Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R0111

    Uitvoeringsverordening (EU) 2015/111 van de Commissie van 26 januari 2015 tot vaststelling van maatregelen ter verlichting van een ernstige bedreiging voor de instandhouding van het zeebaarsbestand ( Dicentrarchus labrax ) in de Keltische Zee, het Kanaal, de Ierse Zee en het zuidelijke deel van de Noordzee

    PB L 20 van 27.1.2015, p. 31–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/04/2015

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2015/111/oj

    27.1.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 20/31


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/111 VAN DE COMMISSIE

    van 26 januari 2015

    tot vaststelling van maatregelen ter verlichting van een ernstige bedreiging voor de instandhouding van het zeebaarsbestand (Dicentrarchus labrax) in de Keltische Zee, het Kanaal, de Ierse Zee en het zuidelijke deel van de Noordzee

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 12, lid 1,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Krachtens artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 kunnen noodmaatregelen worden genomen om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met een ernstige bedreiging voor de instandhouding van biologische rijkdommen van de zee. Om het hoofd te bieden aan die bedreiging, kan de Commissie op gemotiveerd verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief dergelijke noodmaatregelen vaststellen in de vorm van onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen die voor een termijn van ten hoogste zes maanden van toepassing zijn.

    (2)

    Volgens wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) heeft zeebaars (Dicentrarchus labrax) in de Keltische Zee, het Kanaal, de Ierse Zee en het zuidelijke deel van de Noordzee (ICES-sectoren IVb, c en VIIa, d-h) te lijden onder een snelle afname van de biomassa als gevolg van een combinatie van dalende rekrutering en stijgende visserijsterfte. De paaibiomassa ontwikkelt zich in de richting van het laagste niveau dat tot dusver is geconstateerd. De visserijsterfte ligt momenteel bijna vier keer zo hoog als het niveau dat het bestand aankan. Daarom adviseert de ICES om maatregelen ten uitvoer te leggen om de visserijsterfte voor het hele bestand aanzienlijk te reduceren.

    (3)

    Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie bij brief van 19 december 2014 verzocht om op grond van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 maatregelen te nemen om ICES-gebied VIIe in de periode januari tot en met april 2015 te sluiten voor op zeebaars gerichte pelagische visserijen teneinde de visserijdruk te verminderen door de paaibestanden van zeebaars te beschermen. Het verzoek is meegedeeld aan België, Frankrijk, Ierland, Nederland en aan de adviesraad voor de noordwestelijke wateren en die voor de Noordzee. België, Frankrijk en Nederland hebben hun opmerkingen toegezonden aan de Commissie.

    (4)

    De opmerkingen van Frankrijk hebben betrekking op de toepasbaarheid van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, op door visserijactiviteiten veroorzaakte bedreigingen en de procedure, op het bewijs voor een ernstige bedreiging en op het risico van discriminatie tussen visserijen. België reageerde positief op het Britse verzoek. Nederland stelde voor om de maatregelen uit te breiden tot grotere gebieden en meer visserijen. Met betrekking tot de werkingssfeer en de procedure van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moet worden opgemerkt dat deze bepaling niet beperkt is tot een specifieke oorzaak en dus op om het even welke bedreiging kan worden toegepast, ongeacht of deze wordt veroorzaakt door visserijactiviteiten of door andere factoren, en moet er tevens op worden gewezen dat de termijnen die in dat artikel worden voorgeschreven, gerechtvaardigd zijn vanwege de dringende noodzaak de ernstige bedreiging het hoofd te bieden. Het bewijs voor een ernstige bedreiging van zeebaars in het onderhavige geval is gebaseerd op wetenschappelijke gegevens, zoals hieronder wordt uiteengezet.

    (5)

    In de periode december-april verzamelen zeebaarzen zich in bepaalde gebieden om er te paaien. Het zeebaarsbestand hangt af van deze reproductiefase. De gerichte visserij op deze paaibestanden gedurende die periode draagt in aanzienlijke mate bij tot de algemene visserijsterfte van het bestand en met name tot de daling van het aantal volwassen vissen die zich met succes kunnen voortplanten. De vangststatistieken bevestigen dat bij die visserij vooral volwassen vissen aan het bestand worden onttrokken, die daardoor niet meer kunnen bijdragen tot de reproductie van dit bestand.

    (6)

    Volgens de wetenschappelijke beoordeling door de ICES en het WTECV is de commerciële visserij door pelagische trawlers verantwoordelijk voor meer dan 25 % van de visserijsterfte.

    (7)

    De instandhouding van biologische rijkdommen van de zee wordt ernstig bedreigd wanneer het risico bestaat dat de reproductiecapaciteit van het bestand ernstig in gevaar komt als gevolg van een scherpe daling van de paaibiomassa, gecombineerd met de voortzetting van de gerichte visserij, die het paaibestand onherstelbare schade kan toebrengen. Volgens de Commissie is er sprake van naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie, omdat 1) het paaiseizoen is begonnen en 2) de visserij op deze paaibestanden eveneens van start is gegaan. Uit wetenschappelijk bewijsmateriaal blijkt dat het noodzakelijk is om tijdens het lopende paaiseizoen van zeebaars onmiddellijke actie te ondernemen in de vorm van maatregelen die onmiddellijk van toepassing worden en van kracht blijven tot en met 30 april 2015.

    (8)

    Daarom moeten dringend maatregelen worden genomen om de gerichte pelagische trawlvisserij op zeebaars te verbieden gedurende het zeer gevoelige paaiseizoen tussen januari en 30 april 2015. Verder uitstel van de bescherming van het bestand zou de doeltreffendheid van de noodmaatregelen aanzienlijk reduceren of zelfs helemaal tenietdoen. Om deze maatregelen nog doeltreffender te maken, moet de marktdeelnemers worden verboden zich akkoord te verklaren met het overladen en aanlanden van zeebaars die tijdens de periode van toepassing van deze verordening is gevangen.

    (9)

    Om de geografisch sterk verspreide paaibestanden doeltreffend te beschermen, moeten de noodmaatregelen van toepassing zijn op pelagische trawlvisserijen in het volledige verspreidingsgebied van het bestand, d.w.z. de Keltische Zee, het Kanaal, de Ierse Zee en het zuidelijke deel van de Noordzee (ICES-sectoren IVb, c en VIIa, d-h). Aangezien niet volledig vastligt hoe het bestand precies is verspreid, moeten ook de ICES-gebieden VIIj, k onder de maatregelen vallen om te voorkomen dat de visserijactiviteit wordt verplaatst.

    (10)

    De door Frankrijk voorgestelde alternatieve maatregelen zouden vanwege de onzekere doeltreffendheid ervan niet hetzelfde resultaat bereiken als de maatregelen in de onderhavige verordening. Voorts is het mogelijk dat, met het oog op extra bescherming van het zeebaarsbestand, in een latere fase aanvullende maatregelen moeten worden vastgesteld met betrekking tot de impact van andere visserijen.

    (11)

    Uit door Frankrijk verstrekte informatie blijkt dat vaartuigen die gebruikmaken van pelagisch vistuig met een maaswijdte tussen 32 en 69 mm, niet gericht op zeebaars vissen en dat bijvangsten van die vaartuigen een minimale impact op het bestand hebben.

    (12)

    Aangezien het zeebaarsbestand in de gebieden waarvoor de onderhavige maatregelen van toepassing zijn, zich in een toestand bevindt die voldoet aan alle criteria betreffende naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met een ernstige bedreiging voor de instandhouding van dit bestand, kan de Commissie op grond van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op eigen initiatief de in de onderhavige verordening opgenomen maatregelen vaststellen en kan zij hierin verder gaan dan door het Verenigd Koninkrijk is gevraagd.

    (13)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Onderwerp

    In deze verordening worden voor het zeebaarsbestand in de ICES-sectoren IVb, c, VIIa, d-k noodmaatregelen vastgesteld om de dreigende, ernstige schade aan dat bestand te verlichten.

    Artikel 2

    Maatregelen

    Tijdens de periode van toepassing van deze verordening is het verboden om in de ICES-sectoren IVb, c, VIIa, d-k op zeebaars (Dicentrarchus labrax) te vissen met pelagische trawls (OTM-pelagische ottertrawls en PTM-pelagische spantrawls) met een maaswijdte in de kuil van 70 mm of meer.

    Bovendien is het voor vaartuigen die deze soorten vistuig gebruiken, verboden om zeebaars die in de periode van toepassing van deze verordening in de hierboven genoemde gebieden is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

    De lidstaten stellen de Commissie 14 dagen na elke maand in kennis van de met pelagisch vistuig (OTM of PTM) bovengehaalde zeebaarsvangsten.

    Artikel 3

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing tot en met 30 april 2015.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.


    Top