Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000D0646

    Beschikking nr. 646/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2000 tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van duurzame energiebronnen in de Gemeenschap (Altener) (1998-2002)

    PB L 79 van 30.3.2000, p. 1–5 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2002

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2000/646(1)/oj

    32000D0646

    Beschikking nr. 646/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2000 tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van duurzame energiebronnen in de Gemeenschap (Altener) (1998-2002)

    Publicatieblad Nr. L 079 van 30/03/2000 blz. 0001 - 0005
    Publicatieblad Nr. L 079 van 30/03/2000 blz. 0001 - 0005


    Beschikking nr. 646/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad

    van 28 februari 2000

    tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van duurzame energiebronnen in de Gemeenschap (Altener) (1998-2002)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid artikel 175, lid 1,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(1),

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's(2),

    Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

    Gezien de gemeenschappelijke tekst die op 9 december 1999 door het bemiddelingscomité is goedgekeurd,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Artikel 174 van het Verdrag bepaalt dat het optreden van de Gemeenschap onder meer als doelstelling heeft een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen te verzekeren.

    (2) Ingevolge artikel 152 van het Verdrag vormen de eisen inzake gezondheidsbescherming een bestanddeel van het Gemeenschapsbeleid op andere gebieden. Het in deze beschikking vervatte Altener-programma draagt tot de bescherming van de gezondheid bij.

    (3) De Raad heeft in zijn zitting van 29 oktober 1990 als doel vastgesteld tegen het jaar 2000 de totale CO2-emissies in de Gemeenschap in haar geheel op het niveau van 1990 te stabiliseren.

    (4) Het protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering bevat verdere verplichtingen voor de Gemeenschap en haar lidstaten om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, met inbegrip van de toezegging van de Gemeenschap de uitstoot van broeikasgassen in de periode 2008-2012 met 8 % te beperken ten opzichte van het emissieniveau van 1990.

    (5) Bij Beschikking 93/389/EEG van de Raad(4) is een bewakingssysteem voor de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen in de Gemeenschap ingesteld.

    (6) De door het energieverbruik veroorzaakte CO2-uitstoot in de Gemeenschap zal bij een normale economische groei van 1995 tot 2000 waarschijnlijk met omstreeks 3 % toenemen. In het licht van de genoemde toezegging van Kyoto is het noodzakelijk aanvullende maatregelen te nemen. Werkelijk doeltreffende maatregelen houden een veel intensiever gebruik van de hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie in.

    (7) De Raad heeft in zijn zitting van 25 en 26 juni 1996 vastgesteld, dat het tweede evaluatierapport van de intergouvernementele werkgroep Klimaatverandering (SAR IPCC) in het kader van de onderhandelingen voor een protocol overeenkomstig het mandaat van Berlijn concludeert, dat alles erop wijst dat er een duidelijke menselijke invloed op de wereldwijde klimaatverandering bestaat, en dat het de noodzaak beklemtoont van een dringend handelen op een zo ruim mogelijke grondslag. De Raad heeft er voorts kennis van genomen dat belangrijke "no-regret-opties" openstaan en heeft de Commissie gevraagd te bepalen welke maatregelen door de Gemeenschap moeten worden genomen.

    (8) De Commissie heeft in het groenboek van 11 januari 1995 en het witboek van 13 december 1995 het Europees Parlement en de Raad haar standpunt te kennen gegeven over de toekomst van het energiebeleid in de Gemeenschap en over de rol die duurzame energiebronnen moeten vervullen.

    (9) Het Europees Parlement doet in zijn resolutie van 4 juli 1996 over een actieprogramma van de Gemeenschap op het gebied van duurzame energie(5) een oproep aan de Commissie om een actieplan van de Gemeenschap ter bevordering van duurzame energiebronnen ten uitvoer te brengen.

    (10) De Commissie heeft met het groenboek van 20 november 1996 en het witboek van 26 november 1997, getiteld "Energie voor de toekomst: hernieuwbare energiebronnen", de aanzet gegeven tot een proces van ontwikkeling en verdere uitvoering van een Gemeenschapsstrategie en een actieplan voor duurzame energiebronnen. Deze worden samen met een aanloopcampagne in haar witboek uiteengezet.

    (11) Het Europees Parlement dringt in zijn resolutie van 15 mei 1997(6) over het groenboek "Energie voor de toekomst: hernieuwbare energiebronnen" bij de Commissie aan op spoedige goedkeuring van een uitgebreider Altener-II-programma en acht in zijn resolutie van 18 juni 1998(7) over de mededeling van de Commissie "Energie voor de toekomst: duurzame energiebronnen - Witboek voor een communautaire strategie en een actieplan" een substantiële verhoging van de kredieten voor het Altener-programma in het kaderprogramma voor energie noodzakelijk.

    (12) Het Europees Parlement verzoekt de Commissie in zijn resolutie van 14 november 1996(8) over het witboek van de Commissie getiteld "Een energiebeleid voor de Europese Unie" een financieel steunprogramma in te voeren ter bevordering van duurzame energiebronnen.

    (13) In zijn bovengenoemde resolutie van 15 mei 1997 over het groenboek betreffende hernieuwbare energiebronnen verzocht het Europees Parlement om aandacht te besteden aan de coördinatie van beleidsmaatregelen en initiatieven inzake hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie om de aanwezige mogelijkheden tot synergie te benutten en dubbel werk te voorkomen.

    (14) Artikel 8 van Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit(9) biedt de lidstaten de mogelijkheid, de marktpenetratie van elektriciteit uit duurzame energiebronnen te bevorderen door daaraan voorrang te geven.

    (15) Overeenkomstig artikel 158 van het Verdrag ontwikkelt en vervolgt de Gemeenschap haar optreden gericht op de versterking van de economische en sociale samenhang en stelt zij zich in het bijzonder ten doel, de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's en de achterstand van de minst begunstigde regio's te verkleinen. De energiesector valt onder meer onder dit optreden.

    (16) De Raad heeft bij Beschikking 93/500/EEG(10) en Beschikking 98/352/EG(11) een communautair programma vastgesteld inzake de bevordering van hernieuwbare energiebronnen (Altener), dat tot doel heeft de CO2-uitstoot te beperken door het marktaandeel van duurzame energiebronnen en de bijdrage daarvan tot de totale productie van primaire energie in de Gemeenschap te verhogen.

    (17) De Gemeenschap heeft erkend dat het Altener-programma een belangrijk onderdeel vormt van de Gemeenschapsstrategie tot beperking van de CO2-uitstoot.

    (18) Daarom dient binnen het bij Beschikking 1999/21/EG, Euratom van de Raad(12) vastgestelde meerjarenkaderprogramma voor acties in de energiesector (1998-2002) een specifiek programma te worden opgezet voor de bevordering van duurzame energiebronnen. Dit specifieke programma moet in de plaats komen van het thans voor dit doel gehanteerde instrument.

    (19) Ter uitvoering van Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002)(13) wordt in Beschikking 1999/170/EG van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op het gebied van "Energie, milieu en duurzame ontwikkeling" (1998 - 2002)(14) bijzondere aandacht besteed aan efficiënte en duurzame-energietechnologieën. Het Altener-programma is een instrument dat een aanvulling op dat programma vormt.

    (20) Het Altener-programma doet niets af aan de nationale projecten of systemen ter bevordering van duurzame energiebronnen. Het is de bedoeling een communautair aspect toe te voegen dat een toegevoegde waarde oplevert.

    (21) Duurzame energiebronnen vertegenwoordigen een belangrijke energiebron voor de Europese Unie, met een aanzienlijk commercieel potentieel. De ontwikkeling daarvan zou derhalve gepaard moeten gaan met een speciale strategie en gerichte maatregelen om die energiebronnen kansen te geven en concurrerend te maken en aldus een gunstig klimaat te scheppen voor investeringen.

    (22) De ruimere toepassing van duurzame energiebronnen zowel op het milieu als op de continuïteit van de energievoorziening zal een positieve uitwerking hebben. Door de vrije en grootschalige ontwikkeling van duurzame energiebronnen zal het mogelijk worden hun economische en werkgelegenheidspotentieel ten volle te benutten. Een hoog niveau van internationale samenwerking is wenselijk'om de beste resultaten te verkrijgen.

    (23) Een versterkt Altener-programma vormt een wezenlijk instrument voor de ontwikkeling van het potentieel van duurzame energiebronnen. Deze moeten een redelijk aandeel in de Europese interne energiemarkt voor hun rekening nemen.

    (24) De Commissie dient ter waarborging van een behoorlijke uitvoering van de communautaire strategie en het communautaire actieplan tot 2010 voor hernieuwbare energiebronnen aandacht te besteden aan passende mechanismen voor de follow-up en de evaluatie van de acties.

    (25) De gerichte acties, bedoeld in artikel 2, onder d), hebben ten doel investeringen in nieuwe geïnstalleerde capaciteit voor energieproductie uit duurzame bronnen te vergemakkelijken en te versnellen door het verlenen van financiële steun, met name aan het midden- en kleinbedrijf (MKB), teneinde de perifere en dienstverleningskosten van projecten op het gebied van duurzame energie te verlagen en zodoende de bestaande niet-technische hinderpalen uit de weg te ruimen. Die acties bevorderen onder meer de toegang tot gespecialiseerde bijstand, de analyse van marktvooruitzichten, de keuze van de locatie van projecten, het aanvragen van bouw- en exploitatievergunningen, de initiatieven van het MKB op het gebied van investeringen in duurzame energiebronnen, de opstelling van financieringsplannen, de voorbereiding van aanbestedingen, de opleiding van het exploitatiepersoneel en de ingebruikneming van installaties.

    (26) Die gerichte acties hebben betrekking op projecten op het gebied van biomassa, waaronder energiegewassen, brandhout, afval van bosbouw en landbouw, niet recycleerbaar stadsafval, vloeibare biobrandstoffen en biogas, alsmede thermische en fotovoltaïsche zonne-energiesystemen, passieve en actieve zonne-energiesystemen in gebouwen, kleinschalige (< 10 MW) waterkrachtprojecten, golfenergie, windenergie en geothermische energie.

    (27) De ontwikkeling van duurzame energiebronnen kan bijdragen tot de vorming van een concurrerend energiesysteem voor geheel Europa en tot het ontwikkelen van een Europese sector van duurzame energiebronnen, waarmee grote kansen ontstaan voor de export van technologie en kennis en voor investeringen in derde landen, met deelneming van de Gemeenschap in het kader van samenwerkingsprogramma's.

    (28) Het is politiek en economisch wenselijk het programma open te stellen voor de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Kopenhagen van 21 en 22 juni 1993 zoals bevestigd in daaropvolgende Europese Raden, en zoals in mei 1994 uiteengezet in de mededeling van de Commissie daaromtrent. Het programma moet ook openstaan voor Cyprus.

    (29) De Commissie zal, om te waarborgen dat de communautaire steun efficiënt wordt gebruikt en overlappingen worden voorkomen, erop toezien dat projecten vooraf grondig worden beoordeeld en de voortgang en het resultaat van de gesteunde projecten stelselmatig worden getoetst en geëvalueerd.

    (30) De voor de uitvoering van deze beschikking vereiste maatregelen worden vastgesteld volgens Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(15).

    (31) In deze beschikking worden (voor de gehele looptijd) de financiële middelen van het programma vastgesteld die voor de Begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(16).

    (32) Deze beschikking komt in de plaats van Beschikking 98/352/EG, die moet worden ingetrokken,

    HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Voor de periode 1998-2002 wordt door de Gemeenschap binnen het bestek van het meerjarenkaderprogramma voor acties in de energiesector een specifiek programma uitgevoerd ter bevordering van duurzame energiebronnen en ter ondersteuning van de uitvoering van een strategie en actieplan van de Gemeenschap voor duurzame energiebronnen tot het jaar 2010 (Altener), hierna "programma" genoemd.

    Naast de prioritaire doelstellingen van artikel 1, lid 2, van Beschikking 1999/21/EG, Euratom omvat dit programma de volgende doelstellingen:

    a) Bijdragen tot het scheppen van de noodzakelijke voorwaarden voor de uitvoering van een communautair actieplan voor duurzame energiebronnen, in het bijzonder de juridische, sociaal-economische en administratieve voorwaarden met inbegrip van nieuwe marktinstrumenten en -mechanismen, in het bijzonder die welke genoemd worden in het witboek van de Commissie van 26 november 1997 en met inbegrip van de aanloopcampagne.

    b) Aanmoedigen van particuliere en overheidsinvesteringen in de productie en het gebruik van energie uit duurzame bronnen.

    Deze twee specifieke doelstellingen dragen bij tot de verwezenlijking van de volgende algemene doelstellingen - die de doelstellingen van de lidstaten aanvullen - en prioriteiten van de Gemeenschap: beperking van de CO2-uitstoot, verhoging van het aandeel van duurzame energiebronnen om de indicatieve doelstelling van 12 % van het bruto interne energieverbruik in de Gemeenschap in 2010 te halen, vermindering van de afhankelijkheid van ingevoerde energie, continuïteit van de energievoorziening, bevordering van de werkgelegenheid, economische ontwikkeling, economische en sociale samenhang en regionale en lokale ontwikkeling, waaronder de versterking van het economische potentieel van afgelegen en perifere gebieden.

    2. Uit hoofde van het programma verleent de Gemeenschap financiële steun voor acties die aan de doelstellingen van lid 1, onder a) en b), voldoen.

    3. De financiële middelen voor de uitvoering van dit programma bedragen voor de in lid 1 aangegeven periode 77 miljoen EUR.

    De jaarlijkse kredieten worden binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten door de Begrotingsautoriteit goedgekeurd.

    Artikel 2

    De volgende acties en maatregelen op het gebied van duurzame energiebronnen worden uit hoofde van het programma gefinancierd:

    a) Studies en andere acties met het oog op de uitvoering en aanvulling van andere maatregelen van de Gemeenschap en de lidstaten ter ontwikkeling van het potentieel van duurzame energiebronnen. Het betreft in het bijzonder de uitwerking van sectoriële en marktstrategieën, de ontwikkeling van normen en certificering, de vergemakkelijking van gegroepeerde aankopen, vergelijkende, op projecten gebaseerde analyses van de milieueffecten en de evolutie van kosten en baten op lange termijn van het gebruik van traditionele energievormen en energie uit duurzame bronnen, de analyse van de juridische, sociaal-economische en administratieve voorwaarden, met inbegrip van de analyse van de mogelijke toepassing van economische maatregelen, en/of fiscale stimuli die meer bevorderlijk zijn voor de marktpenetratie van duurzame energie, de opstelling van een passende wetgeving ter bevordering van een gunstig investeringsklimaat, en betere methoden ter evaluatie van de kosten en baten die niet tot uiting komen in de marktprijzen.

    b) Proefprojecten van communautair belang die tot doel hebben structuren en instrumenten ter ontwikkeling van duurzame energiebronnen tot stand te brengen of uit te breiden op het gebied van:

    - lokale en regionale planning;

    - hulpmiddelen voor planning, ontwerp en beoordeling;

    - nieuwe financiële producten en marktinstrumenten.

    c) Maatregelen met het oog op de ontwikkeling van de structuren voor informatie, onderwijs en opleiding; maatregelen ter aanmoediging van de uitwisseling van ervaring en kennis, met het oog op een betere coördinatie tussen internationale, communautaire, nationale, regionale en lokale activiteiten; instelling van een gecentraliseerd systeem voor het verzamelen, prioriteren en verspreiden van informatie betreffende duurzame energiebronnen.

    d) Gerichte acties om de marktpenetratie van duurzame energiebronnen te bevorderen en de bijbehorende technische kennis gemakkelijker ingang te doen vinden, teneinde de overgang van demonstratie naar commerciële exploitatie te versoepelen, en om investeringen aan te moedigen door het verlenen van bijstand en advies bij de voorbereiding en indiening van projecten en de uitvoering ervan.

    e) Controle- en evaluatieacties met het oog op:

    - de controle van de uitvoering van de strategie en het actieplan van de Gemeenschap tot ontwikkeling van duurzame energiebronnen;

    - de ondersteuning van bij de uitvoering van het actieplan genomen initiatieven, in het bijzonder ter bevordering van een betere coördinatie van en een sterkere synergie tussen de acties, met inbegrip van alle door de Gemeenschap gefinancierde activiteiten, en die welke door andere financieringsinstellingen, zoals de Europese Investeringsbank, gefinancierd worden;

    - de controle van de door de Gemeenschap geboekte vooruitgang en de beschouwingen over de in de lidstaten gemaakte vorderingen inzake de ontwikkeling van duurzame energiebronnen;

    - de beoordeling van het effect en de rentabiliteit van de acties en maatregelen uit hoofde van dit programma. Bij deze beoordeling worden tevens sociale en milieuaspecten in aanmerking genomen, met inbegrip van de gevolgen voor de werkgelegenheid.

    Artikel 3

    1. De Gemeenschap draagt alle kosten in verband met de in artikel 2, onder a), c) en e), bedoelde acties en maatregelen. Wanneer een andere instantie dan de Commissie maatregelen zoals bedoeld in artikel 2, onder c), voorstelt, beloopt de financiële bijdrage van de Gemeenschap maximaal 50 % van de totale kosten van de maatregel; het resterende deel van de kosten kan met openbare of particuliere middelen dan wel met een combinatie van beide bestreden worden.

    2. De financiële bijdrage uit hoofde van dit programma aan de in artikel 2, onder b), bedoelde acties en maatregelen beloopt maximaal 50 % van de totale kosten; het resterende deel van de kosten kan met openbare of particuliere middelen dan wel uit een combinatie van beide vergoed worden.

    3. De financiële bijdrage uit hoofde van dit programma aan de in artikel 2, onder d), bedoelde acties en maatregelen wordt voor elke gerichte actie jaarlijks vastgesteld overeenkomstig artikel 4, lid 2.

    Artikel 4

    1. De Commissie is belast met de financiële aspecten van de uitvoering en de toepassing van het programma.

    De Commissie ziet er tevens op toe dat de acties uit hoofde van dit programma worden onderworpen aan een beoordeling vooraf, controle en een eindevaluatie, waarbij na de voltooiing van het project wordt beoordeeld welk effect het heeft gehad, in hoeverre het is uitgevoerd en of de oorspronkelijke doelstellingen zijn gehaald.

    De Commissie zorgt ervoor dat de geselecteerde begunstigden minstens om de zes maanden of, voor projecten met een looptijd van minder dan één jaar, na de helft van de looptijd en in ieder geval na voltooiing van een project verslag uitbrengen aan de Commissie.

    De Commissie houdt het comité van artikel 5 op de hoogte van de ontwikkeling van de projecten.

    2. De voorwaarden en richtsnoeren voor de ondersteuning van de in artikel 2 bedoelde acties en maatregelen worden jaarlijks vastgesteld, gelet op:

    a) de prioriteiten van de Gemeenschap en de lidstaten, vermeld in hun programma's ter bevordering van duurzame energiebronnen;

    b) de criteria voor kosteneffectiviteit en ontwikkelingspotentieel van duurzame energiebronnen en het effect ervan op de werkgelegenheid en het milieu, in het bijzonder wat de vermindering van de CO2-uitstoot betreft;

    c) wat de in artikel 2, onder d), bedoelde acties betreft, de relatieve kosten van de bijstand, de commerciële haalbaarheid op lange termijn, de verwachte nieuwe productiecapaciteit en de omvang van transregionale en/of transnationale voordelen;

    d) de beginselen van artikel 87 van het Verdrag en de toepasselijke communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming.

    Het comité van artikel 5 staat de Commissie bij de vaststelling van deze voorwaarden en richtsnoeren bij.

    Artikel 5

    Voor de uitvoering van het programma wordt de Commissie bijgestaan door het comité van artikel 4 van Beschikking 1999/21/EG, Euratom.

    Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

    De in artikel 4, lid 3, van dat besluit bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

    Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

    Artikel 6

    De bestudering en de interne en externe evaluatie van de uitvoering van dit programma geschieden in overeenstemming met artikel 5 van Beschikking 1999/21/EG, Euratom.

    Artikel 7

    Het programma staat open voor deelname van de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa, overeenkomstig de voorwaarden, met inbegrip van de financiële regelingen, die in de aanvullende protocollen bij de associatieovereenkomsten of in de associatieovereenkomsten zelf voor deelname aan communautaire programma's zijn vastgesteld.

    Het programma staat tevens open voor deelname van Cyprus op basis van aanvullende kredieten volgens dezelfde regels als die welke van toepassing zijn voor de EVA/EER-landen, overeenkomstig de met Cyprus overeen te komen procedures.

    Artikel 8

    Deze beschikking treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 9

    Beschikking 98/352/EG wordt ingetrokken.

    Artikel 10

    Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 28 februari 2000.

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitster

    N. Fontaine

    Voor de Raad

    De voorzitter

    J. Pina Moura

    (1) PB C 214 van 10.7.1998, blz. 44.

    (2) PB C 315 van 13.10.1998, blz. 1.

    (3) Advies van het Europees Parlement van 11 maart 1999 (PB C 175 van 21.6.1999, blz. 262), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 28 juni 1999 (PB C 243 van 27.8.1999, blz. 47), en besluit van het Europees Parlement van 6 oktober 1999 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), besluit van de Raad van 24 januari 2000 en besluit van het Europees Parlement van 3 februari 2000.

    (4) PB L 167 van 9.7.1993, blz. 31.

    (5) PB C 211 van 22.7.1996, blz. 27.

    (6) PB C 167 van 2.6.1997, blz. 160.

    (7) PB C 210 van 6.7.1998, blz. 215.

    (8) PB C 362 van 2.12.1996, blz. 279.

    (9) PB L 27 van 30.1.1997, blz. 20.

    (10) PB L 235 van 18.9.1993, blz. 41.

    (11) PB L 159 van 3.6.1998, blz. 53.

    (12) PB L 7 van 13.1.1999, blz. 16.

    (13) PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1.

    (14) PB L 64 van 12.3.1999, blz. 58.

    (15) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    (16) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

    Gemeenschappelijke verklaring

    Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie verklaren dat de openstelling van het Altener-programma voor de geassocieerde mediterrane landen van het Meda-programma dient te worden bezien bij de volgende herziening van dit programma.

    Top