Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52000DC0493

    Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Steun van de Commissie voor de nucleaire veiligheid in de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Midden- en Oost-Europa

    /* COM/2000/0493 def. */

    52000DC0493

    Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Steun van de Commissie voor de nucleaire veiligheid in de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Midden- en Oost-Europa /* COM/2000/0493 def. */


    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Steun van de Commissie voor de nucleaire veiligheid in de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Midden- en Oost-Europa

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

    Steun van de Commissie voor de nucleaire veiligheid in de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Midden- en Oost-Europa

    1. Inleiding

    De EU en Oost-Europa zijn van elkaar afhankelijk op het vlak van de nucleaire veiligheid. De EU is zich bewust van deze onderlinge afhankelijkheid en speelt derhalve een prominente rol bij internationale inspanningen die erop gericht zijn de landen in Midden- en Oost-Europa en de Nieuwe Onafhankelijke Staten (NOS) te helpen de nucleaire veiligheid op een hoger peil te brengen. Het proces van uitbreiding van de EU, dat in 1997 in gang is gezet, heeft hieraan een nieuwe dimensie toegevoegd en brengt de EU er herhaaldelijk toe te herinneren aan het belang van een hoog niveau van nucleaire veiligheid in Midden- en Oost-Europa.

    In maart 1998 [1] keurde de Commissie een mededeling goed waarin de maatregelen worden toegelicht die de Gemeenschap heeft genomen op het gebied van de nucleaire veiligheid in Midden- en Oost-Europa en de NOS [2]. Die mededeling bevatte voorstellen voor een heroriëntatie van het beleid in deze sector. Deze mededeling geeft een overzicht van de ontwikkelingen sinds 1998 en presenteert de huidige aanpak van de Commissie: beleid en uitvoering daarvan. Op het belang van deze vraagstukken is gewezen door het Europees Parlement en de Rekenkamer.

    [1] COM(1998) 134 van maart 1998.

    [2] In 1999 publiceerde de Commissie het verslag "De Europese Commissie en de nucleaire veiligheid in Midden-Europa en de NOS" over de maatregelen die zijn genomen in het kader van de programma's Phare en Tacis.

    2. Huidige aanpak van de Commissie

    De aanpak van de Commissie op het vlak van de nucleaire veiligheid in Midden- en Oost-Europa en de NOS is gebaseerd op twee doelstellingen, die op één lijn staan met het beleid van de internationale gemeenschap, overeenkomstig het besluit van de G7 in 1992:

    -korte termijn: verbetering van de operationele veiligheid; op de korte termijn gerichte technische verbeteringen aan de centrales, op basis van veiligheidsrapporten, en versterking van de regelgeving;

    -langere termijn: onderzoeken van de mogelijkheden om minder veilige centrales te vervangen en in plaats daarvan alternatieve energiebronnen te ontwikkelen en energie efficiënter te gebruiken, en onderzoeken van de mogelijkheden om centrales van recentere datum te moderniseren.

    Met het oog op deze doelstellingen heeft de Commissie een reeks maatregelen en instrumenten ontwikkeld. Zij werkt met partnerlanden aan de bevordering van de dialoog over het beleid en biedt technische en financiële bijstand aan regeringen, regelgevende instanties en exploitanten, ter ondersteuning van de verbetering van de veiligheidsniveaus; daarnaast zet zij zich in voor een optimale bescherming van de menselijke gezondheid in de lidstaten en aangrenzende landen. Sinds 1992 worden de regelgevende instanties van de NOS en de landen van Midden- en Oost-Europa uitgenodigd voor verschillende werkgroepen en comités van de Commissie [3], waaraan tevens wordt deelgenomen door instanties uit de EU. Onlangs is nog een andere groep opgericht voor nucleaire regelgevende instanties en exploitanten uit de lidstaten en de kandidaat-lidstaten [4].

    [3] De "CONCERT Group" en de "Nuclear Regulators Working Group" (NRWG).

    [4] De "European Nuclear Installations Safety Group" (ENIS - G)

    De technischebijstandsprogramma's voor nucleaire veiligheid in het kader van Phare (Midden- en Oost-Europa) en Tacis (NOS) zijn gericht op de bevordering van de beleidsdoelstellingen van de Gemeenschap op het gebied van nucleaire veiligheid. Voorts staan ter beschikking de Euratomleningen en enkele kleinschaligere subsidieprogramma's. In het kader van de internationale samenwerking op dit gebied heeft de EU een eigen bijdrage geleverd met het openen van de nucleaireveiligheidsrekening (NSA); deze wordt door de EBRD beheerd. Deze maatregelen maken deel uit van bredere inspanningen om de partnerlanden te helpen in de energiesector hervormingen door te voeren die gebaseerd zijn op degelijke economische, financiële en milieucriteria. De omvang van de financiële steun die de EU kan vrijmaken, blijft evenwel beperkt vergeleken met de behoeften.

    De Commissie baseert haar maatregelen in het kader van het uitbreidingsproces op de verschillende conclusies van de Raad en resoluties van het Europees Parlement. Zo bevestigde de Raad in december 1998 opnieuw dat hij grote waarde hecht aan het verlenen van bijstand ter verbetering van de nucleaire veiligheid in de kandidaat-lidstaten; ook is de Raad gehecht aan de ontwikkeling van economisch haalbare en milieuvriendelijke energiestrategieën voor de vervanging van nucleaire reactoren waarvan de veiligheid te wensen overlaat. Overeenkomstig het verzoek van de Raad verleent de Commissie in het kader van de toetredingspartnerschappen hoge prioriteit aan de nucleaire veiligheid en maakt zij, om dit beleid uit te voeren, gebruik van de pretoetredingsfondsen.

    Resultaten tot dusver

    De nucleaire veiligheid in deze landen op een hoger peil brengen is een langetermijnproject; toch kunnen nu al de volgende resultaten worden genoemd:

    *Overeenkomst tot sluiting van de niet voor modernisering in aanmerking komende eenheden in Litouwen, Slowakije en Bulgarije. De Commissie werkt nauw samen met de betrokken regeringen om te waarborgen dat de verbintenissen tot sluiting worden nagekomen en om de sluiting verder te ondersteunen. Drie speciale nationale Phareprogramma's zijn ingesteld voor de verlening van financiële bijstand ter ondersteuning van de sluiting en de daaruit voortvloeiende maatregelen in de energiesectoren van de drie genoemde landen. In samenwerking met de Commissie is op 20 juni 2000 een donorconferentie georganiseerd over de sluiting van de kerncentrale van Ignalina in Litouwen; dit leverde toezeggingen op voor meer dan 200 miljoen euro.

    *De EU heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de oplossing van de problemen rond de kerncentrale van Tsjernobyl (Oekraïens: Tsjornobyl). Zij was betrokken bij de ontmanteling van de eenheden 1, 2 en 3 en de totstandkoming van het "Shelter Implementation Plan" (plan voor de bouw van een sarcofaag) voor de in 1986 verwoeste reactor 4. De internationale druk, de bereidheid om de veiligheid op een hoger peil te brengen en de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen speelden een grote rol bij het onlangs door de Oekraïense autoriteiten genomen besluit om Tsjernobyl voor 15 december 2000 te sluiten.

    *Op 14 plaatsen in de NOS en Bulgarije is door EU-exploitanten onafgebroken bijstand ter plaatse verleend. Deze bijstand concentreerde zich op het veiligheidsniveau van ontwerp, exploitatie en toezicht, alsmede op de organisatie van de operationale veiligheid en de levering van apparatuur.

    *Onafhankelijke regelgevende autoriteiten zijn versterkt dankzij de technische en financiële bijstand van de EU en hun intensievere samenwerking met regelgevende instanties uit de EU in diverse fora. Een van deze fora is de "CONCERT Group", een samenwerkingsverband van regelgevende instanties uit de EU, de NOS en de kandidaat-lidstaten; een ander forum is de "Nuclear Regulators Working Group" (NRWG), een werkgroep van regelgevende instanties uit lidstaten en kandidaat-lidstaten. Het vereiste juridische kader is in Midden- en Oost-Europa en de NOS opgezet, al variëren kwaliteit en rendement van de regelgevende autoriteiten van land tot land en evolueert het juridische kader in het algemeen sneller in de kandidaat-lidstaten dan in Rusland en de Oekraïne. Hoewel vooruitgang is geboekt, blijven verdere inspanningen noodzakelijk. De algemene veiligheidscultuur kan worden gestimuleerd door een formelere en regelmatigere dialoog tussen exploitanten van kerncentrales en regelgevende autoriteiten.

    *In het kader van Phare en Tacis is technische bijstand verleend (in verbinding met eventuele Euratomleningen); het doel hiervan is het verhogen van het veiligheidspeil van enkele nog in aanbouw zijnde kerncentrales (Mochovce in Slowakije, Chmelnyckyj en Rivne in Oekraïne en Kalinin in Rusland).

    *De exploitatiemethoden zijn in de gehele regio verbeterd; enkele centrales konden door de levering van apparatuur worden gemoderniseerd.

    *De aandacht is geconcentreerd op het probleem van het afvalbeheer en de problematiek rond de behandeling, opslag en verwijdering van nucleair afval en gebruikte splijtstof. De internationale gemeenschap is zich in toenemende mate bewust van de milieudreiging die uitgaat van de aanwezigheid van gebruikte splijtstof afkomstig van ijsbrekers en nucleaire onderzeëers in Noordwest-Rusland, waar een nijpend tekort is aan opslagfaciliteiten en andere beheerfaciliteiten. In de landen van Midden- en Oost-Europa is de situatie met betrekking tot het beheer van radioactief afval zorgvuldig gedocumenteerd en is daarover rapport uitgebracht.

    *Het profiel van de vraagstukken in verband met de ontmanteling van nucleaire faciliteiten kwam aan bod. Veel van de problemen, die niet alleen technisch, maar ook juridisch, ecologisch en financieel van aard zijn, worden inmiddels aangepakt; zo zijn de kerncentrales bijvoorbeeld bezig met de oprichting van fondsen voor het bijeenbrengen van de in een later stadium benodigde middelen voor het dekken van de kosten in verband met de ontmanteling en de verwijdering van het afval.

    *De opening van het Russisch methodologisch trainingscentrum ("Russian Methodological and Training Centre", RMTC) was van groot belang ter ondersteuning van het opzetten van een officieel systeem voor boekhouding en controle van nucleaire materialen in Rusland; hieronder vallen ook enkele andere projecten (training, metrologie, analytische ontwikkeling, productie van apparatuur, implementatie in kerncentrales). Verder kregen de autoriteiten van de kandidaat-lidstaten steun bij de bestrijding van de illegale handel.

    *In totaal heeft de EU in de periode 1991-1999 een bedrag van 913 miljoen euro vastgelegd voor internationale maatregelen ter verbetering van de nucleaire veiligheid in Midden- en Oost-Europa en de NOS (192 miljoen euro in het kader van Phare en 721 miljoen euro in het kader van Tacis, waarvan 100 miljoen euro bestemd was voor het "Chernobyl Shelter Fund"). In totaal zijn 950 projecten gefinancierd (300 in het kader van Phare en 650 in het kader van Tacis); 450 projecten zijn nog lopende, 200 projecten zijn in voorbereiding.

    *Behalve voor nucleaire veiligheid, verleent de EU ook steun voor de ontwikkeling en verbetering van energiestrategieën, bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen en de verbetering van de energie-efficiency.

    3. Analyse naar regio en volgende stappen

    a) Kandidaat-lidstaten

    De productie van kernenergie blijft in tenminste zes kandidaat-lidstaten ook in de afzienbare toekomst een substantieel deel van de energiemix vormen. Zeven van de dertien kandidaat-lidstaten exploiteren of bouwen op dit moment kerncentrales.

    Drie kandidaat-lidstaten hebben toegezegd reactorblokken te ontmantelen waarvan is vastgesteld dat die niet voor een redelijk bedrag gemoderniseerd kunnen worden.

    De Commissie houdt zich dus bezig met de tenuitvoerlegging van verbintenissen tot sluiting en met andere vraagstukken op het gebied van de nucleaire veiligheid.

    Verbintenissen tot sluiting

    In overleg met de Commissie zijn Bulgarije, Litouwen en Slowakije verbintenissen aangegaan tot de vroegtijdige sluiting van kernreactoren die niet kunnen worden gemoderniseerd. In Bulgarije worden de eenheden 1 en 2 van Kozloduj (reactoren van het type VVER-440/230) vóór 2003 gesloten. Over de sluiting van de eenheden 3 en 4 (reactoren van het type VVER-440/230) wordt in 2002 in overleg met de Commissie een besluit genomen: voor de sluiting van deze eenheden worden momenteel 2008 en 2010 genoemd, maar de Commissie verwacht dat zij uiterlijk in 2006 worden gesloten. In Litouwen wordt eenheid 1 van Ignalina (reactor van het type RBMK) vóór 2005 gesloten; een besluit over eenheid 2 (reactor van het type RBMK) wordt in 2004 genomen. De Commissie rekent op sluiting uiterlijk in 2009. In Slowakije worden beide eenheden van de kerncentrale van Bohunice VI (reactoren van het type VVER-440/230) in 2006 en 2008 gesloten.

    De Commissie heeft zich verbonden tot het verstrekken van financiële bijstand voor de sluiting van Bohunice VI, Ignalina en Kozloduj 1-4 en voor daaruit voortvloeiende maatregelen in de energiesector. Met Slowakije en Litouwen zijn reeds financiële memoranda getekend voor steun met Pharemiddelen in het kader van de begroting voor 1999, uit hoofde waarvan voor elk van deze landen een bedrag van 10 miljoen euro is vastgelegd. De Commissie heeft verklaard dat beide landen kunnen rekenen op meer jaarlijkse steun ter hoogte van tenminste 20 miljoen euro. De totale steun tot het einde van de huidige financiële vooruitzichten (2000-2006) bedraagt tenminste 150 miljoen euro voor Slowakije en 165 miljoen euro voor Litouwen. In het kader van de overeenkomst met Bulgarije heeft de Commissie een meerjarig bijstandspakket toegezegd van 200 miljoen euro voor de periode tot 2006. De verstrekking van de helft van dit bedrag is afhankelijk van de bevestiging, in 2002, van de overeenkomst inzake de definitieve sluitingsdata van de eenheden 3 en 4. De Commissie levert het overgrote deel van deze financiële steun via de door de EBRD beheerde, op 12 juni 2000 ingestelde internationale subsidiefondsen ("International Decommissioning Support Funds" voor Ignalina, Bohunice resp. Kozloduj).

    Voorts zijn Euratomleningen aangeboden aan de drie genoemde landen. Bulgarije heeft inmiddels gebruik gemaakt van dit aanbod; het sloot een lening ter hoogte van 212,5 miljoen euro voor de modernisering en verbetering van de veiligheid van de eenheden 5 en 6 van Kozloduj (reactoren van het type VVER-1000).

    De Commissie blijft gedurende de uitvoering van de verbintenissen tot sluiting samenwerken met Bulgarije, Litouwen en Slowakije, onder andere met het oog op de vroegtijdige sluiting van de eenheden 3 en 4 van Kozloduj en Ignalina 2. De financiële bijstand van de Gemeenschap, met name de door de "International Decommissioning Support Funds" (internationale steunfondsen voor de ontmanteling) verstrekte subsidies en de Euratomleningen, zijn gekoppeld aan de tenuitvoerlegging door de betrokken landen van de overeengekomen verbintenissen tot sluiting.

    Verbintenissen tot sluiting van reactoren die niet kunnen worden gemoderniseerd, dragen niet zonder meer bij tot de verhoging van het veiligheidspeil. Zolang deze reactoren nog worden geëxploiteerd, dienen de exploitanten een hoog niveau van nucleaire veiligheid te blijven waarborgen. De regelgevende instanties moeten op hun beurt scherp blijven; het verdient zelfs aanbeveling dat zij in deze periode worden versterkt, gezien hun bijkomende verantwoordelijkheden bij de voorbereiding van de sluiting.

    Andere vraagstukken op het gebied van de nucleaire veiligheid

    In enkele kandidaat-lidstaten staan kernreactoren van westerse of sovjetmakelij, waarvan het veiligheidspeil op een aanvaardbaar niveau kan worden gebracht. Deze reactoren zijn derhalve geschikt voor exploitatie gedurende hun volledige technische levensduur. Hieronder vallen de eenheden 5 en 6 van het type VVER-1000 in Kozloduj (Bulgarije); Cernavoda-1 (in bedrijf) en Cernavoda-2 (in aanbouw), beide van westerse makelij (Roemenië); twee eenheden van het type VVER-440/213 in Bohunice (Slowakije), twee eenheden van hetzelfde type in Mochovce (ook in Slowakije), de kerncentrale van Krsko (Slovenië), van westerse makelij (gemeenschappelijk eigendom van Slovenië en Kroatië); vier eenheden van het type VVER-440/213 in Paks (Hongarije) en vier eenheden van hetzelfde type in Dukovany (Tsjechië). Verder worden in Temelín (Tsjechië) na een uitgebreide modernisering twee eenheden van het type VVER-1000 in bedrijf genomen.

    Om de veiligheid bij activiteiten op het gebied van kernenergie verder te stimuleren, wil de Commissie in samenwerking met de betrokken kandidaat-lidstaten, aanvullende steun vaststellen; deze kan bijvoorbeeld de volgende maatregelen omvatten:

    *Steun voor nucleaire regelgevende instanties en organisaties voor technische ondersteuning. Deze steun dient te worden voortgezet. De competentie en onafhankelijkheid van de nucleaireveiligheidsautoriteiten in de Pharelanden is de afgelopen zeven/acht jaar verbeterd. Maar het is ook zo dat in sommige landen meer vooruitgang is geboekt dan in enkele andere; de steun moet echter worden voortgezet, want die is een van de hoekstenen van de nucleaire veiligheid. De rol van de "Regulatory Assistance Management Group" (RAMG) en de "Technical Support Organisation Group" (TSOG) blijft op dit vlak erg belangrijk.

    *Verbetering van de veiligheid van de reactoren Ignalina 2 en Kozloduj 3 en 4. De Litouwse regering neemt in 2004 een besluit over de ontmanteling van Ignalina 2, waarna de exploitatie nog gedurende een beperkt aantal jaren zal worden voortgezet. Met Pharesteun worden momenteel enkele fundamentele verbeteringen doorgevoerd. Een nieuwe veiligheidsanalyse dient te worden verricht voor de periode na 2002. Ook in het geval van Kozloduj 3 en 4 moet voor de resterende technische levensduur een passend veiligheidsniveau worden gewaarborgd. Er wordt geen communautaire bijstand verleend voor projecten die mogelijk ertoe bijdragen dat de exploitatie van deze reactoren langer wordt voortgezet dan volgens de bepalingen van de verbintenissen tot sluiting toelaatbaar is.

    *In specifieke gevallen, steun voor programma's ter verbetering van de veiligheid van reactoren van het type VVER 440-213 en VVER 1000 (voornamelijk evaluatie van de regelgeving, projectbeheer en operationele bijstand). In het kader van Agenda 2000 is er overigens al op gewezen dat de programma's voor de verbetering van deze voor modernisering in aanmerking komende reactoren de komende 6-7 jaar moeten worden uitgevoerd. In principe dragen de centrales zelf, net als in de EU, alle kosten van maatregelen ter verbetering van de veiligheid van hun eenheden en treffen zij passende regelgevende en financiële maatregelen voor de uiteindelijke ontmanteling.

    *Onderzoek. De kandidaat-lidstaten dienen in toenemende mate te worden betrokken bij samenwerking met de lidstaten op het gebied van onderzoek in het kader van het vijfde kaderprogramma.

    *Off-site voorbereiding op noodsituaties. Onder meer dient de nodige aandacht te worden geschonken aan toezicht op de volksgezondheid, vooral wat de blootstelling aan straling betreft.

    *Radioactief afval en gebruikte splijtstof. Verdere inspanningen ter bevordering van de versterking van de juridische, institutionele en veiligheidstechnische infrastructuur in de betrokken landen; evaluatie van de situatie op specifieke plaatsen, met name voor gebieden waarop nog steeds een tekort bestaat aan plaatselijke knowhow, bijvoorbeeld de beoordeling van de veiligheid op de lange termijn van bestaande stortplaatsen; opslag van gebruikte splijtstof van kernreactoren, evaluatie van de milieurisico's van vervuilde uraniummijnen en bevordering van de sanering daarvan, enz.

    *Projecten op het gebied van veiligheidscontrole. Het doel hiervan is te waarborgen dat de kandidaat-lidstaten de EU-wet- en regelgeving volledig overnemen. Speciale aandacht moet worden geschonken aan de ondersteuning van het opleidingsprogramma voor lokale inspecteurs en de ontwikkeling van boekhoudingsmethoden voor nucleair materiaal en technieken ter voorkoming van illegale handel.

    Toetredingsonderhandelingen

    De Europese Raad heeft meermaals herinnerd aan het belang van een hoog niveau van nucleaire veiligheid in Midden- en Oost-Europa, en de Raad verzocht na te gaan op welke wijze de nucleaire veiligheid aan de orde moet worden gesteld in het kader van de uitbreiding, zulks overeenkomstig de desbetreffende conclusies van de Raad. De Commissie levert haar eigen bijdrage aan dit overleg.

    b) Nieuwe Onafhankelijke Staten (NOS)

    De context van het programma van de Commissie in de NOS verschilt sterk van die in de kandidaat-lidstaten. Het bereiken van overeenstemming met deze landen over een algemene benadering van veiligheidsvraagstukken was in sommige gevallen moeilijk. De begroting voor projecten op het gebied van nucleaire veiligheid is, vergeleken met de behoeften, beperkt; deze situatie wordt verergerd door het feit dat de betrokken landen en exploitanten nog steeds worden geconfronteerd met ernstige economische moeilijkheden en begrotingstekorten. De elektriciteitsproductie is nog niet volledig kostendekkend. Er is bijgevolg te weinig geld voor de verbetering van de veiligheid, de ontmanteling van de centrales, het beheer van gebruikte splijtstof en radioactief afval en de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen.

    Toekomstige beleidsoriëntaties

    Het veiligheidsniveau in de NOS blijft voor de westerse landen een bron van zorg; tijd en financiële investeringen zijn nodig, wil hierin verbetering worden gebracht. De Commissie mag bij het vaststellen van toekomstig beleid niet de verschillen tussen de landen in de regio uit het oog verliezen (grootte, industriële basis, geografie en bereidheid deel te nemen aan het debat over de nucleaire veiligheid), en ook niet dat de Gemeenschap en deze landen over weinig middelen beschikken.

    De nieuwe Tacisverordening [5] , voor de periode 2000-2006, geeft drie nieuwe prioriteiten voor het nucleaireveiligheidsprogramma in de NOS:

    [5] Verordening (EG, Euratom) nr. 99/2000, PB L 12 van 18/01/2000, blz. 1.

    *ondersteuning van de bevordering van een effectieve nucleaireveiligheidscultuur, met name door permanente steun voor regelgevende instanties en organisaties voor technische ondersteuning en, wat de kerninstallaties betreft, door bijstand ter plaatse, waaronder verstrekking van uitrusting;

    *ondersteuning van de ontwikkeling en uitvoering van strategieën voor gebruikte splijtstoffen, ontmanteling en beheer van nucleaire afvalstoffen;

    *bijdragen tot internationale initiatieven, zoals het G7/EU-initiatief inzake de sluiting van Tsjernobyl.

    De nieuwe verordening voorziet eveneens in de toepassing van efficiënte veiligheidscontrolesystemen.

    De EU-bijstand kan financiële steun omvatten voor:

    1. de versterking van de rol van de nationale nucleaireveiligheidsautoriteiten, ter verbetering van de procedures voor de afgifte van vergunningen en teneinde de betrokkenheid van de regelgevende instanties bij alle relevante nucleaire activiteiten te waarborgen;

    2. bijstand ter plaatse, waarbij contacten tussen kerncentrales in de NOS en exploitanten uit de EU tot stand worden gebracht. In het geval van enkele grotere projecten kan de levering van apparatuur gefinancierd worden als onderdeel van een brede aanpak, die de veiligheidsaspecten van projectvoorstellen, vergunning, aanbesteding, installatie en aanpassing van operationele procedures omvat. In dergelijke gevallen is de volledige betrokkenheid van de regelgevende instantie gewenst. De consultant ter plaatse krijgt een grotere contractuele verantwoordelijkheid voor de tijdige tenuitvoerlegging.

    3. bepaalde projecten op het gebied van veiligheid van ontwerp die geen verband houden met een specifieke installatie, indien de behoefte ontstaat aan striktere regelgevingsvereisten en/of dergelijke projecten nodig zijn ter voorbereiding van grootschaligere projecten.

    4. regelgevende werkzaamheden, waaronder veiligheidsanalyses die verenigbaar zijn met de resterende levensduur van de reactoren. In het geval van de oudste reactoren mogen deze analyses niet worden gebruikt om de eigenlijke levensduur kunstmatig te verlengen.

    5. verbetering van het beheer van gebruikte splijtstof en radioactief afval en bevordering van de tijdige voorbereiding van de ontmanteling. Dit houdt ook in de totstandbrenging van het vereiste juridische kader en van de nodige aansprakelijkheids-, milieubeschermings- en financieringsregelingen.

    6. verbetering van de bedrijfsstructuren van kerncentrales en industriële exploitanten van kerncentrales om een vanuit financieel oogpunt degelijke elektriciteits- en kernenergiesector tot stand te brengen. Deze bijstand kan ook bijdragen tot de bevordering van de samenwerking met de industriesector in de EU.

    7. verlening van Euratomleningen, waar mogelijk en passend, voor investeringen in significante veiligheidsverbeteringen en voor de voltooiing van reactoren volgens westers veiligheidsniveau, een en ander in de context van een overeen te komen overkoepelend beleid voor nucleaire veiligheid en energie.

    8. bevordering en ontwikkeling van projecten op het gebied van veiligheidscontrole; deze hebben drie doelstellingen: opleiding van inspecteurs en exploitanten van centrales, ontwikkeling van de nationale infrastructuur voor de boekhouding van nucleair materiaal en tenuitvoerlegging op het niveau van de centrales, ter voorkoming van illegale handel.

    De tenuitvoerlegging van deze bijstand is onderworpen aan passende technische controle en de technische follow-up van elk project wordt verzorgd door de Commissie. De Commissie ziet erop toe dat nucleaireveiligheidsvraagstukken aan de orde worden gesteld in de verschillende fora die tot stand zijn gebracht in het kader van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomsten, ook op het hoogste politieke niveau, en in andere internationale groepen en comités.

    Specifieke aspecten per land

    Armenië

    De Armeense regering heeft herhaaldelijk bevestigd dat de centrale van Medzamor binnen enkele jaren (uiterlijk 2004) zal worden gesloten, mits een betrouwbare alternatieve energievoorziening beschikbaar is. Een werkgroep van deskundigen van de Commissie en de Armeense overheid is opgezet om hiervoor een totaalplan te ontwikkelen.

    Verwacht wordt dat het werk aan alternatieve energievoorzieningen zodanig zal vorderen dat de Armeense regering haar beleid spoedig zal kunnen formaliseren. De EU is bereid aan dit onderdeel van het proces financieel bij te dragen. Op korte termijn blijft Tacis bijstand ter plaatse verlenen voor de kerncentrale van Medzamor, en wordt in beperkte mate veiligheidsuitrusting geleverd.

    Kazachstan

    De kerncentrale van Aktau in Kazachstan krijgt sinds 1994 bijstand ter plaatse. Voor de centrale is allerlei apparatuur geleverd en algemene operationele steun verleend. Bovendien, tamelijk uniek in de NOS, besloot de regering in 1999 de centrale niet opnieuw op te starten. Deze zal dus moeten worden ontmanteld. Een omvangrijke studie is gepland om de centrale bij de voorbereiding van de ontmanteling te helpen.

    Voorlopig wordt de bijstand beperkt tot de voorbereiding van de ontmanteling, in coördinatie met andere belanghebbenden (IAEA, VS, Japan).

    Indien in breder internationaal verband het initiatief wordt genomen om de daadwerkelijke ontmanteling te steunen, is het mogelijk dat de EU haar standpunt moet heroverwegen.

    Russische Federatie

    Wat nucleaire veiligheid in de NOS betreft is de Russische Federatie van bijzonder belang. Rusland is de enige uit de Sovjetunie voortgekomen staat die zich met alle aspecten van kernenergie bezighoudt, van de uraniumwinning tot het ontwerp van centrales, de opwekking van elektriciteit en de opwerking van verbruikte splijtstof. Circa 12% van de elektriciteit in Rusland wordt in kerncentrales opgewekt. Ruslands civiele nucleaire industrie is met de circa 300 000 mensen die in deze sector werkzaam zijn ook een belangrijke bron van werkgelegenheid.

    Meer dan in andere landen is de EU-financiering geen cruciaal element, maar wordt deze beschouwd als een welkome aanvulling op de nationale inspanningen. Gezien de beperkte omvang van de beschikbare EU-middelen, het grote aantal in bedrijf zijnde reactoren in Rusland en de bijzondere economische omstandigheden, kan de EU aan Rusland verhoudingsgewijs niet dezelfde financiële bijstand bieden als aan de kandidaat-lidstaten en Oekraïne. Het fundamentele beleidsdoel is echter hetzelfde: gebruik maken van de technische en financiële middelen die de EU te beschikking staan om de Russische Federatie te helpen het veiligheidsniveau te verhogen.

    Deskundigen van de EU en van Rusland hebben de afgelopen jaren intensief samengewerkt in het kader van een groot aantal Tacis-projecten, waarbij is gebleken dat de benadering van nucleaire veiligheidskwesties fundamenteel kan verschillen. Een andere aanwijzing hiervoor is de moeizame dialoog in G7-verband over nucleaire vraagstukken en de aanhoudende de facto schending door Rusland van belangrijke bepalingen van de overeenkomst met de nucleaireveiligheidsrekening van de EBRD. Deze inbreuken zijn de herstart van Kursk-1 (type RBMK) zonder adequate veiligheidsbeoordeling en de niet-naleving van de overeengekomen licentieprocedures en sluiting van de reactoren van de eerste generatie.

    Rusland voert aan dat deze reactoren nodig zijn om de lokale economie te ondersteunen, en voert een beleid van verlenging van de bedrijfsduur van de VVER-440/230-reactoren van de eerste generatie, boven de oorspronkelijke ontwerplevensduur van dertig jaar uit. De Commissie steunt dit beleid niet.

    Duidelijk is echter dat Rusland vastbesloten is in zijn energiebehoefte voor een substantieel deel met kernenergie te blijven voorzien. De Russische regering streeft naar de bouw van een aantal nieuwe reactoren gedurende de komende jaren en heeft een langlopend programma voor de ontwikkeling van een nieuwe generatie van kernreactoren. Deze beleidsachtergrond moet worden gerespecteerd, en de Commissie streeft naar intensievere samenwerking met Rusland om het land te helpen kernenergie veilig te gebruiken. Waar mogelijk en passend zal de Commissie steun verlenen aan het gebruik van Euratomleningen voor investeringen in significante veiligheidsverbeteringen en voor de voltooiing van reactoren volgens westers veiligheidsniveau, een en ander in de context van een overeen te komen overkoepelend beleid voor nucleaire veiligheid en energie.

    Toekomstig beleid kan worden gebaseerd op de volgende beginselen:

    *voortzetting van de steun aan regelgevende instanties om die te versterken en hun onafhankelijkheid te vergroten, en de veiligheidscultuur te bevorderen;

    *binnen de grenzen van bovengenoemd overkoepelend beleid voor reactoren van de eerste generatie wordt steun verleend aan zo veel mogelijk exploitanten van kerncentrales om de veiligheidscultuur te versterken, met name door voortzetting van de bijstand ter plaatse. Dit omvat mede een beperkt aantal leveringen van grotere apparatuur met versterkte deelname van de plaatselijke industrie;

    *behandeling van Russische verzoeken om Euratomleningen voor voltooiing en verhoging van het veiligheidsniveau van reactor Kalinin-3 (type VVER-1000). Dit moet worden gekoppeld aan buitenbedrijfstelling van ten minste één van de VVER-440-230-reactoren van de eerste generatie;

    *voortzetting van de samenwerking ter bevordering van een hoog peil van nucleaire veiligheid. Implementatie - volledig en op schema - van de overeenkomst inzake de nucleaire veiligheidsrekening (Nuclear Safety Account Agreement);

    *samenwerking ten aanzien van het beheer van afgewerkte splijtstof en kernafval in het noordwesten van Rusland. Een enorme hoeveelheid afgewerkte splijtstof, afkomstig van kernonderzeeërs, is onder onveilige omstandigheden opgeslagen. Het Arctische milieu wordt hierdoor ernstig bedreigd. Als voornaamste doel van deze samenwerking moet worden bijgedragen tot vergroting van de opslagcapaciteit voor deze afgewerkte splijtstof en moet de splijtstof uit reeds buiten bedrijf gestelde onderzeeërs worden verwijderd;

    *actieve onderhandeling door de Commissie en een aantal donorlanden over een nieuwe multilaterale overeenkomst met Rusland (MNEPR). Deze overeenkomst voorziet in een gemeenschappelijke juridische grondslag en mechanismen voor coördinatie en cofinanciering en moet zo een efficiënte implementatie van de internationale bijstand mogelijk maken;

    *samenwerking op het gebied van splijtstofbewaking door uitvoering van een langlopend programma dat door de Europese Raad in december 1994 is goedgekeurd: centra voor methodologie en training, laboratoria voor metrologie en analyse, productie van apparatuur en instelling van een centrum voor certificatie, implementatie in centrales, steun voor Gosatomnadzor;

    *nauwe coördinatie met het kaderprogramma voor onderzoek van de Europese Commissie en met de projecten die door het ISTC worden gesteund;

    *samenwerking bij de reorganisatie van de energiesector en steun ter bevordering van efficiënter energiegebruik.

    Oekraïne

    De EU is de drijvende kracht achter de implementatie van het uit 1995 daterende memorandum van overeenstemming tussen de G7 en Oekraïne over de sluiting van Tsjernobyl. De Commissie concentreert zich op de volgende topprioriteiten, waarvoor in het Tacis-programma voor nucleaire veiligheid 1994-1996 100 miljoen euro subsidie is uitgetrokken:

    *een plan voor de ontmanteling van de centrale van Tsjernobyl en de bouw van specifieke ontmantelingsfaciliteiten (verwijdering, behandeling en opslag van vaste afvalstoffen) in Tsjernobyl;

    *steun voor de hervorming van de energiesector en voor niet-nucleaire energieprojecten in Oekraïne;

    *steun voor de voorbereiding van het grote vervangingsproject Chmelnyckyj-2 en Rivne-4 (ook bekend als 'K2R4'), dat ervoor moet zorgen dat de twee VVER-1000-reactoren in aanbouw bij voltooiing aan internationaal aanvaardbare veiligheidsnormen voldoen. Voor dit project overweegt de Commissie een Euratomlening met aanvullende financiering door de EBRD en bilaterale exportkredietinstanties. Tacis voert een uitgebreid programma uit met onder meer steun voor de due diligence-procedure die door de Banken wordt geëist, alsmede steun voor de Oekraïense veiligheidsautoriteiten, exploitantenorganisaties en technische organisaties. Hiermee is een moderniseringsprogramma opgezet, dat de afgebouwde centrales op een veiligheidsniveau brengt dat overeenstemt met de internationale normen;

    *ontwerp van een programma om de huidige sarcofaag van eenheid 4 van de centrale van Tsjernobyl om te vormen tot een stabiel, uit milieuoogpunt veilig systeem.

    Dit Shelter Implementation Plan (SIP) wordt momenteel uitgevoerd in het kader van een speciaal, door de EBRD beheerd fonds, het Chernobyl Shelter Fund. Tacis heeft aan dit fonds in 1998-1999 voor 90,4 miljoen euro bijgedragen.

    In het licht van de aankondiging van de Oekraïense regering dat Tsjernobyl voor 15 december 2000 zal worden gesloten, wordt de volgende strategie voorgesteld:

    *voortzetting van de communautaire bijstand voor Tsjernobyl via onder meer Tacis, ook wanneer de laatste reactor van Tsjernobyl zal zijn gesloten. Dit betreft met name de ontmanteling van de reactoren van Tsjernobyl, beheer van het radioactieve afval en hulp om de sociale gevolgen van de sluiting van de centrale voor de regio Slavutych op te vangen;

    *voortzetting van de subsidiëring door Tacis van de regelgevende instanties voor de nucleaire sector en van nucleaire installaties ter versterking van de veiligheidscultuur;

    *stimulering van voortgang van de hervorming van de energiesector, onder meer door privatisering en verbetering van de inning van betalingen. Verdere technische bijstand om de energie-efficiëntie te verbeteren;

    *een tweede bijdrage aan het Chernobyl Shelter Fund van 100 miljoen euro (uit te betalen in de periode 2001-2004). Dit bedrag is door de Commissie toegezegd tijdens een donorconferentie op 5 juli 2000;

    *voortzetting van de samenwerking met Oekraïne en de EBRD bij het K2R4-project om door voortdurende politieke dialoog met Oekraïne te waarborgen dat de twee reactoren volgens de strengste veiligheidsnormen worden afgebouwd en geëxploiteerd. De Commissie bevestigt, in overeenstemming met het memorandum van overeenstemming, haar verbintenis om Oekraïne bij te staan bij de opstelling en implementatie van energieprojecten, gebaseerd op 'least cost'-principes;

    *nauwe coördinatie met het kaderprogramma voor onderzoek van de Europese Commissie en het STCU.

    Andere initiatieven

    Door het uiteenvallen van de Sovjetunie ontstond de noodzaak de talenten van de kernwapenexperts op andere doelen te richten. Om het wederzijds vertrouwen en de interactie tussen wetenschappers uit EU en NOS te versterken, steunt de Commissie actief het Internationaal Centrum voor Wetenschap en Technologie (ISTC) in Moskou, in 1992 opgericht door de Europese Gemeenschap, de Verenigde Staten, Japan en de Russische Federatie. Het centrum is actief in de Russische Federatie en in andere GOS-landen, zoals Kazachstan, Armenië, Kirgizstan, Georgië en Wit-Rusland. In Kiev is een vergelijkbaar centrum opgericht, het STCU. Nucleaire veiligheid is een sector die een reëel potentieel biedt voor civiele werkgelegenheid op de lange termijn. De autoriteiten van Rusland en andere NOS-landen hebben erop gewezen dat projecten op het gebied van nucleaire veiligheid de verspreiding bevorderen van een veiligheidscultuur bij de bevoegde, onderling complementaire instanties Gosatomnadzor en Minatom.

    4. Tenuitvoerlegging

    Bij de tenuitvoerlegging van de hierboven omschreven benadering dient de Commissie rekening te houden met de specifieke aard van de nucleaire sector. De voorschriften voor de aanbesteding en gunning van communautaire bijstand zijn bedoeld voor situaties waarin sprake is van normale concurrentieverhoudingen. Er zijn in de sector nucleaire veiligheid echter weinig potentiële verleners van technische bijstand en uitrusting, en de Commissie moet zich ervan vergewissen dat de entiteiten of ondernemingen die de steun verlenen in staat zijn passende verantwoordelijkheid te nemen in deze belangrijke sector. Er is een sterke aanwezigheid van de overheid in deze sector (er zijn bijvoorbeeld negen onafhankelijke regelgevende instanties inde EU) en de bijstand wordt ook rechtstreeks verleend aan openbare regelgevende instanties in de begunstigde landen. Technische ondersteuning wordt verleend door een klein aantal niet-commerciële entiteiten in de lidstaten, waarvan verscheidene zijn geïntegreerd in de nationale veiligheidsautoriteiten. De Commissie meent daarom dat gezien het ontbreken van concurrentie en de noodzaak om met overheidsinstanties te werken om de gewenste verbetering van nucleaire veiligheid te bereiken, bij de toepassing van de aanbestedingsregels rekening moet worden gehouden met de realiteit in de sector.

    In het verleden is het tempo waarin projecten werden uitgevoerd door een aantal factoren negatief beïnvloed. Veel is al gedaan om de prestaties te verbeteren, bijvoorbeeld door het aantal contracten te verkleinen, bepaalde projecten te schrappen, de TPEG [6] te vervangen door sterkere betrokkenheid van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek en andere maatregelen. Er is echter nog een grote achterstand. Bijlage 1 geeft meer gegevens over het aantal contracten. De achterstand kan voor een deel worden verklaard uit organisatorische problemen en personeelstekort bij de Commissie en voor een deel door het feit dat de algemene voorschriften en procedures voor financiële bijstand slecht zijn aangepast aan de complexe, gespecialiseerde eisen van de nucleaire sector. Hierdoor moest veel tijd worden besteed om toestemming te krijgen voor afwijking van de regels, bijvoorbeeld wanneer openbare aanbesteding niet praktisch of niet toepasbaar was, wanneer projecten door regelgevende instanties uit de EU moesten worden uitgevoerd of wanneer er voor technische uitrusting slechts één geschikte leverancier was.

    [6] De "Twinning Programme Engineering Group" van exploitanten van kerncentrales in de EU.

    De Commissie heeft nu besloten de regels te verduidelijken en aan te geven in welke gevallen in de toekomst gebruik zal worden gemaakt van onderhandse aanbesteding. Verdere details zijn te vinden in bijlage 2. Voor bijstand ter plaatse is, gezien het beperkte aantal gekwalificeerde exploitanten in de lidstaten, het algemene beleid van de Commissie om na een oproep tot het indienen van voorstellen (voor nieuwe sites) onderhandse overeenkomsten te sluiten rechtstreeks met exploitanten in de EU, en deze te belasten met de taken die in het verleden werden toevertrouwd aan de voorzieningsagentschappen. In verband met de complexiteit van de te verlenen bijstand ter plaatse moeten dergelijke contracten voor een aantal jaren worden gesloten, dit ter vervanging van het systeem van jaarlijkse vernieuwing dat dusver is gehanteerd. Onderhandse contracten zullen worden gesloten met de nucleaireveiligheidsautoriteiten van de lidstaten en hun organisaties voor technische ondersteuning (TSO). Ten slotte wordt het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie belast met de technische follow-up van de projecten, de verspreiding van de resultaten van Tacis- en Phare-projecten en de controle van splijtbaar materiaal.

    De herziene regels kunnen als volgt worden samengevat:

    Te verlenen bijstand // Type contract

    Technische bijstand aan veiligheidsautoriteit // Onderhandse aanbesteding

    Technische bijstand aan organisaties voor technische bijstand // Onderhandse aanbesteding

    Levering van uitrusting // Contract met voorzieningsagentschappen of onderhands aanbesteed contract met de verlener van bijstand ter plaatse. Onderhandse aanbesteding in dringende gevallen of wanneer speciale uitrusting vereist is.

    Ontwerp en studies // Niet-openbare aanbesteding

    Controle van splijtbaar materiaal // Contracten met het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek

    Lopende bijstand ter plaatse // Onderhandse aanbesteding

    Nieuwe bijstand ter plaatse // Onderhandelingsprocedure

    Na een recent besluit van de Commissie om het beheer van haar programma's voor externe bijstand te wijzigen, is ook de verantwoordelijkheid voor nucleaire veiligheid verduidelijkt. In de toekomst zal de verantwoordelijkheid voor externe nucleaireveiligheidsvraagstukken geheel bij de DG's Buitenlandse Betrekkingen, Uitbreiding en SCR liggen. DG Uitbreiding wordt verantwoordelijk voor de volledige projectcyclus in de kandidaat-lidstaten. DG Buitenlandse Betrekkingen krijgt de verantwoordelijkheid voor de programmering voor nucleaire veiligheid in de NOS en de SCR voor de rest van de projectcyclus, vanaf de identificatiefase. De verantwoordelijkheid voor nucleaireveiligheidsvraagstukken binnen de EU wordt van DG Milieu overgebracht naar DG Vervoer en Energie, zulks met het oog op een passende concentratie van personeel en gespecialiseerde kennis.

    Momenteel worden de middelen voor nucleaire veiligheid in de NOS verstrekt binnen de totale toewijzing voor de Tacis-programma's. Met het oog op grotere zichtbaarheid en transparantie in deze belangrijke sector heeft de Commissie voorgesteld voor financiële bijstand ten behoeve van nucleaire veiligheid in de NOS vanaf 2001 één begrotingslijn in te stellen.

    Door deze wijzigingen in de gang van zaken kan de tenuitvoerlegging van de projecten worden gestroomlijnd en de verlening van de bijstand worden versneld. De wijzigingen houden rekening met de opmerkingen van de Rekenkamer en het Europees Parlement, waarop de Commissie elders reeds in extenso heeft gereageerd [7].

    [7] PB C 35 van 9.2.1999: Speciaal Verslag nr. 25/98 van de Rekenkamer en de antwoorden van de Commissie. Commissies Europees Parlement: Liikanen, Commissie Begrotingscontrole 16.11.1998, Van den Broek, Commissie Begrotingscontrole 26.11.1998, Commissie Onderzoek, Technologische Ontwikkeling en Energie 23.2.1999.

    5. Conclusie

    De Commissie levert sinds 1991 een belangrijke bijdrage tot verbetering van de nucleaire veiligheid in Midden- en Oost-Europa en de NOS. Er is echter nog veel te doen. Hoewel de internationale inspanningen en die van de EU niet in de plaats kunnen komen van de inspanningen van de landen zelf, kan de EU haar partners helpen deze uitdagingen het hoofd te bieden en ernaar streven dat nucleaire veiligheid een hoge prioriteit behoudt. De Commissie blijft werken aan het opbouwen van een economisch en juridisch klimaat in deze landen dat voldoende ondersteuning biedt, zodat exploitanten en regelgevende instanties hun uiteenlopende taken kunnen verrichten.

    BIJLAGE 1

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE 2

    Nieuwe regels voor aanbesteding en plaatsing van opdrachten in de sector nucleaire veiligheid

    1. Bijzondere eisen in de sector nucleaire veiligheid

    De specifieke eisen en omstandigheden in de sector nucleaire veiligheid betreffen het volgende:

    *veiligheidsmaatregelen zijn voor de bevolking van de partnerlanden en de Unie gevoelig en belangrijk;

    *onze partners willen hun besluitvormingsvrijheid in deze zeer gevoelige sector behouden;

    *er moet zowel bij de EU-exploitanten en contracten als bij de veiligheidsautoriteiten van onze partners sprake zijn van eenheid van verantwoordelijkheid;

    *de markt kent slechts een zeer klein aantal openbare of particuliere actoren;

    *activiteiten op het gebied van nucleaire veiligheid mogen uitsluitend worden toevertrouwd aan contractanten die de betrokken complexe technologie met een voldoende betrouwbaarheidsniveau beheersen;

    *vermeden moet worden dat een te grote afhankelijkheid ontstaat van bepaalde ondernemingen in deze sector: hiertoe moeten voldoende contractanten worden aangetrokken op een wijze die verenigbaar is met de eis dat de betrokken technieken in voldoende mate worden beheerst.

    2. Aard van opdrachten en contracten en bijbehorende procedures

    Contracten in de sector nucleaire veiligheid kunnen worden onderverdeeld in zes categorieën, die hierna met de bijbehorende procedures worden omschreven.

    a) Contracten voor technische bijstand met de veiligheidsautoriteiten

    Deze contracten betreffen de verlening van technische bijstand aan onafhankelijke en openbare nationale instanties in de partnerlanden die belast zijn met de vaststelling van de veiligheidsregelgeving en het institutionele kader op nationaal niveau, de afgifte van exploitatievergunningen en toezicht op en inspectie van nucleaire installaties.

    De bijstand wordt verleend door de centrale veiligheidsinstanties van de lidstaten. Er zijn in de Unie negen van deze regelgevende instanties, alle overheidstellingen of non-profitorganisaties.

    Gezien de specifieke aard van deze technische bijstand, het feit dat het een taak betreft van publieke non-profitorganisaties en de strategische noodzaak om voor voldoende diversificatie van bijstandsverleners te zorgen, moet gebruik worden gemaakt van onderhandse aanbesteding.

    b) Contracten voor technische bijstand met de organisaties voor technische ondersteuning (TSO's)

    TSO's zijn de operationele tak van de nationale veiligheidsautoriteiten. Zij stellen deskundigen ter beschikking die in opdracht van de veiligheidsautoriteiten missies voor technische bijstand uitvoeren (bijvoorbeeld ten behoeve van de afgifte van vergunningen of inspecties ter plaatse).

    De TSO's van de partnerlanden krijgen hulp van technici van de TSO's van de lidstaten op technisch en opleidingsgebied.

    Er zijn in de lidstaten negen TSO's, die deel uitmaken van de nationale veiligheidsautoriteiten of onafhankelijke non-profitorganisaties zijn. Voor de diensten van de deskundigen wordt een standaardtarief berekend.

    Om dezelfde redenen als eerder genoemd (specifieke aard, in het algemeen taak van publieke non-profitorganisaties en diversificatie) worden opdrachten voor technische bijstand door TSO's onderhands aanbesteed.

    Om toezicht te houden op de tarieven die door de TSO's van de lidstaten voor hun expertise worden berekend, controleert de Commissie periodiek de structuur van de gedeclareerde kosten en de juistheid van de gefactureerde honoraria door middel van audits door onafhankelijke gespecialiseerde consultants.

    c) Contracten voor bijstand ter plaatse

    Bijstand ter plaatse houdt in dat een exploitant van een kerncentrale in de Gemeenschap technische bijstand op het gebied van veiligheid verleent aan een exploitant in een partnerland in een bepaalde centrale.

    Deze bijstand kan diverse vormen van dienstverlening inhouden, zoals opleiding, onderhoud, kwaliteitsborging, beheer en inbedrijfstelling van veiligheidsapparatuur.

    Bij dit type contract zijn continuïteit van de veiligheidsactiviteiten en de algehele verantwoordelijkheid van de contractant beslissende factoren.

    De aard van de installatie en het type reactor zijn bepalend voor de keuze van een exploitant of een consortium uit de Gemeenschap, afhankelijk van hun ervaring en technische expertise.

    Wanneer in één land aan meerdere centrales bijstand ter plaatse wordt verleend, moet worden vermeden dat de exploitanten in dat land afhankelijk worden van slechts één communautaire exploitant en worden toegezien op voldoende diversificatie van verleners van technische bijstand en subcontractanten.

    Er zijn in de vijftien lidstaten in totaal tien exploitanten van kerncentrales.

    Rekening houdend met de genoemde kenmerken worden opdrachten voor bijstand ter plaatse als volgt gegund:

    *voor centrales waar al een bedrijf uit de Gemeenschap actief is, worden contracten onderhands gesloten en verlengd, waarbij meerjarencontracten de voorkeur genieten in verband met de continuïteit van de veiligheidsmaatregelen en de verantwoordelijkheid van de exploitant;

    *voor centrales waar voor het eerst door een onderneming uit de Gemeenschap bijstand zal worden verleend, worden contracten gesloten volgens de onderhandelingsprocedure, na een oproep tot het indienen van voorstellen, waaraan kan worden deelgenomen door alle Europese exploitanten en consortia die belangstelling hebben voor het verlenen van technische bijstand. Zo kan worden voorzien in de gewenste diversiteit van verleners van technische bijstand, de technische vereisten voor de betrokken activiteiten en de beperktheid van de markt in aanmerking genomen;

    *om de effectiviteit van de activiteiten te verhogen en het concept van totaalverantwoordelijkheid voor de veiligheidsmaatregelen te versterken, worden de contracten voor bijstand ter plaatse voor alle centrales geleidelijk omgezet in resultaatgebaseerde contracten ofwel sleutelklare contracten, waarbij de algehele verantwoordelijkheid voor conceptie, beheer, selectie van apparatuur, inbedrijfstelling en controle van de installaties voor elke betrokken site wordt gedeeld door de exploitant in het partnerland en de communautaire exploitant.

    Bij de uitvoering van deze procedures zal de Commissie in ruime mate gebruik maken van de technische expertise van het GCO, met name voor het vaststellen van de voorwaarden voor contracten voor technische bijstand, het opstellen van de technische specificaties voor de levering van apparatuur en voor werken, het benoemen en goedkeuren van deskundigen voor de beoordelingscommissies en de technische controle en het toezicht op de werkzaamheden van deze commissies.

    Bovendien zal de Commissie regelmatig door gespecialiseerde onafhankelijke consultants controles en audits laten verrichten van de kosten en uitgaven die in het kader van de bedoelde contracten worden gedeclareerd.

    d) Contracten voor de aankoop van uitrusting

    Voor de aankoop van veiligheidsuitrusting die in specifieke gevallen nodig is, buiten het kader van de genoemde sleutelklare bijstandsprojecten, worden aanbestedingen uitgeschreven, waaraan kan worden deelgenomen door voorzieningsagentschappen waarmee contracten voor technische bijstand zijn gesloten.

    De experts van het GCO valideren de technische specificaties voor deze aanbestedingen en controleren of deze technisch neutraal zijn.

    Om te vermijden dat dergelijke opdrachten voor bepaalde ondernemingen worden gereserveerd, is certificatie van de uitrusting zoveel mogelijk onderdeel van de aanbesteding.

    Om een zo open mogelijke deelname te garanderen, worden de met de certificatie belaste instellingen van de partnerlanden technisch bijgestaan in het kader van contracten voor technische bijstand met communautaire instellingen.

    Wanneer het gaat om bijzonder dringende gevallen of zeer specifieke technische vereisten voor de te leveren goederen, kan echter onderhands worden aanbesteed.

    e) Contracten voor projectontwerp en studies

    Dergelijke opdrachten worden geplaatst door middel van de gebruikelijke aanbestedingsprocedures (publicatie van een niet-openbare aanbesteding).

    Het GCO valideert de specificaties van de opdracht en ziet erop toe dat deze technisch neutraal zijn.

    f) Contracten voor controle van splijtbaar materiaal

    Deze contracten moeten het mogelijk maken betrouwbare nationale systemen op te zetten voor de controle van kernmaterialen, met name om de illegale handel daarin tegen te gaan.

    De contracten verstrekken financiering voor controle en boekhouding van nucleaire materialen, met name plutonium en verrijkt uranium, die gebruikt kunnen worden voor andere doeleinden dan de opwekking van elektriciteit.

    Binnen de Unie is de controle van splijtbaar materiaal de taak van het Bureau voor veiligheidscontrole, bijgestaan door het GCO.

    Er zijn slechts drie centra voor controle van splijtbaar materiaal ter wereld die erkend zijn door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA).

    Een van deze centra is gevestigd in de Verenigde Staten, een tweede is rechtstreeks verbonden aan de IAEA en het derde maakt deel uit van het GCO.

    Contracten voor de controle van splijtbaar materiaal zullen daarom ook in de toekomst onderhands worden gesloten met het GCO.

    Top