EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006DC0027

Mededeling van de Commissie - De westelijke Balkan op weg naar de EU : consolidatie van stabiliteit en versterking van welvaart

/* COM/2006/0027 def. */

52006DC0027

Mededeling van de Commissie - De westelijke Balkan op weg naar de EU : consolidatie van stabiliteit en versterking van welvaart /* COM/2006/0027 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 27.1.2006

COM(2006) 27 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

De westelijke Balkan op weg naar de EU: consolidatie van stabiliteit en versterking van welvaart

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

De westelijke Balkan op weg naar de EU: consolidatie van stabiliteit en versterking van welvaart

Op de topontmoeting van Thessaloniki tussen de EU en de westelijke Balkan in juni 2003 werd bevestigd dat de EU het Europese perspectief van de landen van de westelijke Balkan steunt[1]. Op deze top werd de “agenda van Thessaloniki” goedgekeurd, die een aantal maatregelen omvat die aan het uitbreidingsproces zijn ontleend, en werd de verbintenis aangegaan deze gezamenlijk ten uitvoer te leggen.

In juni 2005 herbevestigde de Europese Raad het streven naar integrale uitvoering van de agenda van Thessaloniki en verklaarde nogmaals dat de vorderingen van elk land op de weg naar Europese integratie afhankelijk zijn van de eigen inspanningen om te voldoen aan de criteria van Kopenhagen en de voorwaarden van het stabilisatie- en associatieproces.

Nu, bijna drie jaar na de top van Thessaloniki, heeft de westelijke Balkan zich verder gestabiliseerd en is de regio dichter bij de Europese Unie komen te staan. Het Europese perspectief geeft een krachtige stimulans aan politieke en economische hervormingen en moedigt verzoening tussen de diverse bevolkingsgroepen aan. Het is in het belang van zowel de EU als de betrokken landen om dit proces te intensiveren. Dat helpt de EU haar eigen doelstellingen te verwezenlijken zonder het gevaar van nieuwe instabiliteit in een regio die rechtstreeks aan de EU grenst. De beste manier om de geloofwaardigheid van het proces te versterken en de politieke risico’s te verkleinen is versterking van het EU-beleid voor de regio, met name wat betreft gebieden van wederzijds belang waarnaar bij de bevolking van de regio veel vraag is, zoals justitie, vrijheid en veiligheid, onderwijs en handel.

De komende maanden zal belangrijke uitdagingen op regionaal gebied brengen, nu het proces ter bepaling van de status van Kosovo van start gaat en andere fundamentele constitutionele vraagstukken weer vooraan in de publieke belangstelling komen te staan. In zo’n periode is de aanmoediging die de realisering van de agenda van Thessaloniki biedt, van bijzonder belang. De Commissie zal steun blijven verlenen voor de stabilisatie van de regio, zowel via het stabilisatie- en associatieproces en via haar bijdrage aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als met haar steun voor EVDB-operaties in de regio.

Het Oostenrijkse voorzitterschap is van plan een uitgebreide discussie over de westelijke Balkan te houden gedurende de informele bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken op 10–11 maart in Salzburg. Dit is een nuttige gelegenheid om de doelstellingen van de EU opnieuw te bevestigen en tot overeenstemming te komen over de wijze waarop de inspanningen van de EU in de regio verder kunnen worden versterkt. De EU streeft naar stabiliteit, veiligheid en welvaart in de westelijke Balkan door de regio verder te integreren in de hoofdrichting van Europa.

In het kader van de voorbereiding van de bijeenkomst in Salzburg geeft deze mededeling een overzicht van de ontwikkelingen sinds Thessaloniki en worden concrete maatregelen voorgesteld om beleid en instrumenten te versterken, in overeenstemming met het strategiedocument over de uitbreiding dat de Commissie in november 2005 heeft uitgebracht. Zoals de Raad in december heeft geconcludeerd, is het strategiedocument een goede basis voor de noodzakelijke verdere discussie over de uitbreiding in 2006. De lidstaten worden uitgenodigd hun goedkeuring te hechten aan de maatregelen zoals weergegeven in dit document en de benodigde steun te verzekeren die nodig is om de doeleinden van de EU in de regio te verwezenlijken.

--I--

Drie jaar na Thessaloniki

Geboekte vooruitgang en te verwachten uitdagingen

De afgelopen drie jaar hebben de landen van de westelijke Balkan aanzienlijke vooruitgang geboekt wat betreft stabilisatie en verzoening, binnenlandse hervormingen en regionale samenwerking. Dit heeft ertoe geleid dat zij dichter bij de EU zijn komen te staan.

De afgelopen maanden zijn er belangrijke ontwikkelingen geweest: toetredingsonderhandelingen zijn geopend met Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië heeft de status van kandidaat-lidstaat gekregen, de sluiting van een stabilisatie- en associatieovereenkomst met Albanië is dichtbij gekomen en met Servië en Montenegro en Bosnië en Herzegovina zijn onderhandelingen over een stabilisatie- en associatieovereenkomst van start gegaan. Het politieke proces tot vaststelling van een besluit over de toekomstige status van Kosovo is begonnen. Deze ontwikkelingen laten zien dat de volkeren en regeringen van de regio een betere toekomst hopen te vinden in de heersende stroming van het Europese politieke en economische leven. De Europese Unie heeft laten zien dat zij hen hierbij wil steunen. Die verbintenis is het gehele afgelopen jaar onveranderd sterk gebleven.

De regio staat voor grote uitdagingen de komende tijd, met name het proces ter bepaling van de status van Kosovo en de constitutionele regelingen voor Servië en Montenegro. Worden deze kwesties met succes afgehandeld, dan kan snelle vooruitgang worden geboekt. Het mislukken ervan kan voor de betrokken landen, voor de regio en voor de veiligheid van Europa ernstige gevolgen hebben. De mogelijke grondwetsherziening in Bosnië en Herzegovina vormt nog een extra uitdaging. De EU wil bij de behandeling van deze constitutionele en statuskwesties bijstand bieden overeenkomstig de Europese en internationale normen. Zij wil daarmee verzoening en politieke volwassenheid in de regio stimuleren en bevorderen dat de betrokken landen doorgaan met het verwezenlijken van hun Europese ambities . Zij blijft werken aan versterking en coördinatie van haar aanwezigheid aldaar.

De EU zal een actieve rol spelen in het proces ter bepaling van de status van Kosovo en heeft een vertegenwoordiger benoemd die de VN-gezant voor de status van Kosovo steun zal verlenen. Het beleid en de invloed van de EU moeten volledig worden benut om bij te dragen aan de totstandkoming van een uitgebalanceerde en duurzame regeling die vrede en stabiliteit brengt voor niet alleen de direct betrokkenen, maar ook de regio als geheel. De EU is ook bereid deel te nemen aan de internationale aanwezigheid die nodig zal zijn zodra de besluiten over de status van Kosovo zijn genomen. De Commissie biedt haar politieke en technische expertise aan ten behoeve van de besprekingen over de status en zal een groot deel van de verantwoordelijkheid op zich moeten nemen voor de uitvoering van een resultaat dat het Europese perspectief van Kosovo bevordert.

De regio heeft vooruitgang geboekt wat betreft de verwezenlijking van duurzame macro-economische stabiliteit en verbetering van zijn concurrentiepositie, maar die vooruitgang is niet op alle gebieden even sterk, en er is nog veel te doen.

Naarmate voortgang wordt gemaakt met de stabilisatie en statuskwesties , zullen de landen van de westelijke Balkan zich in toenemende mate richten op de hervormingen die nodig zijn om dichter bij de Europese normen te komen. De economische en sociale agenda’s zullen belangrijker worden, aangezien de gehele regio te kampen heeft met ernstige problemen zoals een zwakke economie, hoge werkloosheid en onvoldoende sociale cohesie. Het EU-beleid voor de regio moet zich meer richten op rechtvaardige en duurzame economische ontwikkeling en vergroting van de voordelen van economische groei voor zwakke bevolkingsgroepen en gemeenschappen. Daarvoor moeten werkloosheid, sociale uitsluiting en discriminatie worden bestreden en de sociale dialoog worden bevorderd.

In de Europese partnerschappen en toetredingspartnerschappen die in december 2005 voor de landen van de westelijke Balkan zijn overeengekomen, worden de prioriteiten vastgesteld waarop deze landen zich op de korte en middellange termijn moeten concentreren. Maken zij vorderingen daarmee en voeren zij de stabilisatie- en associatieovereenkomsten tot tevredenheid uit, dan kunnen zij overgaan tot de volgende stappen die in het strategiedocument van de Commissie van november 2005 worden beschreven.

Tenuitvoerlegging van de agenda van Thessaloniki

De verbintenissen die de EU in het kader van de agenda van Thessaloniki is aangegaan, zijn vrijwel alle gerealiseerd of goed op schema. De landen van de westelijke Balkan hebben wat betreft hun verbintenissen in het kader van Thessaloniki aanzienlijke vooruitgang geboekt. Niettemin zijn verdere inspanningen nodig om de agenda van Thessaloniki vooruit te helpen.

De politieke dialoog en samenwerking op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) zijn versterkt:

- het politieke forum EU–Westelijke Balkan is ingesteld en er zijn jaarlijkse bijeenkomsten van de ministers van Buitenlandse Zaken en Justitie en Binnenlandse Zaken gehouden. Er zijn in de marge van de Algemene Vergadering van de VN jaarlijkse bijeenkomsten van de trojka gehouden op het niveau van politieke directeuren. Deze bijeenkomsten hebben hun doel grotendeels bereikt. Het effect ervan zou kunnen worden versterkt indien zij zich sterker richten op een concrete agenda en concrete resultaten.

- De landen van de westelijke Balkan worden sinds begin 2004 uitgenodigd zich aan te sluiten bij de gemeenschappelijke standpunten, démarches en verklaringen op het gebied van GBVB-vraagstukken. In een groot aantal gevallen hebben zij dat ook gedaan.

- Er is een bilaterale politieke dialoog ingesteld met Bosnië en Herzegovina en Servië en Montenegro met jaarlijkse trojka-bijeenkomsten op ministerieel niveau. Deze vormt een aanvulling op de reeds bestaande dialogen met Albanië, Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

De bepalingen van Thessaloniki inzake versterking van de EU-steun voor institutionele opbouw en openstelling van communautaire programma’s en agentschappen voor de landen van de westelijke Balkan zijn uitgevoerd of goed op schema. Hetzelfde geldt voor een aantal handelsgerelateerde maatregelen, de participatie van de landen van de westelijke Balkan in het Europees Handvest voor kleine ondernemingen en voor aanvullende financiële bijstand. Er zijn belangrijke stappen gezet op het gebied van regionale samenwerking. De stand van zaken wat deze gebieden betreft, en de volgende stappen, worden hierna beschreven.

Er is een regelmatige economische dialoog ingesteld tussen de Commissie en elk van de landen van de westelijke Balkan. Deze zal naar verwachting in het voorjaar worden uitgebreid tot Bosnië en Herzegovina. Een soortgelijke dialoog wordt gevoerd met Kosovo.

Er is op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid aanzienlijke vooruitgang geboekt. Dit omvat maatregelen ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit, de opbouw van institutionele capaciteit op justitieel gebied, verbetering van de samenwerking tussen politie en aanklagers, een actieplan inzake drugssmokkel, maatregelen ter bestrijding van het witwassen van geld en illegale migratie, alsmede de uitvoering van verbintenissen die zijn aangegaan op de conferentie van Ohrid op het gebied van grensbeveiliging en grensbeheer. Voor veel van de maatregelen op dit gebied is steun ontvangen van de Gemeenschap. De inspanningen op dit gebied moeten echter worden geïntensiveerd.

Er zijn in 2004 gemengde parlementaire comités ingesteld voor de EU en Kroatië en de EU en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Deze komen regelmatig bijeen. Er zijn ook regelmatige interparlementaire bijeenkomsten gehouden met Albanië, Bosnië en Herzegovina, Servië en Montenegro en Kosovo.

De actieve aanwezigheid van de EU bij missies op het gebied van vredeshandhaving en conflictpreventie is voortgezet. De EU heeft de door de NAVO geleide militaire operaties in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Bosnië en Herzegovina overgenomen en heeft in beide landen nog politiemissies. De waarnemingsmissies van de EU hebben hun werk in alle landen voortgezet, behalve in Kroatië. Er zijn in Sarajevo en in Skopje speciale vertegenwoordigers van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger van de EU en in november 2005 is een gezamenlijke speciale vertegenwoordiger van de EU en hoofd van de delegatie van de Commissie benoemd in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

De EU heeft zich sinds het begin van het conflict in 1999 voor Kosovo ingezet. Zij heeft zich grote politieke en financiële inspanningen getroost om duurzame vrede en democratie op te bouwen en de vorderingen van Kosovo in de richting van een democratische, multi-etnische samenleving te faciliteren. De EU heeft de missie van de Verenigde Naties in Kosovo (UNMIK) ondersteund, onder meer door de instelling van pijler IV (economie) en financiering van de administratieve uitgaven. Zij heeft nauw samengewerkt met de voorlopige instellingen voor zelfbestuur. De EU heeft voor haar steun voor de ontwikkeling van Kosovo tot dusver meer dan 1,6 miljard euro uitgegeven.

De jaarlijkse rapporten van de Commissie , waarvan de meest recente dateert van 9 november 2005, geven een gedetailleerde beoordeling van zowel vorderingen als tegenslagen bij het stabiliseren van de regio. Er zijn metname intensiever inspanningen nodig op het gebied van de terugkeer van vluchtelingen, verzoening door middel van onderwijs, sociale ontwikkeling en cultuur. Sommige landen werken nog niet volledig mee met het Internationale Strafhof voor het voormalige Joegoslavië (ICTY). De steun aan het Internationale Strafhof (ICC), waarbij alle landen van de westelijke Balkan partij zijn, voldoet nog niet in alle gevallen aan de desbetreffende besluiten van de EU.

--II--

Het stabilisatie- en associatieproces, zoals dat is versterkt door de agenda van Thessaloniki, is een effectief beleidskader gebleken voor het optreden van de EU in de westelijke Balkan. Als onderdeel van het uitbreidingsproces blijft het het kader voor de Europese integratie van de landen van de westelijke Balkan, totdat zij uiteindelijk zullen toetreden. De tenuitvoerlegging ervan dient echter op een aantal gebieden te worden verbeterd in het licht van de recente ervaringen en de uitdagingen in de toekomst. Deze gebieden en de voorgestelde volgende stappen worden hierna beschreven.

Verwijderen van obstakels voor handel en investeringen; bevorderen van economische en sociale ontwikkeling

Cruciale elementen voor de ontwikkeling van handel en investeringen zijn politieke stabiliteit, het algemene economische klimaat en vooruitgang bij de hervormingen in elk land afzonderlijk en de regio in haar geheel. De macro-economische stabiliteit moet verder worden versterkt, met name door fiscaal en monetair beleid dat gericht is op het creëren van een omgeving die duurzame groei bevordert. Structurele hervormingen moeten krachtig worden voortgezet om het functioneren van de markten en het concurrentievermogen te verbeteren. Met name moeten de landen vorderingen maken met de herstructurering en privatisering van staatsbedrijven, de totstandbrenging van functionerende instellingen en een functionerend rechtsstelsel en verdere hervorming van de arbeidsmarkten. Verbeteringen van dit bredere kader zijn het belangrijkst. Hoewel al aanzienlijke vorderingen zijn gemaakt, heeft het hervormingsproces in de regio een sterkere impuls nodig.

Stabilisatie- en associatieovereenkomsten en autonome handelsmaatregelen

Stabilisatie- en associatieovereenkomsten (SAO’s) met Albanië, Servië en Montenegro en Bosnië en Herzegovina waarbij vrijhandel met de EU wordt ingesteld, bevinden zich momenteel in diverse stadia van het onderhandelingsproces. SAO’s met Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn al in werking getreden. Een SAO is een krachtige aanjager van handelsintegratie, binnenlandse hervormingen en toenadering tot de EU, niet in de laatste plaats vanwege de clausules die aanpassing van wetgeving en de opbouw van bestuurlijke capaciteit bevorderen.

Dankzij de autonome handelsmaatregelen die op de gehele westelijke Balkan van toepassing zijn, kan voor vrijwel alle producten die van origine uit de regio komen belastingvrije toegang tot de EU-markt worden geboden. Deze handelspreferenties zijn succesvol gebleken en dragen ertoe bij dat de export van de westelijke Balkan naar de EU jaarlijks gemiddeld met 8% toeneemt (2000–2004). De maatregelen zijn onlangs verlengd tot eind 2010[2].

De autonome handelsmaatregelen bieden samen met de relevante bepalingen van de SAO’s en andere handelsregelingen een gunstig kader voor de ontwikkeling van de handel tussen de EU en de regio en stimuleren zo de buitenlandse rechtstreekse investeringen in de regio en de economische ontwikkeling in het algemeen.

Om dit kader echter ten volle te kunnen benutten moet de landen hun economie verder herstructureren, hun concurrentievermogen verbeteren en hun bestuurlijke capaciteit versterken. Aanpassing aan de belangrijkste handelsgerelateerde onderdelen van het acquis, met name douane en industriële, sanitaire, fytosanitaire en veterinaire normen, zoals vereist in het kader van de Europese partnerschappen, speelt in dit verband een belangrijke rol. De Commissie blijft de regio op dit terrein technische bijstand verlenen.

Diagonale cumulatie

In Thessaloniki werd de Commissie verzocht voorbereidingen te treffen voor de uitbreiding van de pan-Europese diagonale cumulatie van de oorsprong tot de landen van de regio, op een wijze die in overeenstemming is met al het communautaire beleid ter zake en die afhankelijk is van de bestuurlijke capaciteit van de betrokken landen. De pan-Europese cumulatie wordt momenteel uitgebreid tot de landen van het proces van Barcelona, waarmee een “pan-Europees-mediterrane” cumulatie tot stand komt. De opneming van de westelijke Balkan in dit nieuwe stelsel is een strategisch doel van de EU.

Omdat de invoering van het nieuwe stelsel vertraging zou ondervinden wanneer op dit moment nieuwe partijen zich daarbij zouden voegen, werkt de Commissie aan een gebied van diagonale cumulatie van de oorsprong, waarvan de EU en de landen in de westelijke Balkan die een vrijhandelsovereenkomst met de EU hebben gesloten, deel uitmaken. Dat zijn momenteel Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Gezien het aantal betrokken partijen en het hoge peil van regionale integratie moet dit initiatief binnen korte tijd voordelen gaan opleveren. In een tweede fase kunnen de landen van de westelijke Balkan toetreden tot het pan-Europees-mediterrane stelsel van diagonale cumulatie, zodra dat stelsel operationeel is, zulks overeenkomstig de beginselen en procedures die gelden voor de andere deelnemers aan het stelsel die geen EU-lidstaat zijn.

Regionale handelsintegratie

Regionale handelsintegratie is voor de westelijke Balkan van groot belang en is een hoofdonderdeel van het EU-beleid voor de regio.

Bij de ontwikkeling van de handel binnen de westelijke Balkan is aanzienlijke vooruitgang geboekt. Het netwerk van bilaterale vrijhandelsovereenkomsten dat in het kader van het Stabiliteitspact is ingesteld, is voltooid. Onder andere hierdoor is het wederzijdse handelsverkeer sterk toegenomen. Het intraregionale handelsverkeer is echter nog steeds minder omvangrijk dan het zou kunnen zijn, en in sommige gevallen is de tenuitvoerlegging van de bilaterale overeenkomsten onvoldoende. De Commissie is bereid samen met de landen van de westelijke Balkan te werken aan de identificatie van belemmeringen voor de soepele tenuitvoerlegging van de overeenkomsten en het vinden van oplossingen daarvoor.

De ministers van Handel van Zuidoost-Europa zijn op hun bijeenkomst in Sofia in juni 2005 begonnen met het integreren van het huidige netwerk van bilaterale vrijhandelsovereenkomsten in één regionale vrijhandelsovereenkomst, die medio 2006 moet zijn gesloten en in 2007 in werking moet treden. Zij zijn daarbij ook tot overeenstemming gekomen over een programma om non-tarifaire belemmeringen te verminderen of te elimineren en te streven naar verdere harmonisatie van de regelgeving inzake de handel in diensten. De Commissie steunt deze initiatieven en blijft advies en technische bijstand verlenen om mogelijk te maken dat de intraregionale integratie in volledige harmonie verloopt met het proces van Europese integratie.

Toetreding tot de WTO

De Commissie is een groot voorstandster van de toetreding van Bosnië en Herzegovina, Montenegro en Servië tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Het WTO-lidmaatschap is een belangrijke stap in het proces van economische hervorming van een land. De Commissie blijft hiertoe technische bijstand verlenen.

Aanbestedingen in het kader van steuninstrumenten

Zoals in Thessaloniki toegezegd, zijn de EG-verordeningen en -voorschriften inzake steun zodanig aangepast dat bedrijven uit de westelijke Balkan kunnen deelnemen aan aanbestedingen die in het kader van de pretoetredingsinstrumenten worden uitgeschreven[3]. Soortgelijke bepalingen zijn opgenomen in de voorstellen van de Commissie voor het nieuwe financiële pretoetredingsinstrument IPA en het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument ENPI, dat betrekking heeft op de steun van de Gemeenschap aan de oostelijke en mediterrane buurlanden van de Unie[4].

Midden- en kleinbedrijf

Gunstige voorwaarden voor het midden- en kleinbedrijf zijn van levensbelang voor duurzame groei van de economieën van de westelijke Balkan. Bij de hervormingen moet daarom speciale aandacht worden besteed aan dit terrein.

De landen van de westelijke Balkan zijn bij gelegenheid van de top van Thessaloniki toegetreden tot het Europees Handvest voor kleine ondernemingen. De landen van de regio ondervinden de voordelen van het Handvest, zij het niet allemaal in gelijke mate.

In de verklaring van Belgrado van oktober 2005 roepen de landen van de westelijke Balkan de Commissie ertoe op het proces van het Handvest ook voort te zetten na de drie jaar waarop de agenda van Thessaloniki betrekking heeft. De Commissie heeft daarop besloten, in samenwerking met het Oostenrijkse voorzitterschap, de OESO en de Europese Stichting voor Opleiding het proces in de loop van 2006 voor ten minste drie jaar te verlengen.

De Commissie steunt het Europees Fonds voor Zuidoost-Europa (EFSE) dat in december 2005 is opgericht door internationale en nationale donoren. Het EFSE wil via plaatselijke financiële instellingen aanvullende ontwikkelingsfinanciering aanbieden aan met name kleine en zeer kleine bedrijven en particuliere huishoudens. De Commissie is voornemens aan het Fonds in 2006 circa 60 miljoen euro bij te dragen.

De Lissabon agenda

Het doel van de Lissabon- agenda is de economie van de EU tot een meer concurrerende kenniseconomie om te vormen en duurzame ontwikkeling en sociale cohesie te bevorderen. Deze doelstellingen zijn ook relevant voor de westelijke Balkan. De regio moet geleidelijk worden betrokken bij de verwezenlijking van deze doelstellingen, rekening houdend met het ontwikkelingspeil van de economieën van deze landen en hun mate van toenadering tot de EU. De doelstellingen van Lissabon vormen geen aanvullende criteria of economische doelstellingen; de Commissie zal er echter op toezien dat haar beleid voor de regio ook in overeenstemming is met de activiteiten in het kader van de Lissabon-agenda die binnen de Europese partnerschappen of toetredingspartnerschappen als prioriteiten kunnen worden beschouwd. De landen van de westelijke Balkan moeten dus bij hun hervormingen rekening gaan houden met de Lissabon-doelstellingen van de Unie.

Sociaal beleid en werkgelegenheid

Het bevorderen van sociale insluiting en integratie, in het bijzonder door de aandacht te concentreren op kwetsbare groepen en gebieden die het sterkst worden getroffen door economische, sociale en etnische onrust, is voor de westelijke Balkan een prioriteit. De Commissie stimuleert sociale dialoog in de regio, met name om te waarborgen dat de sociale partners in het proces van economische transformatie worden geconsulteerd. De Commissie heeft in juni 2005 (samen met het UNDP) een forum over sociale insluiting georganiseerd in Tirana en in oktober 2005 een conferentie op hoog niveau over sociale dialoog in Skopje. Het Oostenrijkse voorzitterschap en de Commissie organiseren in juni 2006 in Genève een informele bijeenkomst van de ministers van Arbeid en de sociale partners van de landen van de westelijke Balkan. De Commissie zal verdere inspanningen op dit gebied steunen.

De landenrapporten over het werkgelegenheidsbeleid die in het kader van het proces van Boekarest (dat deel uitmaakt van het Stabiliteitspact) zijn uitgebracht, alsmede de arbeidsmarktevaluaties die samen met de Europese Stichting voor Opleiding zijn verricht, zijn van belang om de strategische deskundigheid en capaciteit van de betrokken landen te kunnen versterken. De Commissie baseert zich hierop bij de ontwikkeling van haar pretoetredingssamenwerking op het gebied van de werkgelegenheid.

Visumbeleid en maatregelen in verband met de vergemakkelijking van het verkeer van personen

In Thessaloniki heeft de EU herinnerd aan het belang dat de volkeren en regeringen in de westelijke Balkan hechten aan het vooruitzicht van liberalisering van de visumregels. De Unie merkte op dat vorderingen in dezen afhankelijk zijn van de tenuitvoerlegging door deze landen van aanzienlijke hervormingen op gebieden als de versterking van de rechtsstaat, de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, corruptie en illegale migratie, en versterking van hun bestuurlijke capaciteit op het gebied van grenscontrole en veiligheid van documenten. De Commissie heeft met elk van de landen van de westelijke Balkan overleg gepleegd over de eisen waaraan moet worden voldaan om op deze punten concreet vooruitgang te boeken. Dat overleg bevestigde dat de nodige hervormingen aanzienlijke inspanningen vereisen van de betrokken landen. Opheffing van de visumplicht is een langetermijnvraagstuk.

Intussen moet het mogelijk zijn de procedures voor visumafgifte te vergemakkelijken; dit maakt reizen van de westelijke Balkan naar het EU/Schengen-gebied eenvoudiger[5]. De lidstaten en de Commissie hebben in december 2005 overeenstemming bereikt over een gezamenlijke aanpak voor versoepeling van de visumplicht, zoals voorzien in het Programma van Den Haag dat in november 2004 werd goedgekeurd. Een en ander wordt per geval bekeken. Daarbij wordt rekening gehouden met de speciale relatie tussen de EU en bepaalde landen, bijvoorbeeld hun status van kandidaat-lidstaat of potentiële kandidaat-lidstaat.

In deze context wil de Commissie begin 2006 verkennende besprekingen openen in de westelijke Balkan, om te beginnen met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, teneinde in de loop van 2006 ontwerp-onderhandelingsmandaten voor de landen van de westelijke Balkan voor te leggen aan de Raad. De vorderingen bij de onderhandelingen over versoepeling van de visumplicht worden gekoppeld aan onderhandelingen over terug- en overnameovereenkomsten met de Europese Gemeenschap en vorderingen bij de hervormingen op relevante terreinen. De Commissie wil eveneens begin 2006 een voorstel indienen, onder meer ter vereenvoudiging en versnelling van de procedures voor de afgifte van visa op lokale consulaten.

Er zijn speciale maatregelen genomen om de uitwisseling van onderzoekers en studenten te stimuleren. In december 2004 is een richtlijn aangenomen die het studenten uit derde landen makkelijker moet maken een verblijfsvergunning te krijgen in de Europese Unie, en in oktober 2005 is een richtlijn aangenomen met gelijkwaardige regels voor onderzoekers.

In afwachting van de omzetting van een richtlijn inzake onderzoekers in de nationale wetgeving van de lidstaten is een aanbeveling van de Raad goedgekeurd waarin de lidstaten worden aangemoedigd bepaalde delen van de richtlijn vooruitlopend op de definitieve omzetting toe te passen. Een andere aanbeveling ter vergemakkelijking van kort verblijf van onderzoekers in het Schengen-gebied is in september 2005 aangenomen. Deze aanbeveling moedigt de lidstaten aan onderzoekers nu reeds meervoudige visa te verlenen voor de duur van het onderzoeksproject waarbij zij betrokken zijn, en geen visumkosten in rekening te brengen.

De Commissie heeft een voorstel opgesteld voor de opzet van een regeling voor lokaal grensverkeer aan de buitengrenzen van de lidstaten. Onder deze regeling kunnen ingezetenen van grensregio’s, onder meer aan de EU-grenzen met de landen van de westelijke Balkan, toestemming krijgen om de grens over te steken met een vergunning voor lokaal grensverkeer en hoeven zij dus geen visum aan te vragen. Formele goedkeuring van dit voorstel (door het Europees Parlement en de Raad) vindt naar verwacht plaats in februari 2006[6].

Personen en instellingen voorlichten over de Europese agenda

Deelname aan communautaire programma’s en agentschappen

In aansluiting op de agenda van Thessaloniki en een daaruit voortvloeiende mededeling van de Commissie[7] is de juridische grondslag gelegd voor de deelname van personen en instellingen uit de landen van de westelijke Balkan aan communautaire programma’s : de met de betrokken landen gesloten kaderovereenkomsten zijn medio 2005 in werking getreden.

De betrokkenheid bij communautaire programma’s kan de landen van de westelijke Balkan helpen zich stevig te verankeren in de EU en de uitwisseling van kennis en goede praktijken vergemakkelijken. Vanaf 2007 worden de meeste communautaire programma’s vernieuwd of herzien. Dan krijgen de landen van de westelijke Balkan de gelegenheid nog meer betrokken te raken bij gemeenschappelijke projecten op gebieden als milieu, energie en vervoer, onderzoek, cultuur en media, enz.

Communautaire programma’s zijn voornamelijk interne programma’s ten behoeve van de burger en instellingen in de EU. Uitbreiding ervan tot een partnerland is gekoppeld aan voorwaarden, waaronder een financiële bijdrage en bestuurlijke capaciteit aan hun kant. De landen moeten dan ook hun eigen behoeften zorgvuldig analyseren en programma’s selecteren die het beste overeenstemmen met hun prioriteiten en een toegevoegde waarde hebben, zoals met name blijkt uit de Europese partnerschappen. De implementatie moet geleidelijk verlopen en moet worden ondersteund door adequate voorbereiding.

De Commissie heeft ook een vervolg gegeven aan haar voorstellen om de westelijke Balkan te betrekken bij de activiteiten van de agentschappen van de EU. Behalve de lopende aansluiting bij de voornaamste activiteiten van het Europees Milieuagentschap, steunt zij de werkprogramma’s van de landen vanaf 2006 met een selectie van de EU-agentschappen[8].

Onderwijs en onderzoek

De samenwerking met de landen van de westelijke Balkan op het gebied van onderwijs en onderzoek was de afgelopen jaren aanzienlijk. De Commissie heeft een aanzienlijke bijdrage geleverd aan diverse programma’s: Tempus (hoger onderwijs), Erasmus Mundus (beurzen voor studenten), Jeugd, 6e kaderprogramma voor onderzoek en activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO). Ook is een bijdrage geleverd aan de werkzaamheden van de Europese Stichting voor Opleiding. Het Tempus-programma, dat voor de periode 2001-2005 in de westelijke Balkan over een budget beschikte van 83 miljoen euro, heeft jaarlijks voor ruim 250 studenten en ruim 1000 docenten studiebeurzen en mobiliteitssubsidies gefinancierd voor studie of opleiding in de EU of elders in de regio. In 2003-2004 namen circa 2200 jongeren uit de regio deel aan het programma Jeugd, meer dan tweemaal zo veel als in de drie voorgaande jaren[9].

Een OTO-actieplan, opgesteld na de top van Thessaloniki van lidstaten, kandidaat-lidstaten en landen van de westelijke Balkan, ging in op de vraag op welke manier onderzoek kon bijdragen aan de economische ontwikkeling en de integratie kon bevorderen. Het speelde een belangrijke rol bij het beter integreren van de westelijke Balkans in de Europese onderzoeksruimte. In 2002-2005 hebben ongeveer 120 onderzoekseenheden en -instellingen uit de landen van de westelijke Balkan deelgenomen aan 51 projecten in het kader van het zesde kaderprogramma.

Daarnaast heeft het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek de afgelopen jaren enkele honderden deskundigen uit de westelijke Balkan opgeleid in het kader van workshops en cursussen en is het gestart organisaties uit de westelijke Balkan te betrekken bij Europese onderzoeksnetwerken en -projecten.

Als reactie op de verwachtingen in de regio voor meer inspanningen op deze gebieden, met name wat het aantal studiebeurzen betreft, zal de Commissie overleg starten over richtsnoeren voor de periode 2006-2010, die zij voornemens is te bespreken op de bijeenkomst EU/westelijke Balkan van de Ministers van Onderwijs en Wetenschappen van 17 maart 2006. Die bijeenkomst is tevens een goede gelegenheid voor de lidstaten om informatie over te leggen over hun bilaterale programma’s en zich mogelijk te verbinden tot het intensiveren van hun reeds aanzienlijke inspanningen.

De Commissie zal haar acties in het kader van Tempus en Erasmus Mundus herzien en de mogelijkheden voor de mobiliteit van docenten en eerste- en tweedefasestudenten vanaf 2007 uitbreiden. Als eerste stap zal in 2006 in Erasmus Mundus een speciaal bedrag worden uitgetrokken om maximaal 100 studenten uit de regio in staat te stellen postdoctorale studies te volgen aan masteropleidingen in de EU met een hoog profiel. De Commissie zal ook een voorstel doen voor een nieuwe beursregeling voor eerstefasestudenten in het kader van het Tempus-programma voor de periode na 2006. Wat de vervolgprogramma’s voor Socrates en Leonardo da Vinci betreft voor de periode na 2006, hierbij wordt geleidelijke betrokkenheid gestimuleerd, afgestemd op de behoeften en mogelijkheden van de verschillende landen. Ook de aanzienlijke bestuurlijke capaciteit die voor deze programma’s vereist is, wordtin acht genomen. De Commissie zal ook nieuwe mogelijkheden creëren in het kader van het programma Jeugd. De Europese Stichting voor Onderzoek zal de partnerlanden in de westelijke Balkan blijven steunen bij de bevordering van de hervorming van hun stelsels voor onderwijs en opleiding.

Wat betreft onderzoek wil de EU de maatregelen voor de onderzoeksgemeenschap van de westelijke Balkan voortzetten en versterken in het kader van het 7e kaderprogramma (2007-2013). De bestaande succesvolle samenwerking tussen het GCO en de landen van de westelijke Balkan zal worden voortgezet. De Commissie zal ook onderzoeken op welke manier de onderzoeksgemeenschap in de regio gebruik kan maken van dit potentieel en eventueel steun verlenen voor de opbouw van de capaciteit van expertisecentra in de regio. Om de regio verder te integreren in de Europese onderzoeksruimte wil de Commissie een stuurgroep opzetten, die concrete behoeften moet identificeren en manieren om daarin te voorzien.

Voorbereiden van de overheid op de Europese integratie

De ontwikkeling van de bestuurlijke en justitiële capaciteit van de landen van westelijke Balkan is van levensgroot belang, net als de zorg voor een vroegtijdige aanpassing aan de EU-wetgeving.

Twinningprojecten vergen langetermijndetachering van experts en adviseurs uit de lidstaten bij overheidsinstanties in de betrokken landen om bijstand te verlenen bij de inspanningen om de bestuurlijke en institutionele capaciteit te verhogen. Dergelijke projecten voor de westelijke Balkan zijn toegenomen van 25 in de periode 2000-2002 tot 40 nieuwe projecten in 2003-2005. De uitbreiding van het twinninginstrument tot Kosovo wordt momenteel overwogen.

Het Bureau voor de uitwisseling van informatie inzake technische bijstand (TAIEX) is zijn activiteiten in de regio in 2004 begonnen en heeft tot eind 2005 meer dan 300 bijstandsmaatregelen opgezet. Die waren gericht op ruim 6000 personeelsleden van de centrale overheidsinstanties, bedrijfsverenigingen, justitie en parlement. Na een eerste fase bestaande uit inleidende seminars over EU-wetgeving in Brussel en bestemd voor meerdere landen, wordt momenteel een meer vraaggerichte aanpak ten uitvoer gelegd in de regio zelf, waarmee een breder publiek kan worden bereikt.

Met de voorbereidende werkzaamheden van de Commissie voor de opzet van een regionale instelling voor hoger onderwijs inzake hervorming van het openbaar bestuur, als bedoeld in de agenda van Thessaloniki, worden vorderingen geboekt. De eerste echte opleidingsactiviteiten in het kader van deze regeling moeten voor eind 2006 plaatsvinden.

De EU zal de programma’s voor douane- en fiscale bijstand (CAFAO) voortzetten en bezien welke middellange- en langetermijnalternatieven er zijn om de inbreng van de lokale overheid te vergroten.

Ondersteuning van vrije, onafhankelijke en professionele media

De ontwikkeling van vrije, onafhankelijke en professionele media is een zeer belangrijke factor voor de verduurzaming van de stabiliteit en functionerende democratieën in de landen van de westelijke Balkan. De bevordering van de bekendheid van de Europese medianormen in de regio en de versnelde doorvoering van de noodzakelijke hervormingen in de mediasector zijn belangrijke prioriteiten.

De Commissie heeft in 2004, in samenwerking met de Raad van Europa, een regionaal initiatief gelanceerd voor mediahervorming. Daartoe zijn vertegenwoordigers van regeringen, regelgevende autoriteiten voor de media, publieke omroepen en andere betrokkenen bijeengekomen. Er zijn tot dusver drie regionale evenementen geweest (Belgrado en Skopje in 2004 en Sarajevo in 2005). In het kader van dit initiatief zijn in de landen van de westelijke Balkan samenwerkingsprotocollen getekend tussen de regelgevende autoriteiten voor de media en de publieke omroepen. De Commissie gaat door met dit regionale initiatief in 2006. Zij doet dat door steun te verlenen aan de landen bij hun inspanningen om beter te beantwoorden aan Europese normen.

Regionale samenwerking

Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt op het gebied van regionale samenwerking[10]. De landen zijn zich in toenemende mate bewust dat regionale samenwerking niet alleen een belangrijk onderdeel is van de conditionaliteit van de EU, maar ook in hun eigen belang is en tot dusver ook al tastbare resultaten heeft opgeleverd. Er is een beter inzicht gekomen in de complementariteit van regionale samenwerking en het proces van Europese integratie.

Sinds de top van Thessaloniki heeft de regionale samenwerking een sprong vooruit gemaakt, dankzij de waardevolle bijdrage van het Stabiliteitspact en andere regionale initiatieven. De samenwerking wordt nu gesteund door een aantal centra in de regio, waardoor de lokale betrokkenheid gestalte krijgt: het Waarnemingscentrum voor Vervoer in Belgrado, de Commissie voor de Sava-rivier in Zagreb, het Energiesecretariaat in Wenen, het Regionale Centrum van het Regionale Initiatief voor Migratie, Asiel en Vluchtelingen (MARRI) in Skopje, enz.

Het is nu van belang dat dee uitvoering wordt voortgezet, waarbij de aandacht zich moet richten op concrete resultaten en aanpak van resterende uitdagingen. Meer bepaald:

- de terugkeer van vluchtelingen , waarvoor reeds lang een regionale aanpak nodig is. Op dit punt is een nieuwe fase ingetreden sinds de verklaring van Sarajevo van januari 2005, waarbij Bosnië en Herzegovina, Kroatië en Servië en Montenegro, gesteund door de Commissie en andere internationale belanghebbenden, zich ertoe hebben verbonden zich gezamenlijk in te spannen om dit vraagstuk voor eind 2006 op te lossen.

- Op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid zijn talloze initiatieven ondernomen ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit en grensbeheer. Belangrijke uitdagingen voor de komende periode zijn onder meer: verdere verbetering van de capaciteit voor grensoverschrijdende samenwerking van politie en douane, ondersteuning van het regionaal centrum van de SECI voor de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en verbetering van de operationele regionale samenwerking van aanklagers in zaken betreffende georganiseerde criminaliteit en corruptiemisdrijven. Het onlangs afgeronde regionale project betreffende het beleid voor asiel, migratie en visa moet nu een vervolg krijgen in de vorm van maatregelen op nationaal niveau.

- De parlementaire samenwerking is aanzienlijk verbeterd met de instelling van de Conferentie van het Comité voor Europese Integratie van de parlementen van de westelijke Balkan en het Parlementair Forum van Cetinje. De volgende stap is de ontwikkeling van een gemeenschappelijke strategie voor de parlementen in Zuidoost-Europa die zich richt op integratie in de EU. Doel hiervan is het omvattende kader voor politieke richtsnoeren voor samenwerkingsactiviteiten een parlementaire dimensie te geven.

- Op het gebied van energie waren de ontwikkelingen zeer bemoedigend. Het proces van Athene werd bekroond met de ondertekening van het Verdrag inzake de Energiegemeenschap tussen de EU en de partnerlanden in de regio op 25 oktober 2005. Dit vormt de basis voor één energieruimte. Afhankelijk van de ratificatie kan het verdrag in de eerste helft van 2006 in werking treden, hetgeen de weg vrijmaakt voor de uitvoering ervan. De EU zal zich steeds meer concentreren op de zorg voor de onderlinge verbinding van de internationale energienetwerken in de regio, waaronder pijpleidingen.

- Er wordt ook vooruitgang geboekt op het gebied van het vervoer over land, en wel op basis van het Memorandum van Overeenstemming over de ontwikkeling van het kernnetwerk voor regionaal vervoer in Zuidoost-Europa, dat in juni 2004 werd ondertekend. In december 2005 werd een overeenkomst over een gemeenschappelijke Europese luchtvaartruimte geparafeerd door de landen van de regio en de Europese Commissie. De procedures voor de ondertekening worden binnenkort in gang gezet.

- Er is regionale samenwerking op milieugebied tot stand gekomen. De Commissie speelde een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het Regionale Programma voor Herstel van het Milieu, dat een kader biedt voor milieumaatregelen op regionaal niveau. Alle landen van de regio zijn bij dit proces betrokken, alsmede bij het Toetredingsnetwerk voor naleving en handhaving van milieunormen (ECENA).

- De Commissie levert een bijdrage aan de bescherming en instandhouding van het cultureel erfgoed in de landen van de westelijke Balkan met het programma voor cultureel en natuurlijk erfgoed in Zuidoost-Europa. Dit wordt samen met de Raad van Europa ten uitvoer gelegd. Ruim 160 monumenten en gebieden worden in dit verband gerestaureerd of hersteld. In Kosovo financiert de Commissie de restauratie van religieuze monumenten die bij de gewelddadigheden van maart 2004 zijn beschadigd.

De betrokkenheid van de Europese Unie bij regionale samenwerking zal in de toekomst verder toenemen, dit gezien de nauwe connectie tussen regionale samenwerking en Europese integratie. De regio wordt geleidelijk betrokken bij de belangrijkste Europese beleidsgebieden, zoals handel, justitie, vrijheid en veiligheid (zie hierboven), vervoer, energie en grensoverschrijdende samenwerking. De Commissie levert nu al een doorslaggevende bijdrage aan diverse gebieden en is bereid nog meer te investeren, in de eerste plaats op gebieden waarop regionale samenwerking een directe bijdrage levert aan en onontbeerlijk is voor de Europese integratieagenda.

De afgelopen zes jaar hebben zich in de regio grondige veranderingen voltrokken, niet in het minst op het gebied van de vorderingen op de weg naar de EU. Het is nu tijd voor volledige lokale inbreng in de regionale samenwerking en herijking van de rol van het Stabiliteitspact . Een geleidelijke overgang moet ervoor zorgen dat de belangrijkste functies van het Stabiliteitspact worden overgedragen, met duidelijke vaststelling van prioriteiten en stroomlijnen van regels. Er kan verder gedacht worden aan een sterkere rol voor het Samenwerkingsproces in Zuidoost-Europa (SEECP), waarbij de top van Thessaloniki erkend wordt als de stem van de regio. Maar om deze rol op te kunnen nemen moet het SEECP worden gereorganiseerd. De Commissie werkt nauw samen met het Pact en andere belanghebbenden met het oog op de besluiten die moeten worden genomen op de regionale conferentie in mei 2006.

Financiële bijstand

De financiële bijstand van de EU aan de landen van de westelijke Balkan in het kader van Cards is gericht op de ondersteuning van de inspanningen ter verbetering van de politieke en economische hervorming en ontwikkelingen op hun weg naar het lidmaatschap van de EU. Als kandidaat-lidstaat ontvangt Kroatië sinds 2005 pretoetredingsbijstand in het kader van Phare, ISPA en SAPARD. De Europese Investeringsbank verstrekt leningen voor infrastructuurprojecten. De Europese en toetredingspartnerschappen zijn de belangrijkste leidraad voor bijstand in het kader van Cards en de pretoetredingsinstrumenten.

De communautaire bijstand aan de regio is aanzienlijk. In de periode 2000-2006 bedroegen de subsidies aan de regio in totaal circa 5,4 miljard euro. De EIB verstrekt leningen ter hoogte van ongeveer 2 miljard euro. Per capita en als deel van het BBP van de begunstigde landen behoort deze bijstand tot de hoogste die door de partnerlanden van de EU wordt ontvangen. Hoewel de bijstand aan de regio oorspronkelijk aan het begin van dit decennium werd verleend ten behoeve van wederopbouw en herstel na het conflict, is de steun nog steeds aanzienlijk. Nu de hervormingen in Kosovo een prioriteit zijn, heeft de Commissie een extra bedrag van 25 miljoen euro herverdeeld ten behoeve van Kosovo; dit bedrag moet in 2006 worden benut. In de periode 2000-2006 heeft de Europese Commissie ook buitengewone macrofinanciële bijstand verleend aan alle landen van de regio, met uitzondering van Kroatië, voor in totaal 873 miljoen euro.

Het nieuwe pretoetredingsinstrument (IPA), dat de bestaande pretoetredingsinstrumenten en Cards vanaf 2007 vervangt, omvat de steun aan de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten. Het dient ter vereenvoudiging van de overgang van een land van de ene status naar de andere, als de Raad daartoe heeft besloten. De onderdelen van het instrument, die de overgang en institutionele opbouw en regionale en grensoverschrijdende samenwerking financieren, staan open voor kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten. De resterende drie onderdelen (financiering van regionale en menselijke hulpbronnen en rurale ontwikkeling) lopen vooruit op de structuurfondsen van de Gemeenschap en vereisen als zodanig een hoge mate van financiële bestuurlijke capaciteit, aangepast aan het EU-systeem en zijn derhalve gereserveerd voor kandidaat-lidstaten. De overgang naar de status van kandidaat-lidstaat betekent toegang tot de drie ‘structurele’ onderdelen van het IPA, al betekent het niet automatisch een verhoging van de steun aan het betrokken land.

Via het onderdeel institutionele opbouw is ook steun beschikbaar voor de kandidaat-lidstaten op de gebieden infrastructuur, regionale ontwikkeling en arbeids- en sociaal beleid. Die hulp wordt in eerste instantie centraal beheerd door de Commissie. Behalve het IPA zijn eventueel ook andere instrumenten (bijvoorbeeld het stabiliteitsinstrument) vereist voor de aanpak van de veiligheidsuitdagingen in de regio. Extra macrofinanciële bijstand is in bepaalde uitzonderlijke gevallen eveneens benodigd. Een operatie ten gunste van Kosovo is waarschijnlijk noodzakelijk.

De Commissie blijft gecommitteerd aan de ondersteuning van de westelijke Balkan met adequate middelen. De EU moet ervoor zorgen dat haar beleidsprioriteiten voor de westelijke Balkan ondersteund worden door voldoende steun in het kader van de volgende financiële vooruitzichten.

Nu de westelijke Balkan overgaat van wederopbouw naar economische ontwikkeling en integratie, wordt steun in de vorm van leningen van de internationale financiële instellingen (EIB, EBRD, Wereldbank, IMF, enz.) steeds belangrijker. Zo is het besluit om het externe leningsmandaat van de Europese Investeringsbank te verhogen (van 1,6 tot ruim 3 miljard euro) een belangrijk signaal. De Commissie blijft streven naar nauwe coördinatie met andere bilaterale en internationale donateurs ter verbetering van synergie, zoals bij de samenwerking met de Wereldbank bij de coördinatie van infrastructuurprojecten.

Dialoog met maatschappelijke organisaties

In het licht van de ervaring met de meest recente uitbreidingsronde heeft de Europese Raad in december 2004 besloten dat de EU een intensieve politieke en culturele dialoog moet aangaan met kandidaat-lidstaten, waarbij ook maatschappelijke organisaties betrokken moeten worden. In juni 2005 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met voorstellen om die dialoog met maatschappelijke organisaties in Turkije en Kroatië te bevorderen, waarbij met name sociale partners en NGO’s betrokken zijn[11]; een soortgelijk project voor Kroatië wordt gefinancierd door Phare 2006.

De Commissie stelt nu voor deze dialoog met maatschappelijke organisaties uit te breiden tot alle landen van de westelijke Balkan. Naast de voorstellen die in de mededeling voor de kandidaat-lidstaten worden genoemd, wil de Commissie zich in het bijzonder richten op de dialoog tussen de verschillende maatschappelijke organisaties van de westelijke Balkan onderling. Een speciale inspanning is nodig ter bevordering van de ontwikkeling van maatschappelijke organisaties en een cultuur van raadpleging van die organisaties in de verschillende landen.

--III--

Conclusies

De Raad en het Parlement worden verzocht nota te nemen van de volgende conclusies. De stabiliteit, veiligheid en toenemende welvaart van de westelijke Balkan zijn een hoge prioriteit voor de Europese Unie. Het opnieuw bevestigen van hun Europees perspectief is van bijzonder groot belang in de context van het proces betreffende de status van Kosovo en bij het aanpakken van andere constitutionele vraagstukken in de regio.

De gezamenlijke agenda die de EU en de landen van de westelijke Balkan in 2003 op de top van Thessaloniki overeen zijn gekomen, is grotendeels uitgevoerd, en verdere vorderingen zijn in aantocht. Verdere inspanningen ter bevordering van de betreffende doelstellingen brengen extra voordelen met zich mee. De economische en sociale agenda en hervormingen om te voldoen aan de Europese normen zijn in dit stadium bijzonder belangrijk.

- Bevordering van handel, investeringen en economische en sociale ontwikkeling:

- Er worden onderhandelingen gevoerd over stabilisatie- en associatieovereenkomsten met Servië en Montenegro en Bosnië en Herzegovina, terwijl de onderhandelingen bijna in de fase van afronding zijn met Albanië. De autonome handelsmaatregelen zijn verlengd tot 2010.

- De Commissie treft voorbereidingen voor een zone van diagonale cumulatie van de oorsprong tussen de EU en de landen in de regio die met de EU vrijhandelsovereenkomsten hebben gesloten; opname in een pan-Europees-mediterraan stelsel blijft het strategisch doel van de EU als tweede stap.

- De Commissie steunt de snelle sluiting van een regionale vrijhandelsovereenkomst en verstrekt daartoe advies en technische bijstand.

- De Commissie treft voorbereidingen voor de uitvoering van het Verdrag inzake de Energiegemeenschap, dat in de eerste helft van 2006 in werking moet treden.

- Het proces in het kader van het Europees Handvest voor kleine ondernemingen wordt opnieuw opgestart, en de Commissie zal financieel bijdragen aan het Europees Fonds voor Zuidoost-Europa.

- De doelstellingen van de Lissabon agenda komen tot uitdrukking in het EU-beleid ten aanzien van de regio en de landen worden gestimuleerd om daarmee rekening te houden bij hervormingen en actieplannen.

- De Commissie blijft activiteiten steunen ter bevordering van sociale integratie en sociale dialoog.

- De Commissie zal in 2006 initiatieven nemen voor versoepeling van de visumplicht. Maatregelen ter vergemakkelijking van het reizen van docenten en studenten, alsmede lokaal grensverkeer aan de EU-grenzen met de landen van de westelijke Balkan, worden op korte termijn ten uitvoer gelegd.

- Studiebeurzen voor eerste- en tweedefasestudenten en onderzoekers uit de regio in het kader van diverse door de EU gefinancierde programma’s en instellingen zullen verder toenemen. Burgers en instanties uit de westelijke Balkan moeten worden aangemoedigd om meer deel te nemen aan communautaire programma’s en activiteiten van EU-agentschappen. Zij moeten met name gebruik maken van de nieuwe mogelijkheden die in 2007 zullen ontstaan naar aanleiding van de herziening van vele van deze programma’s.

- De steun voor institutionele opbouw door middel van twinning en het Bureau voor de uitwisseling van informatie inzake technische bijstand (TAIEX) zal worden versterkt. Een nieuwe regionale opleiding voor bestuurskunde moet in 2006 beginnen met opleidingsactiviteiten.

- De landen van de westelijke Balkan moeten meer ‘ownership’ krijgen inzake regionale samenwerking. De verantwoordelijkheid in het kader van het Stabiliteitspact moet geleidelijk worden overgedragen aan instanties in de regio. Prioriteitsgebieden voor de komende periode zijn: handel, terugkeer van vluchtelingen, parlementaire samenwerking, energie, vervoer, milieu, justitie, vrijheid en veiligheid, en bescherming en instandhouding van cultureel erfgoed.

- De EU moet ervoor zorgen dat voor haar beleidsprioriteiten voor de westelijke Balkan voldoende steun beschikbaar is in het kader van de volgende financiële perspectieven. In het kader van het nieuwe instrument voor pretoetredingsbijstand is ook bijstand beschikbaar voor de kandidaat-lidstaten op de gebieden infrastructuur, regionale ontwikkeling en arbeids- en sociaal beleid via het onderdeel institutionele opbouw van het IPA.

- De dialoog met maatschappelijke organisaties, die de Commissie met de kandidaat-lidstaten voert, wordt uitgebreid tot alle landen van de westelijke Balkan.

[1] De landen waarop het stabilisatie- en associatieproces, het EU-beleid voor de westelijke Balkan, betrekking heeft, zijn Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Servië en Montenegro, inclusief Kosovo (zoals vastgesteld bij Resolutie 1244 (1999) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties).

[2] Verordening (EG) nr. 1946/2005 van de Raad van 14 november 2005 (PB L 312 /2005).

[3] Verordening (EG) nr. 769/2004 van de Raad van 21 april 2004 (PB L 123/ 2004).

[4] COM(2004) 627 en 628 definitief van 29 september 2004 (artikel 16 respectievelijk 21).

[5] Kroatië staat al op de lijst van landen zonder visumverplichting.

[6] Voorstel van de Commissie voor een ontwerpverordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de Schengenuitvoeringsovereenkomst [COM(2005) 56, 23.2.2005].

[7] Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Voorbereiding van de deelname van de landen van de Westelijke Balkan aan de communautaire programma’s en agentschappen [COM(2003) 748, 3.12.2003].

[8] In het kader van de programma’s Phare en Cards 2005

[9] Hierbij is uitgegaan van jaarlijkse gemiddelden.

[10] Voor de regionale samenwerking op handelsgebied, zie hierboven.

[11] COM(2005) 290 def. van 29.6.2005.

Top