This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31963L0262
Council Directive 63/262/EEC of 2 April 1963 laying down detailed provisions for the attainment of freedom of establishment on agricultural holdings abandoned or left uncultivated for more than two years
Richtlijn 63/262/EEG van de Raad van 2 april 1963 tot vaststelling van de wijze waarop de vrijheid van vestiging op landbouwbedrijven die sedert meer dan twee jaar verlaten of onbebouwd zijn, wordt verwezenlijkt
Richtlijn 63/262/EEG van de Raad van 2 april 1963 tot vaststelling van de wijze waarop de vrijheid van vestiging op landbouwbedrijven die sedert meer dan twee jaar verlaten of onbebouwd zijn, wordt verwezenlijkt
PB 62 van 20.4.1963, p. 1326–1328
(DE, FR, IT, NL) Andere speciale editie(s)
(DA, EL, ES, PT, FI, SV)
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Deel 1963-1964 blz. 22 - 24
No longer in force, Date of end of validity: 30/07/1999; afgeschaft en vervangen door 31999L0042
Richtlijn 63/262/EEG van de Raad van 2 april 1963 tot vaststelling van de wijze waarop de vrijheid van vestiging op landbouwbedrijven die sedert meer dan twee jaar verlaten of onbebouwd zijn, wordt verwezenlijkt
Publicatieblad Nr. 062 van 20/04/1963 blz. 1326 - 1328
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 6 Deel 1 blz. 0006
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1963-1964 blz. 0020
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 6 Deel 1 blz. 0006
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1963-1964 blz. 0020
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0019
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0019
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0019
++++ ( 1 ) Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen no . 2 van 15 januari 1962 , blz . 36/62 . ( 2 ) Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen no . 134 van 14 december 1962 , blz . 2864/62 . RICHTLIJN VAN DE RAAD van 2 april 1963 tot vaststelling van de wijze waarop de vrijheid van vestiging op landbouwbedrijven die sedert meer dan twee jaar verlaten of onbebouwd zijn , wordt verwezenlijkt ( 63/262/EEG ) DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP , Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 54 , leden 2 en 3 , Gelet op het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging ( 1 ) , inzonderheid op Titel IV , letter F , onder 1 , Gezien het voorstel van de Commissie , Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) , Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité , Overwegende dat het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging voor de verwezenlijking van deze vrijheid in de landbouw een speciaal tijdschema inhoudt , waarbij rekening wordt gehouden met het bijzondere karakter van het landbouwbedrijf ; dat de eerste maatregel , vervat in dit tijdschema , inhoudt de onverwijlde opheffing van alle beperkingen van de vrijheid van vestiging op landbouwbedrijven die sedert meer dan twee jaar verlaten of onbebouwd zijn , met uitzondering slechts van de beperkingen betreffende het recht van mutatie ; Overwegende dat voor de juiste toepassing van de onderhavige richtlijn dient te worden omschreven , wat moet worden verstaan onder een sedert meer dan twee jaar verlaten of onbebouwd landbouwbedrijf ; Overwegende dat , gezien de in het tijdschema van het Algemeen Programma voor de liberalisatie van de vestiging in de landbouw vastgestelde indeling , de door deze richtlijn begunstigden in het bezit dienen te worden gesteld van een document dat tot bewijs dient van de omvang van de rechten die zij in het land van ontvangst genieten ; Overwegende dat de voorwaarden van vestiging niet mogen worden vervalst door steunmaatregelen van de Lid-Staat van herkomst ; dat als zodanige steun niet dient te worden aangemerkt de veelal verleende bijzondere bijstand voor de voorbereiding van de vestiging en voor de vestiging zelf , HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD : Artikel 1 De Lid-Staten heffen , overeenkomstig onderstaande bepalingen , ten gunste van de personen genoemd in Titel I van het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging , hierna de " door deze richtlijn begunstigden " genoemd , de beperkingen op betreffende de toegang tot de werkzaamheden , anders dan in loondienst , in de landbouw en de uitoefening daarvan op de sedert meer dan twee jaar verlaten of onbebouwde landbouwbedrijven . Artikel 2 Onder een sedert meer dan twee jaar verlaten of onbebouwd landbouwbedrijf moet voor de toepassing van deze richtlijn worden verstaan elk stuk bebouwbare grond of elk samenstel van bebouwbare gronden , dat sedert meer dan twee jaar braak heeft gelegen en dat voldoet aan de criteria die aan de eigen onderdanen worden gesteld in het bijzonder met betrekking tot de minimumoppervlakte van de landbouwbedrijven . Ten gevolge van wisselbouw braakliggend land valt niet onder deze definitie . Het bestaan of het ontbreken van opstallen met een agrarisch karakter of met een agrarische bestemming op de in de eerste alinea genoemde grond of gronden is voor deze definitie van geen betekenis . Artikel 3 Onder werkzaamheden in de landbouw in de zin van deze richtlijn worden verstaan de werkzaamheden die worden genoemd in bijlage V van het Algemeen Programma ( Klasse ex 01 _ Landbouw , van de " Classification Internationale type , par industrie , de toutes les branches d'activité économique " vastgesteld door het Bureau voor de Statistiek van de Verenigde Naties , " Etudes Statistiques , Série M , no . 4 , Rev . 1 , New-York 1958 " ) , in het bijzonder : a ) de algemene landbouw , de wijnbouw inbegrepen , teelt van fruit en fruitbomen , zaadteelt , groenten - , bloemen - en sierplantenteelt , ook in kassen ; b ) de veeteelt , de pluimveeteelt , de konijnenteelt , de pelsdierenteelt en de teelt van andere dieren ; de bijenteelt ; de produktie van vlees , melk , wol , huiden en bont , eieren en honing . Houtkap , bosexploitatie , bebossing en herbebossing mogen worden uitgeoefend als nevenwerkzaamheden op de in artikel 2 genoemde landbouwbedrijven , wanneer zulks verenigbaar is met de nationale voorschriften en met name met het plan voor grondgebruik . Artikel 4 1 . De op te heffen beperkingen zijn die welke worden genoemd in Titel III van het Algemeen Programma . De Lid-Staten zien er in het bijzonder op toe dat de door deze richtlijn begunstigden de bevoegdheid zullen hebben om onder dezelfde voorwaarden en met dezelfde gevolgen als de eigen onderdanen : a ) elk landbouwbedrijf dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 2 te verwerven , te pachten , zich te doen toewijzen of in concessie te doen geven , in gebruik te nemen en te exploiteren , ongeacht de juridische vorm ; het voorkeurrecht uit te oefenen in geval van verkoop van het gehele landbouwbedrijf of van een gedeelte daarvan ; b ) in aanmerking te komen voor de onderscheidene algemene of bijzondere kredieten , de steunmaatregelen en de subsidies voor aankoop , exploitatie en beheer van de bedrijven die voldoen aan de voorwaarden van artikel 2 , daaronder begrepen de maatregelen in het kader van de programma's tot verbetering van de landbouwstructuur ; c ) lid of bestuurslid , ongeacht de aard van de te vervullen functie , te zijn van cooperaties en van alle andere landbouwverenigingen van gemeenschappelijk belang , alsmede het initiatief te nemen tot oprichting van zulke verenigingen , waarvan ook eigen onderdanen lid kunnen worden . 2 . Tot aan de uitvoering van het bepaalde in Titel IV , letter F , onder 3 , 2e zin , van het Algemeen Programma behouden de Lid-Staten die een dergelijke beperking toepasten toen het Verdrag in werking trad , in afwijking van lid 1 van dit artikel , het recht om , voor de door deze richtlijn begunstigden , de overgang naar een landbouwbedrijf dat niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 2 , afhankelijk te stellen van een vergunning . Artikel 5 1 . De Lid-Staten kennen aan de door deze richtlijn begunstigden het onvoorwaardelijke recht toe zich , na eenvoudige kennisgeving en zonder voorafgaande vergunning , te vestigen op verlaten of onbebouwde landbouwbedrijven onder dezelfde voorwaarden als de eigen onderdanen . 2 . Elk verzet van de zijde van het bevoegde gezag , gegrond op het feit dat aan een of meer van de in de artikelen 1 , 2 en 3 gestelde voorwaarden niet wordt voldaan , moet , op straffe van verval van rechten en mits er geen bedriegelijke kunstgrepen in het spel zijn , aan de betrokkene worden medegedeeld binnen een termijn van ten hoogste twee maanden volgende op de kennisgeving door deze aan het bevoegde gezag van zijn voornemen om zich als begunstigde van deze richtlijn te vestigen . 3 . Ten behoeve van de door deze richtlijn begunstigden voorzien de Lid-Staten in de mogelijkheid van beroep tegen elke beslissing van het bevoegde gezag , waarbij dit zich tegen hun vestiging verzet . 4 . Elke Lid-Staat waar in het algemeen de toegang van de onderdanen van de andere Lid-Staten tot de in artikel 3 bedoelde werkzaamheden nog afhankelijk wordt gesteld van het verkrijgen van een bijzondere vergunning voor vreemdelingen , zal aan de door deze richtlijn begunstigden , na het verstrijken van de in lid 2 genoemde termijn , op hun verzoek zonder kosten een op naam gestelde verklaring afgeven , waarin melding wordt gemaakt van hun bijzondere positie en van hun gelijkstelling met eigen onderdanen overeenkomstig artikel 4 . Artikel 6 1 . De Lid-Staten verlenen aan hun eigen onderdanen met het oog op of ter gelegenheid van hun emigratie , ten einde zich uit hoofde van deze richtlijn te vestigen , geen enkele rechtstreekse of zijdelingse financiële of andere steun , waardoor de voorwaarden van vestiging in het land van ontvangst worden vervalst . 2 . Niet als steun , waardoor de voorwaarden van vestiging worden vervalst , wordt beschouwd : a ) de administratieve , technische en sociale bijstand die aan de door deze richtlijn begunstigden voor hun vestiging wordt verleend in het kader van de samenwerking tussen de door het bevoegde gezag van de Lid-Staten van herkomst en van ontvangst daartoe bevoegd verklaarde en onder toezicht staande diensten en instellingen ; b ) de financiële of materiële steun van de Lid-Staat van herkomst bij het vervoer van de emigrant , zijn gezin , zijn persoonlijke bezittingen , zijn inboedel en zijn levende en dode have tot aan de grens van het land van ontvangst . Artikel 7 1 . Uiterlijk een maand na kennisgeving van deze richtlijn stellen de Lid-Staten de Commissie in kennis van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen , alsmede van de bestuursrechtelijke handelwijzen , die op hun grondgebied speciaal ten aanzien van de verwerving , de verkrijging in pacht , de toewijzing of concessie , de exploitatie en het beheer van de verlaten of onbebouwde landbouwbedrijven worden toegepast . 2 . Binnen een termijn van zes maanden volgende op de kennisgeving van deze richtlijn treffen de Lid-Staten de nodige maatregelen voor het volgen van deze richtlijn ; zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van deze maatregelen . Artikel 8 Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten . Voor de Raad De Voorzitter Eugène SCHAUS