Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009PC0217

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart {SEC(2009) 615 definitief} {SEC(2009) 616 definitief}

/* COM/2009/0217 def. - 0063 /0000 */

52009PC0217

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart {SEC(2009) 615 definitief} {SEC(2009) 616 definitief} /* COM/2009/0217 def. - 0063 /0000 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 11.5.2009

COM(2009) 217 definitief

2009/0063 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart

(ingediend door de Commissie) {SEC(2009) 615 definitief}{SEC(2009) 616 definitief}

TOELICHTING

1) ACHTERGROND

- Algemene context

Momenteel zijn de systemen voor de dekking van de kosten voor de beveiliging van de luchtvaart geregeld op nationaal niveau en niet altijd transparant voor de gebruikers. Gebruikers worden niet op alle EU-luchthavens systematisch geraadpleegd alvorens heffingen worden vastgelegd of een heffingssysteem wordt gewijzigd.

- Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

Er bestaan nog geen bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied.

- Samenhang met het burgerluchtvaartbeleid en andere beleidsgebieden van de EU

Het in 1992 door de Raad goedgekeurde derde pakket vormde de laatste fase in de liberalisering van de toegang tot de markt voor luchtvervoer. De daaropvolgende initiatieven waren gericht op de regulering en liberalisering van randactiviteiten, zoals het verlenen van diensten voor grondafhandeling, het toewijzen van slots en het gebruik van geautomatiseerde boekingsystemen. De Gemeenschap heeft ook regelgeving vastgesteld op het gebied van de veiligheid en beveiliging van de luchtvaart en heeft het probleem van de luchtverkeersleiding aangepakt door middel van regelgevende maatregelen die geleid hebben tot de totstandbrenging van het gemeenschappelijk luchtruim. De richtlijn inzake luchthavengelden heeft betrekking op andere dan beveiligingsheffingen.

2) RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

- Raadpleging van belanghebbende partijen

Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten

Tijdens een hoorzitting op 17 juli 2008 heeft de Commissie met alle belanghebbenden in de luchtvervoerssector overleg gepleegd over de verschillende mogelijkheden om communautaire regelgeving inzake beveiligingsheffingen op te stellen. De Commissie heeft via vragenlijsten ook informatie en het standpunt van de lidstaten en de sector gevraagd.

Met sommige belanghebbenden zijn ook bilaterale contacten gelegd om verder overleg te plegen.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden

Alle sectororganisaties benadrukten dat beveiliging van de luchtvaart een verantwoordelijkheid van de staten is en dat de kosten daarvan dus ook door de staten moeten worden gedragen. Geen enkele lidstaat was er echter voorstander van de lidstaten te verplichten deze beveiligingskosten te dragen.

- Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden

Er is een effectbeoordeling uitgevoerd om na te gaan welke kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen dit initiatief zal hebben. Deze studie maakt het mogelijk de gekozen aanpak te beoordelen. Voor de effectbeoordeling is geen gebruik gemaakt van externe deskundigheid. DG JRC heeft echter het effect van sommige maatregelen becijferd. De nota van DG JRC is bijgevoegd als bijlage XII bij de effectbeoordeling. De effectbeoordeling is gebaseerd op publiek toegankelijke statistieken, met name van Eurostat, en op statistieken van belanghebbenden en lidstaten.

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen

Alle belangrijke belanghebbenden zijn geraadpleegd. Ook de vervoersgebruikers en -consumenten zijn geraadpleegd via hun belangenverenigingen.

Samenvatting van de ingewonnen en benutte adviezen

Er zijn geen mogelijk ernstige risico's met onomkeerbare gevolgen gesignaleerd.

De belangrijkste conclusie was dat, van de vier beleidsopties die als uitgangspunt voor de studie werden gebruikt, de toepassing van een algemeen kader met algemene beginselen (optie 3) de grootste kans biedt om met succes een positieve verandering teweeg te brengen in de wijze waarop beveiligingsheffingen worden vastgesteld en in de relatie tussen luchthavens en luchtvaartmaatschappijen op dit punt.

- Effectbeoordeling

Tijdens de effectbeoordeling zijn de volgende beleidsopties overwogen:

De eerste optie, namelijk geen initiatief op EU-niveau nemen, is gebruikt als referentiepunt om de andere beleidsscenario's te toetsen.

De tweede optie was het scenario waarbij de actoren uit de luchtvaartsector vrijwillig voor de hele EU geldende zelfregulerende maatregelen opstellen en goedkeuren om een oplossing te vinden voor de problemen die door een van beide partijen, d.w.z. de luchtvaartmaatschappijen of de luchthavens, worden vastgesteld en die het gevolg zijn van het gebrek aan overeenstemming en wederzijds begrip over hoe de belangrijkste geschillen het best kunnen worden opgelost.

Optie drie was een communautaire wettekst tot vaststelling van een algemeen kader waarin geëist wordt dat de manier waarop beveiligingsheffingen op nationaal niveau worden vastgesteld, beantwoordt aan een aantal gemeenschappelijke beginselen die luchthavenexploitanten moeten naleven.

Optie vier houdt in dat de lidstaten de beveiliging van de luchthavens volledig moeten financieren. Hierdoor zijn geen beveiligingsheffingen nodig en wordt eventuele discriminatie bij de toepassing daarvan vermeden.

3) JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

- Samenvatting van de voorgestelde maatregel

Het voorstel bevat een aantal basisbeginselen die door de luchthavenexploitanten moeten worden nageleefd bij de vaststelling van hun beveiligingsheffingen. Deze thema's zijn:

Discriminatieverbod:

Bij het vaststellen van systemen voor het opleggen van heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart mag geen onderscheid worden gemaakt tussen luchtvaartmaatschappijen of passagiers.

Overleg en verhaal:

Het beheersorgaan van de luchthaven en de luchtvaartmaatschappijen die de luchthaven bedienen, of de organisaties die hen vertegenwoordigen, moeten een dialoog aangaan over het in een luchthaven toegepaste systeem van beveiligingsheffingen, niet alleen wanneer dat systeem wordt gewijzigd, maar ook wanneer het niveau van de beveiligingsheffingen wordt vastgesteld. Het doel hiervan is beide partijen regelmatig van mening te doen wisselen over het niveau van de beveiligingsheffingen en over alle factoren en regelgevende eisen die van invloed zijn op de vaststelling van de beveiligingsheffingen.

Transparantie:

De voorgestelde richtlijn bevat geen bepalingen met betrekking tot berekeningsmethoden voor beveiligingsheffingen die in elke lidstaat moeten worden toegepast. De Commissie erkent de grote verscheidenheid aan luchthavenregelgeving in de verschillende lidstaten, maar om zinvol overleg tussen luchthavens en luchtvaartmaatschappijen mogelijk te maken, moeten de luchthavenexploitanten een redelijke hoeveelheid informatie aan de luchtvaartmaatschappijen verstrekken. Daarom wordt in de richtlijn vastgesteld welke informatie regelmatig door het beheersorgaan van de luchthaven moet worden verstrekt.

De luchtvaartmaatschappijen moeten op hun beurt informatie verstrekken over de prognoses betreffende de omvang van hun verkeer, het geplande gebruik van hun vloot en hun actuele en toekomstige specifieke behoeften op de luchthaven, zodat het beheersorgaan van de luchthaven zijn financiële middelen zo goed mogelijk kan aanwenden en zijn capaciteit optimaal kan toewijzen.

Luchtvaartmaatschappijen hebben ook recht op informatie over beveiligingsmaatregelen die strenger zijn dan de communautaire wetgeving.

Verband met de kosten:

Inkomsten uit beveiligingsheffingen mogen alleen worden gebruikt om beveiligingskosten te dekken.

Toezichthoudende autoriteit:

Een ontwerprichtlijn die de beginselen bevat die door de belangrijkste partners in de luchtvervoerssector - d.w.z. de luchthavens en de luchtvaartmaatschappijen, die uiteenlopende belangen hebben – moeten worden nageleefd, moet correct worden toegepast en nageleefd op het niveau van de lidstaten. Om te garanderen dat de bepalingen van de richtlijn worden nageleefd, moet in elke lidstaat een autoriteit worden opgericht die bevoegd is voor de correcte toepassing van de richtlijn.

- Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 80, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

- Subsidiariteitsbeginsel

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.

De doelstellingen van het voorstel kunnen niet voldoende door de afzonderlijke lidstaten worden verwezenlijkt omdat de systemen voor de inning van beveiligingsheffingen en de vaststelling van de beveiligingsheffingen in individuele luchthavens niet uniform zijn geregeld in de hele EU. In de lidstaten bestaan nog steeds uiteenlopende systemen voor de inning van beveiligingsheffingen. Hierdoor genieten niet alle luchthavens en luchtvaartmaatschappijen dezelfde kansen.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt:

De toepassing van een gemeenschappelijke reeks basisregels met betrekking tot beveiligingsheffingen in de hele EU garandeert dat de luchtvaartpartners het spel eerlijk zullen spelen wanneer de parameters voor de toewijzing van de kosten voor luchthavenbeveiliging worden vastgesteld.

In de lidstaten bestaan uiteenlopende systemen voor de inning van beveiligingsheffingen. Niet alle systemen zijn gebaseerd op fundamentele beginselen die uniform worden toegepast wanneer beveiligingsheffingen en de onderliggende methode voor de berekening ervan worden vastgesteld. De voorgestelde richtlijn zal ervoor zorgen dat dit wel het geval is.

Het voorstel blijft beperkt tot de vaststelling van een reeks minimumregels die moeten worden nageleefd wanneer lidstaten en/of luchthavenexploitanten het niveau van de beveiligingsheffingen vaststellen. De voorgestelde richtlijn legt geen specifiek systeem voor de inning van beveiligingsheffingen op. De vaststelling van een dergelijk systeem wordt overgelaten aan de lidstaten.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

- Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

De voorgestelde richtlijn laat ruimte voor de vaststelling van een basiskader voor beveiligingsheffingen op nationaal niveau en laat de luchthavens de nodige flexibiliteit om hun beveiligingsheffingen vast te stellen. De richtlijn garandeert dat de luchthavengebruikers meer uitleg krijgen over de beveiligingsheffingen. De administratieve lasten voor de lidstaten en regionale instanties die betrokken zijn bij de vaststelling van het regelgevingskader blijven beperkt. Ze moeten alleen hun bestaande regelgeving aan de richtlijn aanpassen als die regelgeving niet overeenstemt met de in de richtlijn uiteengezette basisbeginselen.

- Keuze van instrumenten

Voorgesteld instrument: richtlijn.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn.

Het meest geschikte instrument om de beveiligingsheffingen te reguleren is een richtlijn omdat daarin duidelijke maar minimale beginselen met betrekking tot beveiligingsheffingen worden vastgesteld die door de luchthavenexploitanten moeten worden nageleefd bij het vaststellen en opleggen van hun beveiligingsheffingen. De omzetting van de richtlijn biedt alle lidstaten de gelegenheid om in hun nationale wetgeving rekening te houden met de specifieke situatie van de luchthavens in hun land, voor zover de bepalingen van de richtlijn volledig worden toegepast.

4) GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

5) AANVULLENDE INFORMATIE

- Transponeringstabel

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de nationale bepalingen tot omzetting van de richtlijn mee, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

- Europese Economische Ruimte

De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

2009/0063 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

Gelet op het voorstel van de Commissie[1],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[2],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[3],

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[4],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De beveiliging van de luchtvaart op Europese luchthavens is hoofdzakelijk een staatsverantwoordelijkheid. Elke lidstaat beslist volgens welke methode de beveiliging van de luchtvaart wordt gefinancierd. Er moet echter een gemeenschappelijk kader worden vastgesteld voor het regelen van de essentiële kenmerken van beveiligingsheffingen en de manier waarop ze worden vastgesteld, zoniet bestaat het risico dat de basisbeginselen in de relatie tussen de beheersorganen van luchthavens en de luchthavengebruikers niet worden gerespecteerd.

(2) Het innen van heffingen voor het aanbieden van luchtvaartnavigatiediensten en grondafhandelingsdiensten is al geregeld bij Verordening (EG) nr. 1794/2006 van de Commissie van 6 december 2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten[5], respectievelijk Richtlijn 96/67/EG van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap[6].

(3) Het is van essentieel belang dat de luchthavengebruikers regelmatig door het beheersorgaan van de luchthaven worden geïnformeerd over de wijze en de basis waarop de beveiligingsheffingen worden berekend. Deze informatie verschaft luchtvaartmaatschappijen inzicht in de kosten van de beveiligingsdiensten en de productiviteit van de bijbehorende investeringen. Om een beheersorgaan van een luchthaven in staat te stellen te beoordelen welke toekomstige investeringen noodzakelijk zijn, moeten de luchthavengebruikers al hun operationele prognoses, uitbreidingsprojecten en specifieke vragen en wensen tijdig aan het beheersorgaan van de luchthaven meedelen.

(4) Aangezien niet in de hele Gemeenschap dezelfde methoden worden gebruikt voor het vaststellen en innen van de bedragen die betaald moeten worden voor het dekken van de beveiligingskosten, is er behoefte aan een harmonisering van de basis voor het in rekening brengen van beveiligingskosten in de communautaire luchthavens die deze kosten verrekenen in de beveiligingsheffingen. In deze luchthavens moeten de beveiligingsheffingen in verhouding staan tot de beveiligingskosten, rekening houdende met eventuele overheidsfinanciering van de beveiligingskosten.

(5) Het is belangrijk om voor transparantie te zorgen in verband met de economische impact van nationale beveiligingsmaatregelen die strenger zijn dan de gemeenschappelijke basisnormen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002[7].

(6) Een onafhankelijke toezichthoudende autoriteit in elke lidstaat moet zorgen voor de goede en effectieve toepassing van deze richtlijn. De autoriteit moet over de nodige middelen (personeel, deskundigheid en financiële middelen) beschikken om haar taken te kunnen uitvoeren.

(7) Daar de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, aangezien systemen voor het innen van beveiligingsheffingen niet op uniforme wijze in de hele Gemeenschap kunnen worden vastgesteld en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap tot stand kunnen worden gebracht, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het EG-Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel vervatte evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te bereiken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

1. In deze richtlijn worden gemeenschappelijke beginselen vastgesteld voor het innen van beveiligingsheffingen op communautaire luchthavens.

2. Deze richtlijn is van toepassing op alle luchthavens op het grondgebied dat onder de bepalingen van het Verdrag valt.

Deze richtlijn is niet van toepassing op de inning van heffingen voor de vergoeding van en-route- en terminalnavigatiediensten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1794/2006 van de Commissie, noch op de inning van heffingen voor de vergoeding van de in de bijlage bij Richtlijn 96/67/EG van de Raad vermelde grondafhandelingsdiensten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

a) "luchthaven": elk terrein dat speciaal is ingericht om luchtvaartuigen de mogelijkheid te bieden te landen, op te stijgen of manoeuvres uit te voeren, met inbegrip van de eventueel bijbehorende installaties ten behoeve van het verkeer van en de dienstverlening aan luchtvaartuigen en de nodige installaties ten behoeve van de commerciële luchtdiensten;

b) "beheersorgaan van de luchthaven": de instantie die, eventueel in combinatie met andere activiteiten, aan de nationale wet- of regelgeving de taak ontleent om de luchthaveninfrastructuur te beheren en de activiteiten van de verschillende op de luchthavens aanwezige ondernemingen te coördineren en te controleren;

c) "luchthavengebruiker": iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die vanaf of naar de desbetreffende luchthaven door de lucht passagiers, post en/of vracht vervoert;

d) "beveiligingsheffing": een heffing die specifiek tot doel heeft geheel of gedeeltelijk de kosten te dekken van de maatregelen ter bescherming van de burgerluchtvaart tegen wederrechtelijke daden.

Artikel 3

Discriminatieverbod

De lidstaten zien erop toe dat bij het innen van de beveiligingsheffingen geen onderscheid wordt gemaakt tussen luchthavengebruikers of luchtvaartpassagiers.

Artikel 4

Raadpleging

1. De lidstaten zien erop toe dat het beheersorgaan van de luchthaven toegang heeft tot alle nodige informatie over de kosten voor het verlenen van diensten voor de beveiliging van de luchtvaart op de luchthaven.

2. De lidstaten zien erop toe dat in elke luchthaven een verplichte en periodieke procedure wordt vastgesteld voor overleg tussen het beheersorgaan van de luchthaven en de luchthavengebruikers over de werking van het systeem van beveiligingsheffingen en het niveau van die heffingen. Dit overleg dient minstens eenmaal per jaar plaats te vinden.

3. Het beheersorgaan van de luchthaven dient daartoe uiterlijk vier maanden vóór de beveiligingsheffingen van kracht worden een voorstel in tot wijziging van het systeem of het niveau van de beveiligingsheffingen, samen met de redenen voor de voorgestelde wijzigingen. De luchthavenbeheerder consulteert de luchthavengebruikers over de voorgestelde wijzigingen en neemt hun zienswijzen in aanmerking alvorens een besluit te nemen.

4. Het beheersorgaan van de luchthaven publiceert zijn beslissing uiterlijk twee maanden vóór ze van kracht wordt. Wanneer geen overeenstemming over de voorgestelde wijzigingen wordt bereikt tussen het beheersorgaan van de luchthaven en de luchthavengebruikers, motiveert het beheersorgaan van de luchthaven zijn beslissing tegenover de luchthavengebruikers.

Artikel 5

Transparantie

1. De lidstaten zien erop toe dat het beheersorgaan van de luchthaven alle luchthavengebruikers en de vertegenwoordigers of verenigingen van luchthavengebruikers eenmaal per jaar informatie verschaft over de elementen die gebruikt worden als basis voor het vaststellen van het niveau van alle beveiligingsheffingen die op de luchthaven worden geïnd. Deze informatie behelst ten minste:

a) een lijst van de verschillende diensten en infrastructuur die in ruil voor de beveiligingsheffingen ter beschikking worden gesteld;

b) de methode voor het berekenen van de beveiligingsheffingen;

c) de inkomsten en kosten van elke categorie beveiligingsheffingen die op de luchthaven worden geïnd;

d) het totale aantal werknemers dat werkzaam is bij de diensten waarvoor de beveiligingsheffingen dienen;

e) ramingen van het niveau van de beveiligingsheffingen;

f) eventuele geplande investeringen die het niveau van de beveiligingsheffingen aanzienlijk kunnen beïnvloeden.

2. De lidstaten zien erop toe dat de luchthavengebruikers vóór iedere in artikel 4 bedoelde consultatie het beheersorgaan van de luchthaven informatie verstrekken over met name:

a) verkeersprognoses;

b) prognoses betreffende de samenstelling en het geplande gebruik van hun vloot;

c) hun ontwikkelingsprojecten op de betrokken luchthaven;

d) hun behoeften op de betrokken luchthaven.

Artikel 6

Effectbeoordelingen

1. Alvorens strengere maatregelen vast te stellen overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 300/2008 beoordelen de lidstaten het effect daarvan op het niveau van de beveiligingsheffingen.

Met betrekking tot strengere nationale maatregelen die al bestaan op [de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] voeren de lidstaten een effectbeoordeling uit tijdens een overgangsperiode van drie jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

2. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van het resultaat van de in lid 1 genoemde effectbeoordelingen en raadplegen de luchthavengebruikers overeenkomstig artikel 4.

Artikel 7

Kostengerelateerdheid van beveiligingsheffingen

Beveiligingsheffingen worden uitsluitend gebruikt om beveiligingskosten te dekken. Deze kosten worden bepaald overeenkomstig de in elk van de lidstaten algemeen erkende beginselen inzake boekhouding en evaluatie.

De lidstaten dienen er echter op toe te zien dat met name rekening wordt gehouden met:

- de kosten van de financiering van de specifieke faciliteiten en installaties voor beveiligingsactiviteiten, inclusief een billijke waardevermindering van deze faciliteiten en installaties;

- de uitgaven voor beveiligingspersoneel en beveiligingsactiviteiten;

- de toelagen en subsidies die door de overheid worden verstrekt voor beveiligingsdoeleinden.

Artikel 8

Onafhankelijke toezichthoudende autoriteit

1. Om te garanderen dat de maatregelen die worden genomen om aan deze richtlijn te voldoen correct worden toegepast, stellen de lidstaten een onafhankelijk orgaan aan als nationale onafhankelijke toezichthoudende autoriteit of richten zij een dergelijk orgaan op. Dat orgaan mag hetzelfde zijn als de entiteit die door een lidstaat belast is met de toepassing van Richtlijn 2009/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden[8].

2. De lidstaten garanderen de onafhankelijkheid van de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit door erop toe te zien dat deze autoriteit juridisch gescheiden is en functioneel onafhankelijk is van de beheersorganen van luchthavens en van de luchtvaartmaatschappijen. Lidstaten die eigenaar blijven van of de controle behouden over luchthavens, beheersorganen van luchthavens of luchtvaartmaatschappijen moeten ervoor zorgen dat de regelgevende functies structureel gescheiden zijn van de activiteiten die verband houden met deze eigendom of controle. De lidstaten zorgen ervoor dat de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit haar bevoegdheden onpartijdig en op transparante wijze uitoefent.

3. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de naam en het adres van de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit, de taken en verantwoordelijkheden die aan deze autoriteit zijn toevertrouwd en de maatregelen die zijn genomen om overeenstemming met lid 2 te waarborgen.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat, met betrekking tot geschillen over beveiligingsheffingen, maatregelen worden getroffen om:

a) een procedure in te stellen voor het beslechten van geschillen tussen het beheersorgaan van de luchthaven en de luchthavengebruikers;

b) te bepalen in welke omstandigheden een geschil kan worden voorgelegd aan de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit, en om de autoriteit in staat te stellen onvoldoende gemotiveerde of gedocumenteerde klachten te verwerpen; en

c) de criteria vast te stellen voor de beoordeling van geschillen met het oog op hun beslechting.

Deze procedures, voorwaarden en criteria moeten niet-discriminerend, transparant en objectief zijn.

5. De onafhankelijke toezichthoudende autoriteit publiceert jaarlijks een verslag over haar activiteiten.

Artikel 9

Herziening en verslaglegging

1. De Commissie legt uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn en, in voorkomend geval, alle passende voorstellen.

2. De lidstaten en de Commissie werken samen bij de toepassing van de onderhavige richtlijn, met name wat het verzamelen van gegevens betreft welke voor de opstelling van het in lid 1 bedoelde verslag nodig zijn.

Artikel 10

Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [….] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 12

Adressaat

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

[1] PB C van , blz. .

[2] PB C van , blz. .

[3] PB C van , blz. .

[4] PB C van , blz. .

[5] PB L 341 van 7.12.2006, blz. 3.

[6] PB L 272 van 25.10.1996, blz. 36.

[7] PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.

[8] PB L 70 van 14.3.2009, blz. 11.

Top