Atlasiet eksperimentālās funkcijas, kuras vēlaties izmēģināt!

Šis dokuments ir izvilkums no tīmekļa vietnes EUR-Lex.

Dokuments 41974X0820

Resolutie van de Ministers van Onderwijs, in het kader van de Raad bijeen, van 6 juni 1974 betreffende de samenwerking op onderwijsgebied

PB C 98 van 20.8.1974., 2.–2. lpp. (DA, DE, EN, FR, IT, NL)

Dokumenta juridiskais statuss Spēkā

41974X0820

Resolutie van de Ministers van Onderwijs, in het kader van de Raad bijeen, van 6 juni 1974 betreffende de samenwerking op onderwijsgebied

Publicatieblad Nr. C 098 van 20/08/1974 blz. 0002 - 0002


++++

RESOLUTIE VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS , IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN ,

van 6 juni 1974

betreffende de samenwerking op onderwijsgebied

DE MINISTERS VAN ONDERWIJS , IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN ,

- verwijzende naar het Slotcommuniqué van de Conferentie van Staatshoofden en Regeringsleiders op 1 en 2 december 1969 te Den Haag , inzonderheid naar punt 4 waarin wordt gesteld dat het noodzakelijk is in Europa " een buitengewone bron van ontwikkeling , vooruitgang en beschaving " in stand te houden , alsmede naar het Slotcommuniqué van de Conferentie van Staatshoofden en Regeringsleiders van 19 en 20 oktober 1972 te Parijs ,

- herinnerend aan de conclusies van de besprekingen van 16 november 1971 en aan de daarop gebaseerde werkzaamheden van de Groep van hoge ambtenaren ,

- gezien de mededeling van de Commissie van 11 maart 1974 over het onderwijs in de Europese Gemeenschap ,

- de noodzaak bevestigende om op onderwijsgebied een Europese samenwerking tot stand te brengen , en hun wil bevestigende om deze samenwerking geleidelijk te verwezenlijken op die gebieden welke volgens een nader vast te stellen procedure zullen worden gekozen ,

NEMEN DE VOLGENDE RESOLUTIE AAN :

I . De samenwerking op onderwijsgebied zal op de volgende beginselen stoelen :

- de totstandbrenging van samenwerking op onderwijsgebied dient tegelijkertijd in overeenstemming te zijn met een geleidelijke harmonisatie van het economische en sociale beleid in de Gemeenschap en te beantwoorden aan de specifieke doelstellingen en belangen van het onderwijs ;

- het onderwijs mag in geen geval worden beschouwd als enkel een onderdeel van het economische leven ;

- de samenwerking op onderwijsgebied dient te geschieden met inachtneming van de tradities van elk land en van de verscheidenheid in onderwijsbeleid en onderwijsstelsels . De harmonisering van de onderwijsstelsels of van het onderwijsbeleid mag dan ook niet als een doel op zichzelf worden beschouwd .

II . In het huidige stadium zal deze samenwerking hoofdzakelijk betrekking hebben op de volgende , prioriteit genietende werkterreinen :

- betere mogelijkheden inzake culturele vorming en beroepsopleiding van de onderdanen van de andere Lid-Staten der Gemeenschappen en van de landen die geen lid zijn van de Gemeenschappen , alsmede van hun kinderen ;

- verbetering van de aansluiting tussen de onderwijsstelsels in Europa ;

- het bijeenbrengen van actuele documentatie en statistieken op onderwijsgebied ;

- het intensiveren van de samenwerking tussen de instellingen van hoger onderwijs ;

- verbetering van de mogelijkheden inzake academische erkenning van de diploma's en de studietijdvakken ;

- het bevorderen van het vrije verkeer en de mobiliteit van docenten , studenten en wetenschapsbeoefenaars , met name door de opheffing van de administratieve en sociale belemmeringen van het vrije verkeer van deze personen alsmede door de verbetering van het onderwijs in de vreemde talen ;

- het scheppen van gelijke kansen op volledige toegang tot alle vormen van onderwijs .

Het spreekt vanzelf dat alle onderwerpen waarvan de bestudering nodig zou blijken om tot de op die gebieden beoogde resultaten te komen , moeten kunnen worden aangepakt .

III . Deze samenwerking mag geen afbreuk doen aan de bevoegdheid van de Instellingen der Europese Gemeenschappen .

IV . Er wordt een Onderwijscomité , bestaande uit Vertegenwoordigers van de Lid-Staten en van de Commissie , opgericht om de acties op de sub II genoemde terreinen verder uit te werken . Het voorzitterschap van het Comité berust bij het land dat het voorzitterschap van de Raad van Ministers bekleedt . Het Comité zal volgens de gebruikelijke procedures voor 30 juni 1975 verslag uitbrengen aan de Ministers van Onderwijs , in het kader van de Raad bijeen .

Augša