

    Open toegang tot wetenschappelijke publicaties dient er te komen als algemeen beginsel voor alle door de EU gesubsidieerde projecten binnen Horizon-2020. De Commissie zou de subsidiëring van projecten in verband met open toegang moeten voortzetten. In dat kader moet terdege rekening worden gehouden met de wensen van de wetenschappers en de ondernemingen, gelet op intellectueel eigendom en gebruiksrechten.

    79.

    Er moeten activiteiten gelanceerd worden om belanghebbenden te doordringen van het belang van open toegang en e-Science. De Commissie zou in nauwe samenwerking met die partijen consortiumovereenkomsten moeten uitwerken om de kennisoverdracht te verruimen.

    G.    Op weg naar succes en de voltooiing van de EOR

    80.

    De lidstaten en de regio's dienen de nodige nationale en regionale hervormingen aan te brengen en de voorwaarden voor de voltooiing van de EOR te scheppen. Zij dienen deze hervormingen uit te voeren via faciliterende acties die onder de verantwoordelijkheid van onderzoek subsidiërende en uitvoerende organisaties vallen.

    81.

    Er zouden in de regio's netwerken van triplehelix-partnerschappen moeten komen die samen kunnen werken om acties te coördineren. Gewezen wordt op het belang van het uitwisselen van goede praktijken, inclusief voor slimme specialisatiestrategieën, door de aanstelling van EOR-voorzitters in regionale onderzoeks- en innovatiesystemen en het steunen van internationale netwerken in verband met erkende regionale vaardigheden.

    82.

    De voortgang in de uitvoering van EOR-acties, die in de mededeling worden vermeld, door de lidstaten, de Commissie en belanghebbenden in het onderzoek moet worden gevolgd en geëvalueerd. In dit verband is het CvdR verheugd dat de Commissie de aangekondigde EOR-mechanismen voor monitoring uitwerkt. Het verzoekt de Commissie te garanderen dat de ontwikkeling van dat mechanisme en de selectie van de indicatoren transparant verloopt, met inbreng van de lidstaten. De selectie en het aantal indicatoren moeten beperkt blijven tot het strikte minimum voor de beoordeling van de voortgang in de voltooiing van de EOR. Gangbare procedures voor de samenwerking met Eurostat, de nationale bureaus voor de statistiek en lokale overheden (bijv. ministeries) moeten gebruikt worden voor de selectie van de data van onderzoeksorganisaties en universiteiten.

    83.

    Vereenvoudiging van procedures is een goede zaak, evenals de publicatie van de "Praktische gids" voor EU-subsidies (13). Zeer tevreden is het CvdR over de pogingen om verschillende programma's zo te wijzigen dat ze verschillende projectfasen kunnen financieren. Ook valt het te overwegen de praktische gids aan te passen tot een alomvattende maar toegankelijke digitale poort tot informatie en middelen voor relevante onderzoeks- en innovatieprogramma's (14).

    84.

    De Commissie zou ervoor moeten zorgen dat Horizon-2020 terdege bijdraagt aan de afronding en werking van de EOR en acties moeten ondersteunen voor carrières van onderzoekers en mobiliteit, onderzoeksinfrastructuur, genderkwesties, grensoverschrijdende samenwerking, open toegang en kennisoverdracht.

    85.

    Het CvdR is verheugd over het voornemen van de Commissie om vanaf 2014 jaarlijks aan de Raad en het Europees Parlement een volledig verslag over de voortgang voor te leggen.

    86.

    De Commissie wordt verzocht het voortgangsverslag over de EOR ook aan het Comité van de Regio's voor te leggen.

    Brussel, 31 januari 2013

    De voorzitter van het Comité van de Regio's

    Ramón Luis VALCÁRCEL SISO


    (1)  CdR 402/2011 fin.

    (2)  CdR 402/2011 fin.

    (3)  CdR 373/2010 fin.

    (4)  CdR 374/2010 fin.

    (5)  CdR 374/2010 fin.

    (6)  CdR 373/2010 fin.

    (7)  CdR 402/2011 fin.

    (8)  CdR85/2009 fin en CdR 373/2010 fin.

    (9)  CdR 85/2009 fin en CdR 373/2010 fin.

    (10)  CdR 374/2010 fin.

    (11)  CdR 83/2007 fin.

    (12)  CdR 292/2010 fin.

    (13)  CdR 67/2011 fin, CdR 373/2010 fin en CdR 230/2010 fin.

    (14)  CdR 373/2010 fin.


    Top