Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R1519

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1519 van de Commissie van 14 september 2015 tot instelling van definitieve compenserende rechten op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad

PB L 239 van 15.9.2015, pp. 99–139 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 02/08/2021: This act has been changed. Current consolidated version: 01/05/2016

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2015/1519/oj

15.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 239/99


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1519 VAN DE COMMISSIE

van 14 september 2015

tot instelling van definitieve compenserende rechten op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (1) („de basisverordening”), en met name artikel 18, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Geldende maatregelen

(1)

De Raad heeft bij Verordening (EG) nr. 598/2009 (2) een definitief compenserend recht variërend van 211,2 EUR tot 237 EUR per nettoton ingesteld op door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels met meer dan 20 gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, op dat moment vallende onder de GN-codes ex 1516 20 98 (Taric-code 1516 20 98 20), ex 1518 00 91 (Taric-code 1518 00 91 20), ex 1518 00 99 (Taric-code 1518 00 99 20), ex 2710 19 41 (Taric-code 2710 19 41 20), 3824 90 91 , ex 3824 90 97 (Taric-code 3824 90 97 87), van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (hierna „de VS” of „het betrokken land” genoemd). Het compenserende recht dat bij deze verordening werd ingesteld, wordt hierna aangeduid als „de bestaande maatregelen”.

(2)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 443/2011 (3) heeft de Raad naar aanleiding van de uitkomst van een antiontwijkingsonderzoek het definitieve compenserend recht dat bij Verordening (EG) nr. 598/2009 was ingesteld, uitgebreid tot de invoer in de Unie van vanuit Canada verzonden biodiesel, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada, met uitzondering van de producten die worden geproduceerd door de ondernemingen BIOX Corporation, Oakville en Rothsay Biodiesel, Guelph, Ontario, Canada. Bij dezelfde verordening heeft de Raad het definitieve compenserend recht dat was ingesteld bij Verordening (EG) nr. 598/2009 eveneens uitgebreid tot de invoer van biodiesel in mengsels met 20 of minder gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.

1.2.   Geldende maatregelen ten aanzien van andere derde landen

(3)

De thans voor biodiesel geldende antidumpingmaatregelen ten aanzien van de uitvoer uit Argentinië en Indonesië (4) vallen niet onder deze procedure.

1.3.   Verzoek om een nieuw onderzoek

(4)

Na de bekendmaking van een bericht dat de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika op korte termijn zouden vervallen (5), heeft de Europese Commissie („de Commissie”) op grond van artikel 18 van de basisverordening een verzoek om een nieuw onderzoek ontvangen.

(5)

Dit verzoek werd op 9 april 2014 ingediend door de European Biodiesel Board (Europese biodieselraad, „de indiener van het verzoek”) namens producenten in de Unie die meer dan 25 % van de totale productie van biodiesel in de Unie vertegenwoordigen. Het verzoek werd ingediend met als argument dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk opnieuw tot subsidiëring en tot schade voor de bedrijfstak van de Unie zou leiden.

1.4.   Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(6)

Nadat de Commissie na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (6) ingestelde comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 10 juli 2014 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie („bericht van opening”) (7) de opening van een nieuw onderzoek op grond van artikel 18 van de basisverordening aangekondigd. Op dezelfde dag heeft de Commissie een nieuw onderzoek geopend in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van biodiesel van oorsprong uit de VS (8). Dit is een parallelle, maar gescheiden procedure, die het onderwerp vormt van een afzonderlijke verordening.

(7)

Vóór de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen heeft de Commissie in overeenstemming met artikel 22, lid 1, en artikel 10, lid 7, van de basisverordening de overheid van de Verenigde Staten van Amerika („de Amerikaanse overheid”) ervan in kennis gesteld dat zij een met het nodige bewijsmateriaal gestaafd verzoek om een nieuw onderzoek had ontvangen en heeft zij de Amerikaanse overheid voor overleg uitgenodigd om de situatie ten aanzien van de inhoud van dat verzoek op te helderen en overeenstemming over een oplossing te bereiken. De Amerikaanse overheid heeft de uitnodiging aangenomen en het overleg heeft op 3 juli 2014 plaatsgevonden. Daarbij kon geen overeenstemming worden bereikt. Er werd evenwel nota genomen van de opmerkingen van de Amerikaanse overheid.

1.5.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(8)

Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van subsidiëring had betrekking op de periode van 1 juli 2013 tot en met 30 juni 2014 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van een herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2014 („de beoordelingsperiode”).

1.6.   Belanghebbenden

(9)

In het bericht van opening werden de belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie specifiek de indiener van het verzoek, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs in de VS alsmede de Amerikaanse autoriteiten en de haar bekende betrokken importeurs, leveranciers, gebruikers, handelaren en verenigingen op de hoogte gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd daaraan mee te werken.

(10)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld hun opmerkingen over de opening van het onderzoek kenbaar te maken en een aanvraag in te dienen voor een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

1.7.   Steekproeven

(11)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening.

a)   Steekproef van producenten in de Unie

(12)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Bij het samenstellen van de steekproef ging de Commissie uit van een zo groot mogelijke mate van representativiteit qua productie- en verkoopvolume, in combinatie met voldoende geografische spreiding. De voorlopige steekproef bestond uit zeven producenten in de Unie, die in zeven verschillende lidstaten gevestigd zijn en samen goed waren voor bijna 30 % van de productie van biodiesel in de Unie. De Commissie heeft de belanghebbenden om opmerkingen over de voorlopige steekproef verzocht.

(13)

Eén onderneming uit Italië verzocht in de steekproef te worden opgenomen. Deze onderneming was echter pas eind 2013 met haar activiteiten gestart, nadat ze een biodieselfabriek had overgenomen van een andere Italiaanse producent van biodiesel, die wel in de voorlopige steekproef was opgenomen. Vanwege de afwezigheid van historische gegevens, die noodzakelijk zijn om tijdens de beoordelingsperiode relevante trends te kunnen ontdekken, en omdat de voorlopige steekproef al een andere Italiaanse onderneming bevatte, werd besloten deze onderneming niet in de steekproef op te nemen.

(14)

De Amerikaanse National Biodiesel Board („NBB”) (nationale biodieselraad) merkte op dat de voorlopige steekproef afweek van de steekproef in de vorige onderzoeken met betrekking tot biodiesel en wees met name op twee ondernemingen met een aanzienlijke productie en verkoop, die niet in de voorlopige steekproef waren opgenomen. De twee door de NBB aangewezen ondernemingen waren echter ofwel verbonden met een andere onderneming die een groter verkoopvolume had en al in de steekproef was opgenomen, of hadden een lager verkoopvolume dan een andere onderneming uit dezelfde lidstaat die voor de voorlopige steekproef was geselecteerd. De opname van elk van deze twee ondernemingen zou dus geen invloed hebben gehad op de representativiteit van de voorlopige steekproef. Daarom werd de voorlopige steekproef aangenomen als representatieve steekproef van de bedrijfstak van de Unie.

(15)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen betoogde de Amerikaanse regering dat een steekproef waarin 30 % van de bedrijfstak van de Unie vertegenwoordigd was, niet kon worden beschouwd als representatief voor de gehele biodieselindustrie van de Unie en dat de micro-indicatoren op een bredere basis hadden moeten worden geanalyseerd. De Amerikaanse regering verwees naar de bevindingen van de WTO-beroepsinstantie in de zaak EC-bevestigingsmiddelen, waarin werd gesteld dat een steekproef van 27 % laag is in verhouding tot het geheel en alleen in gefragmenteerde bedrijfstakken als een groot deel kan gelden.

(16)

In tegenstelling tot bij het bevestigingsmiddelen-onderzoek is de bedrijfstak van de Unie in dit onderzoek door de Commissie gedefinieerd als de gehele bedrijfstak, niet alleen de in de steekproef opgenomen bedrijven (overweging 151). Bovendien zijn alle macro-indicatoren beoordeeld op basis van de gehele bedrijfstak, terwijl slechts enkele micro-indicatoren zijn geanalyseerd op het niveau van de in de steekproef opgenomen bedrijven. De algemene analyse van de situatie van de bedrijfstak van de Unie was echter gebaseerd op een beoordeling van zowel micro- als macro-indicatoren. In ieder geval wordt de bedrijfstak van de Unie, die bestaat uit meer dan 200 producenten verspreid over de Unie, waarvan de meeste kleine of middelgrote ondernemingen zijn, beschouwd als een gefragmenteerde industrie. De Commissie komt derhalve tot de conclusie dat de steekproef, waarin 30 % van de bedrijfstak van de Unie is vertegenwoordigd, representatief is; het argument wordt dan ook afgewezen.

b)   Steekproef van importeurs

(17)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, verzocht de Commissie niet-verbonden importeurs de in het bericht van opening vermelde informatie te verstrekken.

(18)

Slechts een klein aantal van de niet-verbonden importeurs leverde de gevraagde informatie en stemde ermee in om in de steekproef te worden opgenomen. De Commissie besloot dat, gezien het lage aantal, een steekproef niet noodzakelijk was.

c)   Steekproef van producenten-exporteurs in de VS

(19)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, verzocht de Commissie alle producenten-exporteurs in de VS de in het bericht van opening vermelde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de vertegenwoordiging van de VS bij de Europese Unie verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek aan te wijzen en/of contact met hen op te nemen.

(20)

27 producenten in de VS hebben de Commissie geantwoord, maar slechts 9 daarvan hebben de gegevens over de uitvoer en/of de binnenlandse verkoop verstrekt die in bijlage I bij het bericht van opening met het oog op het samenstellen van de steekproef werden gevraagd. Geen van hen had tijdens het TNO biodiesel naar de Unie uitgevoerd. De Commissie stelde een steekproef samen van de drie producenten-exporteurs met de grootste binnenlandse verkoop en uitvoer. Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van de basisverordening werden alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van de VS geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef. Er zijn geen opmerkingen ontvangen.

(21)

Geen van de in de steekproef opgenomen producenten heeft binnen de termijn op de vragenlijst gereageerd. Op 7 oktober 2014 heeft de Commissie de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs op het uitblijven van een antwoord geattendeerd.

(22)

Op 10 oktober 2014 heeft een van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs de Commissie meegedeeld af te zien van het invullen van de vragenlijst. De andere twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs hebben om verschillende verlengingen van de termijn gevraagd; deze werden toegekend, maar er zijn geen volledige antwoorden ingediend.

(23)

Op 10 november 2014 heeft de Commissie aan de drie in de steekproef opgenomen ondernemingen een brief gestuurd over haar voornemen om artikel 28 van de basisverordening toe te passen. Ook de Amerikaanse autoriteiten werden geïnformeerd over het voornemen van de Commissie om artikel 28 van de basisverordening toe te passen. De termijn voor het indienen van opmerkingen naar aanleiding van de brief was 21 november 2014.

(24)

Op 21 november 2014 hadden twee van de in de steekproef opgenomen ondernemingen nog in het geheel niet gereageerd, terwijl de derde in de steekproef opgenomen onderneming had laten weten dat de termijn niet toereikend was voor het indienen van hun antwoord.

(25)

De Commissie concludeerde derhalve dat geen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VS zijn medewerking verleende aan het nieuwe onderzoek. Als gevolg hiervan besloot de Commissie de bepalingen van artikel 28 van de basisverordening toe te passen, zodat haar conclusies, zowel in positieve als in negatieve zin, worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens.

1.8.   Antwoorden op de vragenlijsten en controlebezoeken

(26)

De Commissie heeft antwoorden op de vragenlijst ontvangen van de autoriteiten van de VS, van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en van vier gebruikers/handelaren.

(27)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de vaststelling van subsidiëring, de daaruit voortvloeiende schade en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd.

(28)

Bij de volgende autoriteiten van de VS werd een controlebezoek afgelegd:

 

federale autoriteiten van de VS:

Ministerie van Financiën;

Ministerie van Landbouw.

 

autoriteiten van staten:

autoriteiten van de staat Florida, Tallahassee;

autoriteiten van de staat Iowa, Des Moines;

autoriteiten van de staat Kansas, Topeka;

autoriteiten van de staat Kentucky, Frankfort.

(29)

Bij de volgende producenten in de Unie werd een controlebezoek afgelegd:

Bio-Oils Huelva S.L., Huelva, Spanje;

Biopetrol Rotterdam BV, Rotterdam, Nederland;

Diester industrie SAS, Rouen, Frankrijk;

Novaol S.R.L., Milaan, Italië;

Preol a.s., Lovosice, Tsjechische Republiek;

Rafineria Trzebinia SA, Trzebinia, Polen;

Verbio Vereinigte BioEnergie AG, Leipzig, Duitsland.

1.9.   Mededeling van feiten en overwegingen

(30)

Op 3 juni 2015 heeft de Commissie alle belanghebbenden de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens was de geldende antisubsidiemaatregelen te handhaven, en heeft zij alle belanghebbenden verzocht eventuele opmerkingen kenbaar te maken. De Commissie heeft de opmerkingen van de belanghebbenden overwogen en, voor zover van toepassing, in aanmerking genomen.

(31)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen verzocht de NBB om een hoorzitting met de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures; dit verzoek werd ingewilligd.

2.   ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Onderzocht product

(32)

Het onderzochte product is hetzelfde als het product dat voorwerp was van het onderzoek dat leidde tot het opleggen van de bestaande maatregelen („het oorspronkelijke onderzoek”), namelijk: door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels met meer dan 20 gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika („het onderzochte product”) en op dit moment vallend onder de GN-codes ex 1516 20 98 , ex 1518 00 91 , ex 1518 00 99 , ex 2710 19 43 , ex 2710 19 46 , ex 2710 19 47 , ex 2710 20 11 , ex 2710 20 15 , ex 2710 20 17 , ex 3824 90 92 , ex 3826 00 10 en ex 3826 00 90 .

(33)

Biodiesel is een hernieuwbare brandstof die in de vervoersector wordt gebruikt voor dieselmotoren. Conventionele motoren kunnen echter niet functioneren op zuivere biodiesel, maar wel op een mengsel van minerale diesel en een beperkt aandeel biodiesel.

(34)

Bij biodiesel geproduceerd in de VS gaat het voornamelijk om methylestervetzuur (FAME, „Fatty Acid Methyl Ester”), verkregen op basis van een grote verscheidenheid aan plantaardige oliën (sojaolie, palmolie, koolzaadolie) en gebruikte frituurolie, dierlijke vetten of biomassa, die als grondstof voor biodiesel dienen. De term „ester” verwijst naar de transesterificatie van plantaardige olie, namelijk het vermengen van de olie met alcohol. De term „methyl” verwijst naar methanol, de meest gebruikte alcohol in het proces, hoewel ook ethanol kan worden gebruikt; dan krijgt men ethylestervetzuren.

(35)

Ondanks mogelijke verschillen in de gebruikte grondstoffen of in het productieproces hebben alle soorten biodiesel en de biodiesel in de mengsels dezelfde of sterk gelijkende fysische, chemische en technische basiseigenschappen en worden ze voor dezelfde doeleinden gebruikt. De mogelijke variaties in het onderzochte product veranderen niets aan zijn basisdefinitie en eigenschappen, noch aan het beeld dat de verschillende partijen ervan hebben. Met name maakt het vanuit het oogpunt van de eindgebruiker van dieselbrandstof geen verschil op basis van welke grondstof het mengsel aan de pomp gemaakt is.

2.2.   Soortgelijk product

(36)

Net als in het oorspronkelijke onderzoek hebben de op de binnenlandse markt in de VS verkochte biodiesel en de Amerikaanse biodiesel die wordt uitgevoerd dezelfde fysische en technische basiseigenschappen en worden ze voor dezelfde doeleinden gebruikt. Ook de biodiesel die in de Unie door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en verkocht, heeft dezelfde fysische en technische basiseigenschappen en wordt voor dezelfde doeleinden gebruikt als de producten die vanuit de VS naar de Unie worden uitgevoerd. Wat dit onderzoek betreft, zijn het derhalve soortgelijke producten in de zin van artikel 2, onder c), van de basisverordening.

2.3.   Argumenten betreffende de productomschrijving

(37)

De Amerikaanse overheid voerde aan dat de productcategorie „diesel gewonnen uit biomassa” (9) meer omvat dan alleen het onderzochte product. In de verordening tot instelling van voorlopige compenserende rechten in het oorspronkelijke onderzoek (10) wordt echter gesteld dat alle soorten biodiesel en biodieselmengsels, met inbegrip van diesel op basis van biomassa, als biodiesel worden beschouwd en onder een wetgevingspakket inzake energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en alternatieve brandstoffen vallen. De reden hiervoor is dat uit biomassa geproduceerde biodiesel dezelfde of sterk gelijkende fysische en technische basiseigenschappen heeft als biodiesel uit andere bronnen en ook voor dezelfde of soortgelijke doeleinden wordt gebruikt. Deze vaststelling in het oorspronkelijke onderzoek is door geen enkele belanghebbende aangevochten en blijft bij dit nieuwe onderzoek van kracht. Daarom verwierp de Commissie dit argument van de Amerikaanse overheid.

3.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN SUBSIDIËRING

3.1.   Voorafgaande opmerkingen

(38)

Overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of voortzetting of herhaling van subsidiëring waarschijnlijk is indien de bestaande maatregelen komen te vervallen. Het begrip „herhaling” impliceert dat een subsidie niet van kracht hoeft te zijn ten tijde van de opening of wanneer het besluit tot handhaving van de maatregelen wordt genomen. Daarom is de Commissie ook nagegaan of het waarschijnlijk is dat subsidies die na het TNO zijn verlopen, opnieuw zouden worden geactiveerd.

(39)

De Commissie heeft alle subsidieregelingen die werden genoemd in het verzoek om een nieuw onderzoek geanalyseerd en de autoriteiten van de VS verzocht om informatie te verstrekken over eventuele andere subsidieregelingen. Op basis van de antwoorden van de Amerikaanse autoriteiten op de vragenlijst van de Commissie heeft de Commissie een analyse gemaakt van de volgende regelingen die van kracht waren tijdens het TNO:

 

federale regelingen

a)

Biodiesel mixture credit (belastingfaciliteit voor biodieselmengsels) en biodiesel credit (belastingfaciliteit voor biodiesel);

b)

Small agri-biodiesel producer income tax credit (heffingskorting vennootschapsbelasting voor kleine producenten van agri-biodiesel);

c)

Credit for production of cellulosic biofuel (belastingfaciliteit voor de productie van biobrandstof uit cellulose);

d)

USDA bioenergy programme for advanced biofuels (bio-energieprogramma voor geavanceerde biobrandstoffen van het Amerikaanse Ministerie van Landbouw).

 

regelingen van staten

a)

Florida: Florida Biofuels Investment Tax Credit (belastingfaciliteit van de staat Florida voor investeringen in biobrandstoffen);

b)

Iowa: Iowa Biodiesel Producer Tax Refund (belastingteruggave van de staat Iowa voor biodieselproducenten);

c)

Kansas: Kansas Qualified Biodiesel Fuel Producer Incentive (stimuleringsprogramma van de staat Kansas voor gekwalificeerde biodieselproducenten);

d)

Kentucky: Kentucky Biodiesel Production Tax Credit (belastingfaciliteit van de staat Kentucky ten behoeve van biodieselproductie).

(40)

De volgende regelingen worden hier niet geanalyseerd, omdat zij volgens de autoriteiten van de VS inactief waren, dan wel vóór het TNO waren beëindigd of tijdens het TNO geen voordelen opleverden voor biodieselproducenten in de VS:

 

federale regeling

Advanced biofuels loan guarantees (leninggaranties voor geavanceerde biobrandstoffen).

 

regelingen van staten

i)

Alabama Biofuel Production Facility Tax Credit (belastingfaciliteit van de staat Alabama voor biobrandstofproductie-installaties);

ii)

Arkansas Alternative Fuel Grants and Rebates (vergoedingen en rabatten van de staat Arkansas voor alternatieve brandstoffen);

iii)

Illinois Renewable Fuels Development Programme (programma van de staat Illinois voor de ontwikkeling van hernieuwbare brandstoffen);

iv)

Indiana Biodiesel Production Tax Credit (belastingfaciliteit van de staat Indiana voor biodieselproductie);

v)

Kentucky Alternative Fuel Production Tax Incentives (belastingvoordeel van de staat Kentucky voor de productie van alternatieve brandstoffen);

vi)

Louisiana Biodiesel Equipment and Fuel Tax Exemption (belastingvrijstelling van de staat Louisiana voor biodieselapparatuur en -brandstof);

vii)

Maine Biofuels Production Tax Credit (belastingfaciliteit van de staat Maine voor de productie van biobrandstoffen);

viii)

Maryland Biofuels Production Incentive (belastingvoordeel van de staat Maryland voor de productie van biobrandstoffen);

ix)

Mississippi Biofuels Production Incentive (belastingvoordeel van de staat Mississippi voor de productie van biobrandstoffen);

x)

Missouri qualified biodiesel producer incentive fund (stimuleringsfonds van de staat Missouri voor biodieselproducenten);

xi)

Montana Alternative Fuel Production Property Tax Incentive (belastingvoordeel van de staat Montana op het gebied van de onroerendgoedbelasting voor de productie van alternatieve brandstoffen);

xii)

Montana Biodiesel Production Facility Tax Credit (belastingfaciliteit van de staat Montana voor biodieselproductie-installaties);

xiii)

Nebraska Biodiesel Production Investment Tax Credit (belastingfaciliteit van de staat Nebraska voor investeringen op het gebied van biodieselproductie);

xiv)

New York Biofuel Production Tax Credit (belastingfaciliteit van de staat New York voor de productie van biobrandstoffen);

xv)

South Carolina Credit for Biodiesel Facilities (faciliteit van de staat South Carolina voor biodieselinstallaties);

xvi)

Texas fuel and biodiesel production incentive program (stimuleringsprogramma van de staat Texas voor de productie van brandstof en biodiesel);

xvii)

Virginia Biofuels Production Grants (subsidies van de staat Virginia voor de productie van biobrandstoffen);

xviii)

Washington Alternative Fuel Loans and Grants (leningen en subsidies van Washington voor alternatieve brandstof);

xix)

Washington State biofuels production tax exemption (belastingvrijstelling van de staat Washington voor de productie van biobrandstoffen).

3.2.   Subsidiëring van invoer tijdens het TNO — federale regelingen

3.2.1.   Biodiesel mixture credit (belastingfaciliteit voor biodieselmengsels) en biodiesel credit (belastingfaciliteit voor biodiesel)

3.2.1.1.   Rechtsgrondslag

(41)

De regeling inzake belastingfaciliteiten voor mengers, detailhandelaren en eindgebruikers van biodiesel is gebaseerd op titel 26, afdeling 40A, en de afdelingen 6426 en 6427 van de US Code (U.S.C.). Hierin wordt voorzien in de volgende faciliteiten voor biodieselbrandstof:

i)

de belastingfaciliteit voor biodieselmengsels („1 USD/gallon-regeling”);

ii)

de belastingfaciliteit voor biodiesel;

iii)

de belastingfaciliteit voor kleine agri-biodieselproducenten.

(42)

De belastingfaciliteit voor kleine agri-biodieselproducenten geldt alleen voor kleine producenten. Deze regeling wordt beschreven in de overwegingen 59 tot en met 63.

3.2.1.2.   Criteria om in aanmerking te komen

(43)

Om voor de onder i) van overweging 41 genoemde belastingfaciliteit voor biodieselmengsels in aanmerking te komen, moet een onderneming biodiesel en dieselbrandstof vermengen tot een product dat als brandstof of voor gebruik als brandstof wordt verkocht.

(44)

Degene die het belastingvoordeel aanvraagt, moet een certificaat van de producent of importeur van de biodiesel overleggen aan de hand waarvan het product kan worden geïdentificeerd en waarop het percentage biodiesel en agri-biodiesel (11) in het product is aangegeven. Het voordeel bestaat in een accijnsverlaging of, indien het door een onderneming te betalen bedrag aan accijnzen geringer is dan het totale accijnsvoordeel, in een restitutie van vennootschapsbelasting voor het resterende bedrag. De restitutie van vennootschapsbelasting wordt van de door de onderneming te betalen vennootschapsbelasting afgetrokken of wordt direct uitbetaald. Er wordt gesproken van een restitueerbaar belastingvoordeel omdat het resterende bedrag direct in geld aan de belastingbetaler kan worden uitbetaald wanneer het voordeel groter is dan de door de betrokkene verschuldigde belasting.

(45)

De onder ii) van overweging 41 genoemde faciliteit voor biodiesel bestaat in een niet-restitueerbare korting op de vennootschapsbelasting voor detailhandelaren of eindgebruikers van onvermengde (zuivere) biodiesel. Alleen zij die de gallon zuivere biodiesel in de brandstoftank van een voertuig vullen of als brandstof gebruiken, komen voor dit voordeel in aanmerking. Ook biodieselproducenten die hun eigen biodiesel produceren, kunnen van deze faciliteit gebruikmaken. Daartoe moeten zij optreden als detailhandelaar (die de biodiesel in de brandstoftank van de eindgebruiker vult) of als eindgebruiker (die bijvoorbeeld de biodiesel in de brandstoftank van zijn eigen voertuigen vult).

3.2.1.3.   Toepassing in de praktijk

(46)

Biodiesel die met minerale dieselbrandstof is vermengd, komt in aanmerking voor de accijns- of vennootschapsbelastingfaciliteit voor biodieselmengsels. Tijdens het TNO bedroeg het voordeel 1 USD per gallon voor alle soorten biodiesel, waaronder bijvoorbeeld agri-biodiesel en biodiesel op basis van biomassa.

(47)

Het uiteindelijke belastingvoordeel voor brandstofmengsels wordt bepaald door het percentage biodiesel. Als minimumvoorwaarde geldt, en dit is ook de meest voorkomende verhouding, dat aan 99,9 % biodiesel 0,1 % minerale diesel is toegevoegd (in de VS wordt dit mengsel aangeduid met B99), waardoor een maximaal belastingvoordeel kan worden behaald. Het aandeel biodiesel in een mengsel bepaalt de hoogte van de korting (bijvoorbeeld: 100 gallon B99 bevat 99,9 gallon biodiesel en levert dus een fiscaal voordeel van 99,90 USD op). De omzetting van zuivere biodiesel (B100) in een gemengd product (B99) is een eenvoudig proces. Aan zuivere biodiesel wordt 0,1 % minerale diesel toegevoegd, waarbij het betrokken product geen belangrijke verandering ondergaat. Het mengen op zich geeft aanleiding tot het belastingvoordeel.

(48)

Biodieselproducenten kunnen aanspraak maken op de regeling wanneer zij zelf als menger optreden. Zij moeten dan de zuivere biodiesel vermengen met minerale dieselbrandstof. Voor het toekennen van het belastingvoordeel maakt het geen verschil of de gemengde biodiesel bestemd is voor de binnenlandse verkoop of voor uitvoer.

(49)

Ook ondernemingen die geen zuivere biodiesel produceren maar deze inkopen om te mengen, kunnen aanspraak maken op het belastingvoordeel. Zij moeten dan wel een certificaat van de producent of de importeur van biodiesel verkrijgen (en in voorkomend geval ook van eventuele tussenhandelaren), waarin de producent verklaart geen aanspraak op de regeling te hebben gemaakt. Dit certificaat is overdraagbaar en geeft de houder recht op een belastingvoordeel van 1 USD per gallon zuivere biodiesel.

(50)

Dit voordeel kan de vorm hebben van een korting op de verschuldigde accijnzen of op de verschuldigde vennootschapsbelasting, of van een rechtstreekse betaling in geld. Het bedrag blijft hetzelfde, namelijk 1 USD per gallon, ongeacht of het voordeel wordt uitgekeerd in de vorm van een korting op de accijnzen, een korting op de vennootschapsbelasting, een rechtstreekse betaling in geld aan de belastingplichtige, of een combinatie hiervan.

(51)

Volgens de U.S.C. wordt de belastingfaciliteit voor biodieselmengsels alleen toegekend wanneer de onderneming die de biodiesel en minerale diesel mengt (de menger) een certificaat van de biodieselproducent („Certificate for Biodiesel” — „biodieselcertificaat”) kan overleggen waarop deze onder meer verklaart om welke hoeveelheid biodiesel het gaat en of de betrokken biodiesel agri-biodiesel dan wel andere biodiesel is. Als een onderneming die biodiesel produceert deze biodiesel vervolgens met minerale diesel mengt en aanspraak maakt op het belastingvoordeel, verstrekt zij daartoe het biodieselcertificaat en de vereiste documentatie. Wanneer iemand een biodieselcertificaat ontvangt en de biodiesel vervolgens doorverkoopt zonder dat hij deze mengt, moet hij het biodieselcertificaat aan de koper overhandigen, vergezeld van een verklaring dat hij de biodiesel doorverkoopt. Met andere woorden, de onderneming die de biodiesel mengt en die aanspraak maakt op het belastingvoordeel, kan het biodieselcertificaat zowel direct van de producent als indirect van een wederverkoper van biodiesel verkrijgen. Dit certificaat is dus overdraagbaar en geeft de houder recht op een belastingvoordeel van 1 USD voor elke gallon biodiesel die de aanvrager voor het maken van biodieselmengsels gebruikt.

(52)

Tijdens de periode van het nieuwe onderzoek kwam geen nieuwe informatie aan het licht die de conclusie uit het eerste onderzoek — dat alle biodiesel via deze belastingfaciliteit wordt gesubsidieerd — zou ondergraven.

(53)

In tegenstelling tot bij het voorgaande onderzoek, toen het belastingvoordeel 1 USD per gallon onvermengde (zuivere) agri-biodiesel of 0,50 USD per gallon andere onvermengde biodiesel bedroeg, kan een detailhandelaar (of een als detailhandelaar optredende biodieselproducent) of een eindgebruiker van ongemengde biodiesel in het kader van de belastingfaciliteit voor biodiesel nu aanspraak maken op 1,00 USD per gallon voor onvermengde (zuivere) agri-biodiesel of andere soorten biodiesel, inclusief diesel uit biomassa, in de vorm van een niet-restitueerbare algemene korting op de vennootschapsbelasting. Dit betekent dat het bedrag van het voordeel van de door een onderneming verschuldigde vennootschapsbelasting wordt afgetrokken. Het voordeel is niet-restitueerbaar omdat, wanneer het voordeel groter is dan de door de onderneming verschuldigde belasting, het resterende bedrag niet direct in geld aan de onderneming kan worden uitbetaald. Volgens de informatie van de autoriteiten van de VS kan een korting op de vennootschapsbelasting die voor een bepaald jaar is toegekend, echter met de belastingaangifte tot twee jaar terug en twintig jaar vooruit worden verrekend.

(54)

De Amerikaanse autoriteiten erkenden dat sommige biodieselproducenten tijdens het TNO in de hoedanigheid van detailhandelaar of gebruiker van deze faciliteit moeten hebben geprofiteerd, maar waren niet in staat de precieze door hen in het TNO ontvangen voordelen te kwantificeren.

3.2.1.4.   Conclusie

(55)

De belastingfaciliteit voor biodieselmengsels en de belastingfaciliteit voor biodiesel moeten als een fiscale stimuleringsmaatregel worden beschouwd, ongeacht of zij in de vorm van een rechtstreekse betaling in geld worden toegekend (alleen mogelijk bij de belastingfaciliteit voor biodieselmengsels) of met verschuldigde belastingen worden verrekend (van toepassing op beide belastingfaciliteiten).

(56)

Deze regelingen worden door de Commissie beschouwd als subsidies in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), i), en artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening, daar zij voorzien in een financiële bijdrage door de overheid van de VS in de vorm van rechtstreekse schenkingen (betalingen in geld, alleen mogelijk bij de belastingfaciliteit voor biodieselmengsels) en gederfde inkomsten (verrekening met verschuldigde belasting) (van toepassing op beide belastingfaciliteiten). De regelingen verlenen een voordeel aan de ontvangende ondernemingen.

(57)

De regelingen gelden alleen voor ondernemingen in de biodieselindustrie en worden derhalve op grond van artikel 4, lid 2, onder a), van de basisverordening geacht specifiek te zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding te geven.

(58)

Ten slotte is de Commissie van oordeel dat de belastingfaciliteit voor biodieselmengsels, doordat deze voor alle soorten biodiesel voorziet in een subsidie van 1 USD per gallon, de Amerikaanse producenten-exporteurs van biodiesel een aanzienlijk bedrag aan subsidies heeft opgeleverd en dus tijdens het TNO verreweg de belangrijkste regeling is gebleven.

3.2.2.   Small agri-biodiesel producer income tax credit (heffingskorting vennootschapsbelasting voor kleine producenten van agri-biodiesel)

3.2.2.1.   Rechtsgrondslag

(59)

Titel 26, U.S.C., afdeling 40A, voorziet ook in een belastingfaciliteit voor kleine agri-biodieselproducenten.

3.2.2.2.   Criteria om in aanmerking te komen

(60)

Deze regeling geldt alleen voor kleine producenten van zuivere agri-biodiesel. Mengers en handelaren die biodiesel kopen maar deze niet produceren, komen niet voor deze faciliteit in aanmerking. Een kleine producent is een producent waarvan de productiecapaciteit voor agri-biodiesel niet meer dan 60 miljoen gallon per jaar bedraagt. Kleine producenten komen in aanmerking voor een niet-restitueerbare algemene korting op de vennootschapsbelasting van 0,10 USD per gallon geproduceerde agri-biodiesel. Dit voordeel is beperkt tot 15 miljoen gallon per belastingjaar per producent. De producent kan alleen op het voordeel aanspraak maken indien de agri-biodiesel als brandstof wordt gebruikt, of als hij wordt gebruikt in een mengsel van biodiesel en diesel dat als brandstof wordt gebruikt of voor gebruik als brandstof wordt verkocht. Kleine producenten kunnen deze regeling dus combineren met de belastingfaciliteit voor biodieselmengsels en in totaal 1,10 USD per gallon ontvangen. Grote producenten daarentegen komen alleen in aanmerking voor de belastingfaciliteit voor biodieselmengsels.

3.2.2.3.   Toepassing in de praktijk

(61)

De aanvragen voor de niet-restitueerbare algemene korting op de vennootschapsbelasting worden jaarlijks bij de aangifte voor de vennootschapsbelasting ingediend. De korting voor elke gallon biodiesel die door de aanvrager in het betrokken belastingjaar is geproduceerd, tot een maximum van 15 miljoen gallon, wordt verrekend met het door hem verschuldigde bedrag aan vennootschapsbelasting. Als de door de aanvrager verschuldigde belasting minder bedraagt dan de aangevraagde heffingskorting, kan de resterende korting naar volgende belastingjaren worden overgeheveld.

3.2.2.4.   Conclusie

(62)

Deze regeling wordt door de Commissie beschouwd als een subsidie in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening, daar de regeling voorziet in een financiële bijdrage door de overheid van de VS in de vorm van gederfde inkomsten. De regeling verleent een voordeel aan de ontvangende ondernemingen.

(63)

De regeling geldt alleen voor biodieselproducenten en wordt derhalve op grond van artikel 4, lid 2, onder a), van de basisverordening geacht specifiek te zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding te geven.

3.2.3.   Bioenergy programme for advanced biofuel (BPAB) (bio-energieprogramma voor geavanceerde biobrandstoffen)

3.2.3.1.   Rechtsgrondslag

(64)

Het bio-energieprogramma voor geavanceerde biobrandstoffen van het Amerikaanse Ministerie van Landbouw is gebaseerd op titel IX, afdeling 9005, van de Farm Security and Rural Investment Act (wet op de veiligheid van boerenbedrijven en investeringen in plattelandsgebieden) van 2002 (de „2002 Farm Bill”). Het programma zou aflopen in 2012, maar is in 2013 en 2014 verlengd. De Landbouwwet van 2014 heeft het programma met nog eens vijf jaar verlengd tot eind 2018.

3.2.3.2.   Criteria om in aanmerking te komen

(65)

Dit programma verstrekt rechtstreekse schenkingen aan producenten van geavanceerde biobrandstoffen, in het algemeen gedefinieerd als „brandstoffen afgeleid van biomassa anders dan maïszetmeel”. Diesel op basis van biomassa (12) valt onder deze definitie. Niet meer dan vijf procent van de middelen van het programma kunnen worden verstrekt aan in aanmerking komende producenten met een raffinagecapaciteit van meer dan 150 000 000 gallon aan geavanceerde biobrandstof per jaar. Mengers komen niet in aanmerking voor het programma.

3.2.3.3.   Toepassing in de praktijk

(66)

Wanneer de deelnemers zich voor het programma hebben aangemeld, ontvangen zij rechtstreekse uitkeringen van de overheid. Producenten moeten zich eerst bij de autoriteit registreren en een overeenkomst ondertekenen. De producenten moeten voor elk kwartaal van het boekjaar een betalingsaanvraag indienen om een uitkering te ontvangen voor de productie van geavanceerde biobrandstoffen in dat kwartaal. Er worden zowel uitkeringen verstrekt voor de werkelijke productie als voor de toename van de productie. De uitkeringen voor de werkelijke productie worden per kwartaal berekend over de hoeveelheid geavanceerde biobrandstof die in dat kwartaal is geproduceerd.

(67)

De uitkeringen voor de toename van de productie worden verstrekt op basis van de hoeveelheid subsidiabele geavanceerde biobrandstof die in een boekjaar is geproduceerd, voor zover deze de in de voorafgaande boekjaren (sinds 2009) geproduceerde hoeveelheid oversteeg.

(68)

De financiering wordt verdeeld over alle producenten die zich kenbaar maken op basis van de waarde in BTU (13) van hun productie. De financiering wordt op basis van de BTU-waarde evenredig over alle producenten verdeeld.

3.2.3.4.   Conclusie

(69)

Deze regeling wordt door de Commissie beschouwd als een subsidie in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), i), van de basisverordening, daar de regeling voorziet in een financiële bijdrage door de overheid van de VS in de vorm van een rechtstreekse schenking. De regeling verleent een voordeel aan de ontvangende ondernemingen.

(70)

De regeling geldt alleen voor biodieselproducenten en wordt derhalve op grond van artikel 4, lid 2, onder a), van de basisverordening geacht specifiek te zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding te geven.

3.2.4.   Credit for Production of Cellulosic Biofuel (belastingfaciliteit voor de productie van biobrandstof uit cellulose)

3.2.4.1.   Rechtsgrondslag

(71)

Dit programma bestaat sinds 1 januari 2009 en is ingesteld bij de Food, Conservation, and Energy Act (wet op voedsel, conservering en energie) van 2008. Na 1 januari 2011 werd het programma op dezelfde wijze als de andere drie regelingen verlengd (zie details in punt 3.4.1). De wet van 19 december 2014 verklaarde de regeling met terugwerkende kracht over het hele jaar 2014 van kracht (14), maar ondernemingen kunnen het belastingvoordeel dat ze op grond van deze regeling verwerven tot 20 jaar later met hun belastingaangifte verrekenen.

3.2.4.2.   Criteria om in aanmerking te komen

(72)

Deze regeling voorziet in een niet-restitueerbare algemene korting op de vennootschapsbelasting van 1,01 USD per gallon biobrandstof van de tweede generatie, als deze wordt gebruikt als brandstof of voor gebruik als brandstof wordt verkocht. De regeling is bedoeld voor producenten, waaronder producenten van biobrandstof uit lignocellulose of hemicellulose dat op hernieuwbare of terugkerende basis beschikbaar is en van brandstoffen op basis van algen.

3.2.4.3.   Toepassing in de praktijk

(73)

De autoriteiten van de VS hebben geen gedetailleerde cijfers verstrekt over de bedragen die tijdens het TNO zijn uitgekeerd. Zij voerden aan dat de uitgekeerde bedragen over 2013 pas in oktober 2015 bekend zouden zijn, en die over 2014 pas in 2016. Het lijkt er echter op dat de regeling geen bedragen heeft uitgekeerd aan producenten van diesel die als brandstof van de tweede generatie kan gelden. Dit komt doordat zulke dieselbrandstof tot nu toe niet op commerciële basis lijkt te worden geproduceerd en de geproduceerde en op de markt verkochte hoeveelheden vrij marginaal zijn.

3.2.4.4.   Conclusie

(74)

Gezien het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat deze regeling tijdens het TNO geen voordelen heeft opgeleverd voor producenten van biodiesel en zij heeft de invloed ervan op de mogelijke voortzetting en/of herhaling van subsidiëring dan ook niet geanalyseerd.

3.3.   Subsidiëring van invoer tijdens het TNO — regelingen van staten

3.3.1.   Florida Biofuels Investment Tax Credit (belastingfaciliteit van de staat Florida voor investeringen in biobrandstoffen)

3.3.1.1.   Rechtsgrondslag

(75)

De rechtsgrondslag van deze regeling, die wordt uitgevoerd door het Ministerie van Landbouw en Consumentendiensten van de staat Florida, is afdeling 220.192 van de statuten van Florida.

3.3.1.2.   Criteria om in aanmerking te komen

(76)

Het belastingfaciliteitenprogramma voor investeringen in technologieën voor hernieuwbare energie voorziet in een jaarlijkse korting op de vennootschapsbelasting voor alle in aanmerking komende entiteiten met betrekking tot alle investeringskosten, exploitatie- en onderhoudskosten en kosten voor onderzoek en ontwikkeling die tussen 1 juli 2012 en 30 juni 2016 zijn gemaakt in verband met investeringen in de productie, opslag en distributie van biodiesel, ethanol en andere hernieuwbare brandstoffen in de staat Florida.

3.3.1.3.   Toepassing in de praktijk

(77)

Aanvragen voor de korting moeten uiterlijk op 1 november van elk jaar bij het ministerie zijn ingediend en worden getoetst volgens het principe „wie het eerst komt, het eerst maalt”. Bij de aanvragen moeten bewijsstukken worden gevoegd voor alle in aanmerking komende kosten. De aanvragers moeten ook een samenvatting indienen waarin wordt beschreven hoe de materialen worden gebruikt in verband met een investering in de productie, opslag en distributie van biodiesel (B10-B100), ethanol (E10-E100) of andere hernieuwbare brandstoffen in Florida. Bovendien moeten de aanvragers tegelijk met de ingevulde aanvraag een beschrijving indienen van de economische effecten van het project voor Florida.

(78)

De regeling biedt een jaarlijkse korting op de vennootschapsbelasting ter hoogte van 75 % (maximaal 1 miljoen USD per belastingplichtige en totaal 10 miljoen USD per staatgebonden boekjaar) van alle investeringskosten, exploitatie- en onderhoudskosten en kosten voor onderzoek en ontwikkeling die verband houden met investeringen in de productie, opslag en distributie van, onder meer, biodiesel en andere hernieuwbare brandstoffen in de staat. De korting bedraagt maximaal 1 miljoen USD per belastingplichtige en het niet-gebruikte bedrag kan worden overgeheveld om te worden verrekend in belastingjaren tussen 1 januari 2013 en 31 december 2018, waarna de korting vervalt en niet meer kan worden gebruikt.

3.3.1.4.   Conclusie

(79)

Deze regeling wordt door de Commissie beschouwd als een subsidie in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening, daar de regeling voorziet in een financiële bijdrage door de staat Florida in de vorm van gederfde inkomsten. De regeling verleent een voordeel aan de ontvangende ondernemingen.

(80)

De regeling geldt alleen voor ondernemingen die biodiesel en andere soorten brandstof produceren en wordt derhalve op grond van artikel 4, lid 2, onder a), van de basisverordening geacht specifiek te zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding te geven.

3.3.2.   Iowa Biodiesel Producer Tax Refund (belastingteruggave van de staat Iowa voor biodieselproducenten)

3.3.2.1.   Rechtsgrondslag

(81)

De rechtsgrondslag van deze regeling, die wordt uitgevoerd door het Ministerie van Financiën van de staat Iowa, is afdeling 423.4(9) van de grondwet van Iowa.

3.3.2.2.   Criteria om in aanmerking te komen

(82)

De producent moet een producent van biodiesel zijn en overeenkomstig 40 C.F.R. §79.4 geregistreerd zijn bij het Amerikaanse Agentschap voor milieubescherming (EPA, Environmental Protection Agency). Overeenkomstig afdeling 214A.2 van de grondwet van Iowa moet de biodiesel bestemd zijn voor gebruik in brandstofmengsels met biodiesel. De biodiesel moet in Iowa zijn geproduceerd.

3.3.2.3.   Toepassing in de praktijk

(83)

Biodieselproducenten die in aanmerking komen, moeten een verzoek om terugbetaling indienen en daarbij gegevens verstrekken over het aantal gallon biodiesel dat in het desbetreffende kwartaal is geproduceerd. Het Ministerie van Financiën beoordeelt het verzoek om terugbetaling en schrijft, indien dit wordt goedgekeurd, voor elke biodieselproducent een terugbetalingscheque uit.

(84)

De verzoeken om terugbetaling worden in april, juli, oktober en januari van elk jaar ingediend, en de terugbetalingscheques worden afgegeven in mei, augustus en november en februari van elk jaar.

(85)

Het programma voorziet in een vergoeding van 0,03 USD per gallon biodiesel die in Iowa is geproduceerd (0,03 USD voor 2012, 0,025 USD voor 2013 en 0,02 USD voor 2014-2017). De terugbetaling is beperkt tot de eerste 25 miljoen gallon die op elke faciliteit is geproduceerd.

3.3.2.4.   Conclusie

(86)

Deze regeling wordt door de Commissie beschouwd als een subsidie in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening, daar de regeling voorziet in een financiële bijdrage door de staat Iowa in de vorm van gederfde inkomsten. De regeling verleent een voordeel aan de ontvangende ondernemingen.

(87)

De regeling geldt alleen voor ondernemingen die biodiesel en andere soorten brandstof produceren en wordt derhalve op grond van artikel 4, lid 2, onder a), van de basisverordening geacht specifiek te zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding te geven.

3.3.3.   Kansas Qualified Biodiesel Fuel Producer Incentive (stimuleringsprogramma van de staat Kansas voor gekwalificeerde biodieselproducenten)

3.3.3.1.   Rechtsgrondslag

(88)

De rechtsgrondslag van deze regeling, die wordt uitgevoerd door het Ministerie van Financiën van de staat Kansas, wordt gevormd door Kansas Statutes Annotated (K.S.A. — Geannoteerde statuten van Kansas) 79-34,155 tot en met K.S.A. 79-34,159 en Kansas Administrative Regulations (K.A.R. — Bestuursreglement van Kansas) 92-27-1 tot en met K.A.R. 92-27-5. De regeling loopt af op 1 juli 2016.

3.3.3.2.   Criteria om in aanmerking te komen

(89)

Het stimuleringsfonds van de staat Kansas voor gekwalificeerde biodieselproducenten verstrekt aan biodieselproducenten die in de staat Kansas gevestigd zijn een rechtstreekse vergoeding van 0,30 USD per gallon. De vergoeding is afhankelijk van de beschikbare middelen en wordt, indien vereist, pro rata verdeeld.

(90)

De regeling was in de afgelopen jaren onvoldoende gefinancierd en momenteel is tot en met 1 juli 2015 geen financiering gepland. De regeling heeft na 1 juli 2014 ook geen financiering ontvangen. Desondanks hebben tijdens het TNO verscheidene producenten in de VS van de regeling geprofiteerd. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat de financiering waarin de wetshandelingen voorzien (875 000 USD per kwartaal) na 1 juli 2015 geheel of gedeeltelijk aan de regeling wordt toegewezen.

3.3.3.3.   Conclusie

(91)

Deze regeling wordt door de Commissie beschouwd als een subsidie in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), i), van de basisverordening, daar de regeling voorziet in een financiële bijdrage door de staat Kansas in de vorm van een rechtstreekse schenking. De regeling verleent een voordeel aan de ontvangende ondernemingen.

(92)

De regeling geldt alleen voor ondernemingen die biodiesel en andere soorten brandstof produceren en wordt derhalve op grond van artikel 4, lid 2, onder a), van de basisverordening geacht specifiek te zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding te geven.

3.3.4.   Kentucky Biodiesel Production Tax Credit (belastingfaciliteit van de staat Kentucky ten behoeve van biodieselproductie)

3.3.4.1.   Rechtsgrondslag

(93)

De rechtsgrondslag van deze regeling, die wordt uitgevoerd door het Ministerie van Financiën van de staat Kentucky, is Kentucky Revised Statutes (KRS — Gereviseerde statuten van Kentucky) 154.27 en Kentucky Administrative Regulations (KAR — Bestuursreglement van Kentucky) 307 KAR 1:040.

3.3.4.2.   Criteria om in aanmerking te komen

(94)

Alle producenten van biodiesel, mengers van biodiesel en producenten van hernieuwbare diesel die fysiek in Kentucky gevestigd zijn, komen in aanmerking voor deze belastingfaciliteit.

3.3.4.3.   Toepassing in de praktijk

(95)

Een aanvrager die in aanmerking komt, moet uiterlijk op 15 januari van het voorgaande kalenderjaar bij het Ministerie van Financiën een aanvraag indienen. De aanvrager moet aantonen dat de geproduceerde biodiesel aan bepaalde specificaties voldoet.

(96)

Als een aanvrager aanspraak maakt op de faciliteit, moet hij het door het ministerie afgegeven kortingscertificaat als bijlage voegen bij de belastingaangifte waarmee het belastingkrediet wordt aangevraagd.

(97)

De korting bedraagt één dollar (1 USD) per gallon biodiesel die door een biodieselproducent wordt geproduceerd, één dollar (1 USD) per gallon biodiesel die door een biodieselmenger bij het mengen wordt gebruikt en één dollar (1 USD) per gallon hernieuwbare diesel (dat wil zeggen: diesel uit biomassa) die door een producent van hernieuwbare diesel wordt geproduceerd, tenzij het totale bedrag aan goedgekeurde kortingen voor alle producenten en mengers van biodiesel of producenten van hernieuwbare diesel hoger is dan het jaarlijkse plafond voor de belastingfaciliteit voor biodiesel en hernieuwbare diesel.

(98)

Overeenkomstig KRS 141.422 (1)(c) bedroeg het gecombineerde jaarlijkse plafond voor de belastingfaciliteit voor biodiesel en hernieuwbare diesel voor 2013 en 2014 10 miljoen USD.

(99)

Als het totale bedrag aan goedgekeurde kortingen voor alle producenten van biodiesel, mengers van biodiesel en producenten van hernieuwbare diesel boven het jaarlijkse plafond voor de belastingfaciliteit voor biodiesel en hernieuwbare diesel uitkomt, stelt het ministerie voor elke producent van biodiesel, menger van biodiesel en producent van hernieuwbare diesel de korting vast door het jaarlijkse plafond voor de belastingfaciliteit voor biodiesel en hernieuwbare diesel te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller bestaat uit de goedgekeurde korting voor de desbetreffende producent van biodiesel, menger van biodiesel of producent van hernieuwbare diesel, en de noemer uit het totaal aan goedgekeurde kortingen voor alle producenten van biodiesel, mengers van biodiesel en producenten van hernieuwbare diesel.

3.3.4.4.   Conclusie

(100)

Deze regeling wordt door de Commissie beschouwd als een subsidie in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening, daar de regeling voorziet in een financiële bijdrage door de staat Kentucky in de vorm van gederfde inkomsten. De regeling verleent een voordeel aan de ontvangende ondernemingen.

(101)

De regeling geldt alleen voor ondernemingen die biodiesel en andere soorten brandstof produceren en wordt derhalve op grond van artikel 4, lid 2, onder a), van de basisverordening geacht specifiek te zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding te geven.

3.4.   Waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van subsidiëring

(102)

Net als in het oorspronkelijke onderzoek was de belastingfaciliteit voor biodieselmengsels de belangrijkste regeling. Deze regeling was van kracht tijdens het TNO, maar liep op 31 december 2014 af. Hieronder worden de ontwikkelingen van de gerelateerde wetgeving en de waarschijnlijkheid van een toekomstige reactivering van de regeling geanalyseerd, samen met de belastingfaciliteit voor biodiesel en de belastingfaciliteit voor kleine agri-biodieselproducenten.

3.4.1.   Verlopen en verlenging van de drie federale regelingen

(103)

De drie federale regelingen (belastingfaciliteit voor biodieselmengsels, belastingfaciliteit voor biodiesel en belastingfaciliteit voor kleine producenten van agri-biodiesel) zijn ingesteld bij de Amerikaanse Jobs Creation Act (15) (wet op het scheppen van werkgelegenheid) van 2004 en werden op 1 januari 2005 van kracht. Zij zouden op 31 december 2008 komen te vervallen. Sindsdien zouden ze al vier keer verlopen, maar zijn ze evenzoveel keer verlengd:

i)

de eerste verlenging liep tot 31 december 2009 en werd vastgesteld bij bestuursrechtelijke wet 110-343, ondertekend op 3 oktober 2008 (de Emergency Economic Stabilization Act (noodwet voor economische stabilisatie) van 2008: deel B — Energy Improvement and Extension Act (wet ter verbetering en uitbreiding van maatregelen op energiegebied) van 2008);

ii)

de tweede verlenging liep tot 31 december 2011 en werd vastgesteld bij bestuursrechtelijke wet 111-312, ondertekend op 17 december 2010 (de Tax Relief, Unemployment Insurance Reauthorization, and Job Creation Act (wet op de belastingverlichting, de hernieuwde goedkeuring van werkloosheidsverzekering en het scheppen van werkgelegenheid) van 2010);

iii)

de derde verlenging liep tot 31 december 2013 (en bestreek tevens met terugwerkende kracht het jaar 2012) en werd vastgesteld bij bestuursrechtelijke wet 112-240, ondertekend op 2 januari 2013 (de American Taxpayer Relief Act (wet op de belastingverlichting voor de Amerikaanse belastingbetaler) van 2012);

iv)

de vierde en tot dusver laatste verlenging liep tot 31 december 2014 en werd vastgesteld bij de Tax Increase Prevention Act (wet ter voorkoming van belastingverhoging) van 2014, die op 19 december 2014 werd ondertekend door de president van de Verenigde Staten.

(104)

Hieruit blijkt dat de drie federale regelingen tijdens hun gehele bestaan niet alleen telkens weer zijn verlengd, maar bij twee gelegenheden (in 2013 en in 2014) zelfs met terugwerkende kracht weer actief werden gemaakt, elf maanden nadat ze waren verlopen. Sinds de invoering van de regelingen in 2005 tot het einde van 2014 hebben de drie federale regelingen, of het nu was door eenvoudige verlenging of door verlenging met terugwerkende kracht, de producenten van biodiesel in de VS dus zonder onderbreking ter beschikking gestaan.

(105)

De vergoedingen voor 2014 zullen pas in de tweede helft van 2015 aan de begunstigden worden uitbetaald (16), omdat de termijn voor aanvragen in het kader van het met terugwerkende kracht ingevoerde programma is verlengd tot 8 augustus 2015.

3.4.2.   Waarschijnlijkheid van herhaling van subsidiëring uit hoofde van de drie federale regelingen

(106)

De Commissie acht de kans groot dat de drie federale regelingen in de nabije toekomst opnieuw zullen worden geactiveerd, inclusief met terugwerkende kracht vanaf 31 december 2014, en wel om de volgende redenen:

(107)

In de eerste plaats wijzen de afgelopen vier verlengingen zoals beschreven in punt 3.4.1 op een vast patroon van reactivering van de regelingen.

(108)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen betoogde de NBB dat er geen sprake was van een vast patroon tot reactivering van de regelingen, aangezien de twee laatste reactiveringen van de regeling betrekking hadden op het verleden en niet op de toekomst. Op basis hiervan verklaarde de NBB dat als er een patroon bestond dat in 2015 zou kunnen worden toegepast, er mogelijk een reactivering voor 2015 zou kunnen komen, maar niet voor 2016. Volgens de NBB zou het niet mogelijk zijn om met voldoende zekerheid te voorspellen dat biodiesel die in de VS is geproduceerd, bij verkoop in 2016 zou profiteren van de belastingfaciliteit voor biodieselmengsels.

(109)

Het argument van de NBB is feitelijk onjuist en moet dus worden afgewezen. Alleen bij de laatste reactivering van de regeling ging het uitsluitend om een periode in het verleden (het jaar 2014), terwijl alle voorgaande reactiveringen ook betrekking hadden op perioden in de toekomst. Zo had de reactivering op 2 januari 2013 met terugwerkende kracht betrekking op het jaar 2012, maar ook op het volledige jaar 2013. Ook de uitbreidingen in 2008 en 2010 hadden ook betrekking op respectievelijk 2009 en 2011. Er is bij de regelingen dus niet alleen sprake van een patroon van reactivering met terugwerkende kracht, maar alle reactiveringen tot nu toe, met uitzondering van die in 2014, hadden ook betrekking op perioden in de toekomst waarin de regelingen van kracht zouden zijn. Het is hoe dan ook niet relevant of de volgende reactivering van de regeling alleen betrekking zou hebben op 2015 of ook op 2016. Tot dusver hebben de vorige reactiveringen tot gevolg gehad dat de subsidiëring ononderbroken is doorgegaan, en niets wijst erop dat dit patroon zal stoppen. Daarom is het waarschijnlijk dat het jaar 2016 (en de daaropvolgende jaren) met terugwerkende kracht door een (of meerdere) toekomstige reactivering(en) zal worden gedekt, en wel op grond van de volgende elementen:

i)

het vaste patroon voor reactivering van de regelingen;

ii)

het in de overwegingen 116 tot en met 120 vastgestelde feit dat de prijzen van biodiesel op de binnenlandse markten in de VS steevast niet veranderden wanneer de regelingen in het verleden verliepen;

iii)

de voortzetting en het behoud van de financiering voor de regelingen in het verleden; en

iv)

het gegeven dat de regelingen, indien ze inderdaad zouden worden afgeschaft, geleidelijk aan zouden moeten worden verminderd.

(110)

De NBB kwam eveneens met een aantal argumenten ter ondersteuning van de opvatting dat reactivering van de drie federale regelingen weliswaar mogelijk was, maar zeker niet waarschijnlijk. In de eerste plaats haalde de NBB een verklaring aan van de Internationale Raad voor schoon vervoer (ICCT, International Council on Clean Transportation), die zou hebben verklaard dat er geen bewijs was dat biodiesel nog steeds belastingfaciliteiten nodig heeft.

(111)

In de tweede plaats wees de NBB erop dat een recente Biodiesel Tax Incentive Reform and Extension Act (wet op de hervorming en verlenging van belastingvoordelen voor biodiesel) uit 2014 (ook bekend als Draft Bill (wetsvoorstel) 2021), waarin werd voorgesteld de kortingen op vennootschapsbelasting en accijnzen voor biodiesel te verlengen tot 31 december 2017, een stemming in het Congres niet heeft overleefd. Volgens de NBB zal ook het Huis van Afgevaardigden naar verwachting in 2015 geen initiatief nemen voor wetgeving of met wetgeving instemmen die de belastingfaciliteiten voor biodiesel of biodieselmengsels zou verlengen.

(112)

Het eerste argument heeft betrekking op een verklaring van de ICCT van 31 juli 2014. De Amerikaanse autoriteiten hebben dit advies echter niet gevolgd en de regeling aan het einde van hetzelfde jaar gewoon verlengd. Bij het beoordelen van de kans op toekomstige reactivering moet aan de verklaringen van de ICCT dus niet al te veel waarde worden gehecht.

(113)

Met betrekking tot het tweede argument is het inderdaad het geval dat wetsvoorstel S.2021 (17) niet is aangenomen door het Congres van 2013-2014 en het Huis van Afgevaardigden niet heeft ingestemd met een verlenging van de belastingfaciliteiten. Maar op 21 mei 2015 is in het Congres een nieuw wetsvoorstel ingediend, waarin wordt voorgesteld de drie subsidieregelingen voor de periode tussen 31 december 2014 en 31 december 2016 te verlengen (18). De bewering dat momenteel geen wetgevingsvoorstel wordt besproken in het Amerikaanse wetgevingsstelsel, is dus feitelijk onjuist. Zelfs als deze nieuwe wet niet wordt aangenomen, heeft de ervaring geleerd dat een wet in het Amerikaanse wetgevingsstelsel soms in slechts 18 dagen kan worden voorgesteld en aangenomen. Volgens de informatie van de Amerikaanse overheid werd de Tax Increase Prevention Act (wet ter voorkoming van belastingverhoging) van 2014 pas op 1 december 2014 voor de eerste maal ingediend in het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden, terwijl de laatste stap in de wetgevingsprocedure al 18 dagen later plaatsvond, toen president Obama op 19 december 2014 met zijn handtekening het voorstel tot wet maakte. Aangezien een dergelijke verlenging in het Amerikaanse rechtsstelsel ook met terugwerkende kracht kan worden toegepast (zoals bij de reactivering in 2013, die met terugwerkende kracht ook op 2012 betrekking had), kan de vaststelling van een nieuwe verlenging bovendien zelfs na 2015 plaatsvinden.

(114)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde de NBB tevens aan dat de beoordeling van de Commissie (zie overweging 107) niet zou voldoen aan de wettelijke vereisten van artikel 18, lid 1, van de basisverordening, op grond waarvan de Commissie volgens hen dient aan te tonen dat het vervallen van de compenserende rechten zou leiden tot herhaling van subsidiëring.

(115)

Op grond van artikel 18, lid 1, van de basisverordening moet de waarschijnlijkheid van herhaling van subsidiëring worden aangetoond; dit impliceert noodzakelijkerwijs dat zonder de maatregelen de invoer met subsidiëring in de EU zou worden hervat. Zoals in punt 3.5 in detail wordt geanalyseerd, heeft de Commissie vastgesteld dat het waarschijnlijk is dat Amerikaanse biodieselproducenten de uitvoer van grote hoeveelheden biodiesel tegen gesubsidieerde prijzen naar de markt van de Unie zouden hervatten als de maatregelen zouden komen te vervallen.

(116)

Ten tweede zijn er bij de prijzen van biodiesel op de binnenlandse markt van de VS geen veranderingen waargenomen die in verband kunnen worden gebracht met het verlopen van de regelingen in het verleden of met het feit dat de huidige regelingen per 31 december 2014 aflopen. Volgens de gegevens van de NBB (19) daalden de binnenlandse prijzen voor biodiesel in 2008 tijdens de financiële crisis, namen in het tweede en derde kwartaal van 2010 weer toe en bleven vervolgens vrij stabiel tot eind 2013. In de eerste helft van 2014 daalden de prijzen met ongeveer 30 %, terwijl zij naar verwachting juist hadden moeten stijgen als de producenten hadden verwacht dat de regelingen niet zouden worden gereactiveerd. Hieruit blijkt dat de biodieselproducenten en andere marktdeelnemers de sterke verwachting hadden dat de regelingen in de toekomst met terugwerkende kracht zouden worden gereactiveerd, uitgaande van:

i)

de omvang van de subsidies in relatie tot de verkoopprijs van biodiesel, en

ii)

het feit dat uit het oorspronkelijke onderzoek was gebleken dat sommige biodieselproducenten de afnemerskorting van de 1 USD/gallon-regeling rechtstreeks in hun prijzen incalculeerden (20).

(117)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde de NBB aan dat de prijzen van biodiesel schommelen afhankelijk van de prijzen van minerale diesel en de kosten van de grondstoffen. Daarom kunnen volgens de NBB op basis van de prijsontwikkeling van biodiesel geen gevolgtrekkingen worden gemaakt over de waarschijnlijkheid van herhaling van subsidiëring als niet ook de effecten van de kosten van grondstoffen en de prijzen van minerale diesel in aanmerking worden genomen.

(118)

Welke invloed de prijzen van minerale diesel en de kosten van grondstoffen ook op prijsschommelingen van biodiesel kunnen hebben, de Commissie concludeert dat de subsidie die de biodieselproducenten voor elke gallon biodiesel ontvingen, hun productiekosten aanzienlijk moet hebben verminderd. Dit wordt ook weerspiegeld in de definitieve vaststelling van de prijs van biodiesel. Aangezien er geen Amerikaanse ondernemingen aan het onderzoek meewerkten, is het niet mogelijk het exacte effect van de subsidiëring op de productiekosten vast te stellen. Naar inschatting van de Commissie vertegenwoordigde de dollar (1 USD) die voor elke gallon geproduceerde biodiesel werd vergoed ongeveer een derde van de uiteindelijke prijs van biodiesel op de binnenlandse markt van de VS tijdens het TNO. Daarom herhaalt zij haar bevindingen dat de prijzen van biodiesel in het verleden hadden moeten toenemen als de producenten hadden verwacht dat de regelingen niet opnieuw zouden worden geactiveerd. Bij de prijzen van biodiesel op de binnenlandse markt van de VS zijn echter geen veranderingen waargenomen die in verband kunnen worden gebracht met het verlopen van de regelingen in het verleden of met het feit dat de huidige regelingen per 31 december 2014 aflopen.

(119)

Ten derde kon de biodieselindustrie van de VS niet alleen voortdurend profiteren van de subsidies door de drie federale regelingen, ook de financiering ervan werd nooit voor een bepaalde tijd stopgezet. De regeling kon altijd op voldoende financiële middelen rekenen en noch de groep in aanmerking komende begunstigden, noch de verstrekte voordelen zijn ooit beperkt. Integendeel: in 2008 (21) werd de vergoeding van 1 USD per gallon, die voordien alleen bestemd was voor producenten van agri-biodiesel, uitgebreid tot alle producenten van biodiesel. De financiële middelen werden in 2013 meer dan verdubbeld in vergelijking met 2012, terwijl de financiering in de eerste helft van 2014 al hoger lag dan de totale financiering over 2013 (22).

Financiering in miljoen USD

2011

2012

2013

1.6.2013-31.12.2013

2014 (tot en met 30 juni 2014)

Accijnsverlaging voor biodieselbrandstofmengsels

760,7

847,0

1 603,2

1 427,8

1 830,2

(120)

Ten vierde kan de overheid van de VS, zelfs als zij zou besluiten de regelingen in de toekomst af te schaffen, de regelingen niet eenvoudigweg laten verlopen, gezien het grote belang van de regelingen voor de biodieselindustrie van de VS en het feit dat alle marktdeelnemers erop rekenen dat de regelingen blijven bestaan. In plaats daarvan zouden de beschikbare middelen geleidelijk (dat wil zeggen: in de loop van enkele jaren) moeten worden afgebouwd en/of zou het aantal in aanmerking komende begunstigden moeten worden beperkt. Anders bestaat het risico dat de binnenlandse biodieselindustrie van de VS ernstige schade zou oplopen, hetgeen zou leiden tot een aanzienlijk verlies aan arbeidsplaatsen (de industrie biedt werk aan ongeveer 60 000 personen (23)) en een situatie zou creëren waarin de VS afhankelijk worden van de invoer van diesel en de milieudoelstellingen missen die de overheid door het gebruik van biodiesel beoogt te bereiken (24).

(121)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde de NBB aan dat het feit dat in het verleden voldoende financiering beschikbaar was en de groep potentiële begunstigden in het verleden niet is beperkt, irrelevant is bij het bepalen van de waarschijnlijkheid van herhaling van een subsidieprogramma dat reeds is verlopen. De NBB voerde verder aan dat het feit dat de Amerikaanse biodieselindustrie werk biedt aan ongeveer 60 000 mensen niet automatisch betekent dat de subsidieprogramma's moeten worden gereactiveerd of geleidelijk moeten worden afgebouwd. Ten slotte betekent het feit dat op grond van de Renewable Fuel Standard-2 („RFS-2” — norm voor het gebruik van hernieuwbare brandstoffen) tussen 2011 en 2021 jaarlijks minimaal 1 miljard gallon diesel op biomassabasis moet worden gebruikt niet dat deze doelstelling niet zal worden gehaald als de subsidieprogramma's niet opnieuw worden geactiveerd.

(122)

Gezien de omvang van de financiering die via de drie federale regelingen wordt verstrekt en het feit dat alle marktdeelnemers erop rekenen dat de regelingen blijven bestaan, concludeert de Commissie dat het voor de Amerikaanse autoriteiten zeer moeilijk zou zijn de regelingen eenvoudigweg te laten verlopen. De werkgelegenheid in de bedrijfstak en de milieudoelstellingen en economische doelstellingen waar de bedrijfstak aan bijdraagt, zijn belangrijke indicatoren van het risico dat zou ontstaan als de Amerikaanse biodieselindustrie zou worden gedwongen haar productie en capaciteit te verminderen als de federale subsidies zouden verdwijnen of in omvang zouden worden beperkt. Bovendien komt in dit scenario ook de milieudoelstelling (uit RFS-2) in gevaar, die bepaalt dat tegen 2022 niet minder dan 22 miljard gallon aan geavanceerde biobrandstoffen moet worden gebruikt (25), en waar biodiesel ook voor in aanmerking komt.

(123)

Daarom is de Commissie van oordeel dat het zeer waarschijnlijk is dat de belastingregelingen voor biodieselmengsels, voor biodiesel en voor kleine agri-biodieselproducenten met terugwerkende kracht opnieuw zullen worden geactiveerd en ook in de toekomst voordelen zullen blijven opleveren voor Amerikaanse biodieselproducenten. De drie federale regelingen zullen waarschijnlijk met terugwerkende kracht eveneens van kracht worden verklaard voor de periode na 31 december 2014, zoals in het verleden reeds is gebeurd.

(124)

De NBB voerde verder aan dat, hoewel artikel 18, lid 1, van de basisverordening verwijst naar de waarschijnlijkheid van herhaling van subsidiëring, compenserende rechten niet kunnen worden gehandhaafd als een subsidieprogramma op het tijdstip van de bevindingen van het nieuwe onderzoek is ingetrokken en dat compenserende rechten evenmin kunnen worden ingesteld als er geen subsidie is die moet worden geneutraliseerd om schade te voorkomen. Het tegenovergestelde zou niet verenigbaar zijn met artikel 15, lid 1, en artikel 17 van de basisverordening, noch met artikel 19 van de overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen. De NBB voerde verder aan dat een samenhangende interpretatie van deze bepalingen zou laten zien dat rechten alleen mogen worden gehandhaafd als het subsidieprogramma als zodanig nog steeds van kracht is, maar er in het kader van het programma geen uitkeringen worden verricht.

(125)

Dit argument moet worden afgewezen. De formulering van artikel 18 van de basisverordening verplicht de Commissie niet om in alle gevallen vast te stellen dat er daadwerkelijk sprake is van subsidiëring alvorens te kunnen besluiten tot verlenging van de maatregelen. Artikel 18 van de basisverordening houdt er juist rekening mee dat niet altijd subsidiëring plaatsvindt terwijl de maatregelen van kracht zijn en voorziet derhalve in de mogelijkheid een „waarschijnlijkheid van herhaling van subsidiëring” vast te stellen. Het bestaan van een subsidieregeling die van kracht is op het moment van verlenging is dus niet als absolute voorwaarde opgenomen in artikel 18 van de basisverordening.

(126)

Bovendien blijkt uit de context dat artikel 15, lid 1, derde zin, van de basisverordening niet van toepassing is op nieuwe onderzoeken bij het vervallen van maatregelen. Artikel 15 van de basisverordening bepaalt in het algemeen de voorwaarden voor de instelling van definitieve maatregelen in het geval van onderzoeken op grond van artikel 10 (nieuwe onderzoeken). Veel van de bepalingen ervan zijn daarom niet van toepassing op nieuwe onderzoeken bij het vervallen van maatregelen, die worden geopend overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Zo staat in artikel 15, lid 1, vijfde alinea: „Het compenserende recht mag niet hoger zijn dan de vastgestelde, tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies”. Deze alinea is duidelijk niet van toepassing op nieuwe onderzoeken bij het vervallen van maatregelen, aangezien een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen volgens artikel 22, lid 3, van dezelfde verordening alleen kan leiden tot het intrekken of handhaven van maatregelen en dus geen invloed heeft op de hoogte van het compenserende recht.

(127)

Een soortgelijke formulering is te vinden in artikel 19 van de overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, die eveneens duidelijk de voorwaarden vaststelt voor de instelling van definitieve maatregelen bij nieuwe onderzoeken.

(128)

Om dezelfde redenen als vermeld in overwegingen 125, 126 en 127 is de Commissie van mening dat artikel 17 van de basisverordening niet van toepassing is op nieuwe onderzoeken bij het vervallen van maatregelen, die overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening worden geopend.

(129)

Ten slotte heeft artikel 18 van de basisverordening tot doel een op de toekomst gerichte analyse uit te voeren van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van subsidiëring en schade. Dit veronderstelt een zekere mate van onzekerheid en hierin onderscheidt artikel 18 van de basisverordening zich van artikel 15, lid 1, en artikel 17 van de basisverordening, die bedoeld zijn om rekening te houden met een wijziging in de omstandigheden die zich reeds heeft voorgedaan.

(130)

Daarom is de Commissie, op basis van de formulering, de context en de doelstellingen van artikel 18, van mening dat de artikelen 15 en 17 van de basisverordening niet van toepassing zijn op nieuwe onderzoeken bij het vervallen van maatregelen.

(131)

Om de hierboven uiteengezette redenen verwerpt de Commissie de argumenten van de NBB.

3.4.3.   Waarschijnlijkheid van voortzetting van subsidiëring uit hoofde van andere regelingen

(132)

Alle hierboven geanalyseerde subsidieregelingen, op grond waarvan subsidies werden verleend, waren tijdens het TNO van kracht.

(133)

Een aantal kleine regelingen zijn nog altijd van kracht, bijvoorbeeld het bio-energieprogramma voor geavanceerde biobrandstoffen en de subsidieregelingen van de staten, en niets wijst erop dat deze regelingen in de nabije toekomst zullen worden beëindigd.

(134)

Daarom acht de Commissie het met betrekking tot de regelingen die van kracht zijn waarschijnlijk dat het vervallen van de maatregelen tot voortzetting van subsidiëring zou leiden.

3.5.   Effect van de subsidiëring op de uitvoer naar de EU

(135)

De Commissie heeft ook onderzocht of de uitvoer met subsidiëring uit de VS naar de Unie in aanzienlijke hoeveelheden plaats zou vinden als de maatregelen zouden komen te vervallen. Door het gebrek aan medewerking van de geselecteerde in de steekproef opgenomen producenten, zoals vermeld in overweging 20, bleek het niet mogelijk een analyse uit te voeren op basis van gecontroleerde gegevens die door producenten in de VS waren verstrekt. Daarom heeft de Commissie de volgende informatiebronnen gebruikt: gegevens die door sommige Amerikaanse biodieselproducenten in de inleidende fase van de procedure als antwoord op de vragenlijst ten behoeve van de steekproef waren verstrekt; Eurostat; het verzoek om een nieuw onderzoek en de daaropvolgende bijdragen van de indiener van het verzoek; de Amerikaanse nationale biodieselraad (NBB, National Biodiesel Board); de websites van het Amerikaanse Agentschap voor informatie over energie (EIA, Energy Information Administration) en van het Amerikaanse Ministerie van Energie; de Amerikaanse internationale handelscommissie (US International Trade Commission).

(136)

Op basis van de gegevens van het EIA bedroeg de capaciteit van de biodieselproducenten in de VS tijdens het TNO 7 128 000 ton. Dit cijfer ligt zeer dicht bij het cijfer van de NBB (6 963 000 ton), dat berekend is op basis van de gegevens die de leden van de NBB bij het Amerikaanse Agentschap voor milieubescherming (EPA, Environmental Protection Agency) hebben ingediend.

(137)

De werkelijke productie van biodiesel in de VS tijdens het TNO bedroeg 4 450 000 ton (bron: EIA), hetgeen neerkomt op een bezettingsgraad van 62,4 % en een reservecapaciteit van 37,6 %, oftewel 2 678 000 ton. Als de maatregelen zouden worden ingetrokken, zal deze reservecapaciteit waarschijnlijk worden ingezet voor uitvoer naar de markt van de Unie. De Amerikaanse producenten kunnen hun productie inderdaad gemakkelijk verhogen en naar de EU uitvoeren, met als economische voordelen een stijging van de bezettingsgraad en een vermindering van de productiekosten per eenheid. Als de reservecapaciteit van de VS in de Unie op de markt zou worden gebracht, zouden de gevolgen aanzienlijk zijn, want deze hoeveelheid komt overeen met bijna 22 % van het verbruik in de Unie tijdens het TNO.

(138)

In dit verband heeft de NBB een aantal opmerkingen ingediend. Ten eerste was de reële productiecapaciteit in de VS volgens de NBB lager dan door de Commissie werd aangenomen. Volgens de NBB is een aantal fabrieken in de VS weliswaar geregistreerd, maar in feite niet actief, zodat de reële productiecapaciteit 5 409 000 ton bedraagt. De NBB meldde ook een grotere productie van biodiesel tijdens het TNO, namelijk 5 084 000 ton. Dit betekent volgens de NBB dat de bezettingsgraad ongeveer 94 % bedraagt en er dus weinig reservecapaciteit is die voor uitvoer naar de EU zou kunnen worden gebruikt, mochten de maatregelen worden ingetrokken.

(139)

Dat argument kan echter niet worden aanvaard. De door de NBB verstrekte gegevens zijn niet verenigbaar met de officieel beschikbare gegevens. Biodieselproducenten in de VS zijn verplicht maandelijks een formulier bij het EIA in te dienen (EIA-22M „maandelijkse enquête van de biodieselproductie”), waarop zij onder meer de jaarlijkse productiecapaciteit en hun operationele status vermelden, bijvoorbeeld of ze actief, tijdelijk inactief of definitief gestopt zijn. Sinds januari 2013 schommelde de geregistreerde capaciteit van maand tot maand licht, maar deze was in het algemeen redelijk stabiel.

(140)

Daarnaast zijn de biodieselproducenten in de VS verplicht bij het EPA jaarlijks onder meer op te geven welk soort of welke soorten hernieuwbare brandstoffen zij naar verwachting zullen produceren of invoeren en wat hun bestaande en geplande productiecapaciteit is.

(141)

De door de Amerikaanse biodieselproducenten opgegeven geregistreerde capaciteit wordt dus regelmatig bijgewerkt en geldt daarom als een betrouwbare bron. Zelfs als de geregistreerde capaciteit momenteel niet in gebruik of in werking is, moet deze worden meegeteld bij de berekening van de reservecapaciteit die beschikbaar is om de productie en de uitvoer te verhogen.

(142)

Bovendien was het gedeelte van de capaciteit dat definitief buiten bedrijf was gesteld in de door de NBB verstrekte cijfers al buiten beschouwing gelaten, zoals bij de indiening ervan werd erkend. Fabrieken die niet definitief gesloten zijn, kunnen hun productie per definitie opnieuw opstarten als de marktomstandigheden in de toekomst veranderen (bijvoorbeeld door openstelling van de markt van de Unie). De beoordeling van de waarschijnlijkheid van herhaling in het kader van een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen vraagt om een benadering die vooruitkijkt naar wat in de toekomst zou kunnen gebeuren als de maatregelen komen te vervallen, niet louter een simpele inventarisatie van de situatie tijdens het TNO.

(143)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen bleef de NBB bij het standpunt dat bij het bepalen van de productiecapaciteit geen rekening moest worden gehouden met onbenutte capaciteit, zelfs als deze capaciteit niet bij de Amerikaanse autoriteiten was aangemeld als zijnde ontmanteld of permanent gesloten.

(144)

Maar volgens de instructies van het EIA, die door de NBB werden aangehaald, [is] de jaarlijkse productiecapaciteit de hoeveelheid biodiesel die een installatie in een kalenderjaar kan produceren, uitgaande van normale stilleggingen voor onderhoud. Dit omvat de capaciteit van ongebruikte installaties totdat de installaties zijn ontmanteld of opgeheven (26). Uit het bovenstaande blijkt duidelijk dat het EIA bij het bepalen van de totale productiecapaciteit in de VS rekening houdt met alle installaties die potentieel weer in gebruik kunnen worden genomen. Installaties die niet worden ontmanteld of definitief gesloten, kunnen dus, in tegenstelling tot wat de NBB betoogt, per definitie opnieuw worden opgestart als de omstandigheden in de toekomst zouden veranderen. Deze onbenutte capaciteit moet dus worden beschouwd als onderdeel van de totale productiecapaciteit voor biodiesel van de VS.

(145)

De Commissie is derhalve van mening dat de huidige geregistreerde capaciteit een goede basis vormt voor de berekening van de totale Amerikaanse productie en reservecapaciteit en verwerpt het argument van de NBB.

(146)

Daarnaast voerde de NBB aan dat de Amerikaanse biodieselindustrie niet als een uitvoerindustrie is opgezet, aangezien de meeste Amerikaanse biodieselinstallaties minder dan 15 000 000 gallon (55 000 ton) per jaar produceren. Het zou economisch niet haalbaar zijn de biodieselproductie van meerdere weken op te slaan voor één uitvoerzending.

(147)

De Commissie is van oordeel dat dit argument moet worden afgewezen. De biodieselindustrie van de VS is wel degelijk tot uitvoer in staat en vóór de instelling van de geldende maatregelen werden door de Amerikaanse producenten daadwerkelijk grote hoeveelheden biodiesel naar de markt van de Unie uitgevoerd, tot maximaal 1 137 000 ton in het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (1 april 2007 tot en met 31 maart 2008). Hieruit blijkt dat er wel degelijk producenten in de VS zijn met voldoende productiecapaciteit om een deel van hun productie uit te voeren. Bovendien zullen de producenten in de VS met onvoldoende individuele productiecapaciteit voor verzending naar de Unie de binnenlandse markt blijven bedienen, terwijl handelaren de productie van verschillende fabrieken kunnen samenvoegen om deze uit te voeren.

(148)

Bovendien is de Unie een zeer aantrekkelijke markt, omdat het wereldwijd de grootste markt is en het gebruik van biodiesel er zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau aanzienlijk wordt gestimuleerd. Een laatste, niet onbelangrijke overweging betreft het prijsniveau in de Unie, dat hoger ligt dan in andere derde markten en voor de producenten in de VS een belangrijke stimulans zou zijn om hun producten naar de Unie uit te voeren in plaats van naar andere derde markten.

(149)

De Commissie concludeert derhalve dat het, gezien de waarschijnlijkheid van voortzetting en herhaling van subsidiëring in combinatie met de aanzienlijke reservecapaciteit van de Amerikaanse biodieselindustrie en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, waarschijnlijk is dat de Amerikaanse producenten-exporteurs van biodiesel, als de maatregelen zouden komen te vervallen, de uitvoer van grote hoeveelheden biodiesel tegen gesubsidieerde prijzen naar de markt van de Unie zullen hervatten.

3.6.   Conclusie

(150)

In het licht van het bovenstaande en overeenkomstig artikel 18, lid 3, van de basisverordening concludeert de Commissie dat voortzetting en herhaling van subsidiëring waarschijnlijk zijn indien de geldende maatregelen komen te vervallen.

4.   SCHADE

4.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(151)

Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd het soortgelijke product door ongeveer 200 producenten in de Unie vervaardigd. Zij vormen de „bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 9, lid 1, van de basisverordening.

(152)

De totale productie in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd bepaald op ongeveer 11 600 000 ton. De Commissie baseerde dit cijfer op alle informatie die over de bedrijfstak van de Unie beschikbaar was, zoals informatie die in het kader van het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen werd verstrekt en gegevens die tijdens het onderzoek bij producenten in de Unie werden verzameld. Zoals vermeld in de overwegingen 12, 13 en 14 bestaat de steekproef uit zeven producenten in de Unie, die samen bijna 30 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigen.

4.2.   Verbruik in de Unie

(153)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van de omvang van de totale productie in de Unie, verminderd met de uitvoer en vermeerderd met de invoer uit derde landen. Het in- en uitvoervolume werd afgeleid uit gegevens van Eurostat.

(154)

Het verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 1

Verbruik in de Unie

 

2011

2012

2013

TNO

Totaal verbruik in de Unie (ton)

11 130 119

11 856 626

11 382 324

12 324 479

Index

100

107

102

111

Bron: Bedrijfstak van de Unie, Eurostat.

(155)

Op basis van bovenstaande gegevens is het verbruik van biodiesel tijdens de beoordelingsperiode met 11 % gestegen.

4.3.   Invoer van het betrokken product uit de VS

4.3.1.   Invoervolume en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(156)

De invoer van biodiesel uit de VS in de Unie daalde volgens de gegevens van Eurostat na de instelling van maatregelen in 2009 tot bijna nul. De invoer in de Unie vanuit het betrokken land en het marktaandeel ontwikkelden zich als volgt:

Tabel 2

Invoer en marktaandeel

 

2011

2012

2013

TNO

VS (ton)

2 442

803

7

13

Index

100

33

0

1

Marktaandeel

0

0

0

0

Bron: Eurostat.

4.3.2.   Prijzen en prijsonderbieding

4.3.2.1.   Binnenlandse prijzen in de VS

(157)

Aangezien de Amerikaanse biodieselproducenten geen medewerking verleenden, maakten de diensten van de Commissie gebruik van de volgende drie informatiebronnen om de binnenlandse verkoopprijs van biodiesel in de VS tijdens het TNO vast te stellen: i) de antwoorden op de vragenlijst die tijdens de inleidende fase van de procedure ten behoeve van de steekproef was verstuurd en die door een aantal Amerikaanse biodieselproducenten was ingevuld; ii) informatie die door de NBB was verstrekt op basis van informatie die door een marktonderzoeksbureau met de naam „Jacobsen” was verzameld; en iii) informatie die door de indiener van het verzoek was verstrekt op basis van informatie die door het bedrijf Oil Price Information Service (OPIS) was verzameld.

(158)

De gegevens uit deze drie bronnen omvatten prijzen uit verschillende handelsstadia en met verschillende incoterms-voorwaarden. De waarden liggen echter zeer dicht bij elkaar. Het gemiddelde van de waarden uit deze drie bronnen bedraagt 1 196,93 US-dollar (USD) per ton. Op basis van de gemiddelde wisselkoers euro/dollar tijdens het TNO (1 EUR = 1,356 USD), komt dit bedrag overeen met een Amerikaanse binnenlandse verkoopprijs van 883 EUR per ton (27).

4.3.2.2.   Uitvoerprijzen van de VS en prijsonderbieding

(159)

Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek was de invoer van biodiesel uit de VS naar de Unie dermate klein dat deze niet als redelijke basis kon dienen bij de berekening van de mate van prijsonderbieding.

(160)

Daarom werd een analyse gemaakt van de gemiddelde prijs, in het TNO, van de biodiesel die door de bedrijfstak van de Unie in de Unie werd geproduceerd en verkocht en de gemiddelde prijs van de biodiesel die vanuit de VS naar derde landen werd uitgevoerd. Op basis van gegevens uit de databank van de United States International Trade Commission heeft de Commissie een overzicht gemaakt van de hoeveelheden en de waarde van de uitvoer van biodiesel onder HTS-code 382600 tijdens het TNO. De uitgevoerde hoeveelheden (in ton) naar alle landen (inclusief de EU) bedragen 567 018 ton. De gemiddelde waarde per ton tijdens het TNO was 753,34 EUR.

Tabel 3

Volume en prijzen van de uitvoer uit de VS tijdens het TNO

Landen van bestemming

Uitgevoerde hoeveelheden (ton)

% van de uitvoer naar alle landen

Gemiddelde waarde (USD) per ton

Gemiddelde waarde (EUR) per ton

Gibraltar totaal

76 266

13

753,19

555,45

Canada totaal

247 959

44

1 167,33

860,86

Australië totaal

4 267

1

1 019,77

752,04

Maleisië totaal

103 773

18

891,44

657,41

(161)

Tijdens het TNO bedroeg de gemiddelde uitvoerprijs van Amerikaanse biodiesel naar alle bestemmingen 1 021,52 USD (753,34 EUR) per ton (vrij langszij schip). Om een waarschijnlijke en redelijke prijs bij uitvoer naar de Unie te berekenen, moet deze prijs worden vermeerderd met kosten voor vervoer en verzekering, een douanerecht van 6,5 % en kosten na invoer. Volgens de gegevens die tijdens het onderzoek zijn verkregen, zouden deze kosten neerkomen op ongeveer 100 EUR per ton. Hieruit volgt dat de prijzen van de Unie onderboden zouden worden door de geschatte prijs bij uitvoer naar de Unie, aangezien de gemiddelde binnenlandse prijs van biodiesel bij verkoop door de producenten in de Unie tijdens het TNO 905 EUR per ton bedroeg (zie tabel 8).

(162)

De Amerikaanse National Biodiesel Board (NBB) voerde aan dat de Commissie niet heeft uitgelegd waarom zij bij het vaststellen van de waarschijnlijke prijs bij uitvoer naar de Unie is uitgegaan van de gemiddelde prijs bij uitvoer naar derde landen en niet van de prijs bij uitvoer naar Canada, die hoger is. De NBB stelde ook dat de Commissie niet heeft uitgelegd waarop de correctie van 100 EUR op de geschatte prijs bij uitvoer naar de Unie gebaseerd was en bovendien geen rekening heeft gehouden met kosten na invoer en vermeende prijsverschillen als gevolg van verschillen in grondstoffen. Als gevolg hiervan is de analyse van de prijsonderbieding onjuist.

(163)

Uit het onderzoek is gebleken dat de uitvoerprijzen van de VS afhankelijk van de bestemming aanzienlijk uiteenlopen. Om die reden baseerde de Commissie zich bij de vaststelling van een redelijke en waarschijnlijke prijs bij uitvoer naar de Unie op het gemiddelde voor alle uitvoerbestemmingen. Uitgaan van de hoogste uitvoerprijs, zoals de NBB voorstelde, zou om dezelfde redenen geen geschikte methode zijn geweest als uitgaan van de laagste uitvoerprijs.

(164)

Wat de correctie met 100 EUR betreft: de berekeningen van de Commissie waren gebaseerd op informatie die door de NBB zelf was verstrekt. Meer in het bijzonder is de Commissie uitgegaan van het bedrag voor douanerechten en vervoer dat door de NBB was verstrekt (ongeveer 94 EUR) en heeft dat bedrag tot 100 EUR afgerond om ook rekening te houden met een bedrag aan kosten na invoer. Het door de NBB voorgestelde bedrag voor de kosten na invoer (2 % van de cif-waarde, grens Unie, oftewel 16,69 EUR) werd buiten beschouwing gelaten, omdat dit bedrag niet met bewijsmateriaal werd gestaafd.

(165)

Wat de vermeende prijsverschillen als gevolg van verschillen in grondstoffen betreft, herinnert de Commissie eraan dat zij bij het oorspronkelijke onderzoek op basis van een vergelijking van gecontroleerde gegevens van producenten in de VS en producenten in de Unie akkoord was gegaan met een correctie. Aangezien de Amerikaanse producenten bij dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van maatregelen geen medewerking verleenden, kon de Commissie ten eerste niet bepalen dat een correctie moest worden toegestaan. Ten tweede had de Commissie, zelfs indien een correctie zou worden toegestaan, de hoogte ervan niet kunnen vaststellen. De omstandigheden ten tijde van het oorspronkelijke onderzoek zijn veranderd, met name de grondstoffenmix voor de productie van biodiesel, die zowel in de EU als in de VS niet meer dezelfde is. Hoe het ook zij, de NBB stelde een correctie voor met 10 %, maar heeft deze waarde verder niet onderbouwd.

(166)

Uit het bovenstaande volgt dat het argument van de NBB dat de analyse van de prijsonderbieding onjuist zou zijn, moet worden afgewezen.

4.3.3.   Invoer uit andere derde landen

(167)

Het invoervolume uit andere derde landen ontwikkelde zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 4

Invoer uit derde landen

 

2011

2012

2013

TNO

Maleisië (ton)

16 622

36 543

211 430

314 494

Indonesië (ton)

1 087 517

1 133 946

394 578

204 086

Argentinië (ton)

1 422 142

1 475 824

425 239

153 607

Overige (ton)

139 580

153 529

177 889

206 592

Totaal (ton)

2 665 861

2 799 842

1 209 136

878 779

Index

100

105

45

33

Marktaandeel

24,0 %

23,6 %

10,6 %

7,1 %

Index

100

99

44

30

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

927

932

779

786

Index

100

100

84

85

Bron: Eurostat.

(168)

Het invoervolume van biodiesel uit andere derde landen dan de VS nam tijdens de beoordelingsperiode sterk af, hetgeen wordt weerspiegeld in een evenredige daling van het marktaandeel. De daling van de invoer na 2013 viel samen met de instelling van antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van biodiesel uit Indonesië en Argentinië. Ook de gemiddelde prijs daalde in dezelfde periode met 15 %. De prijsontwikkeling is vergelijkbaar met die voor de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie (tabel 8) en is grotendeels toe te schrijven aan een daling van de prijzen van grondstoffen. Ook al liggen de prijzen ongeveer 13 % onder de gemiddelde prijs in de Unie, het marktaandeel van deze invoer is dermate gering dat de bedrijfstak van de Unie er geen noemenswaardige invloed van ondervindt.

4.4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.4.1.   Algemene opmerkingen

(169)

In overeenstemming met artikel 8, lid 4, van de basisverordening werden alle relevante economische indicatoren onderzocht die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(170)

Voor de schadevaststelling maakte de Commissie onderscheid tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. Bij het beoordelen van de macro-economische indicatoren ging de Commissie uit van gegevens met betrekking tot alle producenten in de Unie, terwijl voor de micro-economische indicatoren werd uitgegaan van gecontroleerde gegevens van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Beide reeksen gegevens bleken representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(171)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de subsidiemarge en herstel van subsidiëring in het verleden.

(172)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

4.4.2.   Macro-economische indicatoren

4.4.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(173)

De totale productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 5

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2011

2012

2013

TNO

Productie (ton)

8 547 884

9 138 558

10 528 886

11 596 824

Index

100

107

123

136

Productiecapaciteit (ton)

16 072 000

16 190 288

16 997 288

16 746 869

Index

100

101

106

104

Bezettingsgraad

53 %

56 %

62 %

69 %

Index

100

106

116

130

Bron: Gegevens verstrekt door de EBB (de indiener van het verzoek).

(174)

De productiecapaciteit bleef in de beoordelingsperiode relatief stabiel (+ 4 %), maar tegelijkertijd vertoonde het productievolume vanaf 2012 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek een aanzienlijke stijging. Deze toename van het productievolume is deels te verklaren door de stijging van het verbruik in de Unie in dezelfde periode, maar valt ook samen met de instelling van antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van biodiesel uit Indonesië en Argentinië, die duidelijk een positief effect hebben gehad op de productie van de bedrijfstak van de Unie.

(175)

Door de combinatie van een stabiele productiecapaciteit en een groter productievolume steeg de bezettingsgraad tijdens de beoordelingsperiode met 30 % tot een waarde van 69 % aan het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(176)

De NBB voerde aan dat de niet-vertrouwelijke antwoorden op de vragenlijst van sommige ondernemingen in de steekproef hoge bezettingsgraden tussen 78 % en ten minste 93 % laten zien. Daarom zou de lagere gemiddelde bezettingsgraad van de gehele bedrijfstak te wijten zijn aan structurele factoren en niet aan invoer. In deze omstandigheden zou de bezettingsgraad niet in aanmerking moeten worden genomen als aanwijzing dat de biodieselindustrie van de Unie zich nog van de gevolgen van eerdere subsidiëring aan het herstellen is.

(177)

Dit argument kan niet worden aanvaard. De bezettingsgraad is slechts een van de vele macro-economische indicatoren die de Commissie in aanmerking neemt bij het analyseren van de algemene situatie van de bedrijfstak van de Unie. Het is niet meer dan normaal dat bepaalde ondernemingen uit de steekproef een hogere bezettingsgraad vertonen; macro-indicatoren zijn immers gebaseerd op het gewogen gemiddelde van de gehele bedrijfstak van de Unie. Het feit dat sommige biodieselproducenten in de Unie zich sneller, of in sterkere mate, hebben hersteld dan andere, vooral in een zeer gefragmenteerde bedrijfstak, maakt deze indicator niet overbodig voor de algemene beoordeling van de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

4.4.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(178)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 6

Verkoopvolume en marktaandeel

 

2011

2012

2013

TNO

Verkoopvolume op de markt van de Unie (ton)

8 497 073

8 863 191

9 741 548

10 966 576

Index

100

104

115

129

Marktaandeel

76 %

75 %

86 %

89 %

Index

100

98

112

117

Bron: Gegevens verstrekt door de EBB (de indiener van het verzoek).

(179)

Tijdens de beoordelingsperiode steeg de verkoop door de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk en ging daarbij gelijk op met de stijging van de productie. Als gevolg daarvan vertoonde ook het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie een stijging, en wel van 76 % aan het begin van de beoordelingsperiode tot 89 % aan het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Uit de toename van de verkochte hoeveelheden en het marktaandeel blijkt dat de huidige antidumping- en antisubsidiemaatregelen een positief effect hebben gehad op de bedrijfstak van de Unie.

4.4.2.3.   Groei

(180)

Het verbruik in de Unie steeg tijdens de beoordelingsperiode met 11 %, terwijl zowel de productie als de verkoop met ongeveer 30 % toenamen. Ook de bezettingsgraad nam met ongeveer 30 % toe, terwijl de capaciteit relatief stabiel bleef met slechts een geringe stijging. Tegelijkertijd steeg de werkgelegenheid (tabel 7), terwijl het investeringsniveau tijdens de beoordelingsperiode juist daalde (tabel 11). Over het geheel genomen kan worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie een periode van groei doormaakt.

4.4.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(181)

De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 7

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2011

2012

2013

TNO

Aantal werknemers

2 123

2 125

2 351

2 326

Index

100

100

111

110

Productiviteit (ton/werknemer)

4 021

4 301

4 479

4 986

Index

100

107

111

124

Bron: Gegevens verstrekt door de EBB (de indiener van het verzoek).

(182)

Het aantal werknemers in de biodieselindustrie van de Unie bleef aan het begin van de beoordelingsperiode stabiel, maar steeg vervolgens tussen 2012 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 10 %. Deze trend, die volledig parallel loopt met de trends voor andere schade-indicatoren, zoals de omvang van de productie en de verkoop, wijst erop dat de bedrijfstak van de Unie bezig is zich te herstellen van eerdere dumping en subsidiëring.

(183)

Doordat de stijging van de werkgelegenheid naar verhouding kleiner was dan die van de productie van biodiesel, nam de productiviteit per werknemer toe, en wel met bijna 25 % tijdens de beoordelingsperiode; hieruit blijkt dat de bedrijfstak van de Unie efficiënter is geworden.

4.4.2.5.   Omvang van de subsidiemarge en herstel van subsidiëring

(184)

Zoals vermeld in overweging 159 is de invoer van biodiesel uit de VS nagenoeg stilgevallen na de instelling van compenserende rechten en was er in het tijdvak van het nieuwe onderzoek nauwelijks sprake van invoer met subsidiëring uit de VS. Daarom kan de hoogte van de subsidiemarge niet worden beoordeeld. Uit de analyse van de schade-indicatoren kan echter worden afgeleid dat de maatregelen ten aanzien van de VS en de latere maatregelen ten aanzien van de invoer uit Argentinië en Indonesië een positief effect hebben gehad op de bedrijfstak van de Unie, die zich ogenschijnlijk aan het herstellen is van subsidiëring in het verleden, maar nog steeds in een zwakke en kwetsbare situatie verkeert.

4.4.3.   Micro-economische indicatoren

4.4.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(185)

De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Verkoopprijzen in de Unie

 

2011

2012

2013

TNO

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie (EUR/ton)

1 105

1 079

964

905

Index

100

98

87

82

Productiekosten per eenheid

1 107

1 153

969

868

Index

100

104

88

78

Bron: Gecontroleerde gegevens van in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(186)

De gemiddelde verkoopprijs in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode gestaag gedaald, terwijl de productiekosten per eenheid een soortgelijke ontwikkeling volgden. Omdat biodiesel als basisproduct wordt verhandeld, is het de bedrijfstak van de Unie niet gelukt de verkoopprijzen op een hoger niveau te handhaven, maar wel om de prijzen parallel aan verminderde productiekosten te verlagen. Hierdoor heeft de bedrijfstak van de Unie niet ten volle kunnen profiteren van de beschikbaarheid van goedkopere grondstoffen. Verder daalden de productiekosten per eenheid iets meer dan de gemiddelde prijs per eenheid, hetgeen duidt op een verbeterde efficiëntie van de bedrijfstak van de Unie.

4.4.3.2.   Loonkosten

(187)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 9

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2011

2012

2013

TNO

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

60 866

59 081

60 802

61 807

Index

100

97

100

102

Bron: Gecontroleerde gegevens van in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(188)

De gemiddelde loonkosten per werknemer bleven tijdens de gehele beoordelingsperiode stabiel.

4.4.3.3.   Voorraden

(189)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 10

Voorraden

 

2011

2012

2013

TNO

Eindvoorraden (ton)

84 734

118 256

92 825

91 202

Index

100

140

110

108

Eindvoorraden als percentage van de productie

4 %

5 %

4 %

3 %

Index

100

125

100

75

Bron: Gecontroleerde gegevens van in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(190)

De voorraden bleven tijdens de beoordelingsperiode betrekkelijk stabiel en op een normaal niveau.

4.4.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(191)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 11

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2011

2012

2013

TNO

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

2,0

– 1,4

1,1

3,8

Index

100

– 70

55

190

Kasstroom (EUR)

67 930 517

1 004 296

135 656 898

66 832 681

Index

100

1

200

98

Investeringen (EUR)

12 122 366

9 859 293

9 133 725

8 314 180

Index

100

81

75

69

Rendement van investeringen (% van nettoverkoop)

14,0

– 14,2

12,5

44,2

Index

100

– 101

89

315

Bron: Gecontroleerde gegevens van in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(192)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. De winstgevendheid is gestegen van 2,0 % in 2011 tot 3,8 % aan het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Alleen in 2012 was echter sprake van een verlies (– 1,4 %), hetgeen waarschijnlijk is toe te schrijven aan de aanzienlijke hoeveelheden invoer met dumping uit Indonesië en Argentinië, die in de plaats kwamen van de eerdere invoer uit de VS.

(193)

De netto kasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. Voor de beoordelingsperiode kan geen duidelijke trend worden vastgesteld, maar de in de steekproef opgenomen ondernemingen behielden in die periode in ieder geval een positieve kasstroom.

(194)

Tijdens de beoordelingsperiode is het investeringsniveau gedaald. Gezien de positieve kasstroom en de aanzienlijke stijging in het rendement van investeringen, zoals weergegeven in bovenstaande tabel, zijn er echter geen aanwijzingen dat de bedrijfstak van de Unie moeite zou hebben gehad om kapitaal aan te trekken of verdere investeringen te doen als dergelijke investeringen in de beoordelingsperiode nodig waren geweest.

(195)

De NBB voert aan dat een winstgevendheid van 3,8 % niet strookt met hun eigen berekeningen, die zij baseerden op gegevens uit de niet-vertrouwelijke versies van de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de EU, waaruit een winstmarge van 8,5 % naar voren kwam.

(196)

De Commissie heeft deze bewering geanalyseerd en geconstateerd dat de NBB op een ander percentage uitkwam op basis van een methodologie/berekening die om verschillende redenen onjuist was. Ten eerste bleek hun berekening van de winstgevendheid in het onderzoektijdvak, in tegenstelling tot wat zij aanvoerden, niet gebaseerd op antwoorden op de vragenlijst, maar op steekproefgegevens, die echter geen informatie over het onderzoektijdvak bevatten maar op een andere periode betrekking hadden. Ten tweede waren de productiekosten die de NBB voor de berekening van de winstgevendheid gebruikte, gebaseerd op de productiekosten van een andere steekproef van ondernemingen uit een ander onderzoek; deze kunnen dus niet zonder meer voor dit onderzoek worden overgenomen. Ten slotte heeft de Commissie de gemiddelde winstmarge van de in de steekproef opgenomen ondernemingen op basis van betrouwbare en gecontroleerde gegevens van die ondernemingen vastgesteld. Het argument van de NBB wordt dan ook afgewezen.

4.4.4.   Conclusie over schade

(197)

Uit de analyse van de economische indicatoren blijkt dat de omvang van productie en verkoop tijdens de beoordelingsperiode is gestegen, terwijl het verbruik in de Unie slechts in mindere mate toenam. Dit betekent dat de bedrijfstak van de Unie zijn marktaandeel op de markt van de Unie heeft vergroot. Tegelijkertijd vertoonden zowel de verkoopprijzen als de productiekosten een vergelijkbare daling. Hierdoor kon de bedrijfstak van de Unie niet ten volle profiteren van het grotere verkoopvolume, ondanks een aanzienlijke vermindering van de invoer uit derde landen.

(198)

Aan de andere kant bleef de winstgevendheid tijdens de beoordelingsperiode laag en leed de bedrijfstak van de Unie in 2012 zelfs verlies. Zelfs de winsten die tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werden behaald, net onder de 4 %, liggen aanzienlijk lager dan de winst die de bedrijfstak van de Unie redelijkerwijs onder normale marktvoorwaarden zou moeten behalen. Ook herinnert de Commissie eraan dat de (streef-)winst die de bedrijfstak van de Unie onder normale marktvoorwaarden redelijkerwijs moet kunnen behalen, door de Raad in het oorspronkelijke onderzoek dat aan de bestaande maatregelen ten grondslag ligt op 15 % (28) was vastgesteld. In een daaropvolgend onderzoek betreffende de invoer van biodiesel van oorsprong uit Argentinië en Indonesië werd de winst die de bedrijfstak van de Unie onder normale marktvoorwaarden redelijkerwijs mag verwachten echter enigszins naar beneden bijgesteld en vastgesteld op 11 %, voornamelijk vanwege de toegenomen concurrentie op de markt van de Unie en het feit dat de biodieselindustrie in de Unie zich inmiddels verder had ontwikkeld (29).

(199)

Verscheidene van de economische indicatoren die relevant zijn voor de beoordeling van de huidige situatie van de bedrijfstak van de Unie vertonen een positieve trend en suggereren daarmee dat de huidige maatregelen een positief effect hebben gehad op de bedrijfstak van de Unie. De winstmarge van de bedrijfstak van de Unie is echter nog steeds zeer klein en ligt aanmerkelijk lager dan de streefwinst zoals die in eerdere onderzoeken is vastgesteld. Bovendien ligt het investeringsniveau niet alleen laag, maar daalde het in de beoordelingsperiode ook nog eens met 30 %, terwijl de bezettingsgraad weliswaar toenam, maar nog altijd onder de 70 % bleef, wat laag is in vergelijking met de bezettingsgraad van rond de 90 % in de periode 2004-2006, toen er geen sprake was van invoer met subsidiëring op de markt van de Unie en de bedrijfstak van de Unie geacht werd in een gezonde toestand te verkeren (30).

(200)

Op basis van een algemene analyse van alle economische indicatoren heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie zich nog niet volledig heeft hersteld van de gevolgen van de eerdere invoer met subsidiëring. De bedrijfstak bevindt zich nog in een economisch en financieel kwetsbare situatie en de huidige positieve trend kan gemakkelijk omslaan als de invoer met subsidiëring uit de VS in aanzienlijke hoeveelheden zou worden hervat.

5.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

(201)

Om te beoordelen hoe waarschijnlijk het is dat de bedrijfstak van de Unie opnieuw schade zal ondervinden indien de maatregelen zouden komen te vervallen, heeft de Commissie de verwachte gevolgen van invoer uit de VS voor de markt van de Unie en de bedrijfstak van de Unie overeenkomstig artikel 18, lid 2, van de basisverordening geanalyseerd. De Commissie onderzocht met name de waarschijnlijkheid van herhaling van invoer met subsidiëring, de invoervolumes en het waarschijnlijke prijsniveau ervan, de reservecapaciteit, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en het prijsbeleid van de producenten in de VS.

(202)

Zoals in overweging 149 is geconcludeerd, is het waarschijnlijk dat de invoer met subsidiëring uit de VS zal worden hervat indien de bestaande maatregelen vervallen. De Commissie heeft vastgesteld dat de producenten van biodiesel in de VS momenteel uitvoeren naar andere derde landen tegen prijzen die lager liggen dan de prijzen in de Unie. Aangezien de prijzen van de Unie hoger liggen dan die op de markten van andere derde landen, is het waarschijnlijk dat ten minste een deel van deze uitvoer naar de Unie zal worden verlegd indien de bestaande maatregelen vervallen.

(203)

De Commissie heeft vastgesteld dat de Amerikaanse producenten beschikken over een grote reservecapaciteit van ongeveer 2 678 000 ton, wat overeenkomt met circa 22 % van het totale verbruik in de Unie.

(204)

Het is onwaarschijnlijk dat de beschikbare reservecapaciteit in de VS door de eigen binnenlandse markt zal worden geabsorbeerd. Nu al voldoen de Amerikaanse producenten, ondanks voldoende capaciteit, niet volledig aan de vraag op de Amerikaanse markt. Het is ook onwaarschijnlijk dat de bestaande reservecapaciteit zou worden gebruikt om de uitvoer naar andere derde landen dan de Unie te verhogen. Zoals nader beschreven in overweging 161, liggen de uitvoerprijzen van de VS naar derde landen op dit moment gemiddeld 15 % onder de gemiddelde binnenlandse prijs op de Amerikaanse markt, en ook lager dan de gemiddelde prijs in de Unie, zelfs als de transportkosten van de VS naar de Unie in aanmerking worden genomen. Het is daarom waarschijnlijk dat de Amerikaanse producenten een andere afzetmarkt zouden zoeken voor hun reservecapaciteit.

(205)

Aangezien de markt van de Unie wereldwijd de grootste markt voor biodiesel vormt en de prijzen voor biodiesel in de Unie vergelijkbaar of iets hoger zijn dan de prijzen op de binnenlandse markt van de VS, zou de markt van de Unie voor biodieselproducenten uit de VS erg aantrekkelijk zijn. Historisch gezien is dat inderdaad het geval gebleken.

(206)

Indien de bestaande maatregelen zouden komen te vervallen, is het dan ook zeer waarschijnlijk dat de Amerikaanse producenten een groot deel van hun reservecapaciteit zouden gebruiken om opnieuw toegang te krijgen tot de markt van de Unie. Gezien hun huidige prijsbeleid bij de uitvoer naar andere derde landen en de grote beschikbare reservecapaciteit, is het zeer waarschijnlijk dat aanzienlijke hoeveelheden biodiesel uit de VS opnieuw tegen een gesubsidieerde prijs, gelijk aan of lager dan de prijzen in de Unie, op de markt van de Unie zouden worden aangeboden.

(207)

Een dergelijke vorm van invoer zou de prijzen van de bedrijfstak van de Unie sterk onder druk zetten, terwijl de winsten in de bedrijfstak bij het huidige prijsniveau al zeer laag liggen en niet in de buurt komen van de streefwinst. Dit zou waarschijnlijk leiden tot een daling van de productie en de verkoop en tot een verlies aan winstgevendheid en marktaandeel.

(208)

Gezien de zwakke economische situatie van de bedrijfstak van de Unie zou een dergelijk te verwachten scenario aanzienlijke negatieve gevolgen hebben voor het huidige herstel van de bedrijfstak van de Unie en naar alle waarschijnlijkheid opnieuw tot aanmerkelijke schade leiden.

5.1.   Conclusie

(209)

Op basis van het bovenstaande concludeert de Commissie dat zich waarschijnlijk opnieuw aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie zal voordoen als de bestaande compenserende rechten ten aanzien van de invoer van biodiesel uit de VS zouden komen te vervallen.

6.   BELANG VAN DE UNIE

(210)

Overeenkomstig artikel 31 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of het belang van de Unie geschaad zou worden indien de bestaande maatregelen, ondanks de hierboven vermelde conclusies inzake de waarschijnlijke hervatting van schade veroorzakende subsidiëring, werden gehandhaafd. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle belangen van de betrokkenen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers van biodiesel.

6.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(211)

De bestaande maatregelen hebben ertoe bijgedragen dat de invoer met subsidiëring van biodiesel uit de VS bijna tot nul is teruggebracht en hebben verlichting gebracht voor de bedrijfstak van de Unie. Hoewel bepaalde positieve ontwikkelingen, zoals een toename van de productie en de verkoop, erop wijzen dat de bedrijfstak van de Unie zich aan het herstellen is van de gevolgen van eerdere subsidiëring, zijn de prijzen van biodiesel op de markt van de Unie aanzienlijk gedaald en is de winstgevendheid in de bedrijfstak zeer laag gebleven, waardoor deze in een zwakke en kwetsbare economische situatie verkeert.

(212)

Als de bestaande maatregelen zouden komen te vervallen, zou de bedrijfstak van de Unie zonder twijfel worden geconfronteerd met meer oneerlijke concurrentie in de vorm van de invoer met subsidiëring van aanzienlijke hoeveelheden biodiesel uit de VS. Dit zou het einde betekenen van het herstel dat de biodieselindustrie van de Unie momenteel vertoont en zeer waarschijnlijk opnieuw tot aanmerkelijke schade leiden. Beëindiging van de maatregelen is derhalve niet in het belang van de bedrijfstak van de Unie.

6.2.   Belang van de niet-verbonden importeurs en handelaren

(213)

Slechts drie importeurs/handelaren hebben zich gemeld en hebben hun standpunt kenbaar gemaakt. Hoewel een van de ondernemingen aanvoerde dat het niveau van de huidige rechten buitenproportioneel was en dat handhaving ervan de markt zou verstoren en beperken, met hogere prijzen tot gevolg, verklaarden de andere twee ondernemingen dat de bestaande maatregelen geen invloed hadden gehad op hun activiteiten en dat zij neutraal stonden tegenover een mogelijke handhaving van de bestaande compenserende rechten.

(214)

De bewering dat een voortzetting van de bestaande maatregelen de markt zou beperken en zou leiden tot hogere prijzen, wordt door de bevindingen van dit onderzoek niet gestaafd. Integendeel: tijdens de beoordelingsperiode zijn de prijzen van de Unie gedaald, ondanks de geldende maatregelen. Bovendien heeft de bedrijfstak van de Unie op dit moment niet alleen voldoende capaciteit om aan de vraag naar biodiesel in de Unie te voldoen, maar ook voldoende reservecapaciteit om te kunnen reageren op een toekomstige stijging van de vraag. Daarom vormen de voorgestelde argumenten geen bewijs voor de stelling dat handhaving van de bestaande maatregelen in strijd zou zijn met de belangen van importeurs en/of handelaren.

6.3.   Belang van de gebruikers

(215)

Slechts één gebruiker, een onderneming die biodiesel koopt om deze met minerale oliën te mengen, heeft zich gemeld en zijn standpunt aan de Commissie kenbaar gemaakt. Deze onderneming was een groot voorstander van handhaving van de bestaande maatregelen en voerde aan dat het stopzetten ervan desastreuze gevolgen kon hebben voor de markt voor biodiesel in de Unie en zou leiden tot de instroom van aanzienlijke hoeveelheden gesubsidieerde biodiesel, met opnieuw ernstige schade aan de biodieselindustrie van de Unie tot gevolg.

(216)

Er zijn geen aanwijzingen dat de bestaande maatregelen negatieve gevolgen hebben gehad voor de gebruikers van biodiesel in de Unie, en met name is er geen bewijs dat de bestaande maatregelen een negatief effect hebben gehad op hun winstgevendheid of zakelijke activiteiten. Hoe het ook zij, doordat het verbruik van biodiesel in de Unie stabiel is of slechts licht stijgt, heeft de bedrijfstak van de Unie voldoende capaciteit om te voldoen aan de huidige en toekomstige vraag, mocht de vraag verder toenemen. Handhaving van de maatregelen zou niet leiden tot schaarste.

(217)

Daarom kan worden geconcludeerd dat handhaving van de maatregelen niet indruist tegen de belangen van gebruikers.

6.4.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(218)

Op basis van het bovenstaande kwam de Commissie tot de conclusie dat er geen dwingende redenen zijn om aan te nemen dat handhaving van de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer van biodiesel van oorsprong uit de VS niet in het belang van de Unie zou zijn.

7.   COMPENSERENDE MAATREGELEN

(219)

Uit de conclusies die zijn getrokken met betrekking tot de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van subsidiëring en schade kan worden afgeleid dat, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening, de compenserende rechten die van toepassing zijn op de invoer van biodiesel van oorsprong uit de VS, ingesteld bij Verordening (EG) nr. 598/2009, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 443/2011, voor een aanvullende periode van vijf jaar moeten worden gehandhaafd.

(220)

Zoals vermeld in overweging 2 zijn de thans geldende compenserende rechten ten aanzien van de invoer van biodiesel van oorsprong uit de VS uitgebreid tot de invoer van hetzelfde product verzonden vanuit Canada, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada, en tot de invoer in de Unie van biodiesel in mengsels met 20 of minder gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.

(221)

De compenserende rechten die zullen worden gehandhaafd, zullen eveneens worden uitgebreid tot de invoer van biodiesel verzonden vanuit Canada, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada, en tot biodiesel in mengsels met 20 of minder gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.

(222)

De producenten-exporteurs uit Canada die waren vrijgesteld van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 443/2011 uitgebreide maatregelen, zullen ook van de bij deze verordening ingestelde maatregelen worden vrijgesteld.

(223)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief compenserend recht ingesteld op door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels met meer dan 20 gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, op dit moment vallend onder de GN-codes ex 1516 20 98 (Taric-code 1516 20 98 29), ex 1518 00 91 (Taric-code 1518 00 91 29), ex 1518 00 99 (Taric-code 1518 00 99 29), ex 2710 19 43 (Taric-code 2710 19 43 29), ex 2710 19 46 (Taric-code 2710 19 46 29), ex 2710 19 47 (Taric-code 2710 19 47 29), ex 2710 20 11 (Taric-code 2710 20 11 29), ex 2710 20 15 (Taric-code 2710 20 15 29), ex 2710 20 17 (Taric-code 2710 20 17 29), ex 3824 90 92 (Taric-code 3824 90 92 12), ex 3826 00 10 (Taric-codes 3826 00 10 29, 3826 00 10 39, 3826 00 10 49, 3826 00 10 99) en ex 3826 00 90 (Taric-code 3826 00 90 19).

2.   Het definitieve compenserende recht, van toepassing op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, voor de in lid 1 omschreven producten van onderstaande ondernemingen is als volgt:

Onderneming

Compenserend recht, EUR/ton, netto

Aanvullende Taric-code

Archer Daniels Midland Company, Decatur

237,0

A933

Cargill Inc., Wayzata

213,8

A934

Green Earth Fuels of Houston LLC, Houston

213,4

A935

Imperium Renewables Inc., Seattle

216,8

A936

Peter Cremer North America LP, Cincinnati

211,2

A937

Vinmar Overseas Limited, Houston

211,2

A938

World Energy Alternatives LLC, Boston

211,2

A939

In bijlage I vermelde ondernemingen

219,4

Zie bijlage I

Alle andere ondernemingen

237,0

A999

Het compenserende recht op mengsels is van toepassing naar evenredigheid van het aandeel in gewichtsprocenten van het totale gehalte aan door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en paraffinische gasoliën van niet-fossiele oorsprong in het mengsel (biodieselgehalte).

3.   Wanneer goederen beschadigd zijn voordat zij in het vrije verkeer zijn gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs door de verkoper ten gunste van de koper is aangepast, wordt, als aan de voorwaarden van artikel 145, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (31) is voldaan, het bedrag van het compenserende recht als bedoeld in lid 2 verlaagd met een percentage dat evenredig is aan de aanpassing van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

4.   De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen worden uitsluitend toegepast indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die voldoet aan de voorschriften in bijlage II. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor „alle andere ondernemingen” geldt.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Het definitieve compenserende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”, zoals vermeld in artikel 1, lid 2, wordt uitgebreid tot de invoer in de Unie van door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels met meer dan 20 gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, vanuit Canada verzonden, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada en op dit moment vallend onder de GN-codes ex 1516 20 98 (Taric-code 1516 20 98 21), ex 1518 00 91 (Taric-code 1518 00 91 21), ex 1518 00 99 (Taric-code 1518 00 99 21), ex 2710 19 43 (Taric-code 2710 19 43 21), ex 2710 19 46 (Taric-code 2710 19 46 21), ex 2710 19 47 (Taric-code 2710 19 47 21), ex 2710 20 11 (Taric-code 2710 20 11 21), ex 2710 20 15 (Taric-code 2710 20 15 21), ex 2710 20 17 (Taric-code 2710 20 17 21), ex 3824 90 92 (Taric-code 3824 90 92 10), ex 3826 00 10 (Taric-codes 3826 00 10 20, 3826 00 10 30, 3826 00 10 40, 3826 00 10 89) en ex 3826 00 90 (Taric-code 3826 00 90 11), met uitzondering van die welke door onderstaande ondernemingen zijn geproduceerd:

Land

Onderneming

Aanvullende Taric-code

Canada

BIOX Corporation, Oakville, Ontario, Canada

B107

Canada

Rothsay Biodiesel, Guelph, Ontario, Canada

B108

Het uit te breiden recht is dat welke in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 598/2009 is vastgesteld voor „alle andere ondernemingen”, te weten een definitief compenserend recht van 237 EUR per nettoton.

Het compenserende recht op mengsels is van toepassing naar evenredigheid van het aandeel in gewichtsprocenten van het totale gehalte aan door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong in het mengsel (biodieselgehalte).

2.   Wanneer goederen beschadigd zijn voordat zij in het vrije verkeer zijn gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs door de verkoper ten gunste van de koper is aangepast, wordt, als aan de voorwaarden van artikel 145, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 is voldaan, het bedrag van het compenserende recht als bedoeld in artikel 1, lid 2, verlaagd met een percentage dat evenredig is aan de aanpassing van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

3.   Vrijstellingen die aan de in lid 1 genoemde ondernemingen zijn verleend of die overeenkomstig artikel 5, lid 2, door de Commissie zijn verleend, worden uitsluitend toegepast indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die voldoet aan de voorschriften in bijlage II. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het compenserende recht toegepast dat op grond van lid 1 geldt.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 3

1.   Het definitieve compenserende recht zoals vermeld in artikel 1, lid 2, wordt uitgebreid tot de invoer in de Unie van door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in mengsels met 20 of minder gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika en op dit moment vallend onder de GN-codes ex 1516 20 98 (Taric-code 1516 20 98 30), ex 1518 00 91 (Taric-code 1518 00 91 30), ex 1518 00 99 (Taric-code 1518 00 99 30), ex 2710 19 43 (Taric-code 2710 19 43 30), ex 2710 19 46 (Taric-code 2710 19 46 30), ex 2710 19 47 (Taric-code 2710 19 47 30), ex 2710 20 11 (Taric-code 2710 20 11 30), ex 2710 20 15 (Taric-code 2710 20 15 30), ex 2710 20 17 (Taric-code 2710 20 17 30), ex 3824 90 92 (Taric-code 3824 90 92 20), ex 3826 00 90 (Taric-code 3826 00 90 30).

Het compenserende recht op mengsels is van toepassing naar evenredigheid van het aandeel in gewichtsprocenten van het totale gehalte aan door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en paraffinische gasoliën van niet-fossiele oorsprong in het mengsel (biodieselgehalte).

2.   Wanneer goederen beschadigd zijn voordat zij in het vrije verkeer zijn gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs door de verkoper ten gunste van de koper is aangepast, wordt, als aan de voorwaarden van artikel 145, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 is voldaan, het bedrag van het compenserende recht als bedoeld in artikel 1, lid 2, verlaagd met een percentage dat evenredig is aan de aanpassing van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

3.   De individuele rechten voor de in artikel 1, lid 2, genoemde ondernemingen worden uitsluitend toegepast indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die voldoet aan de voorschriften in bijlage III. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor „alle andere ondernemingen” geldt.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 4

1.   Verzoeken om vrijstelling van het bij artikel 2, lid 1, en artikel 3, lid 1, uitgebreide recht moeten schriftelijk in een van de officiële talen van de Europese Unie worden ingediend en ondertekend zijn door een persoon die gemachtigd is om de entiteit die om vrijstelling verzoekt, te vertegenwoordigen. Het verzoek moet aan het onderstaande adres worden gestuurd:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Wetstraat 170, kamer CHAR 04/034

1049 Brussel

BELGIË

E-mail: TRADE-TDI-INFORMATION@ec.europa.eu

2.   Overeenkomstig artikel 23, lid 6, van Verordening (EG) nr. 597/2009 kan de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, de invoer van producten van ondernemingen die de bij Verordening (EG) nr. 598/2009 ingestelde compenserende maatregelen niet ontwijken, bij besluit vrijstellen van het bij artikel 2, lid 1, en artikel 3, lid 1, uitgebreide recht.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 14 september 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.

(2)  Verordening (EG) nr. 598/2009 van de Raad van 7 juli 2009 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (PB L 179 van 10.7.2009, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 443/2011 van de Raad van 5 mei 2011 tot uitbreiding van het definitieve compenserende recht dat bij Verordening (EG) nr. 598/2009 is ingesteld op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika tot uit Canada verzonden biodiesel, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada, en tot uitbreiding van het definitieve compenserende recht dat bij Verordening (EG) nr. 598/2009 is ingesteld tot biodiesel in een mengsel bevattende 20 of minder gewichtsprocenten biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, en tot beëindiging van het onderzoek naar de uit Singapore verzonden biodiesel (PB L 122 van 11.5.2011, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1194/2013 van de Raad van 19 november 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op biodiesel van oorsprong uit Argentinië en Indonesië (PB L 315 van 26.11.2013, blz. 2).

(5)  Bericht van het naderend vervallen van bepaalde compenserende maatregelen (PB C 289 van 4.10.2013, blz. 11).

(6)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51).

(7)   PB C 217 van 10.7.2014, blz. 25.

(8)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (PB C 217 van 10.7.2014, blz. 14).

(9)  Krachtens de wetgeving van de VS (U.S. Code, titel 26, afdeling 45K(c)(3)) vallen onder de term „biomassa” alle organische stoffen buiten a) olie en aardgas (of daarvan afgeleide producten) en b) kolen (inclusief bruinkool) of daarvan afgeleid producten.

(10)  Verordening (EG) nr. 194/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 tot instelling van een voorlopig compenserend recht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (PB L 67 van 12.3.2009, blz. 50), overweging 20, voetnoot 5.

(11)  Volgens de definitie van de U.S.C. wordt onder agri-biodiesel verstaan: biodiesel die uitsluitend is verkregen uit plantaardige oliën van eerste persing, met inbegrip van esters van maïs, sojabonen, zonnebloemzaad, katoenzaad, canola (koolzaad), crambe (zeekool), raapzaad, saffloer, vlaszaad, rijstzemelen, mosterdzaad, en uit dierlijke vetten.

(12)  Afdeling 428.102 „Definities” van de uitvoeringsverordeningen: „aan diesel gelijkwaardige brandstof, afgeleid van hernieuwbare biomassa, met inbegrip van plantaardige olie en dierlijk vet”. De productie van biodiesel kan eventueel ook vallen onder de definitie „biobrandstof afgeleid van afvalstoffen, met inbegrip van oogstresten, ander vegetatief afvalmateriaal, dierlijk afval, voedingsafval en tuinafval”.

(13)  De British thermal unit (BTU of Btu — Britse thermische eenheid) is een eenheid van energie die gelijk is aan ongeveer 1 055 joule.

(14)  Door de Tax Increase Prevention Act (wet ter voorkoming van belastingverhoging) van 2014, die op 19 december 2014 werd ondertekend door de president van de Verenigde Staten. Uitbreiding van de regeling tot faciliteiten voor producenten van biobrandstoffen van de tweede generatie.

(15)  Zoals uitgebreid bij de Energy Policy Act (wet op het energiebeleid) van 2005, §1344 (P.L. 109-58) en gewijzigd bij de Energy Improvement and Extension Act (wet ter verbetering en uitbreiding van maatregelen op energiegebied) van 2008 (P.L. 110-343, deel B) §202-203.

(16)  De desbetreffende autoriteit (Internal Revenue Service — federale belastingdienst) moet op straffe van schadevergoeding binnen 60 dagen na ontvangst van de aanvraag (uiterlijk op 8 augustus 2015) tot betaling overgaan.

(17)  https://www.congress.gov/bill/113th-congress/senate-bill/2021/text

(18)  HR 2517 „Powering American Jobs Act” (wet op het bevorderen van Amerikaanse banen) van 2015, ingediend door Mike Kelly. In te zien op https://www.congress.gov/bill/114th-congress/house-bill/2517/text?q={%22search%22%3A[%22\%22hr2517\%22%22]}#toc-H48B28727047A4954BB43B03E81976580, geraadpleegd op 8 juli 2015.

(19)  Op 29 september 2014 door de NBB ingediend.

(20)  Zie overweging 55 van Verordening (EG) nr. 194/2009.

(21)  Via afdeling 202(a) van de Energy Improvement and Extension Act (wet ter verbetering en uitbreiding van maatregelen op energiegebied) van 2008. Afdeling 203 daarvan wijzigt echter de afdelingen 40A en 6426 van het belastingwetboek (I.R.C., Internal Revenue Code), met als gevolg dat de vergoeding sinds 15 mei 2008 niet meer wordt verstrekt voor ingevoerde biodiesel en biodiesel die wordt verkocht om te worden uitgevoerd. Deze beperking van de groep potentiële begunstigden heeft echter geen reële gevolgen voor de binnenlandse markt van de VS, aangezien de wijziging geen betrekking heeft op de productie of invoer van biodiesel die in de VS wordt verbruikt.

(22)   Bron: Antwoord van de Amerikaanse overheid. NB: De vermelde cijfers hebben uitsluitend betrekking op kortingen op accijnzen, niet op kortingen op de vennootschapsbelasting en rechtstreekse schenkingen, waarover de overheid van de VS geen informatie heeft verstrekt.

(23)  Volgens de NBB, zie „Biodiesel Basics What is biodiesel?” (Basisinformatie over biodiesel — Wat is biodiesel?), http://www.biodiesel.org/what-is-biodiesel/biodiesel-basics, geraadpleegd op 24 maart 2015.

(24)  Op grond van de Renewable Fuel Standard-2 (norm voor het gebruik van hernieuwbare brandstoffen), die bij de Energy Policy Act (EPAct — wet op het energiebeleid) van 2005 en vervolgens bij de Energy Independence and Security Act (EISA — wet op de energieonafhankelijkheid en veiligheid) van 2007 is ingesteld, moet tussen 2011 en 2022 jaarlijks ten minste 1 miljard gallon diesel op biomassabasis worden gebruikt. Volgens dezelfde norm moet het land tegen 2022 tevens niet minder dan 21 miljard gallon geavanceerde biobrandstoffen gebruiken. Het gebruik van biodiesel kan meetellen voor de naleving in beide categorieën. Bron: http://www.biodiesel.org/what-is-biodiesel/biodiesel-faq's, geraadpleegd op 30.3.2015.

(25)  Zie voetnoot 21.

(26)  http://www.eia.gov/survey/form/eia_22m/instructions.pdf, geraadpleegd op 7.7.2015.

(27)  Als gevolg van een zetfout werd de prijs in het informatiedocument ten onrechte vermeld als 884 EUR.

(28)  Verordening (EG) nr. 598/2009, overwegingen 176, 177 en 178.

(29)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1194/2013, overwegingen 202 tot en met 208).

(30)  Verordening (EG) nr. 193/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (PB L 67 van 12.3.2009, blz. 22).

(31)  Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).


BIJLAGE I

Naam onderneming

Plaats

Aanvullende Taric-code

AC & S Inc.

Nitro

A941

Alabama Clean Fuels Coalition Inc.

Birmingham

A940

American Made Fuels, Inc.

Canton

A940

Arkansas SoyEnergy Group

DeWitt

A940

Arlington Energy, LLC

Mansfield

A940

Athens Biodiesel, LLC

Athens

A940

Beacon Energy

Cleburne

A940

Biodiesel of Texas, Inc.

Denton

A940

BioDiesel One Ltd

Southington

A940

BioPur Inc.

Bethlehem

A941

Buffalo Biodiesel, Inc

Tonawanda

A940

BullDog BioDiesel

Ellenwood

A940

Carbon Neutral Solutions, LLC

Mauldin

A940

Central Iowa Energy LLC

Newton

A940

Chesapeake Custom Chemical Corp.

Ridgeway

A940

Community Fuels

Stockton

A940

Delta BioFuels Inc.

Natchez

A940

Diamond Biofuels

Mazon

A940

Direct Fuels

Euless

A940

Eagle Creek Fuel Services, LLC

Baltimore

A940

Earl Fisher Bio Fuels

Chester

A940

East Fork Biodiesel LLC

Algona

A940

ECO Solutions, LLC

Chatsworth

A940

Ecogy Biofuels LLC

Tulsa

A940

ED&F Man Biofuels Inc.

New Orleans

A940

Freedom Biofuels Inc.

Madison

A940

Freedom Fuels LLC

Mason City

A941

Fuel & Lube, LLC

Richmond

A940

Fuel Bio

Elizabeth

A940

FUMPA Bio Fuels

Redwood Falls

A940

Galveston Bay Biodiesel LP (BioSelect Fuels)

Houston

A940

GeoGreen Fuels LLC

Houston

A940

Georgia Biofuels Corp.

Loganville

A940

Green River Biodiesel, Inc.

Moundville

A940

Griffin Industries Inc.

Cold Spring

A940

High Plains Bioenergy

Guymon

A940

Huish Detergents Inc.

Salt Lake City

A940

Incobrasa Industries Ltd

Gilman

A940

Independence Renewable Energy Corp.

Perdue Hill

A940

Indiana Flex Fuels

LaPorte

A940

Innovation Fuels Inc.

Newark

A940

Integrity Biofuels

Morristown

A941

Iowa Renewable Energy LLC

Washington

A940

Johann Haltermann Ltd

Houston

A940

Lake Erie Biofuels LLC

Erie

A940

Leland Organic Corporation

Leland

A940

Louis Dreyfus Agricultural Industries LLC

Claypool

A940

Louis Dreyfus Claypool Holdings LLC

Claypool

A940

Middle Georgia Biofuels

East Dublin

A940

Middletown Biofuels LLC

Blairsville

A940

Musket Corporation

Oklahoma City

A940

Natural Biodiesel Plant LLC

Hayti

A941

New Fuel Company

Dallas

A940

North Mississippi Biodiesel

New Albany

A940

Northern Biodiesel, Inc.

Ontario

A940

Northwest Missouri Biofuels, LLC

St. Joseph

A940

Nova Biofuels Clinton County LLC

Clinton

A940

Nova Biosource

Senaca

A940

Organic Fuels Ltd

Houston

A940

Owensboro Grain Company LLC

Owensboro

A940

Paseo Cargill Energy, LLC

Kansas City

A940

Peach State Labs Inc.

Rome

A940

Perihelion Global, Inc.

Opp

A940

Philadelphia Fry-O-Diesel Inc.

Philadelphia

A940

Piedmont Biofuels Industrial LLC

Pittsboro

A941

Pinnacle Biofuels, Inc.

Crossett

A940

PK Biodiesel

Woodstock

A940

Pleasant Valley Biofuels, LLC

American Falls

A940

Prairie Pride

Deerfield

A941

RBF Port Neches LLC

Houston

A940

Red Birch Energy, Inc.

Bassett

A940

Red River Biodiesel Ltd

New Boston

A940

REG Ralston LLC

Ralston

A940

Renewable Energy Products, LLC

Santa Fe Springs

A940

Riksch BioFuels LLC

Crawfordsville

A940

Safe Renewable Corp.

Conroe

A940

Sanimax Energy Inc.

DeForest

A940

Seminole Biodiesel

Bainbridge

A940

Southeast BioDiesel LLC

Charlotte

A941

Soy Solutions

Milford

A940

SoyMor Biodiesel LLC

Albert Lea

A940

Stepan Company

Northfield

A941

Sunshine BioFuels, LLC

Camilla

A940

TPA Inc.

Warren

A940

Trafigura AG

Stamford

A940

U.S. Biofuels Inc.

Rome

A940

United Oil Company

Pittsburgh

A940

Valco Bioenergy

Harlingen

A940

Vanguard Synfuels, LLC

Pollock

A940

Vitol Inc.

Houston

A940

Walsh Bio Diesel, LLC

Mauston

A940

Western Dubque Biodiesel LLC

Farley

A940

Western Iowa Energy LLC

Wall Lake

A940

Western Petroleum Company

Eden Prairie

A940

Yokaya Biofuels Inc.

Ukiah

A941


BIJLAGE II

De in artikel 1, lid 2, artikel 2, lid 2, of artikel 3, lid 2, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring bevatten met de volgende gegevens, ondertekend door een daartoe bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft:

de naam en de functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

de volgende verklaring:

„Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels met meer dan 20 gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, die naar de Europese Unie worden uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, zijn geproduceerd door [naam en adres onderneming (aanvullende Taric-code)] in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”.


BIJLAGE III

De in artikel 3, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring bevatten met de volgende gegevens, ondertekend door een daartoe bevoegd medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft:

de naam en de functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

de volgende verklaring:

„Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels met 20 of minder gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, die naar de Europese Unie worden uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, zijn geproduceerd door [naam en adres onderneming] [aanvullende Taric-code] in de Verenigde Staten van Amerika. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”.


Top