EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014H0135

2014/135/EU: Aanbeveling van de Commissie van 12 maart 2014 inzake een nieuwe aanpak van faillissement en insolventie Voor de EER relevante tekst

PB L 74 van 14.3.2014, p. 65–70 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2014/135/oj

14.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 74/65


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 12 maart 2014

inzake een nieuwe aanpak van faillissement en insolventie

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/135/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Deze aanbeveling heeft tot doel ervoor te zorgen dat levensvatbare ondernemingen in financiële moeilijkheden, ongeacht hun locatie in de Unie, toegang hebben tot nationale insolventiestelsels waardoor ze zich in een vroeg stadium kunnen herstructureren om hun insolventie te voorkomen, en zodoende de totale waarde voor schuldeisers, werknemers, eigenaren en de economie als geheel te maximaliseren. De aanbeveling heeft eveneens tot doel eerlijke failliete ondernemers in de hele Unie een tweede kans te geven.

(2)

De nationale insolventieregels lopen sterk uiteen met betrekking tot de procedures waarvan schuldenaren in financiële moeilijkheden gebruik kunnen maken om hun onderneming te herstructureren. Sommige lidstaten hebben een beperkte reeks procedures waardoor ondernemingen zich pas in een betrekkelijk laat stadium kunnen herstructureren in het kader van een formele insolventieprocedure. In andere lidstaten is herstructurering al in een vroeger stadium mogelijk, maar zijn de beschikbare procedures niet zo doeltreffend als ze zouden kunnen zijn, of behelzen ze bepaalde formaliteiten, met name met betrekking tot het gebruik van buitengerechtelijke procedures.

(3)

Ook de nationale regels op grond waarvan ondernemers een tweede kans wordt gegeven, met name door hun kwijtschelding te verlenen voor de schulden die zij in het kader van hun onderneming hebben gemaakt, lopen uiteen wat betreft de duur van de kwijtscheldingstermijn en de voorwaarden waaronder kwijtschelding kan worden verleend.

(4)

De verschillen tussen de nationale stelsels voor herstructurering en tussen de nationale regels op grond waarvan eerlijke ondernemers een tweede kans wordt gegeven, leiden tot toenemende kosten en onzekerheid bij het beoordelen van de risico’s van een investering in een andere lidstaat, versnipperde voorwaarden voor kredietverlening en verschillen in de uitkeringspercentages voor schuldeisers. Daardoor wordt het moeilijker om voor grensoverschrijdende groepen of ondernemingen samenhangende herstructureringsplannen op te stellen en goed te keuren. Meer algemeen kunnen ondernemingen die zich in verschillende lidstaten willen vestigen, door die verschillen worden ontmoedigd.

(5)

Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad (1) heeft alleen betrekking op kwesties als rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging, toepasselijk recht en samenwerking in grensoverschrijdende insolventieprocedures. Het voorstel van de Commissie tot wijziging van die verordening (2) wil het toepassingsgebied van de verordening uitbreiden tot preventieve procedures waardoor de redding van economisch levensvatbare schuldenaren wordt bevorderd en ondernemers een tweede kans wordt gegeven. De voorgestelde wijziging laat echter de verschillen tussen die nationale procedures ongemoeid.

(6)

Op 15 november 2011 heeft het Europees Parlement een resolutie betreffende insolventieprocedures (3) aangenomen. Die behelsde aanbevelingen voor de harmonisatie van specifieke aspecten van de nationale insolventiewetten, onder meer de vaststelling, de gevolgen en de inhoud van herstructureringsplannen.

(7)

In haar mededeling „Akte voor de interne markt II” (4) van 3 oktober 2012 heeft de Commissie de modernisering van de regels inzake insolventie van de Unie aangewezen als een kernactie om ondernemingen betere overlevingskansen te verlenen en ondernemers een tweede kans te geven. De Commissie kondigde aan dat zij daartoe zou onderzoeken hoe de efficiëntie van nationale insolventiewetten verder kan worden verbeterd zodat gelijke concurrentievoorwaarden voor ondernemingen, bedrijfsleiders en particulieren in de interne markt tot stand worden gebracht.

(8)

In de mededeling van de Commissie „Een nieuwe Europese aanpak van faillissementen en insolventie” (5) van 12 december 2012 werd gewezen op de verschillen tussen de nationale insolventiewetten die de totstandbrenging van een efficiënte interne markt kunnen belemmeren. Gelijke uitgangsvoorwaarden op het gebied van de nationale insolventiewetten zouden ertoe leiden dat bedrijven, ondernemers en particulieren die in de interne markt willen werken, meer vertrouwen hebben in de systemen van de andere lidstaten en de toegang tot krediet wordt verbeterd, wat investeringen aanmoedigt.

(9)

Op 9 januari 2013 heeft de Commissie het actieplan ondernemerschap 2020 (6) goedgekeurd waarin de lidstaten onder meer wordt verzocht tegen 2013 waar mogelijk de benodigde tijd voor kwijtschelding en schuldherschikking voor een eerlijke ondernemer na faillissement te verlagen tot een maximum van drie jaar, en ondernemingen ondersteunende diensten te bieden voor vroegtijdige herstructurering, alsmede advies om faillissementen te voorkomen en steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor herstructurering en een nieuwe start.

(10)

Verschillende lidstaten zijn momenteel hun nationale insolventiewetten aan het herzien om het stelsel voor de redding van ondernemingen te verbeteren en ondernemers een tweede kans te geven. Het is dan ook passend om de samenhang tussen die nationale initiatieven en alle toekomstige nationale initiatieven te bevorderen om de werking van de interne markt te versterken.

(11)

Het is nodig om de samenhang tussen de nationale insolventiestelsels te bevorderen om de verschillen en inefficiënties die een belemmering vormen voor de vroege herstructurering van levensvatbare ondernemingen in financiële moeilijkheden en een tweede kans voor eerlijke ondernemers, terug te brengen en zodoende de kosten van herstructurering voor schuldenaren en schuldeisers te verlagen. Door meer samenhang en efficiëntie in die nationale insolventiewetten zou voor alle typen van schuldeisers en investeerders het rendement worden gemaximaliseerd en zouden grensoverschrijdende investeringen worden aangemoedigd. Grotere samenhang zou ook de herstructurering van groepen van ondernemingen bevorderen, ongeacht de locatie in de Unie van de leden van de groep.

(12)

Het wegnemen van de belemmeringen voor een doeltreffende herstructurering van levensvatbare ondernemingen in financiële moeilijkheden draagt voorts bij aan het behoud van werkgelegenheid en is ook in het voordeel van de economie in ruimere zin. Als ondernemers gemakkelijker een tweede kans krijgen, zou ook het aantal zelfstandige ondernemers in de lidstaten stijgen. Daarnaast zouden door efficiënte insolventiestelsels de risico’s van kredietopneming en -verstrekking beter kunnen worden beoordeeld en zou de aanpassing van ondernemingen met een te hoge schuldenlast vlotter verlopen doordat de economische en sociale kosten van hun schuldafbouwproces zo laag mogelijk worden gehouden.

(13)

Kleine en middelgrote ondernemingen zouden gebaat zijn bij een meer samenhangende aanpak op Unieniveau, omdat zij niet de nodige middelen hebben om hoge herstructureringskosten te betalen en te profiteren van de efficiëntere herstructureringsprocedures in sommige lidstaten.

(14)

Ook de belastingautoriteiten hebben belang bij een efficiënt herstructureringsstelsel voor levensvatbare ondernemingen. De lidstaten zouden bij de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling passende maatregelen moeten kunnen nemen om de inning en invordering van belastinginkomsten met inachtneming van de algemene beginselen van eerlijke belastingheffing te garanderen, en in geval van fraude, ontwijking of misbruik efficiënte maatregelen moeten kunnen nemen.

(15)

Verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en ondernemingen voor collectieve belegging, centrale tegenpartijen, centrale effectenbewaarinstellingen en andere financiële instellingen die onder bijzondere stelsels voor herstel en afwikkeling vallen waarin de nationale toezichthoudende autoriteiten over omvangrijke bevoegdheden beschikken om in te grijpen, moeten van het toepassingsgebied van deze aanbeveling worden uitgesloten. Hoewel consumenten met een te hoge schuldenlast en consumentenfaillissement niet onder het toepassingsgebied van deze aanbeveling vallen, wordt de lidstaten verzocht na te gaan of deze aanbevelingen ook op consumenten kunnen worden toegepast, omdat sommige van de in deze aanbeveling gevolgde beginselen ook voor hen relevant kunnen zijn.

(16)

Een herstructureringsstelsel zou een schuldenaar in staat moeten stellen in een vroeg stadium — wanneer zijn insolventie zou kunnen worden voorkomen en de voortzetting van zijn onderneming zou kunnen worden gegarandeerd — zijn financiële moeilijkheden aan te pakken. Om potentiële risico’s van misbruik van de procedure te voorkomen, moeten de financiële moeilijkheden van de schuldenaar echter van dien aard zijn dat ze tot zijn insolventie zouden kunnen leiden en moet het herstructureringsplan de insolventie van de schuldenaar kunnen voorkomen en de levensvatbaarheid van de onderneming kunnen garanderen.

(17)

Om de efficiëntie te bevorderen en vertragingen en kosten te beperken, zouden de nationale preventieve herstructureringsstelsels flexibele procedures moeten behelzen, waarbij alleen gerechtelijke formaliteiten worden vereist wanneer die noodzakelijk en evenredig zijn ter bescherming van de belangen van de schuldeisers en andere belanghebbenden die waarschijnlijk zullen worden geraakt. Om onnodige kosten te voorkomen en het vroege karakter van de procedure te weerspiegelen, zou de schuldenaar in beginsel de zeggenschap over zijn activa moeten behouden en zou de benoeming van een bemiddelaar of toezichthouder niet verplicht mogen zijn, maar per geval moeten worden bekeken.

(18)

Een schuldenaar zou het gerecht moeten kunnen verzoeken om een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen en een schorsing van een insolventieprocedure die door een schuldeiser is ingeleid, wanneer dergelijke handelingen de onderhandelingen op negatieve wijze zouden beïnvloeden en de kansen van een herstructurering van de onderneming van de schuldenaar zouden belemmeren. Om een billijk evenwicht tussen de belangen van de schuldenaar en die van de schuldeisers te garanderen, en rekening houdend met de ervaringen met recente hervormingen in de lidstaten, zou de schorsing echter in eerste instantie moeten worden verleend voor een termijn van niet meer dan vier maanden.

(19)

De bevestiging van een herstructureringsplan door het gerecht is nodig om te garanderen dat de beperking van de rechten van de schuldeisers in verhouding staat tot de voordelen van de herstructurering en dat de schuldeisers toegang hebben tot een doeltreffende voorziening in rechte, met volledige naleving van de vrijheid van ondernemerschap en het eigendomsrecht zoals die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn neergelegd. Het gerecht zou dan ook een herstructureringsplan moeten afwijzen wanneer de beoogde herstructurering de rechten van de niet-instemmende schuldeisers terugbrengt tot minder dan wat zij redelijkerwijs zouden mogen verwachten te ontvangen zonder herstructurering van de onderneming van de schuldenaar.

(20)

De gevolgen van een faillissement, met name het sociale stigma, de juridische gevolgen en het blijvende onvermogen de schulden af te betalen, vormen belangrijke negatieve stimulansen voor ondernemers die een onderneming willen starten of een tweede kans willen krijgen, ook al is aangetoond dat ondernemers die failliet zijn gegaan, de tweede maal meer kans op slagen hebben. Er zouden dan ook maatregelen moeten worden genomen om de negatieve gevolgen van een faillissement voor ondernemers te beperken door te bepalen dat de schulden na een maximumtermijn volledig worden kwijtgescholden,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

I.   DOEL EN ONDERWERP

1.

Deze aanbeveling heeft tot doel de lidstaten aan te moedigen een stelsel in te voeren waardoor levensvatbare ondernemingen in financiële moeilijkheden efficiënt kunnen worden geherstructureerd en eerlijke ondernemers een tweede kans krijgen, wat ondernemerschap, investeringen en werkgelegenheid bevordert en bijdraagt aan het beperken van de belemmeringen voor de goede werking van de interne markt.

2.

Door die belemmeringen terug te brengen, streeft de aanbeveling met name naar:

a)

de verlaging van de kosten van de beoordeling van de risico’s van investeringen in een andere lidstaat;

b)

de verhoging van de uitkeringspercentages voor schuldeisers, en

c)

het wegnemen van de moeilijkheden die zich bij de herstructurering van grensoverschrijdende groepen van ondernemingen voordoen.

3.

Deze aanbeveling stelt minimumnormen vast met betrekking tot:

a)

preventieve herstructureringsstelsels, en

b)

schuldkwijtschelding voor failliete ondernemers.

4.

De lidstaten zouden bij de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling passende en efficiënte maatregelen moeten kunnen nemen om de invordering van belastingen te garanderen, met name in geval van fraude, ontwijking of misbruik.

II.   DEFINITIES

5.

Voor de toepassing van deze aanbeveling wordt verstaan onder:

a)   „schuldenaar”: een natuurlijke of rechtspersoon in financiële moeilijkheden wanneer er kans op insolventie bestaat;

b)   „herstructurering”: de wijziging van de samenstelling, voorwaarden of structuur van de activa en passiva van de schuldenaar, of een combinatie van die elementen, met als doel de voortzetting, geheel of gedeeltelijk, van de activiteit van de schuldenaar mogelijk te maken;

c)   „schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen”: een door een gerecht bevolen schorsing van het recht van een schuldeiser een vordering tegen een schuldenaar ten uitvoer te leggen;

d)   „gerecht”: een rechterlijke instantie, met inbegrip van alle andere instanties waaraan de lidstaten de rol van rechterlijke instantie hebben toevertrouwd en waarvan de beslissingen kunnen worden onderworpen aan een beroep bij of toetsing door een rechterlijke instantie.

III.   PREVENTIEF HERSTRUCTURERINGSSTELSEL

A.   Beschikbaarheid van een preventief herstructureringsstelsel

6.

Een schuldenaar zou toegang moeten hebben tot een stelsel waardoor een schuldenaar zijn onderneming kan herstructureren met als doel insolventie te voorkomen. Dit stelsel zou de volgende elementen moeten behelzen:

a)

de schuldenaar zou in een vroeg stadium moeten kunnen herstructureren, zodra het duidelijk wordt dat er kans op insolventie bestaat;

b)

de schuldenaar zou zeggenschap moeten behouden over de dagelijkse werking van zijn onderneming;

c)

de schuldenaar zou moeten kunnen verzoeken om een tijdelijke schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen;

d)

een herstructureringsplan dat is goedgekeurd door de meerderheid die door de nationale wet wordt vereist, zou bindend moeten zijn voor alle schuldeisers, mits het herstructureringsplan door een gerecht is bevestigd;

e)

nieuwe financiering die voor de tenuitvoerlegging van een herstructureringsplan nodig is, zou niet als een voor het geheel van schuldeisers nadelige rechtshandeling nietig, vernietigbaar of niet-tegenwerpbaar mogen worden verklaard.

7.

De herstructureringsprocedure zou niet lang en duur mogen zijn en zou flexibel moeten zijn zodat meer buitengerechtelijke maatregelen kunnen worden genomen. De betrokkenheid van het gerecht zou moeten worden beperkt tot situaties waarin dit noodzakelijk en evenredig is ter bescherming van de rechten van de schuldeisers en andere belanghebbenden die door het herstructureringsplan worden geraakt.

B.   Vergemakkelijken van de onderhandelingen over een herstructureringsplan

Benoeming van een bemiddelaar of een toezichthouder

8.

Een schuldenaar zou een proces voor de herstructurering van zijn onderneming moeten kunnen aanvangen zonder dat er formeel een gerechtelijke procedure hoeft te worden ingeleid.

9.

De benoeming van een bemiddelaar of een toezichthouder door het gerecht zou niet verplicht moeten zijn, doch in plaats daarvan zou per geval moeten worden bezien of het gerecht die benoeming nodig acht:

a)

in het geval van een bemiddelaar, om de schuldenaar en de schuldeisers bij te staan om de onderhandelingen over een herstructureringsplan te doen slagen;

b)

in het geval van een toezichthouder, om toe te zien op de activiteit van de schuldenaar en de schuldeisers en de nodige maatregelen te nemen ter bescherming van de rechtmatige belangen van één of meer schuldeisers of andere belanghebbenden.

Schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen en schorsing van insolventieprocedures

10.

Een schuldenaar zou het recht moeten hebben een gerecht te verzoeken om een tijdelijke schorsing van de individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen die door schuldeisers worden genomen (hierna „schorsing” genoemd), met inbegrip van de schuldeisers met een zekerheidsrecht en de preferente schuldeisers die anders de kansen van een herstructureringsplan kunnen beperken. De schorsing zou de nakoming van lopende contracten ongemoeid moeten laten.

11.

In lidstaten waar de verlening van de schorsing van bepaalde voorwaarden afhankelijk wordt gesteld, zou de schorsing moeten kunnen worden verleend in alle omstandigheden waarin:

a)

de schuldeisers wier vorderingen een significant bedrag uitmaken van de vorderingen die waarschijnlijk door het herstructureringsplan zullen worden geraakt, de onderhandelingen met het oog op de goedkeuring van een herstructureringsplan ondersteunen, en

b)

een herstructureringsplan een redelijke kans heeft te worden uitgevoerd en de insolventie van de schuldenaar te voorkomen.

12.

Wanneer de wetten van de lidstaat voorzien in een verplichting voor de schuldenaar de insolventieprocedure in te leiden, zou ook die verplichting alsmede verzoeken van schuldeisers om inleiding van een insolventieprocedure tegen de schuldenaar die na de verlening van de schorsing zijn ingediend, voor de duur van de schorsing moeten worden opgeschort.

13.

De duur van de schorsing zou een billijk evenwicht tussen de belangen van de schuldenaar en die van de schuldeisers, en in het bijzonder de preferente schuldeisers, tot stand moeten brengen. De duur van de schorsing zou dan ook moeten afhangen van de complexiteit van de verwachte herstructurering, doch niet meer mogen bedragen dan vier maanden. De lidstaten kunnen bepalen dat de duur kan worden verlengd als wordt aangetoond dat de onderhandelingen over een herstructureringsplan vorderen. De totale duur van de schorsing zou niet langer mogen zijn dan twaalf maanden.

14.

Wanneer de schorsing niet langer nodig is om de goedkeuring van een herstructureringsplan te vergemakkelijken, zou de schorsing moeten worden opgeheven.

C.   Herstructureringsplannen

Inhoud van een herstructureringsplan

15.

De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat de gerechten herstructureringsplannen snel en in beginsel via een schriftelijke procedure kunnen bevestigen. Zij zouden duidelijke en specifieke bepalingen betreffende de inhoud van herstructureringsplannen moeten vaststellen. Een herstructureringsplan zou een gedetailleerde beschrijving van de volgende elementen moeten behelzen:

a)

duidelijke en volledige identificatie van de schuldeisers die door het herstructureringsplan zouden worden geraakt;

b)

de effecten van de voorgestelde herstructurering op individuele schulden of categorieën van schulden;

c)

het standpunt van de betrokken schuldeisers over het herstructureringsplan;

d)

indien van toepassing, de voorwaarden voor nieuwe financiering, en

e)

de mogelijkheden van het herstructureringsplan om de insolventie van de schuldenaar te voorkomen en de levensvatbaarheid van de onderneming te garanderen.

Goedkeuring van een herstructureringsplan door de schuldeisers

16.

Om de kansen van een herstructurering te verbeteren en daardoor meer levensvatbare ondernemingen te redden, zou het mogelijk moeten zijn dat een herstructureringsplan door de betrokken schuldeisers wordt goedgekeurd, met inbegrip van de schuldeisers met een zekerheidsrecht en de schuldeisers zonder een zekerheidsrecht.

17.

Schuldeisers met verschillende belangen zouden moeten worden behandeld in afzonderlijke categorieën waarin die belangen worden weerspiegeld. Minimaal zouden er afzonderlijke categorieën moeten zijn voor de schuldeisers met een zekerheidsrecht en de schuldeisers zonder een zekerheidsrecht.

18.

Een herstructureringsplan zou moeten worden goedgekeurd met de in de nationale wet vereiste meerderheid in het bedrag van de vorderingen van de schuldeisers per categorie. Wanneer er meer dan twee categorieën van schuldeisers zijn, zouden de lidstaten bepalingen moeten kunnen handhaven of invoeren op grond waarvan een gerecht een herstructureringsplan kan goedkeuren dat door een meerderheid van die categorieën van schuldeisers wordt ondersteund, waarbij met name rekening wordt gehouden met het gewicht van de vorderingen in de respectieve categorieën van schuldeisers.

19.

Schuldeisers zouden gelijke uitgangsvoorwaarden moeten genieten, ongeacht waar zij zijn gevestigd. Wanneer de wetten van de lidstaten een formele stemming vereisen, zouden schuldeisers dan ook in beginsel via telecommunicatiemiddelen, zoals een aangetekende brief of beveiligde elektronische technologieën, moeten kunnen stemmen.

20.

Om de goedkeuring van herstructureringsplanen doeltreffender te maken, zouden lidstaten het mogelijk moeten maken dat een herstructureringsplan slechts door bepaalde schuldeisers of bepaalde categorieën van schuldeisers wordt goedgekeurd, mits andere schuldeisers daardoor niet worden geraakt.

Gerechtelijke bevestiging van een herstructureringsplan

21.

Om te garanderen dat de rechten van schuldeisers niet onevenredig door een herstructureringsplan worden geraakt en ten behoeve van de rechtszekerheid, zou een herstructureringsplan waardoor de belangen van de niet-instemmende schuldeisers worden geraakt of dat in nieuwe financiering voorziet, door een gerecht moeten worden bevestigd om bindend te worden.

22.

De voorwaarden waaronder een herstructureringsplan door een gerecht kan worden bevestigd, zouden duidelijk in de wetten van de lidstaten moeten worden vastgesteld en ten minste uit de volgende bestaan:

a)

het herstructureringsplan is goedgekeurd onder voorwaarden waarin de rechtmatige belangen van de schuldeisers beschermd zijn;

b)

het herstructureringsplan is meegedeeld aan alle schuldeisers die erdoor kunnen worden geraakt;

c)

het herstructureringsplan brengt de rechten van de niet-instemmende schuldeisers niet terug tot minder dan wat zij redelijkerwijs zouden kunnen ontvangen zonder herstructurering, indien de onderneming van de schuldenaar werd geliquideerd of met het oog op voortzetting werd verkocht, naargelang van het geval;

d)

alle nieuwe financiering waarin het herstructureringsplan voorziet, is nodig om het plan uit te voeren en brengt de belangen van de niet-instemmende schuldeisers niet op onbillijke wijze in het gedrang.

23.

De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat de gerechten herstructureringsplannen die duidelijk geen enkele kans bieden om de insolventie van de schuldenaar te voorkomen en de levensvatbaarheid van de onderneming te garanderen, kunnen afwijzen, bijvoorbeeld omdat er niet is voorzien in nieuwe financiering om haar activiteiten voort te zetten.

Rechten van de schuldeisers

24.

Alle schuldeisers die door een herstructureringsplan kunnen worden geraakt, zouden van de inhoud van het herstructureringsplan in kennis moeten worden gesteld en het recht moeten krijgen bezwaar te maken of beroep aan te tekenen tegen het herstructureringsplan. In het belang van de schuldeisers die het herstructureringsplan ondersteunen, zou het beroep niettemin in beginsel de uitvoering van het herstructureringsplan niet mogen schorsen.

Effecten van een herstructureringsplan

25.

Een herstructureringsplan dat door de betrokken schuldeisers met eenparigheid van stemmen is goedgekeurd, zou voor al die schuldeisers bindend moeten zijn.

26.

Een herstructureringsplan dat door een gerecht is bevestigd, zou bindend moeten zijn voor alle schuldeisers die in het plan zijn aangewezen en erdoor worden geraakt.

D.   Bescherming voor nieuwe financiering

27.

Nieuwe financiering, met inbegrip van nieuwe leningen, verkoop van bepaalde activa door de schuldenaar of omzetting van schulden in aandelen, die in een herstructureringsplan is overeengekomen en door een gerecht is bevestigd, zou niet als een voor het geheel van schuldeisers nadelige rechtshandeling nietig, vernietigbaar of niet-tegenwerpbaar mogen worden verklaard.

28.

De verstrekkers van nieuwe financiering als onderdeel van een herstructureringsplan dat door een gerecht is bevestigd, zouden moeten worden vrijgesteld van burgerlijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid voor het herstructureringsproces.

29.

Afwijkingen van de regels inzake de bescherming van nieuwe financiering zouden moeten worden gemaakt wanneer later fraude met betrekking tot de nieuwe financiering wordt vastgesteld.

IV.   TWEEDE KANS VOOR ONDERNEMERS

Kwijtscheldingstermijnen

30.

De negatieve gevolgen van een faillissement voor ondernemers zouden moeten worden beperkt teneinde hun een tweede kans te geven. Een ondernemer zou volledige kwijtschelding moeten krijgen van zijn schulden die deel uitmaakten van een faillissement uiterlijk drie jaar na:

a)

in het geval van een procedure die met de liquidatie van de activa van de schuldenaar wordt beëindigd, de datum waarop het gerecht heeft beslist over het verzoek om inleiding van de faillissementsprocedure;

b)

in het geval van een procedure die een aflossingsplan behelst, de datum waarop de uitvoering van het aflossingsplan is aangevangen.

31.

Een ondernemer zou bij het verstrijken van de kwijtscheldingstermijn kwijtschelding moeten krijgen voor zijn schulden zonder zich in beginsel opnieuw tot een gerecht te hoeven wenden.

32.

Een volledige kwijtschelding na een korte termijn is niet in alle omstandigheden passend. De lidstaten zouden dan ook strengere bepalingen moeten kunnen handhaven of invoeren die nodig zijn om:

a)

ondernemers die vóór dan wel na de inleiding van de faillissementsprocedure oneerlijk of te kwader trouw hebben gehandeld, te ontmoedigen;

b)

ondernemers die zich niet aan een aflossingsplan of een andere wettelijke verplichting ter bescherming van de belangen van de schuldeisers houden, te ontmoedigen, of

c)

de bestaansmiddelen van de ondernemer en zijn gezin te beschermen door de ondernemer toe te staan bepaalde activa te behouden.

33.

De lidstaten mogen specifieke categorieën van schuld, zoals die welke voortvloeien uit aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, van de regel van volledige kwijtschelding uitsluiten.

V.   TOEZICHT EN RAPPORTAGE

34.

De lidstaten worden uitgenodigd de in deze aanbeveling vastgestelde beginselen op 14 maart 2015 uit te voeren.

35.

De lidstaten wordt gevraagd betrouwbare jaarstatistieken te verzamelen over het aantal ingeleide preventieve herstructureringsprocedures en de duur van de procedures, alsook informatie over de omvang van de betrokken schuldenaren en de uitkomst van de ingeleide procedures, en die informatie jaarlijks aan de Commissie mee te delen, voor het eerst op 14 maart 2015.

36.

De Commissie zal de uitvoering van deze aanbeveling in de lidstaten uiterlijk op 14 september 2015 beoordelen. In dit verband zal de Commissie haar effect op de redding van ondernemingen in financiële moeilijkheden en de tweede kans voor eerlijke ondernemers evalueren, alsook haar wisselwerking met andere insolventieprocedures op andere gebieden zoals de kwijtscheldingstermijnen voor natuurlijke personen die geen handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit uitoefenen, haar effect op de werking van de interne markt, op kleine en middelgrote ondernemingen en op de concurrentiekracht van de economie van de Unie. De Commissie zal ook beoordelen of verdere maatregelen moeten worden voorgesteld om de in deze aanbeveling voorgestelde horizontale aanpak te consolideren en te versterken.

Gedaan te Brussel, 12 maart 2014.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Vicevoorzitter


(1)  Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (PB L 160 van 30.6.2000, blz. 1).

(2)  COM(2012) 744 final.

(3)  Resolutie van het Europees Parlement van 15 november 2011 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende insolventieprocedures in het kader van het vennootschapsrecht van de EU, P7_TA(2011) 0484.

(4)  COM(2012) 573 final.

(5)  COM(2012) 742 final.

(6)  COM(2012) 795 final.


Top