Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014R0964

    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 964/2014 van de Commissie van 11 september 2014 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft standaardvoorwaarden voor financieringsinstrumenten

    PB L 271 van 12.9.2014, p. 16–44 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 16/02/2019

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2014/964/oj

    12.9.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 271/16


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 964/2014 VAN DE COMMISSIE

    van 11 september 2014

    tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft standaardvoorwaarden voor financieringsinstrumenten

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (1), en met name artikel 38, lid 3, tweede alinea,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Met het oog op het vergemakkelijken van het gebruik van op nationaal, regionaal, transnationaal of grensoverschrijdend niveau ingestelde financieringsinstrumenten, beheerd door of onder verantwoordelijkheid van de managementautoriteit, overeenkomstig artikel 38, lid 3, onder a), van Verordening (EU) nr. 1303/2013, moeten uitvoeringshandelingen inzake standaardvoorwaarden worden vastgesteld voor bepaalde financieringsinstrumenten. Deze standaardvoorwaarden maken deze instrumenten klaar voor gebruik — zogenaamde „off-the-shelf”-financieringsinstrumenten.

    (2)

    Om het gebruik van financieringsinstrumenten te vergemakkelijken, moeten de standaardvoorwaarden de naleving van staatssteunregels waarborgen en het verlenen van financiële steun van de Unie aan eindontvangers vergemakkelijken door middel van een combinatie van financieringsinstrumenten en subsidies.

    (3)

    De standaardvoorwaarden mogen niet toestaan dat aanbieders van financiële diensten, zoals een publieke of private investeerder of een kredietverlener, een beheerder van het financieringsinstrument of een eindontvanger staatssteun ontvangen die onverenigbaar is met de interne markt. In de standaardvoorwaarden moet rekening worden gehouden met de relevante de-minimisverordeningen,zoals Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie (2) en Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie (3), Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie (4), Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie (5), de richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicokapitaal (6) en de richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014 tot en met 2020 (7).

    (4)

    Gezien het feit dat de staatssteunregels niet van toepassing zijn op agrarische activiteiten die steun ontvangen uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, dient de naleving van de standaardvoorwaarden vrijwillig te zijn. Voor andere activiteiten die steun ontvangen uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling zijn de algemene staatssteunregels van toepassing en dient de naleving van de standaardvoorwaarden verplicht te zijn.

    (5)

    Het is mogelijk dat ondernemingen in de visserijsector, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), profiteren van financieringsinstrumenten die worden gefinancierd door een Europees structuur- en investeringsfonds. Wanneer een dergelijk voordeel wordt gefinancierd door een ander Europees structuur- en investeringsfonds dan het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, moet het totale bedrag aan door de financieringsinstrumenten verleende steun aan alle ondernemingen in de visserij- en aquacultuursector over een periode van drie jaar lager zijn dan het maximum van de jaarlijkse omzet van de visserij-, aquacultuur- en verwerkingsactiviteiten per lidstaat, zoals bepaald in Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie (8). Bovendien moet rekening worden gehouden met Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie (9) en de richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en de aquacultuursector (10).

    (6)

    In de standaardvoorwaarden moet ook een minimumpakket aan governancevereisten worden opgenomen, teneinde een goed beheer van de financieringsinstrumenten te waarborgen, om te voorzien in meer gedetailleerde regels dan die welke zijn opgenomen in Verordening (EU) nr. 1303/2013).

    (7)

    Ter ondersteuning van de groei van kmo's in een moeilijk financieringsklimaat is een lening met deling van het portefeuillerisico (een „risicodelende lening”) een passend financieringsinstrument. De risicodelende lening zorgt voor nieuwe leningen aan kmo's en een vereenvoudigde toegang tot financiering, door financiële intermediairs een financiële bijdrage en een regeling voor het delen van kredietrisico te bieden en zodoende kmo's meer middelen te bieden tegen preferentiële voorwaarden in termen van renteverlaging en/of een verlaging van onderpand.

    (8)

    Financiering door middel van de risicodelende lening kan een bijzonder doeltreffende manier zijn om kmo's te ondersteunen in een context van een beperkte beschikbaarheid van financiering of een relatief kleine bereidheid om risico's te nemen bij financiële intermediairs voor bepaalde sectoren of soorten kmo's. In dit verband zijn de standaardvoorwaarden een doeltreffende manier om een dergelijk tekortschieten van de markt aan te pakken.

    (9)

    Als stimulans voor financiële intermediairs om de kredietverlening aan kmo's die vallen onder door de Unie gefinancierde garanties uit te breiden, is een geplafonneerde portefeuillegarantie een passend financieringsinstrument.

    (10)

    De geplafonneerde portefeuillegarantie moet het bestaande tekort op de schuldenmarkt voor kmo's aanpakken door nieuwe leningen te ondersteunen door middel van het bieden van kredietrisicobescherming (in de vorm van een geplafonneerde portefeuillegarantie voor het eerste verlies), ter verlichting van de specifieke moeilijkheden die kmo's ondervinden bij de toegang tot financiering vanwege onvoldoende beschikbaar onderpand in combinatie met het relatief hoge kredietrisico dat zij vertegenwoordigen. Om het verwachte effect te bereiken, dient de bijdrage van de Unie aan de geplafonneerde portefeuillegarantie echter geen vervanging te zijn van de gelijkwaardige garanties die de respectieve financiële instellingen voor hetzelfde doel ontvangen uit hoofde van bestaande communautaire, nationale en regionale financieringsinstrumenten. In dit verband zijn de standaardvoorwaarden een doeltreffende manier om een dergelijk tekortschieten van de markt aan te pakken.

    (11)

    Teneinde een stimulans te bieden voor de mogelijke energiebesparing die voortkomt uit de renovatie van woongebouwen, is een renovatielening een passend financieringsinstrument.

    (12)

    De renovatielening moet gericht zijn op gesubsidieerde leningsvoorwaarden op de lange termijn en op rechtstreekse technische ondersteuning en financiering voor eigenaren van woongebouwen voor het voorbereiden en uitvoeren van renovatieprojecten voor gebouwen. Hierbij wordt ook uitgegaan van een financiële markt waarop bancaire intermediairs in wezen de enige bron van financiering zijn, maar deze financiering te beperkt (vanwege de risicobereidheid van de intermediair), voor een te korte termijn, te duur of op andere wijze ongeschikt is voor de lange terugverdientijd van de gefinancierde projecten. Dit, in combinatie met een inefficiënt systeem voor het vaststellen van de nodige werkzaamheden en de uitbesteding hiervan namens de eigenaren van meerdere appartementen, zonder de mogelijkheid uit te sluiten om individuen te ondersteunen, betekent dat de markt niet goed functioneert. In deze context zijn de standaardvoorwaarden een doeltreffende manier om een dergelijk tekortschieten van de markt aan te pakken.

    (13)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Coördinatiecomité voor de Europese structuur- en investeringsfondsen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Onderwerp

    Bij deze verordening worden de regels vastgesteld met betrekking tot de standaardvoorwaarden voor de volgende financieringsinstrumenten:

    a)

    een lening met deling van het portefeuillerisico („risicodelende lening”);

    b)

    een geplafonneerde portefeuillegarantie;

    c)

    een renovatielening.

    Artikel 2

    Aanvullende voorwaarden

    De managementautoriteiten kunnen naast de voorwaarden die in de financieringsovereenkomst moeten worden opgenomen ook andere voorwaarden opnemen, overeenkomstig de voorwaarden voor het gekozen financieringsinstrument zoals vastgesteld in deze verordening.

    Artikel 3

    Naleving van de staatssteunregels onder de standaardvoorwaarden

    1.   Wanneer financieringsinstrumenten worden gecombineerd met subsidies voor technische ondersteuning aan eindontvangers die profiteren van één van de instrumenten, mogen dergelijke subsidies niet meer dan 5 % van de steun uit de ESI-fondsen aan het instrument bedragen en zijn zij onderworpen aan de ex-antebeoordeling voor de rechtvaardiging van dergelijke subsidies, als bedoeld in artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    2.   Het orgaan dat het financieringsinstrument ten uitvoer legt (hierna „de financiële intermediair”), beheert de subsidie voor technische ondersteuning. Activiteiten die vallen onder de beheerskosten en -vergoedingen die worden ontvangen voor het beheer van het financieringsinstrument, vallen niet onder de technische ondersteuning. De uitgaven die vallen onder de technische ondersteuning mogen geen deel uitmaken van de investering die met de lening moet worden gefinancierd uit het desbetreffende financieringsinstrument.

    Artikel 4

    Governance onder de standaardvoorwaarden

    1.   De managementautoriteit of, indien van toepassing, de beheerder van het dakfonds, is vertegenwoordigd in het toezichtcomité of een gelijksoortige controlestructuur van het financieringsinstrument.

    2.   De managementautoriteit neemt niet rechtstreeks deel aan afzonderlijke investeringsbeslissingen. In het geval van een dakfonds oefent de managementautoriteit op het niveau van het dakfonds alleen haar toezichthoudende rol uit, zonder inmenging in individuele beslissingen van het dakfonds.

    3.   Het financieringsinstrument heeft een controlestructuur die het mogelijk maakt op transparante wijze besluiten te nemen met betrekking tot krediet- en risicospreiding, conform de relevante marktpraktijken.

    4.   De beheerder van het dakfonds en de financiële intermediair hebben een controlestructuur die de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de beheerder van het dakfonds of de financiële intermediair waarborgt.

    Artikel 5

    Financieringsovereenkomst onder de standaardvoorwaarden

    1.   De managementautoriteit sluit schriftelijk een financieringsovereenkomst voor de programmabijdragen voor het financieringsinstrument die de voorwaarden bevat overeenkomstig bijlage I.

    2.   De financieringsovereenkomst bevat als bijlagen:

    a)

    de ex-antebeoordeling vereist uit hoofde van artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 die het financieringsinstrument rechtvaardigt;

    b)

    het bedrijfsplan van het financieringsinstrument, met inbegrip van de investeringsstrategie en een beschrijving van het investerings-, garantie- of kredietbeleid;

    c)

    de beschrijving van het instrument, die moet worden afgestemd op de gedetailleerde standaardvoorwaarden van het instrument en waarin de financiële parameters van de financieringsinstrumenten moeten worden vastgesteld;

    d)

    modellen voor het toezicht en de verslaglegging.

    Artikel 6

    Risicodelende lening

    1.   De risicodelende lening heeft de vorm van een leningenfonds dat wordt opgezet door een financiële intermediair met een bijdrage uit het programma en een bijdrage van de financiële intermediair van ten minste 25 % van het leningenfonds. Het leningenfonds financiert een portefeuille van nieuw verstrekte leningen, met uitsluiting van de herfinanciering van bestaande leningen.

    2.   De risicodelende lening voldoet aan de voorwaarden van bijlage II.

    Artikel 7

    Geplafonneerde portefeuillegarantie

    1.   De geplafonneerde portefeuillegarantie voorziet in de dekking van kredietrisico's voor afzonderlijke leningen tot een garantiepercentage van maximaal 80 %, om een portefeuille van nieuwe leningen voor kleine en middelgrote ondernemingen te creëren tot een maximaal verliesbedrag dat is vastgesteld op basis van het percentage van de garantielimiet, dat niet meer dan 25 % van het risico op portefeuilleniveau bedraagt.

    2.   De geplafonneerde portefeuillegarantie voldoet aan de voorwaarden van bijlage III.

    Artikel 8

    Renovatielening

    1.   De renovatielening heeft de vorm van een leningenfonds dat wordt opgezet door een financiële intermediair met een bijdrage uit het programma en een bijdrage van de financiële intermediair van ten minste 15 % van het leningenfonds. Het leningenfonds financiert een portefeuille van nieuw verstrekte leningen, met uitsluiting van de herfinanciering van bestaande leningen.

    2.   Eindontvangers kunnen natuurlijke personen, rechtspersonen of onafhankelijke beroepsbeoefenaren zijn die gebouwen bezitten, alsook beheerders of andere rechtspersonen die namens en ten behoeve van de eigenaren optreden, die maatregelen met betrekking tot energie-efficiëntie of hernieuwbare energie uitvoeren die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en programmasteun.

    3.   De renovatielening voldoet aan de voorwaarden van bijlage IV.

    Artikel 9

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 11 september 2014.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    José Manuel BARROSO


    (1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320.

    (2)  Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun(PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).

    (3)  Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 9).

    (4)  Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).

    (5)  Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in de plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 193 van 1.7.2014, blz. 1).

    (6)  „Richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicofinancieringsinvesteringen” (PB C 19 van 22.1.2014, blz. 4).

    (7)  Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014 tot en met 2020 (PB C 204 van 1.7.2014, blz. 1).

    (8)  Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PB L 190 van 28.6.2014, blz. 45).

    (9)  Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in de plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 193 van 1.7.2014, blz. 1).

    (10)  Richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en de aquacultuursector (PB C 84 van 3.4.2008, blz. 10).


    BIJLAGE I

    Geannoteerde inhoudsopgave van een financieringsovereenkomst tussen een managementautoriteit en een financiële intermediair

    Inhoudsopgave:

    1.

    Preambule

    2.

    Definities

    3.

    Toepassingsgebied en doel

    4.

    Beleidsdoelstellingen en ex-antebeoordeling

    5.

    Eindontvangers

    6.

    Financieel voordeel en staatssteun

    7.

    Investerings-, garantie- of kredietbeleid

    8.

    Activiteiten en werkzaamheden

    9.

    Beoogde resultaten

    10.

    Rol en aansprakelijkheid van de financiële intermediair: risico- en opbrengstendeling

    11.

    Beheer en controle van het financieringsinstrument

    12.

    Programmabijdrage

    13.

    Betalingen

    14.

    Beheer van de rekeningen

    15.

    Administratieve kosten

    16.

    Duur en de subsidiabiliteit van de uitgaven bij afsluiting

    17.

    Hergebruik van middelen die zijn betaald door de managementautoriteit (met inbegrip van geboekte rente)

    18.

    Kapitalisatie van rentesubsidies, subsidies voor garantievergoedingen (indien van toepassing)

    19.

    Beheer van het financieringsinstrument

    20.

    Belangenconflicten

    21.

    Verslaglegging en toezicht

    22.

    Evaluatie

    23.

    Zichtbaarheid en transparantie

    24.

    Exclusiviteit

    25.

    Beslechting van geschillen

    26.

    Vertrouwelijkheid

    27.

    Wijziging van de overeenkomst en overdracht van rechten en verplichtingen

    1.   PREAMBULE

    Naam van het land/de regio

    Aanwijzing van de managementautoriteit

    Gemeenschappelijke identificatiecode (CCI) nr. van het programma

    Titel van het desbetreffende programma

    Relevant deel van het programma dat betrekking heeft op het financieringsinstrument

    Naam van het Europese structuur- en investeringsfonds

    Vaststelling van de prioritaire as

    Regio's waarin het financieringsinstrument zal worden uitgevoerd (NUTS-niveau of andere code)

    Aan het financieringsinstrument door de managementautoriteit toegewezen bedrag

    Bedrag uit de ESI-fondsen

    Bedrag uit de nationale publieke bijdrage (publieke programmabijdrage)

    Bedrag uit de nationale private bijdrage (private programmabijdrage)

    Bedrag uit de nationale publieke en private bijdrage buiten de programmabijdrage

    Verwachte begindatum van het financieringsinstrument

    Verwachte einddatum van het financieringsinstrument

    Contactinformatie voor communicatie tussen de partijen

    Doel van de overeenkomst

    2.   DEFINITIES

    3.   TOEPASSINGSGEBIED EN DOEL

    De beschrijving van het financieringsinstrument, met inbegrip van de investeringsstrategie of het investeringsbeleid en het soort steun dat zal worden verleend.

    4.   BELEIDSDOELSTELLINGEN EN EX-ANTEBEOORDELING

    De subsidiabiliteitscriteria voor financiële intermediairs, indien van toepassing, alsmede aanvullende operationele voorschriften ter omzetting van de beleidsdoelstellingen van het instrument, de aan te bieden financiële producten, de beoogde eindontvangers en de beoogde combinatie met subsidies.

    5.   EINDONTVANGERS

    Identificatie en subsidiabiliteit van de eindontvangers (doelgroep) van het financieringsinstrument.

    6.   FINANCIEEL VOORDEEL EN STAATSSTEUN

    Evaluatie van het financiële voordeel als gevolg van de overheidsbijdrage aan het programma en de aanpassing aan de staatssteunregels.

    7.   INVESTERINGS-, GARANTIE- OF KREDIETBELEID

    Bepalingen met betrekking tot het investerings-, garantie- of kredietbeleid, met name met betrekking tot de diversificatie van de portefeuille (risico, sector, geografische gebieden, omvang) en de bestaande portefeuille van de financiële intermediair.

    8.   ACTIVITEITEN EN WERKZAAMHEDEN

    Bedrijfsplan of gelijkwaardige documenten ter uitvoering van het financieringsinstrument, met inbegrip van het verwachte hefboomeffect als bedoeld in artikel 37, lid 2, onder c), van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    Definitie van subsidiabele activiteiten.

    Een duidelijke definitie van de toegewezen activiteiten en de beperkingen ervan, met name met betrekking tot de wijziging van de activiteiten en het portefeuillebeheer (verliezen en wanbetalingen en de terugvorderingsprocedure).

    9.   BEOOGDE RESULTATEN

    Definitie van de activiteiten, de resultaten en impactindicatoren die verband houden met de nulmeting en de verwachte doelstellingen.

    De beoogde resultaten die het financieringsinstrument naar verwachting zal behalen als bijdrage aan de specifieke doelstellingen en resultaten van de desbetreffende prioriteit of maatregel. Lijst van indicatoren, overeenkomstig het operationeel programma en artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    10.   ROL EN AANSPRAKELIJKHEID VAN DE FINANCIËLE INTERMEDIAIR: RISICO- EN OPBRENGSTENDELING

    Identificatie en bepalingen inzake de aansprakelijkheid van de financiële intermediair en andere entiteiten die betrokken zijn bij de uitvoering van het financieringsinstrument.

    Toelichting op de risicowaardering en risico- en winstdeling van de verschillende partijen.

    Bepalingen in overeenstemming met artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie (1) met betrekking tot de rol, de verplichtingen en de verantwoordelijkheid van de organen die de financieringsinstrumenten ten uitvoer leggen.

    11.   BEHEER EN CONTROLE VAN HET FINANCIERINGSINSTRUMENT

    Relevante bepalingen in overeenstemming met artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 met betrekking tot het beheer en de controle van financieringsinstrumenten.

    Bepalingen betreffende auditvoorschriften, zoals de minimumeisen inzake de documentatie die op het niveau van de financiële intermediair (en in voorkomend geval het dakfonds) moet worden bijgehouden, en (in voorkomend geval) eisen inzake het voeren van een aparte administratie voor de verschillende steunvormen in overeenstemming met artikel 37, leden 7 en 8, van Verordening (EU) nr. 1303/2013, met inbegrip van regels en voorschriften betreffende de toegang tot documenten door auditautoriteiten van de lidstaten, door controleurs van de Commissie en door de Rekenkamer, om in overeenstemming met artikel 40 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 een duidelijk controletraject te waarborgen.

    Bepalingen voor de auditautoriteiten om te voldoen aan de instructies in verband met de auditmethode, de controlelijst en de beschikbaarheid van documenten.

    12.   PROGRAMMABIJDRAGE

    Bepalingen in overeenstemming met artikel 38, lid 10, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 betreffende de modaliteiten voor de overdracht en het beheer van de programmabijdragen.

    In voorkomend geval bepalingen inzake een kader van voorwaarden voor de bijdragen van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het toekomstige Fonds voor maritieme zaken en visserij.

    13.   BETALINGEN

    Voorschriften en procedures voor het beheer van betalingen in tranches, met inachtneming van de maxima van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, alsook voor het verwachte investeringsaanbod.

    Voorwaarden voor een eventuele intrekking van de publieke programmabijdrage aan het financieringsinstrument.

    Voorschriften met betrekking tot welke ondersteunende documenten vereist zijn om de betalingen van de managementautoriteit aan de financiële intermediair te rechtvaardigen.

    Voorwaarden waaronder de betalingen van de managementautoriteit aan de financiële intermediair moeten worden opgeschort of onderbroken.

    14.   BEHEER VAN DE REKENINGEN

    Gedetailleerde gegevens van de rekeningen, indien van toepassing met inbegrip van voorschriften inzake fiduciaire of afzonderlijke boekhouding overeenkomstig artikel 38, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    Bepalingen waarin wordt toegelicht hoe de rekening van het financieringsinstrument wordt beheerd. Met inbegrip van voorwaarden voor het gebruik van bankrekeningen: tegenpartijrisico's (indien van toepassing), aanvaardbare kastransacties, de taken van de betrokken partijen, corrigerende maatregelen in het geval van grote saldi op fiduciaire rekeningen, boekhouding en verslaglegging.

    15.   ADMINISTRATIEVE KOSTEN

    Bepalingen inzake de beloning van de financiële intermediair, inzake de berekening en betaling van beheerskosten en -vergoedingen aan de financiële intermediair in overeenstemming met de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014.

    In de bepaling moeten de toepasselijke percentagelimiet en de referentiebedragen voor de berekening worden opgenomen.

    16.   DUUR EN SUBSIDIABILITEIT VAN DE UITGAVEN BIJ AFSLUITING

    De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst.

    De datums voor het vaststellen van de uitvoeringstermijn van het financieringsinstrument en de subsidiabiliteitsperiode.

    Bepalingen inzake de mogelijkheid van verlenging en de beëindiging van de publieke programmabijdrage aan de financiële intermediair voor het financieringsinstrument, met inbegrip van de voorwaarden voor de vroegtijdige beëindiging of de intrekking van de programmabijdragen, exitstrategieën en de afwikkeling van financieringsinstrumenten (met inbegrip van het dakfonds, indien van toepassing).

    Bepalingen met betrekking tot de subsidiabele uitgaven bij afsluiting van een programma overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    17.   HERGEBRUIK VAN MIDDELEN DIE ZIJN BETAALD DOOR DE MANAGEMENTAUTORITEIT (MET INBEGRIP VAN GEBOEKTE RENTE)

    Bepalingen inzake hergebruik van middelen die zijn betaald door de managementautoriteit.

    Voorschriften en procedures voor het beheer van rente en andere voordelen die aan de steun van de ESI-fondsen kunnen worden toegeschreven overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    Bepalingen betreffende het hergebruik van middelen die aan de steun van de ESI-fondsen kunnen worden toegeschreven tot de subsidiabiliteitsperiode is verstreken overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    Bepalingen betreffende het hergebruik van middelen die aan de steun van de ESI-fondsen kunnen worden toegeschreven na het verstrijken van de subsidiabiliteitsperiode overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    18.   KAPITALISATIE VAN RENTESUBSIDIES, SUBSIDIES VOOR GARANTIEVERGOEDINGEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

    Bepalingen in overeenstemming met artikel 11 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014, als bedoeld in artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 met betrekking tot de kapitalisatie van de jaartranches van de rentesubsidies en de subsidies voor garantievergoedingen.

    19.   BEHEER VAN HET FINANCIERINGSINSTRUMENT

    Bepalingen waarin een passende controlestructuur voor het financieringsinstrument wordt beschreven om ervoor te zorgen dat beslissingen met betrekking tot leningen/garanties/investeringen, afstotingen en risicospreiding worden uitgevoerd in overeenstemming met de toepasselijke wettelijke voorschriften en marktnormen.

    Bepalingen inzake de beleggingsraad van het financieringsinstrument (rol, onafhankelijkheid, criteria).

    20.   BELANGENCONFLICTEN

    Er moeten duidelijke procedures worden vastgesteld om belangenconflicten aan te pakken.

    21.   VERSLAGLEGGING EN TOEZICHT

    Bepalingen inzake de voortgangsbewaking van de investeringen en het investeringsaanbod, met inbegrip van verslaglegging door de financiële intermediair aan het dakfonds en/of de managementautoriteit om de naleving van artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en de regels inzake staatssteun te waarborgen.

    Voorschriften inzake de verslaglegging aan de managementautoriteit over hoe de taken worden uitgevoerd, de verslaglegging over resultaten en onregelmatigheden en de getroffen corrigerende maatregelen.

    22.   EVALUATIE

    Voorwaarden en regelingen voor de evaluatie van het financieringsinstrument.

    23.   ZICHTBAARHEID EN TRANSPARANTIE

    Bepalingen inzake de zichtbaarheid van de financiering door de Unie in overeenstemming met bijlage XII bij Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    Bepalingen die de toegang tot informatie voor eindontvangers waarborgen.

    24.   EXCLUSIVITEIT

    Bepalingen waarin wordt vastgesteld onder welke voorwaarden de beheerder van het dakfonds of de financiële intermediair een nieuw investeringsvehikel mag starten.

    25.   BESLECHTING VAN GESCHILLEN

    Bepalingen betreffende de beslechting van geschillen.

    26.   VERTROUWELIJKHEID

    Bepalingen waarin wordt vastgesteld welke elementen van het financieringsinstrument vallen onder de vertrouwelijkheidsbedingen. Alle overige informatie moet als openbaar worden beschouwd.

    Verplichtingen inzake vertrouwelijkheid die in het kader van deze overeenkomst zijn aangegaan, vormen geen beletsel voor een deugdelijke verslaglegging aan de investeerders, met inbegrip van die investeerders die publieke middelen verstrekken.

    27.   WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN OVERDRACHT VAN RECHTEN EN VERPLICHTINGEN

    Bepalingen waarin de omvang en de voorwaarden voor eventuele wijziging en beëindiging van de overeenkomst zijn vastgesteld.

    Bepalingen die de financiële intermediair verbieden rechten of verplichtingen over te dragen zonder voorafgaande goedkeuring door de managementautoriteit.

    BIJLAGE A

    :

    De ex-antebeoordeling vereist uit hoofde van artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 die het financieringsinstrument rechtvaardigt.

    BIJLAGE B

    :

    Het bedrijfsplan van het financieringsinstrument, met inbegrip van de investeringsstrategie en een beschrijving van het investerings-, garantie- of kredietbeleid.

    BIJLAGE C

    :

    De beschrijving van het instrument, die moet worden afgestemd op de gedetailleerde standaardvoorwaarden van het instrument en waarin de financiële parameters van de financieringsinstrumenten moeten worden vastgesteld.

    BIJLAGE D

    :

    Modellen voor het toezicht en de verslaglegging.


    (1)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie van 3 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (PB L 138 van 13.5.2014, blz. 5).


    BIJLAGE II

    Leningen voor kleine en middelgrote ondernemingen op basis van een leningmodel met portefeuillerisicodeling (risicodelende lening)

    Schematische voorstelling van het principe van een risicodelende lening

    Image

    Structuur van het financieringsinstrument

    De risicodelende lening (risicodelende lening of financieringsinstrument) heeft de vorm van een leningenfonds dat wordt opgezet door een financiële intermediair met bijdragen uit het programma en van de financiële intermediair om een portefeuille van nieuwe leningen te financieren, met uitsluiting van de herfinanciering van bestaande leningen.

    De risicodelende lening wordt verstrekt in het kader van een actie die deel uitmaakt van de prioritaire as, zoals omschreven in het programma dat wordt medegefinancierd door het desbetreffende ESI-fonds en zoals bedoeld in het kader van de ex-antebeoordeling die vereist is uit hoofde van artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    Doel van het instrument

    Het doel van het instrument is:

    1.

    het combineren van middelen uit het ESIF-programma en van de financiële intermediair ter ondersteuning van de financiering van kmo's, als bedoeld in artikel 37, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013, en

    2.

    het zorgen voor gemakkelijkere toegang voor kmo's tot financiering, door financiële intermediairs een financiële bijdrage en een regeling voor het delen van kredietrisico te bieden en zodoende kmo's meer middelen te bieden tegen preferentiële voorwaarden in termen van renteverlaging en, indien relevant, een verlaging van onderpand.

    Het is niet de bedoeling dat de bijdrage uit het ESIF-programma aan de financiële intermediair andere door particuliere of publieke investeerders beschikbaar gestelde financiering verdringt.

    Het ESIF-programma verstrekt financiering aan de financiële intermediair teneinde een portefeuille van nieuwe leningen aan kmo's op te bouwen en tegelijkertijd te delen in de verliezen/wanbetalingen en terugvorderingen in verband met de kmo-leningen in deze portefeuille per afzonderlijke lening en in verhouding tot de programmabijdrage aan het instrument.

    In het geval van een structuur van een dakfonds draagt het dakfonds de bijdrage uit het ESIF-programma over aan de financiële intermediair.

    Naast de bijdrage uit het ESIF-programma kan het dakfonds eigen middelen bijdragen die worden gecombineerd met de middelen van de financiële intermediair. In dit geval neemt het dakfonds een evenredig deel van de risicodeling tussen de verschillende bijdragen in de leningenportefeuille voor zijn rekening. Staatssteunregels moeten worden nageleefd wanneer de middelen die door het dakfonds worden bijgedragen staatsmiddelen zijn.

    Gevolgen van staatssteun

    De risicodelende lening wordt ontworpen als een staatssteun-vrij instrument, d.w.z. een marktconforme vergoeding voor de financiële intermediair, een volledige doorberekening van financiële voordelen door de financiële intermediair aan de eindontvangers en de toepassing van de de-minimisverordening op de verstrekte financiering aan de eindontvangers.

    a)   Steun op het niveau van de financiële intermediair en het dakfonds is uitgesloten wanneer:

    1.

    de financiële intermediair en de managementautoriteit of het dakfonds op enig moment de verliezen en voordelen in verhouding met hun bijdragen (pro rata) dragen en er sprake is van een economisch significante deelname van de financiële intermediair aan risicodelende leningen, en

    2.

    de vergoeding (d.w.z. de beheerskosten en/of -vergoedingen) van de financiële intermediair en het dakfonds de vergoedingen op de markt op dat moment in vergelijkbare situaties weerspiegelt, wat het geval is wanneer laatstgenoemde is geselecteerd middels een open, transparante, niet-discriminerende en objectieve selectieprocedure of wanneer de vergoeding in overeenstemming is met de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 en geen andere voordelen door de staat worden toegekend. Wanneer het dakfonds alleen de bijdrage uit het ESI-fonds overdraagt aan de financiële intermediair en een taak van algemeen belang vervult en geen commerciële activiteit verricht bij de uitvoering van de actie en niet medefinanciert met eigen middelen — en derhalve niet als ontvanger van steun wordt beschouwd — is het voldoende dat het dakfonds niet wordt overgecompenseerd, en

    3.

    het financiële voordeel van de publieke programmabijdrage aan het instrument volledig wordt doorberekend aan de eindontvangers in de vorm van een renteverlaging. Bij het selecteren van de financiële intermediair beoordeelt de managementautoriteit, in overeenstemming met artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014, het prijsbeleid en de methode voor het doorberekenen van het financiële voordeel aan de eindontvangers.

    Wanneer de financiële intermediair niet alle financiële voordelen doorberekent aan de eindontvangers, wordt de niet-betaalde publieke bijdrage weer overgedragen aan de managementautoriteit.

    b)   Op het niveau van kmo's:

    Op het niveau van kmo's is de lening in overeenstemming met de de-minimisvoorschriften.

    Voor elke lening die is opgenomen in de portefeuille berekent de financiële intermediair het BSE met behulp van de volgende berekeningsmethode:

    Berekening van het BSE = nominale bedrag van de lening (EUR) × (financieringskosten (standaardpraktijk) + risicokosten (standaardpraktijk) — vergoedingen in rekening gebracht door de managementautoriteit over de programmabijdrage aan de financiële intermediair) × gewogen gemiddelde looptijd van de lening (in jaren) × risicodelingstarief.

    Wanneer het BSE wordt berekend aan de hand van de bovenstaande formule voor risicodelende leningen, wordt aan de vereiste als bedoeld in artikel 4 van de de-minimisverordening (1) geacht te zijn voldaan. Er is geen minimumvereiste voor onderpand.

    Een toetsingsmechanisme zorgt ervoor dat het BSE dat is berekend met de bovenstaande formule niet lager is dan het BSE dat is berekend overeenkomstig artikel 4, lid 3, onder c), van de de-minimisverordening.

    Het totale steunbedrag berekend op basis van het BSE mag niet meer dan 200 000 EUR bedragen over een fiscale periode van drie jaar, rekening houdend met de regels inzake cumulering voor eindontvangers van de de-minimisverordening.

    Subsidies voor technische ondersteuning of andere subsidies verstrekt aan de eindontvanger worden gecumuleerd met het berekende BSE.

    Met betrekking tot kmo's in de visserij- en aquacultuursector, voldoet de steun aan de relevante voorschriften van de de-minimisverordening voor de visserijsector.

    Voor activiteiten die worden ondersteund door het Elfpo zijn algemene regels van toepassing.

    Beleid inzake kredietverschaffing

    a)   Uitbetaling door de managementautoriteit of het dakfonds aan de financiële intermediair:

    Na ondertekening van een financieringsovereenkomst tussen de managementautoriteit en het dakfonds of de financiële intermediair draagt de desbetreffende managementautoriteit de publieke programmabijdragen over aan het dakfonds of de financiële intermediair die dergelijke bijdragen in een speciaal fonds voor risicodelende leningen stort. De overdracht vindt plaats in tranches met inachtneming van de maxima van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    De beoogde totale omvang van de kredietverlening en het rente-interval worden bevestigd in het kader van de ex-antebeoordeling overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en worden in aanmerking genomen bij de vaststelling van de aard van het instrument (roterend of niet-roterend instrument).

    b)   Ontstaan van een portefeuille van nieuwe leningen:

    De financiële intermediair is verplicht binnen een vooraf bepaalde beperkte periode een portefeuille van nieuwe subsidiabele leningen te initiëren naast zijn huidige leningactiviteiten, deels gefinancierd met de verstrekte middelen uit het programma, tegen het in de financieringsovereenkomst overeengekomen percentage van risicodeling.

    Subsidiabele leningen voor kmo's (op basis van vooraf vastgestelde subsidiabiliteitscriteria op het niveau van afzonderlijke leningen en de portefeuille) worden automatisch opgenomen in de portefeuille door ten minste ieder kwartaal mededelingen inzake opname in te dienen.

    De financiële intermediair voert een consistent kredietbeleid uit, met name met betrekking tot de diversificatie van de portefeuille, waardoor een goed beheer van de portefeuille en risicospreiding mogelijk is, terwijl tegelijkertijd wordt voldaan aan de toepasselijke normen van de financiële sector en het beleid afgestemd blijft op de financiële belangen en beleidsdoelstellingen van de managementautoriteit.

    De identificatie, selectie, „due diligence”, documentatie en uitbetaling van de leningen aan de eindontvangers worden door de financiële intermediair verricht overeenkomstig zijn standaardprocedures en in overeenstemming met de beginselen van de desbetreffende financieringsovereenkomst.

    c)   Hergebruik van middelen terugbetaald aan het financieringsinstrument:

    Middelen die zijn terugbetaald aan het financieringsinstrument worden hergebruikt in het kader van hetzelfde financieringsinstrument (roterend binnen hetzelfde financieringsinstrument) of worden, na terugbetaling aan de managementautoriteit of het dakfonds, gebruikt overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    Wanneer de middelen roteren binnen hetzelfde financieringsinstrument worden de bedragen die kunnen worden toegeschreven aan de steun uit de ESI-fondsen en de bedragen die binnen het tijdskader voor investeringen zijn terugbetaald en/of teruggevorderd door de financiële intermediair uit leningen aan eindontvangers, in principe beschikbaar gesteld voor hergebruik binnen hetzelfde financieringsinstrument. Deze rotatiebenadering zoals bedoeld in de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wordt opgenomen in de financieringsovereenkomst.

    Indien de managementautoriteit of het dakfonds rechtstreeks wordt terugbetaald, vindt de terugbetaling regelmatig plaats en weerspiegelt deze i) de aflossingen op de hoofdsom (op pro rata-basis op basis van het percentage voor risicodeling), ii) de teruggevorderde bedragen en de aftrek van verliezen (op basis van het percentage voor risicodeling) van de kmo-leningen en iii) eventuele rentebetalingen. Deze middelen moeten worden gebruikt overeenkomstig de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    d)   Alsnog geïnde bedragen:

    De financiële intermediair onderneemt stappen voor terugvordering met betrekking tot elke niet (volledig) terugbetaalde kmo-lening gefinancierd door het financieringsinstrument, overeenkomstig de interne richtsnoeren en procedures.

    De door de financiële intermediair teruggevorderde en geïnde bedragen (na aftrek van de kosten voor terugvordering en executie, indien van toepassing) worden evenredig aan de risicodeling tussen de financiële intermediair en de managementautoriteit toegewezen.

    e)   Overige:

    Rente en andere voordelen als gevolg van steun uit de ESI-fondsen aan financieringsinstrumenten worden gebruikt overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    Prijsbeleid

    Bij het voorstellen van de prijzen legt de financiële intermediair een prijsbeleid en de methode om te zorgen voor de volledige doorberekening van het financieel voordeel van de publieke programmabijdrage aan de in aanmerking komende kmo's voor. Het prijsbeleid en de methode omvatten de volgende elementen:

    1.

    de rente op de deelname van de financiële intermediair wordt vastgesteld op basis van de marktprijs (d.w.z. volgens het eigen beleid van de financiële intermediair);

    2.

    de totale rente op leningen aan de in aanmerking komende kmo's die zijn opgenomen in de portefeuille moet proportioneel worden verlaagd tot het niveau van de toewijzing uit de publieke programmabijdrage. bij deze vermindering wordt rekening gehouden met de vergoedingen die de managementautoriteit in rekening kan brengen op de programmabijdrage;

    3.

    de BSE-berekening zoals beschreven in het onderdeel over staatssteun, wordt toegepast voor elke lening die is opgenomen in de portefeuille;

    4.

    het prijsbeleid en de methode blijven constant tijdens de subsidiabiliteitsperiode.

    Programma-bijdrage aan het financierings-instrument: bedrag en percentage (productgegevens)

    Het daadwerkelijke percentage van risicodeling, de publieke programmabijdrage en de rente op leningen worden gebaseerd op de resultaten van de ex-antebeoordeling, en zijn zodanig dat ervoor wordt gezorgd dat het voordeel voor de eindontvangers in overeenstemming is met de de-minimisregel.

    De omvang van de beoogde portefeuille van risicodelende leningen wordt bevestigd in het kader van de ex-antebeoordeling die de steun aan het financieringsinstrument rechtvaardigt (artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013), en houdt rekening met de rotatiebenadering van het instrument (indien van toepassing). De samenstelling van de beoogde portefeuille van leningen wordt zodanig vastgesteld dat de spreiding van de risico's wordt gewaarborgd.

    De risicodelende lening en het percentage van risicodeling moeten worden vastgesteld om de kloof te dichten die bij de ex-antebeoordeling is geëvalueerd en moeten in ieder geval voldoen aan de voorwaarden van deze lijst.

    Het percentage van risicodeling dat is overeengekomen met de financiële intermediair bepaalt voor elke subsidiabele lening die in de portefeuille is opgenomen het deel van de hoofdsom van de subsidiabele lening dat door het programma wordt gefinancierd.

    Het percentage van risicodeling dat met de financiële intermediair is overeengekomen, bepaalt de blootstelling aan verliezen die door de financiële intermediair en uit de programmabijdrage moeten worden gedekt.

    Programma-bijdrage aan het financierings-instrument (activiteiten)

    De portefeuille die door het instrument voor risicodelende leningen wordt gefinancierd omvat alleen nieuwe leningen aan kmo's, met uitsluiting van de herfinanciering van bestaande leningen. De criteria voor opneming in de portefeuille worden bepaald overeenkomstig de EU-wetgeving (bv. Verordening (EU) nr. 1303/2013 en de fondsspecifieke voorschriften), programmavoorschriften en nationale bepalingen inzake subsidiabiliteit en met de financiële intermediair, met als doel het bereiken van een groot aantal eindontvangers en het zorgen voor voldoende diversificatie van de portefeuille. De financiële intermediair dient over een redelijke inschatting van het risicoprofiel van de portefeuille te beschikken. Deze criteria weerspiegelen de marktomstandigheden en -praktijken in de desbetreffende lidstaat of regio.

    Aansprakelijk-heid van de management-autoriteit

    De aansprakelijkheid van de managementautoriteit met betrekking tot het financieringsinstrument is zoals omschreven in artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014.

    De verliezen die worden gedekt zijn verschuldigde hoofdsommen, te betalen en uitstaande rente en standaardrente (met uitzondering van boeten voor te late betalingen en andere kosten en uitgaven).

    Tijdsduur

    De leenperiode van het financieringsinstrument wordt zodanig vastgesteld dat de programmabijdrage, als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, wordt gebruikt voor leningen die voor 31 december 2023 worden uitbetaald aan eindontvangers.

    Er wordt aanbevolen dat de typische duur van het creëren van de portefeuille wordt vastgesteld op maximaal vier jaar vanaf de datum van ondertekening van de financieringsovereenkomst (tussen de managementautoriteit of het dakfonds en de financiële intermediair).

    Kredietverlening en risicodeling op het niveau van de financiële intermediair (afstemming van de belangen)

    De afstemming van de belangen tussen de managementautoriteit en de financiële intermediair wordt als volgt bereikt:

    prestatievergoedingen als bedoeld in de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014;

    naast de programmabijdrage draagt de financiële intermediair onder plaatselijke marktvoorwaarden bij aan de financiering van ten minste 25 % van de totale financieringsverbintenis voor leningen aan kmo's in het kader van het instrument voor risicodelende leningen;

    de gevolgen van verliezen en terugvorderingen voor de financiële intermediair en voor de managementautoriteit zijn pro rata, binnen het kader van hun respectieve aansprakelijkheid overeenkomstig het percentage van risicodeling.

    Het verwachte percentage van risicodeling wordt vastgesteld op basis van de resultaten van de ex-antebeoordeling die de steun voor het financieringsinstrument rechtvaardigt.

    In aanmerking komende financiële intermediairs

    Publieke en particuliere organen gevestigd in een lidstaat die wettelijk bevoegd zijn om leningen aan bedrijven te verstrekken die actief zijn binnen de jurisdictie van het programma dat een bijdrage levert aan het financieringsinstrument. Dergelijke instanties zijn financiële instellingen en, in voorkomend geval, microfinancieringsinstellingen of andere instellingen die bevoegd zijn om leningen te verstrekken.

    Subsidiabiliteit van de eindontvangers

    De eindontvangers zijn subsidiabel uit hoofde van de EU- en nationale wetgeving, het desbetreffende programma en de financieringsovereenkomst. Aan de volgende subsidiabiliteitscriteria moet worden voldaan op de datum van ondertekening van de lening:

    a.

    de eindontvanger is een micro-, kleine of middelgrote onderneming („kmo” (met inbegrip van de individuele ondernemers/zelfstandigen)) zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (2)  (3);

    b.

    de eindontvanger is geen kmo die actief is in de sectoren zoals bedoeld onder de punten d) tot en met f) van artikel 1 van de de-minimisverordening;

    c.

    de eindontvanger maakt geen deel uit van een of meer sectoren waarvoor beperkingen gelden (4);

    d.

    de eindontvanger is geen onderneming die in moeilijkheden verkeert, zoals bedoeld in de staatssteunregels;

    e.

    de eindontvanger heeft geen achterstallige betalingen openstaan en is geen wanbetaler ten aanzien van andere leningen of leases verstrekt door de financiële intermediair of een andere financiële instelling overeenkomstig gedane controles in overeenstemming met de interne richtsnoeren van de financiële intermediair en het standaardkredietbeleid.

    Bovendien moeten eindontvangers op het tijdstip van de investering en tijdens de terugbetaling van de lening een statutaire zetel hebben in een lidstaat en moeten hun economische activiteiten waarvoor de lening is verstrekt, plaatsvinden in de desbetreffende lidstaat en regio/jurisdictie van het ESIF-programma.

    Kenmerken van het product voor eindontvangers

    De financiële intermediair verstrekt leningen aan de eindontvangers die bijdragen aan de doelstelling van het programma en die worden medegefinancierd door het programma in het kader van het instrument voor risicodelende leningen. De voorwaarden van deze leningen worden gebaseerd op de ex-antebeoordeling, zoals bedoeld in artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    De leningen worden uitsluitend gebruikt voor de volgende toegestane doeleinden:

    a.

    investeringen in materiële en immateriële activa, met inbegrip van de overdracht van eigendomsrechten van ondernemingen, mits een dergelijke overdracht plaatsvindt tussen onafhankelijke investeerders;

    b.

    werkkapitaal dat verband houdt met ontwikkelings- of uitbreidingsactiviteiten die aanvullend zijn op (en verband houden met) activiteiten als bedoeld onder a) hierboven (en waarvan de aanvullende aard onder andere wordt aangetoond in het bedrijfsplan van de kmo en door de hoogte van de financiering).

    Aan de volgende subsidiabiliteitscriteria moet te allen tijde worden voldaan door leningen die zijn opgenomen in de portefeuille:

    c.

    de leningen zijn nieuwe leningen, met uitsluiting van herfinanciering van bestaande leningen;

    d.

    de hoofdsom van een lening die is opgenomen in de kredietportefeuille van risicodelende leningen i) bedraagt tot 1 000 000 EUR op basis van de ex-antebeoordeling en ii) wordt onder zodanige voorwaarden verstrekt dat het BSE ten aanzien van elke eindontvanger het maximum van 200 000 EUR niet overschrijdt (of 100 000 EUR in het goederenvervoer over de weg en 30 000 EUR in de visserij- en aquacultuursector) over een periode van drie boekjaren; in aanmerking komende kmo's kunnen meerdere malen een lening aanvragen die wordt toegewezen in het kader van dit financieringsinstrument, mits het bovengenoemde BSE-maximum volledig in acht wordt genomen;

    e.

    de leningen worden verstrekt voor de financiering van een of meer van de toegestane doeleinden in euro en/of de nationale valuta van de desbetreffende jurisdictie en, in voorkomend geval, in een andere valuta;

    f.

    de leningen vinden niet plaats in de vorm van mezzanineleningen, achtergestelde schuld of quasi-aandelenkapitaal;

    g.

    de leningen zijn geen doorlopende kredieten;

    h.

    de leningen hebben een aflossingsschema, met inbegrip van regelmatige afschrijvingen en/of ballonaflossingen;

    i.

    de leningen financieren geen zuiver financiële activiteiten of de ontwikkeling van vastgoed, wanneer deze als financiële investering wordt uitgevoerd, en financieren niet de verlening van consumentenfinancieringsdiensten;

    j.

    de leningen hebben een minimale looptijd van twaalf maanden, met inbegrip van de relevante aflossingsvrije periode (indien van toepassing), en een maximale looptijd van 120 maanden.

    Verslaglegging en beoogde resultaten

    Financiële intermediairs voorzien de managementautoriteit of het dakfonds ten minste eenmaal per kwartaal van informatie in een gestandaardiseerde vorm en omvang.

    Dit verslag omvat alle voor de managementautoriteit relevante elementen om te voldoen aan de voorwaarden van artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    Lidstaten voldoen ook aan hun rapportageverplichtingen overeenkomstig de de-minimisverordening.

    De indicatoren moeten worden afgestemd op de specifieke doelstellingen van de relevante prioriteit van het ESIF-programma voor de financiering van het financieringsinstrument en op de verwachte resultaten van de ex-antebeoordeling. Zij worden voor het instrument voor risicodelende leningen ten minste eenmaal per kwartaal gemeten en gerapporteerd en ten minste in overeenstemming gebracht met de eisen van de verordening. Naast de gemeenschappelijke indicatoren van de prioritaire as van het ESIF-programma (toename van de werkgelegenheid, het aantal kmo's, …) zijn andere indicatoren:

     

    het aantal leningen/gefinancierde projecten;

     

    het bedrag aan gefinancierde leningen;

     

    wanbetalingen (aantallen en bedragen);

     

    terugbetaalde middelen en opbrengsten.

    Evaluatie van het economische voordeel van de programma-bijdrage

    De financiële intermediair verlaagt de totale effectieve rente (en wanneer nodig het onderpand) ten laste van de eindontvangers voor elke in aanmerking komende lening die is opgenomen in de portefeuille, als weerspiegeling van de gunstige voorwaarden ten aanzien van de financiering en risicodeling van de risicodelende lening.

    Het volledige financiële voordeel van de publieke programmabijdrage aan het instrument wordt doorberekend aan de eindontvangers in de vorm van een renteverlaging. De financiële intermediair houdt toezicht op en brengt verslag uit over het BSE voor eindontvangers als bedoeld in het onderdeel over staatssteun. Dit beginsel komt tot uiting in de financieringsovereenkomst tussen de managementautoriteit of het dakfonds en de financiële intermediair.


    (1)  Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).

    (2)  Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 1422) (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

    (3)  Ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet de 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal de 43 miljoen EUR niet overschrijdt, en die ook niet behoren tot een groep die dergelijke drempels overschrijdt. Volgens de aanbeveling van de Commissie wordt als onderneming beschouwd „iedere eenheid die, ongeacht haar rechtsvorm, een economische activiteit uitoefent”.

    (4)  De volgende economische sectoren worden tezamen aangeduid als „de sectoren waarvoor beperkingen gelden”:

    a.

    illegale economische activiteiten: elke vorm van productie, handel of andere activiteit, die onwettig is krachtens de wet- of regelgeving van het rechtsgebied waarbinnen een dergelijke productie, handel of activiteit plaatsvindt;

    b.

    tabak en gedistilleerde alcoholische dranken: de productie van en handel in tabak en gedistilleerde alcoholische dranken en aanverwante producten;

    c.

    de productie van en handel in wapens en munitie: de financiering van de productie van en handel in wapens en munitie van welke aard dan ook. Deze beperking geldt niet voor zover deze activiteiten deel uitmaken van of een aanvulling zijn op uitdrukkelijk beleid van de Europese Unie;

    d.

    casino's: casino's en soortgelijke ondernemingen;

    e.

    beperkingen voor de IT-sector: onderzoek, ontwikkeling of technische toepassingen gerelateerd aan programma's of oplossingen voor elektronische gegevens die i) specifiek gericht zijn op a) de ondersteuning van een activiteit die valt onder de sectoren waarvoor beperkingen gelden, zoals bedoeld onder de punten a tot en met d hierboven; b) kansspelen via het internet of online casino's, of c) pornografie of die ii) zijn bedoeld om het mogelijk te maken illegaal a) toegang te verkrijgen tot netwerken voor elektronische gegevens, of b) elektronische gegevens te downloaden;

    f.

    beperkingen voor de biowetenschappensector: bij het verlenen van steun aan de financiering van onderzoek, ontwikkeling of technische toepassingen gerelateerd aan: i) het klonen van mensen voor onderzoek of therapeutische doeleinden, of ii) genetisch gemodificeerde organismen („ggo's”).


    BIJLAGE III

    Geplafonneerde portefeuillegarantie voor kmo's

    Schematische voorstelling van de garantielimiet

    Verhouding tussen de belanghebbenden en de dekking van de geplafonneerde portefeuillegarantie

    Image Image

    Structuur van het financierings-instrument

    De geplafonneerde portefeuillegarantie voorziet in de dekking van kredietrisico's voor afzonderlijke leningen tot een maximum verliesbedrag (de limiet), om een portefeuille van nieuwe leningen voor kmo's te creëren.

    De geplafonneerde portefeuillegarantie wordt geboden door de managementautoriteit in het kader van de actie die deel uitmaakt van de prioritaire as, zoals bedoeld in het programma dat wordt medegefinancierd door de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) en zoals bedoeld in de context van de ex-antebeoordeling die vereist is uit hoofde van artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    Doel van het instrument

    Het doel van het instrument is:

    1.

    het voorzien in een betere toegang tot financiering voor beoogde kmo's, waarmee concrete en duidelijk geïdentificeerde marktlacunes worden aangepakt;

    2.

    het mobiliseren van de ESIF's ter ondersteuning van de financiering voor kmo's, zoals bedoeld in artikel 37, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    De ESIF-programmabijdrage van de managementautoriteit heeft de vorm van een garantiefonds dat wordt beheerd door een financiële intermediair. Het is niet de bedoeling dat deze bijdrage in de plaats komt van garanties van andere publieke of particuliere investeerders.

    Het garantiefonds dat wordt beheerd door de financiële intermediair verplicht zich tot het verstrekken van middelen uit het ESIF-programma aan de financiële instellingen die portefeuilles van nieuwe leningen opbouwen in het geval van wanbetaling van de eindontvangers.

    In het geval van een structuur van een dakfonds, draagt het dakfonds de bijdrage uit het ESIF-programma over aan de financiële intermediair.

    Het instrument voor de geplafonneerde garantie wordt uitgevoerd om een portefeuille van nieuwe leningen te dekken die is opgezet door één of meer financiële instellingen.

    De financiële instellingen die portefeuilles van nieuwe leningen opzetten, rekenen op een gedeeltelijke garantie die de verliezen tot een maximum bedrag dekt bij het verstrekken van leningen aan in aanmerking komende kmo's.

    Het financiële voordeel van de garantie moet worden doorberekend aan de eindontvangers (bijvoorbeeld in de vorm van een verlaging van de rente op de lening of/en een verlaging van het onderpand, maar altijd met doorberekening van het volledige financiële voordeel van de publieke programmabijdrage aan de eindontvangers).

    Gevolgen van staatssteun

    De geplafonneerde portefeuillegarantie wordt ontworpen als een staatssteun-vrij instrument, d.w.z. marktconform op het niveau van de financiële intermediair die de garantie beheert en met financiële instellingen die portefeuilles van nieuwe leningen en steun voor eindontvangers opbouwen in overeenstemming met de toepasselijke de-minimisverordening.

    a)   Op het niveau van het dakfonds, de financiële intermediair die het garantiefonds beheert en de financiële instellingen die portefeuilles van nieuwe leningen opbouwen, is steun uitgesloten wanneer:

    1.

    de vergoeding (d.w.z. de beheerskosten en/of -vergoedingen) van de financiële intermediair en het dakfonds de vergoeding op de huidige markt in vergelijkbare situaties weerspiegelt, wat het geval is wanneer laatstgenoemde is geselecteerd middels een open, transparante, objectieve en niet-discriminerende selectieprocedure of wanneer de vergoeding in overeenstemming is met de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 en geen andere voordelen door de staat worden toegekend. Wanneer het dakfonds alleen de bijdrage uit het ESI-fonds overdraagt aan de financiële intermediair, en een taak van algemeen belang vervult en geen commerciële activiteit verricht bij de uitvoering van de actie en niet medefinanciert met eigen middelen — en derhalve niet als ontvanger van steun wordt beschouwd — is het voldoende dat het dakfonds niet wordt overgecompenseerd, en;

    2.

    de financiële instelling wordt geselecteerd door middel van een open, transparante, niet-discriminerende en objectieve selectieprocedure om de portefeuille van nieuwe leningen met eigen middelen op te bouwen en het risico dat ten laste van de financiële instelling blijft, in geen geval minder dan 20 % van het geleende bedrag is (per lening), en;

    3.

    het financiële voordeel van de publieke programmabijdrage aan het instrument bovendien volledig wordt doorberekend aan de eindontvangers in de vorm van een renteverlaging. Bij het selecteren van de financiële intermediair beoordeelt de managementautoriteit, in overeenstemming met artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014, het prijsbeleid en de methode voor het doorberekenen van het financieel voordeel aan de eindontvangers.

    Wanneer de financiële intermediair niet alle financiële voordelen doorberekent aan de eindontvangers, wordt de niet-vastgelegde publieke bijdrage weer overgedragen aan de managementautoriteit.

    De garantie moet worden gekoppeld aan een specifieke financiële transactie, voor een vast maximumbedrag en een beperkte periode.

    b)   Op het niveau van de eindontvangers:

    Op het niveau van kmo's is de gegarandeerde lening in overeenstemming met de de-minimisvoorschriften.

    Voor elke lening die is opgenomen in de gegarandeerde portefeuille, berekent de financiële intermediair het BSE met behulp van de volgende berekeningsmethode:

    Berekening van het BSE = nominale bedrag van de lening (EUR) × risicokosten (standaardpraktijk) × garantiepercentage × limiet garantiepercentage × gewogen gemiddelde looptijd van de lening (in jaren).

    Het totale steunbedrag berekend op basis van het BSE mag niet meer dan 200 000 EUR bedragen over een fiscale periode van drie jaar, rekening houdend met de regels inzake cumulering voor eindontvangers van de de-minimisverordening.

    Wanneer het BSE wordt berekend aan de hand van de bovenstaande formule voor een instrument voor de geplafonneerde portefeuillegarantie, wordt aan de vereiste als bedoeld in artikel 4 van de de-minimisverordening (1) geacht te zijn voldaan.

    Een toetsingsmechanisme zorgt ervoor dat het BSE dat is berekend met de bovenstaande formule niet lager is dan het BSE dat is berekend overeenkomstig artikel 4, lid 6, onder c), van de de-minimisverordening.

    Subsidies voor technische ondersteuning of andere subsidies verstrekt aan de eindontvanger worden gecumuleerd met het berekende BSE.

    Met betrekking tot kmo's in de visserij- en aquacultuursector, voldoet de steun aan de relevante voorschriften van de de-minimisverordening voor de visserijsector.

    Voor activiteiten die worden ondersteund door het Elfpo zijn algemene regels van toepassing.

    Garantiebeleid

    a)   Overdracht van de managementautoriteit aan de financiële intermediair:

    Na ondertekening van een financieringsovereenkomst tussen de managementautoriteit en het dakfonds of de financiële intermediair draagt de desbetreffende managementautoriteit de programmabijdragen over aan het dakfonds of de financiële intermediair die dergelijke bijdragen in een speciaal garantiefonds stort. De overdracht vindt plaats in tranches met inachtneming van de maxima van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    b)   Ontstaan van een portefeuille van nieuwe leningen:

    De financiële instellingen zijn verplicht binnen een vooraf vastgestelde beperkte periode portefeuilles van nieuwe kmo-leningen op te bouwen. Nieuw verstrekte kmo-leningen worden deels gedekt door de programmabijdrage per afzonderlijke lening en tot een bepaald bedrag (maximum). In aanmerking komende kmo-leningen worden automatisch opgenomen in de portefeuille, wanneer voldaan is aan een vooraf vastgestelde reeks opnamecriteria voor de lening.

    De opneming van kmo-leningen vindt automatisch plaats na ontvangst door de financiële intermediair die het garantiefonds beheert van een mededeling inzake opname die ten minste elk kwartaal wordt ingediend tot het einde van de desbetreffende opnameperiode.

    De financiële instellingen voeren een consistent kredietbeleid uit met betrekking tot de diversificatie van de portefeuille, waardoor een goed beheer van de portefeuille en risicospreiding mogelijk is, terwijl tegelijkertijd wordt voldaan aan de toepasselijke normen van de sector en het beleid passend blijft ten aanzien van de financiële belangen en beleidsdoelstellingen van de managementautoriteit.

    De identificatie, selectie, „due diligence”, documentatie en uitbetaling van de leningen aan de eindontvangers worden uitgevoerd door de financiële instellingen overeenkomstig hun standaardprocedures en in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgesteld in de overeenkomst tussen de financiële intermediair en de financiële instelling die een portefeuille van nieuwe leningen opbouwt.

    c)   Dekking van verlies:

    De geplafonneerde portefeuillegarantie dekt verliezen van de financiële instellingen met betrekking tot elke niet tijdig terugbetaalde, in aanmerking komende kmo-lening overeenkomstig het garantiepercentage, met een maximumpercentage van 80 %.

    Het totaal aan verliezen die worden gedekt door de geplafonneerde portefeuillegarantie in verband met de portefeuille van in aanmerking komende kmo-leningen, overschrijdt het maximumbedrag niet.

    Het maximumbedrag, dat de maximale aansprakelijkheid is uit hoofde van dit instrument, is de omvang van de beoogde leningenportefeuille maal het garantiepercentage en het maximale garantiepercentage.

    Het maximale garantiepercentage wordt bepaald in het kader van de ex-anterisicobeoordeling overeenkomstig artikel 42, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1303/2013, en artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014.

    De verliezen die worden gedekt zijn verschuldigde hoofdsommen, te betalen en uitstaande rente en standaardrente (met uitzondering van late betalingen, vergoedingen en andere kosten en uitgaven).

    d)   Betaling van de garantie:

    Na het ontstaan van een verlies in verband met een wanbetaling, verricht de financiële intermediair die het garantiefonds beheert normaal gesproken binnen zestig dagen garantiebetalingen aan de financiële instelling die onder de garantie valt.

    Prijs- en onderpandbeleid

    De financiële intermediair legt een methode voor die de volledige doorberekening van het financieel voordeel van de publieke programmabijdrage aan de in aanmerking komende kmo's waarborgt. De financiële instelling heeft een prijs- en onderpandbeleid dat in overeenstemming is met de methode. Het prijs- en onderpandbeleid en de methode omvatten de volgende elementen:

    1.

    het instrument dekt maximaal 80 % van de risicoblootstelling van elke in aanmerking komende kmo-lening (tot een maximum);

    2.

    het volledige financiële voordeel van de publieke programmabijdrage wordt doorberekend aan de in aanmerking komende kmo's, door middel van een verlaging van de toegepaste rente en/of een verlaging van het onderpand dat door de financiële instelling wordt vereist;

    3.

    de BSE-berekening zoals beschreven in het onderdeel over staatssteun wordt toegepast voor elke lening die is opgenomen in de portefeuille;

    4.

    er worden geen garantievergoedingen in rekening gebracht aan de financiële instelling door de financiële intermediair die het garantiefonds beheert;

    5.

    de financiële instelling verlaagt de totale rente en/of het vereiste onderpand voor elke in aanmerking komende kmo-lening die is opgenomen in de portefeuille overeenkomstig het prijsbeleid en de methode, waardoor de volledige doorberekening van het financiële voordeel wordt gegarandeerd. Het niveau van een dergelijke verlaging die wordt voorgesteld door de financiële instelling wordt beoordeeld en goedgekeurd door de financiële intermediair na een relevante analyse en „due diligence” en wordt als subsidiabiliteitscriterium beschouwd voor de opname van kmo-leningen in de portefeuille;

    6.

    de managementautoriteit kan, op basis van de ex-antebeoordeling die de beoogde kmo's identificeert en de ex-anterisicobeoordeling die het risico vaststelt, besluiten garantievergoedingen te verlangen van de eindontvangers. In een dergelijk geval wordt het BSE berekend aan de hand van de formule van het onderdeel inzake staatssteun hierboven of aangepast aan de voorwaarden van de garantiemededeling. De vergoedingen die worden betaald door de eindontvangers worden terugbetaald aan het garantiefonds als teruggestorte middelen in de zin van artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1303/2013;

    7.

    het prijsbeleid en de methode blijven gelijk tijdens de subsidiabiliteitsperiode.

    Garantie voor financiële instellingen: bedrag en percentage (productgegevens)

    De geplafonneerde portefeuillegarantie voldoet aan de voorwaarden van artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014.

    Het maximale garantiepercentage wordt bepaald in het kader van de ex-anterisicobeoordeling overeenkomstig artikel 42, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1303/2013, en artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 en is in geen geval hoger dan 25 %. De garantie kan verwachte en onverwachte verliezen dekken.

    De vermenigvuldigingsfactor van de uit de programmabijdrage gefinancierde garantie wordt als volgt gedefinieerd:

    Vermenigvuldigingsfactor = (1/garantiepercentage) × (1/maximaal garantiepercentage).

    De vermenigvuldigingsfactor is gebaseerd op de ex-antebeoordeling en gelijk aan of hoger dan vijf.

    De omvang van de beoogde portefeuille die deels wordt gedekt door de garantie wordt gebaseerd op de resultaten van de ex-antebeoordeling die de steun aan het financieringsinstrument rechtvaardigt (artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013) en houdt rekening met de rotatiebenadering van het instrument (indien van toepassing). De samenstelling van de beoogde portefeuille van leningen wordt zodanig vastgesteld dat de spreiding van de risico's wordt gewaarborgd.

    Garantie voor financiële instellingen (activiteiten)

    De portefeuille van leningen die door het garantie-instrument wordt gegarandeerd, omvat nieuwe leningen aan eindontvangers, met uitsluiting van de herfinanciering van bestaande leningen. De criteria voor opname in de portefeuille worden bepaald overeenkomstig de EU-wetgeving (bijvoorbeeld Verordening (EU) nr. 1303/2013 en de fondsspecifieke voorschriften), programmavoorschriften en nationale bepalingen inzake subsidiabiliteit en met de financiële intermediair, met als doel het bereiken van een groot aantal eindontvangers en het zorgen voor voldoende diversificatie van de portefeuille. Financiële instellingen dienen over een redelijke inschatting van het risicoprofiel van de portefeuille (bijvoorbeeld de concentratiegrenswaarde per sector) te beschikken. Deze criteria weerspiegelen de marktomstandigheden en -praktijken in het desbetreffende land of de desbetreffende regio.

    De financiële instelling maakt vooraf een raming van het invorderingspercentage dat wordt gebruikt voor de berekening van het bedrag dat naar verwachting zal worden teruggevorderd van debiteuren in de portefeuille, hetgeen van invloed is op de evaluatie van het maximale garantiepercentage.

    Aansprakelijk-heid van de management-autoriteit

    De aansprakelijkheid van de managementautoriteit met betrekking tot het financieringsinstrument is zoals omschreven in artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014.

    Een wanbetaling ten aanzien van een lening aan een eindontvanger betekent dat i) de financiële instelling te allen tijde kan bewijzen (handelend overeenkomstig haar interne procedures en zoals blijkt uit haar financiële en reguliere verslaglegging) dat een eindontvanger waarschijnlijk niet zal kunnen voldoen aan zijn betalingsverplichting, of ii) een eindontvanger ten minste gedurende 90 opeenvolgende kalenderdagen niet heeft voldaan aan enige betalingsverplichting uit hoofde van de relevante kmo-lening.

    Tijdsduur

    De garantieperiode van het financieringsinstrument wordt op een zodanige manier vastgesteld dat ervoor wordt gezorgd dat de programmabijdrage, als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, wordt gebruikt voor garanties die uiterlijk op 31 december 2023 worden uitbetaald aan eindontvangers.

    Er wordt aanbevolen dat de typische duur van het creëren van de portefeuille van gegarandeerde leningen wordt vastgesteld op maximaal vier jaar vanaf de datum van ondertekening van de financieringsovereenkomst (tussen de managementautoriteit of het dakfonds en de financiële intermediair).

    Risicodeling op FI-niveau (afstemming van de belangen)

    De afstemming van de belangen tussen de managementautoriteit, de financiële intermediair en de financiële instellingen wordt als volgt bereikt:

    het eigen kredietrisico dat de financiële instelling behoudt, is in geen geval minder dan 20 % per lening;

    de financiële instelling verbindt zich tot het opbouwen van een portefeuille van nieuwe leningen met eigen middelen;

    het financiële voordeel van de garantielimiet wordt volledig doorberekend aan de kmo-eindontvangers;

    financiële intermediairs ontvangen prestatievergoedingen zoals bedoeld in de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014.

    In aanmerking komende financiële intermediairs en financiële instellingen

    Financiële intermediairs zijn publieke en particuliere organen gevestigd in een lidstaat die wettelijk bevoegd zijn om garanties op leningen te verstrekken aan bedrijven die actief zijn binnen de jurisdictie van het programma dat een bijdrage levert aan het financieringsinstrument.

    Financiële instellingen zijn publieke en particuliere organen gevestigd in een lidstaat die wettelijk bevoegd zijn om leningen te verstrekken aan bedrijven die actief zijn binnen de jurisdictie van het programma dat een bijdrage levert aan het financieringsinstrument. Dergelijke organen zijn financiële instellingen en, in voorkomend geval, microfinancieringsinstellingen of andere instellingen die bevoegd zijn om leningen te verstrekken.

    Subsidiabiliteit van de eindontvanger(s)

    De eindontvangers zijn subsidiabel uit hoofde van de EU- en nationale wetgeving, het desbetreffende programma en de financieringsovereenkomst. De eindontvangers voldoen aan de volgende subsidiabiliteitscriteria op de datum van het document dat het bewijs is van de desbetreffende kmo-garantie, dat wil zeggen, de garantieverbintenis:

    a.

    de eindontvanger is een micro-, kleine of middelgrote onderneming („kmo” (met inbegrip van de individuele ondernemers/zelfstandigen)) zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (2);

    b.

    de eindontvanger is geen kmo die actief is in de sectoren zoals bedoeld onder de punten d) tot en met f) van artikel 1 van de de-minimisverordening;

    c.

    de eindontvanger maakt geen deel uit van één of meer sectoren waarvoor beperkingen gelden (3);

    d.

    de eindontvanger is geen onderneming die in moeilijkheden verkeert, zoals bedoeld in de staatssteunregels;

    e.

    de eindontvanger heeft geen achterstallige betalingen openstaan en is geen wanbetaler ten aanzien van andere leningen of leases verstrekt door de financiële intermediair of een andere financiële instelling overeenkomstig gedane controles in overeenstemming met de interne richtsnoeren van de financiële intermediair en het standaardkredietbeleid.

    Bovendien moeten eindontvangers op het tijdstip van de investering en tijdens de terugbetaling van de gegarandeerde lening een statutaire zetel hebben in een lidstaat en moeten hun economische activiteiten waarvoor de gegarandeerde lening is verstrekt plaatsvinden in de desbetreffende lidstaat en regio/jurisdictie van het ESIF-programma.

    Kenmerken van het product voor eindontvangers

    De financiële instelling verstrekt leningen aan eindontvangers die bijdragen aan de doelstelling van het programma en die worden gegarandeerd door het programma uit hoofde van de portefeuille met garantielimiet. De voorwaarden van de garanties en de leningen worden gebaseerd op de ex-antebeoordeling, zoals bedoeld in artikel 37, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    De leningen worden uitsluitend gebruikt voor de volgende toegestane doeleinden:

    a.

    investeringen in materiële en immateriële activa, met inbegrip van de overdracht van eigendomsrechten van ondernemingen, mits een dergelijke overdracht plaatsvindt tussen onafhankelijke investeerders;

    b.

    werkkapitaal dat verband houdt met ontwikkelings- of uitbreidingsactiviteiten die aanvullend zijn op (en verband houden met) activiteiten als bedoeld onder a) hierboven (en waarvan de aanvullende aard onder andere wordt aangetoond in het bedrijfsplan van de eindontvanger en door de hoogte van de financiering).

    Aan de volgende subsidiabiliteitscriteria moet te allen tijde worden voldaan door leningen die zijn opgenomen in de portefeuille:

    c.

    de leningen zijn nieuw verstrekte leningen, met uitsluiting van herfinanciering van bestaande leningen;

    d.

    het gegarandeerde deel van de onderliggende lening die is opgenomen in de portefeuille i) bedraagt tot 1 500 000 EUR op basis van de ex-antebeoordeling en ii) wordt onder zodanige voorwaarden verstrekt dat het BSE ten aanzien van elke eindontvanger het maximum van 200 000 EUR niet overschrijdt (of 100 000 EUR in het goederenvervoer over de weg en 30 000 EUR in de visserij- en aquacultuursector) over een periode van drie boekjaren. In aanmerking komende kmo's kunnen meerdere malen een lening aanvragen die wordt toegewezen in het kader van dit financieringsinstrument, mits het bovengenoemde BSE-maximum volledig in acht wordt genomen;

    e.

    de leningen worden verstrekt voor de financiering van één of meer van de toegestane doeleinden in euro en/of de nationale valuta van de desbetreffende jurisdictie en, in voorkomend geval, in een andere valuta;

    f.

    de leningen vinden niet plaats in de vorm van mezzanineleningen, achtergestelde schuld of quasi-aandelenkapitaal;

    g.

    de leningen zijn geen doorlopende kredieten;

    h.

    de leningen hebben een aflossingsschema, met inbegrip van regelmatige afschrijvingen en/of ballonaflossingen;

    i.

    de leningen financieren geen zuiver financiële activiteiten of de ontwikkeling van vastgoed, wanneer deze als financiële investering wordt uitgevoerd, en financieren niet de verlening van consumentenfinancieringsdiensten;

    j.

    de leningen hebben een minimale looptijd van twaalf maanden en een maximale looptijd van 120 maanden.

    Verslaglegging en beoogde resultaten

    Financiële intermediairs voorzien de managementautoriteit of het dakfonds ten minste eenmaal per kwartaal van informatie in een gestandaardiseerde vorm en omvang.

    Dit verslag omvat alle voor de managementautoriteit relevante elementen om te voldoen aan de bepalingen van artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    Lidstaten voldoen ook aan hun rapportageverplichtingen overeenkomstig de de-minimisverordening.

    De indicatoren moeten worden afgestemd op de specifieke doelstellingen van de relevante prioriteit van het ESIF-programma voor de financiering van het financieringsinstrument en op de verwachte resultaten van de ex-antebeoordeling. Zij worden voor het garantiefonds ten minste eenmaal per kwartaal gemeten en gerapporteerd en ten minste in overeenstemming gebracht met de eisen van de verordening. Naast de gemeenschappelijke indicatoren van de prioritaire as van het ESIF-programma (toename van de werkgelegenheid, het aantal kmo's, …) zijn andere indicatoren:

     

    het aantal gegarandeerde leningen;

     

    de omvang van de gegarandeerde leningen;

     

    het aantal niet-terugbetaalde leningen;

     

    de waarde van niet-terugbetaalde leningen;

     

    toegekende garanties/beroepen op garanties (aantal, bedragen);

     

    middelen waarop geen beroep is gedaan en opbrengsten (bv. renteopbrengsten).

    Evaluatie van het economische voordeel van de programma-bijdrage

    Het financiële voordeel van de publieke programmabijdrage aan het instrument wordt volledig doorberekend aan de eindontvangers (het voordeel van de garantie).

    Het financiële voordeel voor de in aanmerking komende kmo's wordt aangetoond met een verlaging van de totale rente die wordt verlangd door de financiële instelling en/of een verlaging van het onderpand voor een dergelijke kmo-lening.

    De financiële intermediair houdt toezicht op en brengt verslag uit over het BSE voor eindontvangers als bedoeld in het onderdeel over staatssteun.

    Dit beginsel komt tot uiting in de overeenkomsten tussen de managementautoriteit of het dakfonds en de financiële intermediairs en tussen de financiële intermediairs en de financiële instellingen die portefeuilles van nieuwe leningen opbouwen.


    (1)  Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).

    (2)  Ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet de 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal de 43 miljoen EUR niet overschrijdt, en die ook niet behoren tot een groep die dergelijke drempels overschrijdt. Volgens de aanbeveling van de Commissie wordt als onderneming beschouwd „iedere eenheid die, ongeacht haar rechtsvorm, een economische activiteit uitoefent”.

    (3)  De volgende economische sectoren worden tezamen aangeduid als „de sectoren waarvoor beperkingen gelden”:

    a.

    illegale economische activiteiten: elke vorm van productie, handel of andere activiteit, die onwettig is krachtens de wet- of regelgeving van het rechtsgebied waarbinnen een dergelijke productie, handel of activiteit plaatsvindt;

    b.

    tabak en gedistilleerde alcoholische dranken: de productie van en handel in tabak en gedistilleerde alcoholische dranken en aanverwante producten;

    c.

    de productie van en handel in wapens en munitie: de financiering van de productie van en handel in wapens en munitie van welke aard dan ook. Deze beperking geldt niet voor zover deze activiteiten deel uitmaken van of een aanvulling zijn op uitdrukkelijk beleid van de Europese Unie;

    d.

    casino's: casino's en soortgelijke ondernemingen;

    e.

    beperkingen voor de IT-sector: onderzoek, ontwikkeling of technische toepassingen gerelateerd aan programma's of oplossingen voor elektronische gegevens die i) specifiek gericht zijn op a) de ondersteuning van een activiteit die valt onder de sectoren waarvoor beperkingen gelden, zoals bedoeld onder de punten a tot en met d hierboven; b) kansspelen via het internet of online casino's, of c) pornografie of die ii) zijn bedoeld om het mogelijk te maken illegaal a) toegang te verkrijgen tot netwerken voor elektronische gegevens, of b) elektronische gegevens te downloaden;

    f.

    beperkingen voor de biowetenschappensector: bij het verlenen van steun aan de financiering van onderzoek, ontwikkeling of technische toepassingen gerelateerd aan: i) het klonen van mensen voor onderzoek of therapeutische doeleinden, of ii) genetisch gemodificeerde organismen („ggo's”).


    BIJLAGE IV

    Lening voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie in de woningbouwsector (renovatielening)

    Schematische voorstelling van het principe van de renovatielening

    Image

    Structuur van het financierings-instrument

    De renovatielening heeft de vorm van een leningenfonds dat wordt opgezet door een financiële intermediair met bijdragen uit het programma en een bijdrage van de financiële intermediair zelf om een portefeuille van nieuw verstrekte leningen te financieren, met uitsluiting van herfinanciering van bestaande leningen.

    De renovatielening wordt verstrekt in het kader van de actie die deel uitmaakt van de prioritaire as, zoals omschreven in het programma dat wordt gefinancierd door de ESI-fondsen en zoals bedoeld in het kader van de ex-antebeoordeling die vereist is uit hoofde van artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    Doel van het instrument

    Het doel van het instrument is het aanbieden van preferentiële leningen aan natuurlijke personen, rechtspersonen of onafhankelijke beroepsbeoefenaars die eigenaar zijn van gebouwen (appartementen, sociale huisvesting of individuele huishoudens), alsook beheerders of andere juridische entiteiten die namens en ten behoeve van eigenaren handelen om renovatiewerkzaamheden uit te voeren die in aanmerking komen voor steun uit de ESI-fondsen.

    Het is niet de bedoeling dat de bijdrage uit het ESIF-programma van de managementautoriteit aan een financiële intermediair andere door particuliere of publieke investeerders beschikbaar gestelde financiering verdringt.

    Het ESIF-programma verstrekt financiering aan de financiële intermediair teneinde een portefeuille van nieuwe leningen op te bouwen en tegelijkertijd te delen in de verliezen/wanbetalingen en terugvorderingen in verband met de leningen in deze portefeuille per afzonderlijke lening en in dezelfde verhouding als de programmabijdrage aan het instrument.

    In het geval van een structuur van een dakfonds draagt het dakfonds de bijdrage uit het ESIF-programma over aan de financiële intermediair.

    Naast de bijdrage uit het ESIF-programma kan het dakfonds eigen middelen bijdragen die worden gecombineerd met de middelen van de financiële intermediair. In dit geval neemt het dakfonds een evenredig deel van de risicodeling tussen de verschillende bijdragen in de leningenportefeuille voor zijn rekening. Staatssteunregels moeten ook ten aanzien van dergelijke middelen worden nageleefd, als dat publieke middelen zijn.

    Gevolgen van staatssteun

    De renovatielening wordt ontworpen als een staatssteun-vrij instrument, d.w.z. een marktconforme vergoeding voor de financiële intermediair, een volledige doorberekening van financiële voordelen door de financiële intermediair aan de eindontvangers en de toepassing van de de-minimisverordening op de verstrekte financiering aan de eindontvangers.

    a)   Steun op het niveau van de financiële intermediair en het dakfonds is uitgesloten wanneer:

    1.

    de financiële intermediair en de managementautoriteit of het dakfonds op enig moment de verliezen en voordelen in verhouding met hun bijdragen (pro rata) dragen en er sprake is van een economisch significante deelname van de financiële intermediair aan het instrument voor renovatieleningen, en

    2.

    de vergoeding (d.w.z. de beheerskosten en/of -vergoedingen) van de financiële intermediair en het dakfonds de vergoedingen op de markt op dat moment in vergelijkbare situaties weerspiegelt, wat het geval is wanneer zij zijn geselecteerd middels een open, transparante, niet-discriminerende en objectieve selectieprocedure of wanneer hun vergoeding in overeenstemming is met de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 en geen andere voordelen door de staat worden toegekend. Wanneer het dakfonds alleen de bijdrage uit het ESI-fonds overdraagt aan de financiële intermediair en een taak van algemeen belang vervult en geen commerciële activiteit verricht bij de uitvoering van de actie en niet medefinanciert met eigen middelen — en derhalve niet als ontvanger van steun wordt beschouwd — is het voldoende dat het dakfonds niet wordt overgecompenseerd, en

    3.

    het financiële voordeel van de publieke programmabijdrage aan het instrument volledig wordt doorberekend aan de eindontvangers in de vorm van een renteverlaging. Bij het selecteren van de financiële intermediair beoordeelt de managementautoriteit, in overeenstemming met artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014, het prijsbeleid en de methode voor het doorberekenen van het financiële voordeel aan de eindontvangers.

    Wanneer de financiële intermediair niet alle financiële voordelen doorberekent aan de eindontvangers, wordt de niet-betaalde publieke bijdrage weer overgedragen aan de managementautoriteit.

    b)   Steun op het niveau van een entiteit die optreedt namens de eigenaren (d.w.z. natuurlijke en rechtspersonen, onafhankelijke beroepsbeoefenaren die gebouwen bezitten, beheerders en andere juridische entiteiten):

    Steun op het niveau van een entiteit die optreedt namens eigenaren is uitgesloten wanneer:

    1.

    de entiteit niet profiteert van rechtstreekse overdrachten van overheidssteun, en

    2.

    de entiteit alle financiële voordelen van de publieke programmabijdrage overdraagt aan de eindontvangers.

    c)   Op het niveau van eigenaren die wel of niet een economische activiteit uitvoeren (rechtspersoon of onafhankelijke beroepsbeoefenaren, verhuurders en eigenaren die hernieuwbare energie installeren en een deel van de geproduceerde energie leveren aan het net):

    Eigenaren die natuurlijke personen zijn en niet als onderneming worden beschouwd omdat zij geen economische activiteit uitvoeren, worden niet beschouwd als ontvangers van staatssteun.

    Eigenaren die een economische activiteit uitvoeren zijn een „onderneming” en zijn onderworpen aan de staatssteunregels. Dit is in het bijzonder het geval wanneer zij verhuurders zijn (verhuren is een economische activiteit) en wanneer, in het geval van het installeren van hernieuwbare energie, een deel van de geproduceerde hernieuwbare energie aan het net wordt geleverd (het leveren van energie aan het net wordt beschouwd als economische activiteit).

    Op het niveau van eigenaren met een economische activiteit, voldoet de steun aan de de-minimisvoorschriften.

    Voor elke lening die is opgenomen in de portefeuille met betrekking tot eigenaren met een economische activiteit, berekent de financiële intermediair het BSE met behulp van de volgende berekeningsmethode:

    Berekening van het BSE = nominale bedrag van de lening (EUR) × (financieringskosten (standaardpraktijk) + risicokosten (standaardpraktijk) – vergoedingen in rekening gebracht door de managementautoriteit over de programmabijdrage aan de financiële intermediair) × gewogen gemiddelde looptijd van de lening (in jaren) × risicodelingstarief.

    Wanneer het BSE wordt berekend aan de hand van de bovenstaande formule voor het instrument voor renovatieleningen wordt aan de vereiste als bedoeld in artikel 4 van de de-minimisverordening (1) geacht te zijn voldaan. Er is geen minimumvereiste voor onderpand.

    Een toetsingsmechanisme zorgt ervoor dat het BSE dat is berekend met de bovenstaande formule niet lager is dan het BSE dat is berekend overeenkomstig artikel 4, lid 3, onder c), van de de-minimisverordening.

    Het totale steunbedrag berekend op basis van het BSE mag niet meer dan 200 000 EUR bedragen over een fiscale periode van drie jaar, rekening houdend met de regels inzake cumulering voor eindontvangers van de de-minimisverordening.

    Subsidies voor technische ondersteuning of andere subsidies verstrekt aan de eindontvanger worden gecumuleerd met het berekende BSE.

    Beleid inzake krediet-verschaffing

    a)   Uitbetaling door de managementautoriteit of het dakfonds aan de financiële intermediair:

    Na ondertekening van een financieringsovereenkomst tussen de managementautoriteit en het dakfonds of de financiële intermediair, draagt de desbetreffende managementautoriteit de overheidsbijdragen van het programma over aan het dakfonds of de financiële intermediair die dergelijke bijdragen in een speciaal fonds voor renovatieleningen stort. De overdracht vindt plaats in tranches met inachtneming van de maxima van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    De beoogde totale omvang van de kredietverlening en het rente-interval worden bevestigd in het kader van de ex-antebeoordeling overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en worden in aanmerking genomen bij de vaststelling van de aard van het instrument (roterend of niet-roterend instrument).

    De maximale risicodeling van het financieringsinstrument voor de eindontvangers bedraagt 85 % (dat wil zeggen: ten minste 15 % wordt verstrekt uit de eigen middelen van de financiële intermediair).

    b)   Ontstaan van een portefeuille van nieuwe leningen:

    De financiële intermediair is verplicht binnen een vooraf bepaalde beperkte periode een portefeuille van nieuwe leningen te initiëren die worden gefinancierd overeenkomstig het percentage van risicodeling dat is overeengekomen in de financieringsovereenkomst (d.w.z. gefinancierd uit i) de programmabijdrage en ii) de eigen middelen van de financiële intermediair).

    Vooraf op basis van subsidiabiliteitscriteria op het niveau van afzonderlijke leningen en het niveau van de portefeuille vastgestelde subsidiabele leningen worden automatisch opgenomen in de portefeuille door ten minste ieder kwartaal mededelingen inzake opname in te dienen.

    De financiële intermediair voert een consistent kredietbeleid uit, met name met betrekking tot de samenstelling van de portefeuille, waardoor een goed beheer van de portefeuille en risicospreiding mogelijk is, terwijl tegelijkertijd het tekortschieten van de markt, zoals vastgesteld in de ex-antebeoordeling (als bedoeld in artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013), wordt aangepakt en het beleid afgestemd blijft op de financiële belangen en beleidsdoelstellingen van de managementautoriteit.

    De identificatie, selectie, „due diligence”, documentatie en uitbetaling van de leningen aan de eindontvangers worden uitgevoerd door de financiële intermediair overeenkomstig zijn standaardprocedures en in overeenstemming met de beginselen van de desbetreffende financieringsovereenkomst.

    c)   Hergebruik van middelen terugbetaald aan het financieringsinstrument:

    Middelen die zijn terugbetaald aan het financieringsinstrument worden hergebruikt in het kader van hetzelfde financieringsinstrument (roterend binnen hetzelfde financieringsinstrument) of worden, na terugbetaling aan de managementautoriteit of het dakfonds, gebruikt overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    Wanneer de middelen roteren binnen hetzelfde financieringsinstrument, worden de bedragen die kunnen worden toegeschreven aan de steun uit de ESI-fondsen en de bedragen die binnen het tijdskader voor investeringen zijn terugbetaald en/of teruggevorderd door de financiële intermediair uit leningen aan eindontvangers, principieel beschikbaar gesteld voor hergebruik binnen hetzelfde financieringsinstrument. Deze rotatiebenadering zoals bedoeld in de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wordt opgenomen in de financieringsovereenkomst.

    Indien de managementautoriteit of het dakfonds rechtstreeks wordt terugbetaald, vindt de terugbetaling regelmatig plaats en weerspiegelt deze i) de aflossingen op de hoofdsom (op pro rata-basis op basis van het percentage voor risicodeling), ii) de teruggevorderde bedragen en de aftrek van verliezen (op basis van het percentage voor risicodeling) van de renovatieleningen en iii) eventuele rentebetalingen. Deze middelen moeten worden gebruikt overeenkomstig de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    d)   Alsnog geïnde bedragen:

    De financiële intermediair neemt stappen voor terugvordering met betrekking tot elke niet tijdig terugbetaalde lening die is medegefinancierd door de renovatielening overeenkomstig zijn interne richtsnoeren en procedures.

    De door de financiële intermediair teruggevorderde bedragen (na aftrek van de kosten voor terugvordering en executie, indien van toepassing) worden pro rata van de risicodeling aan de financiële intermediair en de managementautoriteit toegewezen.

    e)   Overige:

    Rente en andere voordelen als gevolg van steun uit de ESI-fondsen aan financieringsinstrumenten worden gebruikt overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    Prijsbeleid

    Bij het voorstellen van de prijzen legt de financiële intermediair een prijsbeleid en de methode om te zorgen voor de volledige doorberekening van het financieel voordeel van de publieke programmabijdrage aan de eindontvangers voor. Het prijsbeleid en de methode omvatten de volgende elementen:

    1.

    de rente op de deelname van de financiële intermediair wordt vastgesteld op basis van de marktprijs (d.w.z. volgens het eigen beleid van de financiële intermediair);

    2.

    de totale rente op leningen ten laste van de eindontvangers die zijn opgenomen in de portefeuille, moet proportioneel worden verlaagd tot het niveau van de toewijzing uit de publieke programmabijdrage. bij deze vermindering wordt rekening gehouden met de vergoedingen die de managementautoriteit in rekening kan brengen op de programmabijdrage;

    3.

    de BSE-berekening zoals beschreven in het onderdeel over staatssteun, wordt toegepast voor elke lening die is opgenomen in de portefeuille;

    4.

    het prijsbeleid en de methode blijven gelijk tijdens de subsidiabiliteitsperiode.

    Programma-bijdrage aan het financierings-instrument: bedrag en percentage (productgegevens)

    De toewijzing van de renovatielening aan financiële intermediairs en het minimumpercentage voor risicodeling worden gebaseerd op de resultaten van de ex-antebeoordeling die de steun aan het financieringsinstrument rechtvaardigt (artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013) en houden rekening met de rotatiebenadering van het instrument (indien van toepassing).

    Programma-bijdrage aan het financierings-instrument (activiteiten)

    De portefeuille van leningen die door het instrument voor renovatieleningen wordt gefinancierd, omvat nieuw verstrekte leningen aan eindontvangers, met uitsluiting van de herfinanciering van bestaande leningen. De criteria voor opname in de portefeuille worden bepaald overeenkomstig de EU-wetgeving (bijvoorbeeld Verordening (EU) nr. 1303/2013 en de fondsspecifieke voorschriften), programmavoorschriften en nationale bepalingen inzake subsidiabiliteit en met de financiële intermediair, met als doel het bereiken van een groot aantal eindontvangers en het zorgen voor voldoende diversificatie en homogeniteit van de portefeuille, teneinde een redelijke schatting van het risicoprofiel van de portefeuille mogelijk te maken. Deze criteria weerspiegelen de marktomstandigheden en -praktijken in het desbetreffende land of de desbetreffende regio.

    De financiële intermediair is verplicht samen te werken met regionale of nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor het verstrekken van aanvullende diensten in verband met de uitvoering van renovatieprojecten, waaronder: adviesdiensten; de verificatie en evaluatie van de projectvoorbereiding, de bouw, het technisch toezicht en de aanbestedingsdocumenten; de beoordeling van de overeenstemming van de renovatieprojecten met de EU- en nationale wetgeving; het verstrekken van subsidies, de verificatie en registratie van staatssteun.

    Aansprakelijk-heid van de management-autoriteit

    De aansprakelijkheid van de managementautoriteit met betrekking tot het financieringsinstrument is zoals omschreven in artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014.

    Tijdsduur

    De leenperiode van het financieringsinstrument wordt zodanig vastgesteld dat de programmabijdrage, als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, wordt gebruikt voor leningen die uiterlijk op 31 december 2023 worden uitbetaald aan eindontvangers.

    Kredietverlening en risicodeling op het niveau van de financiële intermediair (afstemming van de belangen)

    De afstemming van de belangen tussen de managementautoriteit en de financiële intermediair wordt als volgt bereikt:

    prestatievergoedingen als bedoeld in de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014;

    de financiële intermediair moet onder plaatselijke marktomstandigheden bijdragen aan de financiering, met ten minste 15 % van de totale financieringsverbintenis voor kredietverstrekking aan eindontvangers (waardoor het vaststellen van het percentage van risicodeling mogelijk wordt).

    De gevolgen van verliezen en terugvorderingen voor de financiële intermediair en de managementautoriteit zijn pro rata, binnen het kader van hun respectieve aansprakelijkheid.

    In aanmerking komende financiële intermediairs

    Publieke en particuliere organen gevestigd in een lidstaat die wettelijk bevoegd zijn om renovatieleningen te verstrekken aan personen die gebouwen bezitten en aan bedrijven die gebouwen exploiteren en bezitten binnen de jurisdictie van het programma dat een bijdrage levert aan het financieringsinstrument. Dergelijke organen zijn financiële instellingen en, in voorkomend geval, microfinancieringsinstellingen of andere instellingen die bevoegd zijn om leningen te verstrekken.

    Subsidiabiliteit van de eindontvangers

    De eindontvangers zijn subsidiabel uit hoofde van de EU- en nationale wetgeving, de desbetreffende prioriteit en de financieringsovereenkomst.

    Eindontvangers zijn natuurlijke personen, rechtspersonen of onafhankelijke beroepsbeoefenaren (economische activiteit), alsook beheerders of andere rechtspersonen die namens en ten behoeve van de eigenaren optreden, die gebouwen bezitten (appartementen of individuele huishoudens) en die maatregelen voor energie-efficiëntie of hernieuwbare energie ten uitvoer leggen die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en programmasteun.

    Volgens de subsidiabiliteitsvoorschriften van het programma en overeenkomstig nationale en EU-voorschriften kunnen de volgende voorbeelden van werkzaamheden in aanmerking komen:

    technische ondersteuning voor de voorbereiding van het deel van het project dat betrekking heeft op maatregelen voor energie-efficiëntie of hernieuwbare energie;

    uitvoeringskosten van het deel van het project dat betrekking heeft op maatregelen voor energie-efficiëntie of hernieuwbare energie;

    groot onderhoud of vervanging van verwarmings- en warmwatersystemen;

    vervanging of herinrichting van verwarmingscentrales of het ketelhuis (individuele ketels), alsook van bereidingssystemen voor warm water;

    installatie van balanceerkleppen voor verticale pijpleidingen;

    verbetering van de warmte-isolatie van pijpleidingen;

    vervanging van pijpleidingen en verwarmingsapparatuur;

    installatie van individuele meetsystemen voor verwarming en thermostaatkleppen in appartementen;

    vervanging of herinrichting van pijpleidingen en installaties van het warmwatersysteem;

    vervanging of herinrichting van het ventilatiesysteem;

    vervanging van ramen en toegangsdeuren;

    dakisolatie, met inbegrip van de bouw van nieuwe hellende daken (met uitzondering van de bouw van ruimten op zolders);

    isolatie van gevels;

    isolatie van kelderplafonds;

    installatie van systemen voor alternatieve energiebronnen (zon, wind, enz.);

    groot onderhoud of vervanging van liften door deze te vervangen door meer energie-efficiënte liften;

    vervanging of reparatie van de gemeenschappelijk gebruikte technische systemen van het gebouw (riolering, elektrische installaties, installaties voor brandpreventie, pijpleidingen voor drinkwater en ventilatiesystemen).

    Met betrekking tot de eindontvangers gelden de volgende criteria wanneer leningen worden verstrekt aan eindontvangers/eigenaars die als rechtspersoon een economische activiteit uitoefenen (bijvoorbeeld onafhankelijke beroepsbeoefenaren). Aan de subsidiabiliteitscriteria moet worden voldaan op de datum van ondertekening van de lening:

    a.

    de eindontvanger is een micro-, kleine of middelgrote onderneming („kmo” (met inbegrip van de individuele ondernemers/zelfstandigen) zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie;

    b.

    de eindontvanger is geen kmo die actief is in de sectoren zoals bedoeld onder de punten a) tot en met f) van artikel 1 van de de-minimisverordening;

    c.

    de eindontvanger maakt geen deel uit van een of meer sectoren waarvoor beperkingen gelden (2);

    d.

    de eindontvanger is geen onderneming die in moeilijkheden verkeert, zoals bedoeld in de staatssteunregels;

    e.

    de eindontvanger heeft geen achterstallige betalingen openstaan en is geen wanbetaler ten aanzien van andere leningen of leases verstrekt door de financiële intermediair of een andere financiële instelling overeenkomstig gedane controles in overeenstemming met de interne richtsnoeren van de financiële intermediair en het standaardkredietbeleid.

    Bovendien moeten eindontvangers op het tijdstip van de investering en tijdens de terugbetaling van de lening een statutaire zetel hebben in een lidstaat en moeten hun economische activiteiten waarvoor de lening is verstrekt, plaatsvinden in de desbetreffende lidstaat en regio/de jurisdictie van het ESIF-programma.

    Kenmerken van het product voor eindontvangers

    De financiële intermediair verstrekt leningen aan eindontvangers die bijdragen aan de doelstelling van het programma en die worden medegefinancierd door het programma uit het instrument voor renovatieleningen, met uitzondering van de herfinanciering van bestaande leningen. De voorwaarden van deze leningen worden gebaseerd op de ex-antebeoordeling, zoals bedoeld in artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    De looptijd van de renovatielening bedraagt maximaal twintig jaar.

    Het maximumbedrag van elke renovatielening wordt vastgesteld in verband met de resultaten van de ex-antebeoordeling die de programmabijdrage aan het financieringsinstrument rechtvaardigt en wordt vastgesteld in de financieringsovereenkomst tussen de managementautoriteit, het dakfonds en de financiële intermediair. Het maximale bedrag per lening per individueel huishouden bedraagt 75 000 EUR. Leningen voor gebouwbeheerders zijn de som van de afzonderlijke huishoudens van het gebouw.

    Het financieringsinstrument kan verlangen dat de eindontvangers of de beheerders van gemeenschappelijke eigendommen die optreden namens de eindontvangers, een bijdrage uit eigen middelen leveren.

    De renovatielening heeft een jaarlijkse vaste rentevoet en omvat regelmatige afschrijvingen. De rente op de deelname van de financiële intermediair wordt marktconform vastgesteld. Het rentepercentage dat van toepassing is op de relevante in aanmerking komende lening uit de portefeuille wordt ten gunste van de eindontvangers verlaagd met het percentage van de publieke programmabijdrage.

    Een rentesubsidie, als bedoeld in artikel 37, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1303/2013, kan worden toegekend aan huishoudens met lage inkomens of kwetsbare huishoudens (3). De maximale rentesubsidie komt overeen met het rentepercentage dat voor elke lening moet worden betaald door huishoudens met lage inkomens over de bijdrage van de financiële intermediair.

    Bepaalde kosten voor technische ondersteuning kunnen worden opgenomen in het financieringsinstrument in het kader van artikel 37, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1303/2013. De ondersteuning dient alleen te worden verleend voor de voorbereiding van het project (voorbereidende studies en hulp bij de voorbereiding van de investering tot aan het besluit over de investering). Deze kosten voor technische ondersteuning komen alleen in aanmerking wanneer een renovatielening is ondertekend door de financiële intermediair en de eindontvangers, ongeacht de entiteit die deze diensten levert (bijvoorbeeld ongeacht de vraag of de financiële intermediair die diensten aanbiedt of zij worden afgenomen van een andere entiteit).

    Verslaglegging en beoogde resultaten

    Financiële intermediairs voorzien de managementautoriteit of het dakfonds ten minste eenmaal per kwartaal van informatie in een gestandaardiseerde vorm en omvang.

    Dit verslag omvat alle voor de managementautoriteit relevante elementen om te voldoen aan de voorwaarden van artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

    Lidstaten voldoen ook aan hun rapportageverplichtingen overeenkomstig de de-minimisverordening.

    De indicatoren moeten worden afgestemd op de specifieke doelstellingen van de relevante prioriteit van het ESIF-programma voor de financiering van het financieringsinstrument en op de verwachte resultaten van de ex-antebeoordeling. Zij worden voor de renovatielening ten minste eenmaal per kwartaal gemeten en gerapporteerd en ten minste in overeenstemming gebracht met de eisen van de verordening. Naast de gemeenschappelijke indicatoren van de prioritaire as van het ESIF-programma (aantal huishoudens met een verbeterde energieverbruikclassificatie, de geschatte jaarlijkse vermindering van broeikasgasemissies …) zijn andere indicatoren:

     

    het aantal en de omvang van de leningen;

     

    gerenoveerde gezinswoningen (in vierkante meters);

     

    gerenoveerde appartementen in gebouwen (in vierkante meters);

     

    wanbetalingen (aantallen en bedragen);

     

    terugbetaalde middelen en opbrengsten.

     

    aantal gevallen van technische ondersteuning en bedragen;

     

    aantal en bedragen van de rentesubsidies.

    Evaluatie van het economische voordeel van de programma-bijdrage

    De financiële intermediair verlaagt de totale effectieve rente (en wanneer nodig het onderpand) ten laste van de eindontvangers voor elke in aanmerking komende lening die is opgenomen in de portefeuille, als weerspiegeling van de gunstige voorwaarden ten aanzien van de financiering en risicodeling van de renovatielening.

    Het volledige financiële voordeel van de publieke programmabijdrage aan het instrument wordt doorberekend aan de eindontvangers in de vorm van een renteverlaging. De financiële intermediair houdt toezicht op en brengt verslag uit over het BSE voor eindontvangers als bedoeld in het onderdeel over staatssteun. Dit beginsel komt tot uiting in de financieringsovereenkomst tussen de managementautoriteit of het dakfonds en de financiële intermediair.


    (1)  Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).

    (2)  De volgende economische sectoren worden tezamen aangeduid als „de sectoren waarvoor beperkingen gelden”:

    a.

    illegale economische activiteiten: elke vorm van productie, handel of andere activiteit, die onwettig is krachtens de wet- of regelgeving van het rechtsgebied waarbinnen een dergelijke productie, handel of activiteit plaatsvindt;

    b.

    tabak en gedistilleerde alcoholische dranken: de productie van en handel in tabak en gedistilleerde alcoholische dranken en aanverwante producten;

    c.

    de productie van en handel in wapens en munitie: de financiering van de productie van en handel in wapens en munitie van welke aard dan ook. Deze beperking geldt niet voor zover deze activiteiten deel uitmaken van of een aanvulling zijn op uitdrukkelijk beleid van de Europese Unie;

    d.

    casino's: casino's en soortgelijke ondernemingen;

    e.

    beperkingen voor de IT-sector: onderzoek, ontwikkeling of technische toepassingen gerelateerd aan programma's of oplossingen voor elektronische gegevens die i) specifiek gericht zijn op a) de ondersteuning van een activiteit die valt onder de sectoren waarvoor beperkingen gelden, zoals bedoeld onder de punten a tot en met d hierboven; b) kansspelen via het internet of online casino's, of c) pornografie of die ii) zijn bedoeld om het mogelijk te maken illegaal a) toegang te verkrijgen tot netwerken voor elektronische gegevens, of b) elektronische gegevens te downloaden;

    f.

    beperkingen voor de biowetenschappensector: bij het verlenen van steun aan de financiering van onderzoek, ontwikkeling of technische toepassingen gerelateerd aan: i) het klonen van mensen voor onderzoek of therapeutische doeleinden, of ii) genetisch gemodificeerde organismen („ggo's”).

    (3)  Zoals omschreven in Besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 als achterstandsgroepen of sociaal kansarme groepen welke, door solvabiliteitsbeperkingen, geen huisvesting tegen marktvoorwaarden kunnen vinden.


    Top