EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012R0699

Verordening (EU) nr. 699/2012 van de Commissie van 30 juli 2012 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Rusland en Turkije

PB L 203 van 31.7.2012, p. 37–51 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/02/2013

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2012/699/oj

31.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 203/37


VERORDENING (EU) Nr. 699/2012 VAN DE COMMISSIE

van 30 juli 2012

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Rusland en Turkije

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 7,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Inleiding van de procedure

(1)

Op 1 november 2011 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) met een bericht („bericht van inleiding”) in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Rusland en Turkije („de betrokken landen”) aangekondigd.

(2)

De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 20 september 2011 door het Defence Committee of the Steel Butt-Welding Fittings Industry of the European Union („de klager”) werd ingediend namens producenten die samen een groot deel, in dit geval meer dan 40 %, van de totale productie in de Unie van bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, vertegenwoordigen. Het bij de klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal betreffende de dumping van het product en de daaruit voortvloeiende aanmerkelijke schade werd voldoende geacht om een procedure in te leiden.

2.   Partijen bij de procedure

(3)

De Commissie heeft de klager, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs en de vertegenwoordigers van de betrokken landen, alsmede de haar bekende importeurs en gebruikers in kennis gesteld van de inleiding van de procedure. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(4)

Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

a)   Steekproef van producenten in de Unie

(5)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten in de Unie werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening voor de vaststelling van schade van een steekproef gebruik te maken.

(6)

In het bericht van inleiding deelde de Commissie mede dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Deze steekproef bestond uit drie ondernemingen, van de 22 producenten in de Unie waarvan bekend was dat zij vóór de opening van het onderzoek het soortgelijke product vervaardigden.

(7)

De steekproef werd geselecteerd op basis van de verkoop- en productiehoeveelheden die redelijkerwijs binnen de beschikbare tijd konden worden onderzocht. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn gevestigd in vier lidstaten en vertegenwoordigen 48 % van de totale verkoop in de Unie door producenten in de Unie, en 64 % van de producenten die zich kenbaar hebben gemaakt. Geen van de belanghebbenden maakte bezwaar tegen de voorgestelde steekproef.

b)   Steekproef van niet-verbonden importeurs

(8)

Gezien het mogelijk grote aantal niet-verbonden importeurs werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van een steekproef. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd aan alle importeurs gevraagd zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar volgens de aanwijzingen in het bericht van inleiding basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het onderzochte product gedurende het onderzoektijdvak (1 oktober 2010-30 september 2011).

(9)

Van de 38 niet-verbonden importeurs die met de Commissie contact opnamen, hebben er maar vijf binnen de termijn op de steekproefvragen geantwoord. Een van de ondernemingen bleek een gebruiker in plaats van een importeur te zijn. Derhalve werd een steekproef niet nodig geacht en werd aan alle vier importeurs die zich kenbaar hadden gemaakt een vragenlijst gestuurd. Uiteindelijk hebben slechts twee importeurs op de vragenlijst geantwoord en volledige medewerking aan het onderzoek verleend.

c)   Steekproef van producenten-exporteurs

(10)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening voor de vaststelling van dumping gebruik te maken van een steekproef. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd aan alle producenten-exporteurs gevraagd zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar volgens de aanwijzingen in het bericht van inleiding basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het onderzochte product gedurende het onderzoektijdvak (1 oktober 2010-30 september 2011). De autoriteiten van de betrokken landen werden eveneens geraadpleegd.

(11)

Er hebben geen Russische producenten-exporteurs aan het onderzoek meegewerkt. Wat Turkije betreft, hebben zich drie producenten-exporteurs kenbaar gemaakt, zodat de Commissie het niet nodig achtte voor Turkije een steekproef samen te stellen. De drie medewerkende Turkse ondernemingen vertegenwoordigen het grootste deel van de Turkse uitvoer naar de Unie gedurende het onderzoektijdvak.

d)   Antwoorden op de vragenlijst en controles

(12)

Voor haar analyse heeft de Commissie alle drie medewerkende producenten-exporteurs in Turkije, alsmede de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de medewerkende niet-verbonden importeurs en gebruikers een vragenlijst gestuurd.

(13)

Van alle drie medewerkende Turkse producenten-exporteurs, alle in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, twee niet-verbonden importeurs in de Unie en vier gebruikers werd een ingevulde vragenlijst terugontvangen.

(14)

De Commissie heeft alle gegevens die zij nodig achtte voor de voorlopige vaststelling van dumping, de daardoor veroorzaakte schade en het belang van de Unie verzameld en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

 

producenten-exporteurs in Turkije:

RSA Tesisat Malzemeleri San ve Ticaret AȘ, Küçükköy, Istanbul, Turkije;

SARDOĞAN Endüstri ve Ticaret, Kurtköy Pendik, Istanbul, Turkije;

UNIFIT Boru Baglanti Elemanlari Ltd. Sti, Tuzla, Istanbul, Turkije;

 

producenten in de Unie:

ERNE Fittings, Schlinz, Oostenrijk;

Virgilio Cena & Figli S.p.A., Brescia, Italië.

3.   Onderzoektijdvak

(15)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011 („het onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die van belang zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 2008 tot het eind van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

4.   Geldende maatregelen ten aanzien van andere derde landen

(16)

Er zijn antidumpingmaatregelen van toepassing op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Maleisië, de Volksrepubliek China, de Republiek Korea en Thailand, en wegens vastgestelde ontwijkingspraktijken ook op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, die uit Indonesië, Sri Lanka, de Filipijnen en Taiwan worden verzonden (met enkele uitzonderingen) (3). De in deze overweging genoemde landen worden hierna de „landen waarop antidumpingmaatregelen van toepassing zijn” genoemd.

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(17)

Bij dit onderzoek gaat het om hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of van staal (met uitzondering van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van 609,6 mm, geschikt voor stomplassen en voor andere doeleinden, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11, ex 7307 93 19 en ex 7307 99 80 („het betrokken product”).

(18)

In het productieproces worden ellebogen, verloopstukken en T-stukken van naadloze of gelaste buizen of pijpen vervaardigd en doppen gewoonlijk van plaatstaal. Ellebogen en verloopstukken worden verkregen door snijden en vormen, buigen of reduceren. Bij de vervaardiging van T-stukken wordt waterdruk gebruikt, terwijl doppen worden gemaakt door het vormen van bladen of vellen. Voordat deze worden verpakt, worden ze gewoonlijk nog gefreesd en gekorrelstraald. Soms ook wordt het product gegalvaniseerd. Alle productsoorten hebben dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen en worden voor dezelfde doeleinden gebruikt.

(19)

Hulpstukken voor buisleidingen worden gebruikt in de petrochemische industrie en bouwnijverheid, in energiebedrijven, in de scheepsbouw en in industriële installaties. In alle bovengenoemde toepassingen worden zij gebruikt om buizen en pijpen met elkaar te verbinden.

2.   Soortgelijk product

(20)

Er werd vastgesteld dat het betrokken product en bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, die in de betrokken landen op de binnenlandse markt worden verkocht alsmede bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, die door de bedrijfstak van de Unie in de Unie worden verkocht, dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Deze producten worden daarom voorlopig beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   DUMPING

1.   Rusland

(21)

Zoals al in overweging 11 is vermeld, werkten er geen Russische producenten-exporteurs aan het onderzoek mee. Daarom werden de dumpingberekeningen voor Rusland overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens gebaseerd, zoals hieronder nader wordt uiteengezet.

1.1.   Normale waarde

(22)

Aangezien geen Russische producenten-exporteurs aan het onderzoek meewerkten, werd de normale waarde voor Rusland aan de hand van de beschikbare gegevens berekend.

(23)

Er wordt aan herinnerd dat de klacht voorlopig bewijsmateriaal bevatte dat op invoer met dumping van het betrokken product vanuit Rusland wees. Bij de berekening die aan dat bewijsmateriaal ten grondslag lag, was bij gebrek aan gedetailleerdere gegevens uitgegaan van een door berekening vastgestelde normale waarde voor Rusland. Om een preciezere normale waarde vast te stellen, heeft de Commissie evenwel voorlopig besloten om de normale waarde voor Rusland te berekenen aan de hand van de gegevens die bij het onderzoek zijn verkregen van Turkse producenten-exporteurs die voor de vervaardiging van het betrokken product Russische naadloze buizen en pijpen gebruiken. Omdat de grondstofkosten verreweg de grootste factor in de totale productiekosten voor het betrokken product zijn, werd deze methode als de meest redelijke beschouwd om de normale waarde voor Rusland aan de hand van beschikbare gegevens vast te stellen.

(24)

Om de normale waarde voor Rusland te berekenen, werd dus de gewogen gemiddelde normale waarde bepaald voor de medewerkende Turkse producenten-exporteurs die een deel van hun grondstoffen uit Rusland betrekken.

(25)

In dit verband moet worden opgemerkt dat de normale waarde volgens deze methode werd bepaald voor de productsoort (ellebogen) waarvan het meest wordt ingevoerd en niet voor alle soorten van het betrokken product, zodat een representatieve vergelijking met de uitvoerprijs kon worden gemaakt (zie de volgende overwegingen).

1.2.   Uitvoerprijs

(26)

Omdat gedetailleerdere prijsgegevens ontbraken, werd de uitvoerprijs voor de invoer van het betrokken product van oorsprong uit Rusland aan de hand van invoergegevens van Eurostat vastgesteld. Gezien de grote verscheidenheid van producten die onder bepaalde GN-codes worden aangegeven, werd de uitvoerprijs bepaald door zich bij de Eurostatgegevens te beperken tot de productsoort (ellebogen) waarvan het invoervolume het grootst was en deze soort als representatief voor het gehele betrokken product te beschouwen. De uitvoerprijs werd dus gebaseerd op gegevens voor GN-code 7307 93 11.

(27)

Bovenbedoelde invoergegevens van Eurostat moesten worden gecorrigeerd omdat bij sommige invoertransacties vanuit Rusland naar Bulgarije, Estland en Litouwen foute aangiften waren gedaan, hoogstwaarschijnlijk door een verkeerde classificatie van het product. Deze transacties werden opgespoord aan de hand van de invoerstatistieken die op grond van artikel 14, lid 6, van de basisverordening in de databank waren opgenomen; zij werden voor de berekening van de uitvoerprijs buiten beschouwing gelaten om te voorkomen dat de dumpingberekening gebaseerd is op een vertekende uitvoerprijs.

1.3.   Vergelijking

(28)

De dumpingmarge werd vastgesteld door de op basis van de Eurostatgegevens berekende uitvoerprijs af fabriek te vergelijken met de op bovengenoemde wijze vastgestelde normale waarde voor Rusland.

(29)

Om de uitvoerprijs af fabriek vast te stellen, werd de op de Eurostatgegevens gebaseerde (voor de hierboven beschreven vertekening gecorrigeerde) cif-uitvoerprijs gecorrigeerd voor de kosten van vervoer. Hiertoe werden de in de klacht berekende vervoerskosten gebruikt, omdat die als een redelijke schatting werden beschouwd.

1.4.   Dumpingmarge

(30)

De dumpingmarge voor het gehele land werd uitgedrukt in een percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring.

(31)

Op basis van het bovenstaande bedraagt de voorlopige dumpingmarge voor het gehele land, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

Alle ondernemingen

23,8 %

2.   Turkije

2.1.   Normale waarde

(32)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening ging de Commissie voor elk van de drie medewerkende producenten-exporteurs eerst na of hun totale binnenlandse verkoop van het soortgelijke product representatief was, m.a.w. of het totale volume van die verkoop minstens 5 % vertegenwoordigde van de totale uitvoer van het betrokken product naar de Unie door de onderneming in kwestie. Bij het onderzoek werd vastgesteld dat de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product voor alle medewerkende producenten-exporteurs representatief was.

(33)

Vervolgens heeft de Commissie vastgesteld welke productsoorten die op de binnenlandse markt door de ondernemingen met een in het algemeen representatieve binnenlandse verkoop werden verkocht, identiek waren aan of grote overeenkomst vertoonden met de naar de Unie uitgevoerde soorten.

(34)

Voor elke soort van het soortgelijke product die door de producenten-exporteurs op de binnenlandse markt werd verkocht en die vergelijkbaar bleek te zijn met de voor uitvoer naar de Unie verkochte productsoort, werd nagegaan of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een bepaalde productsoort werd als voldoende representatief beschouwd wanneer van die soort in het OT op de binnenlandse markt aan onafhankelijke afnemers een hoeveelheid was verkocht die ongeveer 5 % bedroeg van de totale voor uitvoer naar de Unie verkochte hoeveelheid van de vergelijkbare productsoort. Bij het onderzoek werd vastgesteld dat voor elk van de drie ondernemingen de binnenlandse verkoop voor de meeste productsoorten representatief was.

(35)

Overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening heeft de Commissie daarna onderzocht of de binnenlandse verkoop van elke in representatieve hoeveelheden verkochte soort van het betrokken product kon worden beschouwd als verkoop in het kader van normale handelstransacties. Hiertoe werd voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt tijdens het OT vastgesteld.

(36)

Wanneer meer dan 80 % van de totale verkoop van een productsoort was verkocht tegen een nettoprijs die gelijk was aan of hoger was dan de berekende productiekosten, en de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die soort gelijk was aan of hoger was dan de kosten per eenheid, werd de normale waarde per productsoort berekend als het gewogen gemiddelde van alle binnenlandse verkoopprijzen voor de productsoort in kwestie.

(37)

Wanneer de winstgevende verkoop van een productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die soort bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de kosten per eenheid, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als de gewogen gemiddelde prijs van alleen de winstgevende verkoop op de binnenlandse markt van die soort.

(38)

Uit het onderzoek is gebleken dat de winstgevende verkoop van bepaalde vergelijkbare productsoorten meer dan 80 % bedroeg van de totale binnenlandse verkoop, zodat voor deze soorten de volledige binnenlandse verkoop werd gebruikt bij de berekening van de gemiddelde prijs voor de normale waarde. Voor de andere productsoorten die ook in het kader van normale handelstransacties werden geacht te zijn verkocht, werd alleen de winstgevende verkoop genomen.

(39)

Wanneer een productsoort volledig met verlies werd verkocht, werd geconcludeerd dat deze niet in het kader van normale handelstransacties was verkocht. Voor productsoorten die niet in het kader van normale handelstransacties werden verkocht en voor productsoorten die niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt werden verkocht, moest de normale waarde door berekening worden vastgesteld. Alle drie onderzochte ondernemingen hebben dergelijke productsoorten naar de Unie uitgevoerd, hoewel in kleine hoeveelheden.

(40)

Om de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening door berekening vast te stellen, werden de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten („VAA-kosten”) die de betrokken medewerkende producenten-exporteurs gedurende het onderzoektijdvak in het kader van normale handelstransacties in verband met de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product hadden gemaakt en de gewogen gemiddelde winst die zij daarbij hadden behaald, opgeteld bij hun eigen gemiddelde productiekosten gedurende het onderzoektijdvak. Voor productsoorten die in niet-representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt waren verkocht, werden de gewogen gemiddelde winst en VAA-kosten voor deze verkoop in het kader van normale handelstransacties gebruikt om de normale waarde te berekenen.

2.2.   Uitvoerprijs

(41)

In alle gevallen werd het betrokken product naar onafhankelijke afnemers in de Unie uitgevoerd, en daarom werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, d.w.z. aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

(42)

Een van de drie medewerkende Turkse ondernemingen had in het onderzoektijdvak maar zeer weinig naar de Unie uitgevoerd. Volgens de onderneming in kwestie zou zij meer naar de Unie willen uitvoeren, maar was het haar onmogelijk de importeurs een prijs te bieden die laag genoeg was; zij vroeg ons bij onze analyse hiermee rekening te houden.

(43)

De dumpingberekening voor deze onderneming moest echter op haar geringe verkoop worden gebaseerd. Ook al heeft deze onderneming niet veel naar de Unie uitgevoerd, toch kan haar uitvoer niet buiten beschouwing worden gelaten en kan de individuele dumpingmarge voor deze onderneming uitsluitend op deze uitvoer worden gebaseerd. Hoe dan ook kan het onvermogen van de onderneming om meer te verkopen, naar zij beweert wegens haar hoge prijzen, niet worden beschouwd als factor die van invloed is op de dumpingberekening voor deze onderneming.

2.3.   Vergelijking

(44)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken op basis van de prijs af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Correcties werden toegestaan in alle gevallen waarin deze redelijk en nauwkeurig bleken te zijn en met bewijsmateriaal waren gestaafd. Met name werd gecorrigeerd voor vracht- en verzekeringskosten, met inbegrip van de vrachtkosten in het land van uitvoer, kortingen, commissies, kredietkosten en bankkosten.

2.4.   Dumpingmarges

(45)

De voorlopige dumpingmarges werden uitgedrukt in een percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring.

a)   Dumpingmarge voor de onderzochte ondernemingen

(46)

Ingevolge artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de individuele dumpingmarge voor een van de drie medewerkende producenten-exporteurs vastgesteld door vergelijking van een gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde prijs die de onderneming voor haar uitvoer van het betrokken product naar de Unie hanteerde.

(47)

Wat de andere twee medewerkende Turkse producenten betreft, laten de dumpingberekeningen zien dat zij zich schuldig maakten aan gerichte dumping, d.w.z. gedurende een bepaalde tijd en ook ten aanzien van specifieke afnemers en regio's. Hun uitvoerprijzen lieten een duidelijk patroon zien en verschilden aanzienlijk naargelang van de afnemer, regio en ook het tijdvak. Bovendien gaf de dumpingmarge die aan de hand van een vergelijking tussen een gewogen gemiddelde normale waarde en de gewogen gemiddelde uitvoerprijs was vastgesteld, niet volledig de door de twee betrokken ondernemingen bedreven dumping weer.

(48)

Om de dumping door de twee betrokken ondernemingen volledig weer te geven, werd daarom voor hen de op basis van een gewogen gemiddelde vastgestelde normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening vergeleken met de prijzen van alle afzonderlijke uitvoertransacties naar de Unie.

b)   Dumpingmarge voor niet-medewerkende ondernemingen

(49)

Voor alle niet-medewerkende Turkse producenten-exporteurs werd een residuele dumpingmarge vastgesteld. Omdat de mate van medewerking als vrij gering werd beschouwd (het volume van de uitvoer van de drie medewerkende Turkse ondernemingen bedroeg minder dan 80 % van de totale Turkse uitvoer naar de Unie in het OT), werd voor het vaststellen van de residuele dumpingmarge een redelijke methode gebruikt, waarbij de aldus vastgestelde dumpingmarge hoger is dan de hoogste van de individuele dumpingmarges voor de drie medewerkende ondernemingen. De residuele dumpingmarge werd vastgesteld aan de hand van de verkoop van representatieve productsoorten door de medewerkende Turkse producent met de hoogste dumpingmarge van de drie medewerkende ondernemingen.

(50)

Op basis van het bovenstaande worden de voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, vastgesteld op:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

RSA

9,6 %

Sardogan

2,9 %

Unifit

12,1 %

Alle andere ondernemingen

16,7 %

D.   SCHADE

1.   Productie in de Unie en bedrijfstak van de Unie

(51)

In het OT waren er 22 producenten in de Unie die het soortgelijke product vervaardigden. In de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening vormen deze 22 bestaande producenten samen de bedrijfstak van de Unie; zij worden derhalve hierna de „bedrijfstak van de Unie” genoemd.

(52)

Zoals al in overweging 7 werd vermeld, vertegenwoordigden de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ongeveer 50 % van de totale verkoop van het soortgelijke product in de Unie.

2.   Verbruik in de Unie

(53)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld op basis van de omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie; deze omvang werd berekend aan de hand van de informatie in de vragenlijsten die de in de steekproef opgenomen ondernemingen hadden ingevuld, de in de klacht vermelde schattingen voor de overige producenten in de Unie en de Eurostatgegevens over de ingevoerde hoeveelheden.

(54)

Het verbruik in de Unie is tussen 2008 en het eind van het OT aanzienlijk gedaald, namelijk met 40 %. In 2009 was het met 44 % teruggelopen, waarna het in 2010 stabiel bleef en in het OT met 4 procentpunten weer licht aanttrok.

Tabel 1

Verbruik in de Unie

 

2008

2009

2010

OT

Eenheden (ton)

98 197

55 172

54 878

58 706

Index (2008=100)

100

56

56

60

3.   Invoer uit de betrokken landen

3.1.   Cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de betrokken invoer

(55)

De Commissie heeft onderzocht of de invoer van het betrokken product van oorsprong uit Rusland en Turkije cumulatief moest worden beoordeeld overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening.

(56)

Uit het onderzoek bleek dat de dumpingmarges voor beide betrokken landen boven de de minimis-drempel lagen, zoals gedefinieerd in artikel 9, lid 3, van de basisverordening en dat de omvang van de invoer met dumping uit deze twee landen niet verwaarloosbaar was in de zin van artikel 5, lid 7, van de basisverordening.

(57)

Wat de concurrentievoorwaarden voor de invoer uit Rusland en Turkije en het soortgelijke product betreft, bleek uit het onderzoek dat de producenten uit deze landen dezelfde verkoopkanalen gebruiken en aan soortgelijke categorieën afnemers verkopen. Bovendien bleek uit het onderzoek ook dat het marktaandeel van de invoer uit deze beide landen in de beoordelingsperiode is toegenomen.

(58)

Twee medewerkende Turkse exporteurs voerden aan dat de invoer uit Rusland en Turkije in dit geval niet moest worden gecumuleerd, omdat de omvang en prijzen van de invoer uit deze landen verschilden.

(59)

In dit verband wordt opgemerkt dat uit het onderzoek is gebleken dat de invoer uit Rusland toeneemt, terwijl die uit Turkije qua omvang vrij stabiel blijft. Gezien de teruglopende vraag gedurende de beoordelingsperiode is het marktaandeel van de invoer uit beide landen echter toegenomen. Terzelfder tijd lijken hun prijzen, ten minste in de periode tussen 2009 en het eind van het OT, niet veel uiteen te lopen (de hoge gemiddelde prijs van de invoer uit Rusland in 2008 is waarschijnlijk het gevolg van onjuiste rapportage), waarbij de gemiddelde Russische prijzen iets lager zijn dan, maar toch dicht in de buurt liggen van, de Turkse prijzen.

(60)

Gezien het bovenstaande luidt de voorlopige conclusie dat aan alle criteria van artikel 3, lid 4, van de basisverordening is voldaan en dat de gevolgen van de invoer uit Rusland en Turkije cumulatief moeten worden beoordeeld.

3.2.   Omvang van de invoer met dumping

(61)

De omvang van de invoer met dumping van het betrokken product uit de betrokken landen naar de Unie is in de beoordelingsperiode met 46 % toegenomen. In 2009 is de invoer met 31 % gedaald, maar vlak daarna in 2010 met 89 % gestegen; vervolgens is hij in het OT nog eens met ongeveer 12 procentpunten toegenomen. In het OT bedroeg de invoer met dumping 2 935 ton.

Tabel 2

Invoer met dumping uit de betrokken landen

 

2008

2009

2010

OT

Eenheden (ton)

2 009

1 392

3 174

2 935

Index (2008=100)

100

69

158

146

Marktaandeel

2 %

3 %

6 %

5 %

Bron: Eurostat

3.3.   Marktaandeel van de invoer met dumping

(62)

Het overeenkomstige marktaandeel van de invoer met dumping uit de betrokken landen is in de beoordelingsperiode van 2 % tot 5 % gestegen en daarmee meer dan verdubbeld.

3.4.   Prijzen

a)   Prijsontwikkeling

(63)

De tabel hieronder geeft de gemiddelde prijs weer van de invoer met dumping uit de betrokken landen, grens Unie, vóór inklaring, volgens de cijfers van Eurostat. Tijdens de beoordelingsperiode is de gemiddelde prijs van de invoer uit de betrokken landen over het algemeen stabiel gebleven op 1 961 EUR per ton, met uitzondering van 2010 toen deze met ongeveer 150 EUR daalde.

Tabel 3

Gemiddelde prijzen van de invoer met dumping

 

2008

2009

2010

OT

Gemiddelde verkoopprijs per ton

1 961

1 936

1 788

1 961

Index (2008=100)

100

99

91

100

Bron: Eurostat

b)   Prijsonderbieding

(64)

Voor elke productsoort werd een prijsvergelijking gemaakt tussen de verkoopprijzen van de medewerkende Turkse producenten-exporteurs en de verkoopprijzen in de Unie van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Aangezien de Russische exporteurs niet aan het onderzoek meewerkten, werd de prijsonderbieding berekend aan de hand van de door Eurostat verstrekte gemiddelde cif-prijzen en de gemiddelde verkoopprijzen in de Unie van de producenten in de Unie. Ten aanzien van beide betrokken landen werden zo nodig correcties uitgevoerd om rekening te houden met het handelsstadium en de kosten na invoer, inclusief het in Rusland verschuldigde douanerecht.

(65)

Uit deze vergelijking bleek dat de invoer met dumping van het betrokken product van oorsprong uit de betrokken landen bij verkoop in de Unie de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in het OT met in sommige gevallen maar liefst 30 % onderbood.

4.   Situatie van de bedrijfstak van de Unie

(66)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek van de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische factoren en indicatoren die in de beoordelingsperiode op de situatie van deze bedrijfstak van invloed waren.

(67)

Zoals al werd uitgelegd, heeft de Commissie een steekproef van producenten in de Unie samengesteld. De indicatoren voor de schadeanalyse zijn op de volgende twee niveaus vastgesteld:

macro-economische indicatoren (productie, capaciteit, omvang van de verkoop, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, prijzen, hoogte van de dumpingmarges en herstel van de gevolgen van eerdere dumping) voor de totale productie in de Unie, die werden beoordeeld aan de hand van de bij de medewerkende producenten verzamelde gegevens en voor de overige producenten in de Unie aan de hand van een schatting op basis van de gegevens in de klacht;

micro-economische indicatoren (voorraden, lonen, winstgevendheid, rendement van investeringen, kasstroom, vermogen om kapitaal of investeringen aan te trekken), die werden geanalyseerd voor de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, op basis van de door hen verstrekte gegevens.

4.1.   Macro-economische indicatoren

a)   Productie

(68)

De productie in de Unie is tussen 2008 en het eind van het OT met 44 % gedaald. In 2009 daalde zij met 47 % en in 2010 met nog eens 2 procentpunten, voordat zij in het OT weer met 5 procentpunten tot 53 653 ton opliep.

Tabel 4

Productie

 

2008

2009

2010

OT

Eenheden (ton)

95 079

49 917

48 017

53 653

Index (2008=100)

100

53

51

56

Bron: Antwoorden op de vragenlijst en klacht

b)   Productiecapaciteit en bezettingsgraad

(69)

De productiecapaciteit van de producenten in de Unie is in de beoordelingsperiode stabiel gebleven op een niveau van 179 912 ton.

Tabel 5

Productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2008

2009

2010

OT

Eenheden (ton)

179 912

179 912

179 912

179 912

Index (2008=100)

100

100

100

100

Bezettingsgraad

53 %

28 %

27 %

30 %

Index (2008=100)

100

53

51

56

Bron: Antwoorden op de vragenlijst en klacht

(70)

De bezettingsgraad bedroeg in 2008 53 %, daalde in 2009 tot 28 %, in 2010 tot 27 %, en trok in het OT weer licht aan tot 30 %. De ontwikkeling van de bezettingsgraad geeft een duidelijk beeld van de ontwikkeling van de productie, aangezien de capaciteit de hele periode stabiel bleef.

c)   Omvang van de verkoop

(71)

De verkoop van de producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie is in de beoordelingsperiode met 38 % gedaald. De verkoop liep in 2009 met 45 % terug, bleef in 2010 op dat niveau steken en trok in het OT weer aan met een bescheiden 7 procentpunten. De verkoop van de Unie in het OT bedroeg 42 379 ton.

Tabel 6

Verkoop in de Unie

 

2008

2009

2010

OT

Eenheden (ton)

68 870

37 649

37 890

42 379

Index (2008=100)

100

55

55

62

Bron: Antwoorden op de vragenlijst en klacht

d)   Marktaandeel

(72)

Het marktaandeel van de producenten in de Unie bleef in de beoordelingsperiode vrij stabiel en steeg in het OT zelfs tot 72 %. Deze toename laat zich verklaren doordat de omvang van de verkoop van de producenten in de Unie in het OT iets minder gedaald is dan het verbruik.

Tabel 7

Marktaandeel van de producenten in de Unie

 

2008

2009

2010

OT

Marktaandeel

70 %

68 %

69 %

72 %

Index (2008=100)

100

97

98

103

Bron: Antwoorden op de vragenlijst, klacht, Eurostat

e)   Groei

(73)

Aangezien de consumptie tussen 2008 en het eind van het OT met 40 % is gedaald, wordt geconcludeerd dat de producenten in de Unie niet van enige groei op de markt hebben kunnen profiteren.

f)   Werkgelegenheid

(74)

De werkgelegenheid bij de producenten in de Unie is tussen 2008 en het eind van het OT met 18 % afgenomen. Het aantal werknemers liep tussen 2008 en 2009 met 16 % terug van 982 tot 824 en bleef in 2010 ongeveer op dat niveau, waarna het in het OT verder daalde tot 801.

Tabel 8

Werkgelegenheid

 

2008

2009

2010

OT

Eenheden (aantal werknemers)

982

824

833

801

Index (2008=100)

100

84

85

82

Bron: Antwoorden op de vragenlijst en klacht

g)   Productiviteit

(75)

De productiviteit van de producenten in de Unie, in productie (ton) per werknemer per jaar, daalde in de beoordelingsperiode met 31 %. De reden daarvoor is dat de productie sneller is gedaald dan de werkgelegenheid.

Tabel 9

Productiviteit

 

2008

2009

2010

OT

Eenheden (ton per werknemer)

194

121

115

134

Index (2008=100)

100

63

60

69

Bron: Antwoorden op de vragenlijst en klacht

h)   Verkoopprijzen

(76)

Het jaargemiddelde van de verkoopprijzen van de producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie is in de beoordelingsperiode met meer dan 10 % gedaald. In 2009 zijn de gemiddelde prijzen in eerste instantie met circa 12 % gestegen, maar daarna met maar liefst 23 procentpunten gedaald; in het OT bleven zij op dit niveau. De gemiddelde prijs van de producenten in de Unie lag toen op 3 096 EUR per ton.

Tabel 10

Gemiddelde prijzen van de producenten in de Unie

 

2008

2009

2010

OT

Eenheden (EUR/ton)

3 489

3 911

3 116

3 096

Index (2008=100)

100

112

89

89

Bron: Antwoorden op de vragenlijst en klacht

(77)

Zoals hierboven is aangegeven, werden de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit Rusland en Turkije onderboden.

i)   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(78)

Gezien de omvang, het marktaandeel en de prijzen van de invoer uit Rusland en Turkije kan het effect van de werkelijke dumpingmarges op de bedrijfstak van de Unie niet als te verwaarlozen worden beschouwd. Er mag niet worden vergeten dat, zoals al in overweging 16 is vermeld, tegen acht landen antidumpingmaatregelen zijn ingesteld. Aangezien de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode verkoop heeft ingeboet en verlies heeft geleden, kan niet worden gesteld dat hij zich werkelijk van de eerdere dumping heeft hersteld; de productie in de Unie wordt dan ook geacht kwetsbaar te blijven voor de schadelijke gevolgen van invoer met dumping, uit welke landen dan ook, op de markt van de Unie.

4.2.   Micro-economische elementen

a)   Voorraden

(79)

De eindvoorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn tussen 2008 en het eind van het OT met 18 % geslonken. In 2009 groeiden zij matig met 2 %, waarna zij in 2010 met 13 en in het OT met nog eens 7 procentpunten daalden. In het OT lagen de eindvoorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op 5 338 ton.

Tabel 11

Eindvoorraden

Steekproef

2008

2009

2010

OT

Eenheden (ton)

6 526

6 661

5 822

5 338

Index (2008=100)

100

102

89

82

Bron: Antwoorden op de vragenlijst

b)   Lonen

(80)

Tussen 2008 en het eind van het OT zijn de jaarlijkse loonkosten met 10 % gedaald. In 2009 daalden zij sterk met bijna 20 % (in overeenstemming met de teruggelopen werkgelegenheid); daarna stegen zij opnieuw, met 4 procentpunten in 2010 en met 5 procentpunten in het OT.

Tabel 12

Jaarlijkse loonkosten

Steekproef

2008

2009

2010

OT

Eenheden (EUR)

26 412 013

21 500 757

22 490 982

23 860 803

Index (2008=100)

100

81

85

90

Bron: Antwoorden op de vragenlijst

c)   Winstgevendheid en rendement van investeringen

(81)

Terwijl de verkoop van het soortgelijke product door de in de steekproef opgenomen producenten aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, uitgedrukt in procenten van de nettoverkoop, aan het begin van de beoordelingsperiode nog een gezonde winst te zien gaf, werd er aan het eind van die periode aanzienlijk verlies geleden. De winst daalde van 9,6 % in 2008 tot – 1,2 % in 2009 en verslechterde in 2010 verder tot – 7,8 %. In het OT verbeterde de situatie licht en bedroeg het verlies – 7,0 %.

Tabel 13

Winstgevendheid en rendement van investeringen

Steekproef

2008

2009

2010

OT

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie

9,6 %

–1,2 %

–7,8 %

–7,0 %

Index (2008=100)

100

–12

–81

–73

Rendement van investeringen

23,9 %

–1,7 %

–9,4 %

–10,6 %

Index (2008=100)

100

–7

–39

–44

Bron: Antwoorden op de vragenlijst

(82)

Het rendement van investeringen, uitgedrukt als de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen, liep grotendeels gelijk met de ontwikkeling van de winstgevendheid.

d)   Kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken

(83)

De nettokasstroom uit bedrijfsactiviteiten was positief en bedroeg in 2008 9,3 miljoen EUR. In 2009 was er een matige verbetering tot 9,8 miljoen EUR, maar in 2010 nam de kasstroom tot slechts 1,5 miljoen EUR af en in het OT kwam hij in het negatieve bereik (– 4,6 miljoen EUR).

(84)

Er waren geen aanwijzingen dat de bedrijfstak van de Unie moeite had om kapitaal aan te trekken, wat met name komt doordat sommige producenten deel uitmaken van een grotere groep van ondernemingen.

Tabel 14

Kasstroom

Steekproef

2008

2009

2010

OT

Eenheden (EUR)

9 279 264

9 851 842

1 470 524

–4 662 347

Index (2008=100)

100

106

16

–50

Bron: Antwoorden op de vragenlijst

e)   Investeringen

(85)

De jaarlijkse investeringen door de in de steekproef opgenomen ondernemingen in de productie van het soortgelijke product lieten in de beoordelingsperiode een voortdurende daling zien. De grootste daling, met 32 %, vond plaats in 2009, gevolgd door een afname met 25 procentpunten in 2010 en met nog eens 8 procentpunten in het OT. Over de gehele periode daalden de jaarlijkse investeringen van 8,3 miljoen EUR in 2008 tot 2,9 miljoen EUR in het OT.

Tabel 15

Netto-investeringen

Steekproef

2008

2009

2010

OT

Eenheden (EUR)

8 309 731

5 658 145

3 579 323

2 946 383

Index (2008=100)

100

68

43

35

Bron: Antwoorden op de vragenlijst

5.   Conclusie betreffende schade

(86)

Uit de analyse van de macro-economische gegevens blijkt dat de productie en de verkoop van de producenten in de Unie in de beoordelingsperiode aanzienlijk terugliepen. Dit viel samen met een afname van de vraag in de Unie, waardoor het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie licht toenam. De bezettingsgraad daalde van 53 % in 2008, wat al laag was, tot een zeer geringe 30 % in het OT. Ook de werkgelegenheid nam met 18 % af.

(87)

Tegelijkertijd blijkt uit de relevante micro-economische indicatoren dat de economische situatie van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie duidelijk is verslechterd. De ontwikkelingen ten aanzien van de prijzen, winstgevendheid en het rendement van investeringen geven een zeer negatief beeld te zien: van gezonde niveaus in 2008 tot grote verliezen in het OT. Ook de kasstroomsituatie verslechterde aanzienlijk.

(88)

Uit het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft geleden.

E.   OORZAKELIJK VERBAND

1.   Inleiding

(89)

Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de schade die de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping heeft geleden, als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Unie terzelfder tijd schade kon hebben geleden, werden ook onderzocht om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

2.   Gevolgen van de invoer met dumping

(90)

Tussen 2008 en het eind van het OT is de omvang van de invoer met dumping van het betrokken product met 46 % gestegen op een markt die met 40 % kromp; hierdoor steeg het marktaandeel van die invoer van 2 % tot 5 %.

(91)

De toename van de invoer met dumping van het betrokken product uit de betrokken landen in de beoordelingsperiode viel samen met een neerwaartse trend voor alle schade-indicatoren betreffende de bedrijfstak van de Unie, met uitzondering van het marktaandeel. De bedrijfstak van de Unie boette 38 % van zijn verkoop in de Unie in, terwijl de verkoopprijzen met 11 % daalden als gevolg van de prijsdruk die uitging van de laaggeprijsde invoer met dumping op de markt van de Unie.

(92)

Door de aanzienlijk prijsonderbieding kon de bedrijfstak van de Unie de toegenomen productiekosten niet in de prijzen doorberekenen, zodat de winstgevendheid daalde en in het OT negatief werd.

(93)

Gezien het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de laaggeprijsde invoer met dumping uit Rusland en Turkije de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft berokkend.

3.   Gevolgen van andere factoren

3.1.   Invoer uit andere derde landen

(94)

In de beoordelingsperiode werden er aanzienlijke hoeveelheden ingevoerd uit andere derde landen, onder meer uit de landen waarop antidumpingmaatregelen van toepassing zijn. Het totale marktaandeel van de invoer uit andere landen dan Rusland en Turkije is tussen 2008 en het eind van het OT van 28 % tot 23 % geslonken.

(95)

Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de omvang van de invoer, de prijzen en het marktaandeel van de landen waarop antidumpingmaatregelen van toepassing zijn en van andere derde landen; alle gegevens zijn gebaseerd op Eurostatgegevens.

Tabel 16

Invoer uit andere landen

Land

 

2008

2009

2010

OT

Landen waarop antidumping-maatregelen van toepassing zijn

Hoeveelheid (ton)

20 614

13 286

9 721

9 784

 

Marktaandeel (%)

21 %

24 %

18 %

17 %

 

Gemiddelde prijs (EUR)

1 639

1 749

1 468

1 563

Andere derde landen

Hoeveelheid (ton)

6 705

2 844

4 093

3 608

 

Marktaandeel (%)

7 %

5 %

7 %

6 %

 

Gemiddelde prijs (EUR)

2 279

2 962

2 319

2 925

Totaal alle derde landen, m.u.v. Rusland en Turkije

Hoeveelheid (ton)

27 319

16 131

13 814

13 392

 

Marktaandeel (%)

28 %

29 %

25 %

23 %

 

Gemiddelde prijs (EUR)

1 796

1 963

1 720

1 930

(96)

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de acht landen waarop antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, naar de markt van de Unie zijn blijven uitvoeren, hoewel hun marktaandeel tussen 2008 en het eind van het OT van 21 % tot 17 % is geslonken. De gemiddelde prijzen van die invoer liggen doorgaans onder die van de invoer met dumping uit de betrokken landen. Bij de prijzen in bovenstaande tabel, die op Eurostatgegevens zijn gebaseerd, gaat het uiteraard om de gemiddelde cif-prijzen vóór inklaring. Maar zelfs wanneer het antidumpingrecht in aanmerking wordt genomen, blijven de prijzen van die invoer laag en vergelijkbaar met de prijzen van de invoer uit Rusland en Turkije, terwijl de gemiddelde prijzen van de producenten in de Unie veel hoger liggen.

(97)

Onder het onderzochte product vallen echter een groot aantal verschillende productsoorten, waardoor een vergelijking van de algemene gemiddelde prijzen wellicht niet zo veelzeggend is. Tegelijk wordt ervan uitgegaan dat de schadelijke gevolgen van die invoer worden geneutraliseerd door de huidige antidumpingmaatregelen.

(98)

Gezien het krimpende marktaandeel van de invoer uit de landen waarop antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, wordt derhalve voorlopig geconcludeerd dat de mogelijke negatieve gevolgen van deze laaggeprijsde invoer niet zodanig zijn dat het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de betrokken landen en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade wordt verbroken.

(99)

Het marktaandeel van de invoer uit andere derde landen is in de beoordelingsperiode licht gedaald van 7 % in 2008 tot 6 % in het OT. De gemiddelde prijzen van die invoer waren doorgaans hoger dan die van de invoer met dumping uit de betrokken landen, maar iets lager dan die van de producenten in de Unie.

(100)

Ook al is een vergelijking van de gemiddelde prijzen voor het betrokken product in zijn geheel door de verscheidenheid van productsoorten wellicht weinigzeggend, toch wordt met het oog op de neerwaartse trend voor die invoer voorlopig geconcludeerd dat de mogelijke negatieve gevolgen van de invoer uit andere derde landen niet zodanig zijn dat het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de betrokken landen en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade wordt verbroken.

3.2.   Gevolgen van het inkrimpen van de markt en de economische crisis

(101)

De financiële en economische crisis in 2008 en 2009 was hoogstwaarschijnlijk de reden waarom het verbruik van hulpstukken voor buisleidingen afnam. Het verbruik daalde tussen 2008 en 2009 met ruim 40 % en bleef de rest van de beoordelingsperiode op dit lage niveau steken (hoewel in het OT een lichte stijging werd waargenomen). Omdat vaste kosten tot 40 % van de productiekosten van de producenten in de Unie uitmaken, hebben de afnemende vraag, verkoop en productie tot een aanzienlijke stijging van de productiekosten per eenheid geleid. Dit heeft uiteraard grote gevolgen voor de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie.

(102)

Ook al is duidelijk dat een dalende productie gevolgen kan hebben voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie, vooral in 2009 (toen de daling in feite plaatsvond), kan redelijkerwijs worden verwacht dat de bedrijfstak van de Unie gewoonlijk in staat is zijn prijzen ten minste op middellange tot lange termijn te verhogen en de kostenverhoging in de daaropvolgende jaren door te berekenen. Uit de daling van de prijzen van de producenten in de Unie blijkt echter dat dit niet het geval was, en er wordt van uitgegaan dat de sterke prijsonderbieding door de invoer met dumping hieraan debet was.

(103)

Gezien het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de mogelijke negatieve gevolgen van het inkrimpen van de vraag niet zodanig zijn dat het oorzakelijk verband tussen de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade en de invoer met dumping uit Rusland en Turkije hierdoor wordt verbroken.

4.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

(104)

Er wordt geconcludeerd dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade het gevolg is van de invoer met dumping uit Rusland en Turkije.

(105)

Andere factoren die de bedrijfstak van de Unie schade konden hebben toegebracht, werden eveneens geanalyseerd. In dit verband werd vastgesteld dat de invoer uit andere derde landen, met inbegrip van landen waarop antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, en de gevolgen van het inkrimpen van de vraag weliswaar tot de schade kunnen hebben bijgedragen, maar niet het oorzakelijk verband verbreken.

(106)

Op grond van deze analyse, waarin een duidelijk onderscheid is gemaakt tussen de gevolgen van alle andere bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, wordt voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit de betrokken landen aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening.

F.   BELANG VAN DE UNIE

(107)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of er ondanks de voorlopige conclusie inzake schade veroorzakende dumping dwingende redenen waren om te concluderen dat het niet in het belang van de Unie was in dit bijzondere geval maatregelen te nemen. Het belang van de Unie werd geanalyseerd aan de hand van een afweging van de belangen van alle betrokkenen, d.w.z. de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers van het betrokken product.

1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(108)

Als er maatregelen worden ingesteld, zullen de neerwaartse prijsdruk en de verliezen vermoedelijk worden afgezwakt en zullen de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie zich waarschijnlijk beginnen te herstellen, waardoor de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk zal verbeteren.

(109)

Als er geen antidumpingmaatregelen worden ingesteld, zal de situatie van de bedrijfstak van de Unie daarentegen waarschijnlijk verder verslechteren. In dat geval zou de bedrijfstak van de Unie mogelijk marktaandeel verliezen, daar de door de invoer met dumping uit de betrokken landen bepaalde marktprijzen voor hem niet haalbaar zijn. Waarschijnlijk zou dit leiden tot onnodige kostenbeperkingen en de sluiting van productiefaciliteiten in de Unie, wat dan weer een groot aantal banen zou kosten.

(110)

Derhalve wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

2.   Belang van niet-verbonden importeurs in de Unie

(111)

Zoals al vermeld, hebben slechts twee niet-verbonden importeurs volledig aan dit onderzoek meegewerkt en een ingevulde vragenlijst ingediend. Slechts een klein deel van de omzet van deze twee importeurs betrof de wederverkoop van het betrokken product. Waarschijnlijk zullen zij dan ook nauwelijks last hebben van de maatregelen.

3.   Belang van de gebruikers

(112)

Er zijn vier gebruikers die bij deze procedure een ingevulde vragenlijst hebben ingediend. Geen van hen heeft het betrokken product uit de betrokken landen ingevoerd en zij hebben allen te kennen gegeven dat de gevolgen van de maatregelen voor hen nihil of te verwaarlozen zouden zijn.

(113)

Aangezien zich geen gebruiker kenbaar heeft gemaakt die uit de betrokken landen invoerde, en bij gebrek aan informatie die op het tegendeel wijst, kan voorlopig worden geconcludeerd dat de gevolgen van de maatregelen voor de winstgevendheid en economische situatie van de gebruikers vrij beperkt zullen zijn.

4.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(114)

Er kan worden geconcludeerd dat de instelling van maatregelen betreffende de invoer met dumping van het betrokken product uit Rusland en Turkije de bedrijfstak van de Unie in de gelegenheid zal stellen zijn situatie te verbeteren doordat hij zijn verkoop kan vergroten, hogere verkoopprijzen kan vragen en meer winst kan maken. Eventuele negatieve gevolgen in de vorm van kostenverhogingen voor bepaalde importeurs zullen waarschijnlijk gering zijn.

(115)

Twee medewerkende Turkse exporteurs betoogden dat door de instelling van maatregelen tegen een klein land van uitvoer als Turkije de hele markt van de Unie praktisch in handen zou komen van een paar producenten, wat een negatief effect zou hebben op de concurrentiesituatie.

(116)

In dit verband zij erop gewezen dat het niet de bedoeling van een antidumpingrecht mag zijn om invoer te belemmeren en de handelsstromen uit de onderzochte landen volledig te stoppen. Antidumpingrechten worden ingesteld om voor een gelijk speelveld tussen verschillende marktspelers te zorgen. Bovendien zijn meer dan 20 Europese fabrikanten actief op de markt van de Unie en is de invoer uit andere derde landen aanzienlijk. Bedenkingen ten aanzien van de concurrentiesituatie op de markt van de Unie lijken dus ongegrond.

(117)

Gezien het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om geen voorlopige maatregelen betreffende de invoer van het betrokken product van oorsprong uit Rusland en Turkije in te stellen.

G.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(118)

Gezien de conclusies inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen ten aanzien van de invoer van het betrokken product van oorsprong uit Rusland en Turkije worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping verdere schade ondervindt.

1.   Schademarge

(119)

De voorlopige rechten ten aanzien van de invoer van oorsprong uit de betrokken landen moeten hoog genoeg zijn om een einde te maken aan de invoer met dumping, maar mogen het niveau van de schade voor de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de invoer met dumping niet overschrijden. Bij de berekening van het recht dat nodig is om de gevolgen van de schade veroorzakende dumping teniet te doen, wordt in aanmerking genomen dat de maatregelen de bedrijfstak van de Unie in staat moeten stellen zijn productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te behalen die redelijkerwijs onder normale concurrentieomstandigheden, d.w.z. zonder invoer met dumping, kan worden behaald.

(120)

Aangezien de vastgestelde onderbiedingsmarges steeds hoger zijn dan de respectieve dumpingmarge en de bedrijfstak van de Unie in het OT verlies heeft geleden, zou de berekende schademarge automatisch altijd hoger uitkomen dan de dumpingmarge. Derhalve werd geconcludeerd dat het niet nodig was de schadmarges in detail te berekenen.

2.   Voorlopige maatregelen

(121)

Gelet op het voorgaande wordt overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening geoordeeld dat op het betrokken product van oorsprong uit Rusland en Turkije een voorlopig antidumpingrecht moet worden ingesteld, dat volgens de regel van het laagste recht gelijk moet zijn aan de dumpingmarge of aan de schademarge indien deze lager is; in het onderhavige geval was de dumpingmarge steeds lager.

(122)

Aangezien geen Russische producenten-exporteurs aan het onderzoek hebben meegewerkt, werd een voor het gehele land geldende dumpingmarge berekend (zie overwegingen 21 tot en met 31).

(123)

Wat Turkije betreft, werd de mate van medewerking als vrij laag beschouwd, zodat de residuele dumpingmarge volgens een redelijke methode werd vastgesteld; de aldus vastgestelde marge is hoger dan de hoogste van de voor de drie medewerkende ondernemingen vastgestelde individuele marges, zoals in overweging 49 wordt uitgelegd.

(124)

Op basis van het bovenstaande worden de volgende antidumpingrechten voorgesteld:

Land

Onderneming

Voorlopig antidumping-recht

Rusland

Alle ondernemingen

23,8 %

Turkije

RSA

9,6 %

 

Sardogan

2,9 %

 

Unifit

12,1 %

 

Alle andere ondernemingen

16,7 %

(125)

De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dit onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend bij de invoer van producten van oorsprong uit de betrokken landen die door deze ondernemingen en dus door de specifiek genoemde juridische entiteiten vervaardigd zijn. De rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening met naam en adres genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

(126)

Verzoeken in verband met de toepassing van deze individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen (bv. na de naamswijziging van de entiteit of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) moeten onverwijld aan de Commissie (4) worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of deze oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

(127)

Om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het voor alle andere ondernemingen vastgestelde recht niet alleen gelden voor niet-medewerkende producenten-exporteurs, maar ook voor producenten die het betrokken product in het OT niet naar de Unie hebben uitgevoerd.

H.   SLOTBEPALING

(128)

Met het oog op de beginselen van behoorlijk bestuur moet een termijn worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn kenbaar hebben gemaakt, schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts dient te worden opgemerkt dat alle bevindingen betreffende de instelling van rechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en bij de instelling van definitieve maatregelen kunnen worden herzien,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of van staal (doch niet van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van niet meer dan 609,6 mm, geschikt voor stomplassen of voor andere doeleinden, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11, ex 7307 93 19 en ex 7307 99 80 (Taric-codes 7307931191, 7307931193, 7307931194, 7307931195, 7307931199, 7307931991, 7307931993, 7307931994, 7307931995, 7307931999, 7307998092, 7307998093, 7307998094, 7307998095 en 7307998098), van oorsprong uit Rusland en Turkije.

2.   De voorlopige antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven producten, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:

Land

Onderneming

Voorlopig antidumping-recht

Aanvullende Taric-code

Rusland

Alle ondernemingen

23,8 %

Turkije

RSA Tesisat Malzemeleri San ve Ticaret AȘ, Küçükköy, Istanbul

9,6 %

B295

 

SARDOĞAN Endüstri ve Ticaret, Kurtköy Pendik, Istanbul

2,9 %

B296

 

UNIFIT Boru Baglanti Elemanlari Ltd. Sti, Tuzla, Istanbul

12,1 %

B297

 

Alle andere ondernemingen

16,7 %

B999

3.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product moet een zekerheid worden gesteld ten bedrage van het voorlopige recht.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.

Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen maken over de toepassing van deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 juli 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB C 320 van 1.11.2011, blz. 4.

(3)  PB L 275 van 16.10.2008, blz. 18, en PB L 233 van 4.9.2009, blz. 1.

(4)  

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: Nerv-105

1049 Brussel

BELGIË


Top