EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02002F0584-20090328
Council Framework Decision of 13 June 2002 on the European arrest warrant and the surrender procedures between Member States (2002/584/JHA)
Consolidated text: Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (2002/584/JBZ)
Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (2002/584/JBZ)
ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_framw/2002/584/2009-03-28
02002F0584 — NL — 28.03.2009 — 001.011
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
KADERBESLUIT VAN DE RAAD van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
L 81 |
24 |
27.3.2009 |
Gerectificeerd bij:
KADERBESLUIT VAN DE RAAD
van 13 juni 2002
betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten
(2002/584/JBZ)
HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEGINSELEN
Artikel 1
Verplichting tot tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel
Artikel 2
Toepassingsgebied van het Europees aanhoudingsbevel
Tot overlevering op grond van een Europees aanhoudingsbevel kunnen leiden, onder de voorwaarden van dit kaderbesluit en zonder toetsing van de dubbele strafbaarheid van het feit, de navolgende strafbare feiten, indien daarop in de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel staat met een maximum van ten minste drie jaar en zoals omschreven in het recht van de uitvaardigende lidstaat:
Artikel 3
Gronden tot verplichte weigering van de tenuitvoerlegging
De rechterlijke autoriteit van de uitvoerende lidstaat, hierna „de uitvoerende rechterlijke autoriteit” genoemd, weigert de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel in de volgende gevallen:
het strafbaar feit dat aan het Europees aanhoudingsbevel ten grondslag ligt, valt in de uitvoerende staat onder een amnestie en deze staat was krachtens zijn strafwetgeving bevoegd om dat strafbaar feit te vervolgen;
uit de gegevens waarover de uitvoerende rechterlijke autoriteit beschikt, blijkt dat de gezochte persoon onherroepelijk door een lidstaat is berecht voor dezelfde feiten, op voorwaarde dat, in geval van veroordeling, de sanctie is ondergaan of op dat tijdstip wordt ondergaan dan wel niet meer kan worden uitgevoerd volgens het recht van de veroordelende lidstaat;
de persoon tegen wie het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, kan krachtens het recht van de uitvoerende lidstaat op grond van zijn leeftijd niet strafrechtelijk verantwoordelijk worden gesteld voor de feiten die aan dit bevel ten grondslag liggen.
Artikel 4
Gronden tot facultatieve weigering van de tenuitvoerlegging
De uitvoerende rechterlijke autoriteit kan de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel weigeren in de volgende gevallen:
in een van de in artikel 2, lid 4, bedoelde gevallen is het feit dat aan het Europees aanhoudingsbevel ten grondslag ligt naar het recht van de uitvoerende lidstaat niet strafbaar; terzake van retributies en belastingen, douane en deviezen mag de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel niet worden geweigerd op grond van het feit dat de uitvoerende lidstaat niet dezelfde soort retributies of belastingen heft, of niet dezelfde soort regelgeving inzake retributies, belastingen, douane en deviezen kent als de uitvaardigende lidstaat;
de persoon tegen wie het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, wordt in de uitvoerende lidstaat vervolgd wegens het feit dat aan het Europees aanhoudingsbevel ten grondslag ligt;
de uitvoerende rechterlijke autoriteiten van de lidstaat hebben besloten geen vervolging in te stellen wegens het strafbaar feit waarvoor het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, of een ingestelde vervolging te staken, dan wel wanneer in een lidstaat tegen de gezochte persoon voor dezelfde feiten een onherroepelijke beslissing is genomen die verdere vervolging onmogelijk maakt;
de strafvervolging of de straf is volgens de wet van de uitvoerende lidstaat verjaard en de feiten vallen naar het strafrecht van deze lidstaat onder zijn rechtsmacht;
uit de gegevens waarover de uitvoerende rechterlijke autoriteit beschikt, blijkt dat de gezochte persoon door een derde land onherroepelijk is berecht voor dezelfde feiten, op voorwaarde dat, ingeval van veroordeling, de sanctie is ondergaan of op dat tijdstip wordt ondergaan dan wel niet meer ten uitvoer kan worden gelegd volgens het recht van de staat van veroordeling;
het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel, terwijl de gezochte persoon verblijft in of onderdaan of ingezetene is van de uitvoerende lidstaat en deze staat zich ertoe verbindt die straf of maatregel overeenkomstig zijn nationale recht zelf ten uitvoer te leggen;
het Europees aanhoudingsbevel betreft een strafbaar feit dat
naar het recht van de uitvoerende lidstaat geacht wordt geheel of ten dele te zijn gepleegd op het grondgebied van die lidstaat of op een daarmee gelijk te stellen plaats;
buiten het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat is gepleegd en er naar het recht van de uitvoerende lidstaat geen vervolging zou kunnen worden ingesteld indien een zelfde feit buiten het grondgebied van de uitvoerende lidstaat zou zijn gepleegd.
Artikel 4 bis
Beslissingen gegeven na een proces waarop de betrokkene niet in persoon is verschenen
De uitvoerende rechterlijke autoriteit kan de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel voor de uitvoering van een tot vrijheidsbeneming strekkende straf of maatregel ook weigeren, indien de betrokkene niet in persoon is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij in het Europees aanhoudingsbevel is vermeld dat, overeenkomstig nadere in het nationale recht van de uitvaardigende lidstaat bepaalde procedurevoorschriften:
de betrokkene tijdig
persoonlijk is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van het tijdstip en de plaats van dat proces, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces;
en
ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;
of dat
de betrokkene op de hoogte was van het voorgenomen proces, een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman heeft gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en op het proces ook werkelijk door die raadsman is verdedigd;
of dat
de betrokkene nadat de beslissing aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarop hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing:
uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de beslissing niet betwist;
of
niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend;
of dat
de beslissing niet persoonlijk aan de betrokkene is betekend, maar:
hem na overlevering onverwijld persoonlijk zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarop hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing;
en
dat de betrokkene wordt geïnformeerd over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Artikel 5
Garanties van de uitvaardigende lidstaat in bijzondere gevallen
De tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel door de uitvoerende rechterlijke autoriteit kan door het recht van de uitvoerende lidstaat afhankelijk worden gesteld van een van de volgende voorwaarden:
▼M1 —————
indien het feit dat aan het Europees aanhoudingsbevel ten grondslag ligt, strafbaar is gesteld met een levenslange vrijheidsstraf of een maatregel welke levenslange vrijheidsbeneming meebrengt, kan de tenuitvoerlegging van het aanhoudingsbevel afhankelijk worden gesteld van de voorwaarde dat in het rechtsstelsel van de uitvaardigende lidstaat de mogelijkheid van herziening van de opgelegde straf of maatregel — op verzoek of ten minste na 20 jaar — bestaat, dan wel van toepassing van gratiemaatregelen waarvoor de betrokkene krachtens de nationale wetgeving of praktijk van die lidstaat in aanmerking kan komen, strekkende tot niet-uitvoering van die straf of maatregel;
indien de persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel ter fine van een strafvervolging is uitgevaardigd, onderdaan of ingezetene van de uitvoerende lidstaat is, kan overlevering afhankelijk worden gesteld van de garantie dat de persoon, na te zijn gehoord, wordt teruggezonden naar de uitvoerende lidstaat om daar de vrijheidsstraf of de tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel te ondergaan die hem eventueel wordt opgelegd in de uitvaardigende lidstaat.
Artikel 6
Bevoegde rechterlijke autoriteiten
Artikel 7
Inschakeling van de centrale autoriteit
De lidstaat die van deze mogelijkheid gebruik wil maken, stelt het secretariaat-generaal van de Raad in kennis van de gegevens met betrekking tot de centrale autoriteit(en). Die gegevens zijn bindend voor alle autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat.
Artikel 8
Inhoud en vorm van het Europees aanhoudingsbevel
In het Europees aanhoudingsbevel worden overeenkomstig het als bijlage bij dit kaderbesluit gevoegde model de navolgende gegevens vermeld:
de identiteit en de nationaliteit van de gezochte persoon;
de naam, het adres, het telefoon- en het faxnummer en het e-mailadres van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit;
de vermelding dat een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis, een aanhoudingsbevel of een andere voor tenuitvoerlegging vatbare gelijkwaardige rechterlijke beslissing bestaat, zoals bedoeld in de artikelen 1 en 2;
de aard en de wettelijke kwalificatie van het strafbaar feit, met name rekening houdend met artikel 2;
een beschrijving van de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd, met vermelding van onder meer het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de gezochte persoon bij het strafbare feit;
de opgelegde straf, indien een onherroepelijk vonnis bestaat, of de in de uitvaardigende lidstaat voor het betrokken feit geldende strafmaat;
indien mogelijk, andere gevolgen van het strafbaar feit.
HOOFDSTUK 2
OVERLEVERINGSPROCEDURE
Artikel 9
Toezending van een Europees aanhoudingsbevel
Tot het tijdstip waarop het SIS in staat zal zijn gesteld alle in artikel 8 vermelde gegevens mee te delen, geldt de signalering bij wijze van overgangsmaatregel als Europees aanhoudingsbevel in afwachting dat het origineel in de voorgeschreven vorm door de uitvoerende rechterlijke autoriteit is ontvangen.
Artikel 10
Wijze van toezending van een Europees aanhoudingsbevel
Artikel 11
Rechten van de gezochte persoon
Artikel 12
Voortgezette hechtenis van de persoon
Wanneer een persoon wordt aangehouden op grond van een Europees aanhoudingsbevel, beslist de uitvoerende rechterlijke autoriteit of betrokkene in hechtenis blijft overeenkomstig het recht van de uitvoerende lidstaat. Deze persoon kan op elk tijdstip overeenkomstig het interne recht van de uitvoerende lidstaat in voorlopige vrijheid worden gesteld, onverminderd de maatregelen die de bevoegde autoriteit van die lidstaat noodzakelijk acht om de vlucht van de gezochte persoon te voorkomen.
Artikel 13
Instemming met overlevering
Artikel 14
Horen van de gezochte persoon
Indien de aangehouden persoon niet instemt met zijn overlevering als bedoeld in artikel 13, heeft hij het recht overeenkomstig het nationale recht van de uitvoerende staat door de uitvoerende rechterlijke autoriteit te worden gehoord.
Artikel 15
Beslissing over de overlevering
Artikel 16
Beslissing in geval van samenloop van verzoeken
Artikel 17
Termijnen en modaliteiten van de beslissing
Artikel 18
Situatie in afwachting van de beslissing
Wanneer een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd ter fine van strafvervolging, dient de uitvoerende rechterlijke autoriteit ermee in te stemmen dat:
de gezochte persoon wordt gehoord overeenkomstig artikel 19; of
de gezochte persoon tijdelijk wordt overgebracht.
Artikel 19
Horen van de persoon in afwachting van de beslissing
Artikel 20
Voorrechten en immuniteiten
Indien de persoon geen immuniteit terzake van tenuitvoerlegging of rechtspraak geniet, vergewist de uitvoerende staat zich ervan dat de materiële voorwaarden die voor een daadwerkelijke overlevering nodig zijn, vervuld blijven.
Artikel 21
Samenloop van internationale verplichtingen
Dit kaderbesluit laat de verplichtingen van de uitvoerende lidstaat onverlet, indien de gezochte persoon aan die lidstaat is uitgeleverd door een derde staat die geen lid is van de Europese Unie en de gezochte persoon de bescherming geniet van de specialiteitsbepalingen van het instrument op grond waarvan hij is uitgeleverd. De uitvoerende lidstaat neemt alle nodige maatregelen om onverwijld om de toestemming te verzoeken van de staat die de gezochte persoon heeft uitgeleverd, met het oog op diens overlevering aan de uitvaardigende lidstaat. De in artikel 17 gestelde termijnen beginnen pas te lopen vanaf de datum waarop bescherming van het specialiteitsbeginsel niet langer geldt. In afwachting van de beslissing van de staat die de gezochte persoon heeft uitgeleverd, vergewist de uitvoerende lidstaat zich ervan dat de materiële voorwaarden die voor een daadwerkelijke overlevering nodig zijn, gehandhaafd blijven.
Artikel 22
Kennisgeving van de beslissing
De uitvoerende rechterlijke autoriteit stelt de uitvaardigende rechterlijke autoriteit in kennis van de beslissing inzake het aan het Europees aanhoudingsbevel gegeven gevolg.
Artikel 23
Termijn voor overlevering van de persoon
Artikel 24
Uitgestelde of voorwaardelijke overlevering
Artikel 25
Doortocht
Iedere lidstaat staat, tenzij hij gebruikmaakt van de mogelijkheid tot weigering wanneer om de doortocht van een onderdaan of een ingezetene met het oog op de uitvoering van een straf wordt verzocht, de doortocht over zijn grondgebied toe van een gezochte persoon die wordt overgeleverd, mits aan deze lidstaat informatie is verstrekt over:
de identiteit en de nationaliteit van de persoon tegen wie het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd,
het bestaan van een Europees aanhoudingsbevel,
de aard en de wettelijke omschrijving van het strafbaar feit,
de omstandigheden waaronder het strafbaar feit is gepleegd, met inbegrip van tijd en plaats.
Wanneer de persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel ter fine van een strafvervolging is uitgevaardigd, een onderdaan of een ingezetene van de lidstaat van doortocht is, kan de doortocht afhankelijk worden gesteld van de voorwaarde dat de persoon, na gehoord te zijn, wordt teruggezonden naar de lidstaat van doortocht om daar de straf of veiligheidsmaatregel te ondergaan die hem eventueel wordt opgelegd in de uitvaardigende lidstaat.
HOOFDSTUK 3
GEVOLGEN VAN DE OVERLEVERING
Artikel 26
Verrekening van de periode van vrijheidsbeneming in de uitvoerende staat
Artikel 27
Eventuele vervolging wegens andere strafbare feiten
Lid 2 is niet van toepassing in gevallen waarin:
de gezochte persoon, hoewel hij daartoe de mogelijkheid had, niet binnen 45 dagen na zijn definitieve invrijheidstelling het grondgebied van de lidstaat waaraan hij was overgeleverd, heeft verlaten, of indien hij na dit gebied verlaten te hebben daarnaar is teruggekeerd;
de feiten niet strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel;
de strafvervolging niet leidt tot de toepassing van een maatregel die zijn persoonlijke vrijheid beperkt;
de gezochte persoon zal worden onderworpen aan de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel die geen vrijheidsbeneming meebrengt, met inbegrip van een geldboete, of een daarvoor in de plaats komende maatregel, zelfs indien deze kan leiden tot beperking van zijn persoonlijke vrijheid;
de gezochte persoon heeft ingestemd met zijn overlevering, in voorkomend geval op hetzelfde tijdstip waarop hij afstand heeft gedaan van de bescherming van het specialiteitsbeginsel, overeenkomstig artikel 13;
de gezochte persoon na zijn overlevering uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van bescherming van het specialiteitsbeginsel voor bepaalde, vóór zijn overlevering gepleegde feiten. De afstand wordt gedaan ten overstaan van de bevoegde rechterlijke autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat en wordt opgetekend in een proces-verbaal dat wordt opgemaakt overeenkomstig het nationaal recht van die staat. De afstand wordt verkregen onder omstandigheden waaruit blijkt dat de betrokkene uit vrije wil handelt en zich volledig bewust is van de gevolgen. De gezochte persoon heeft te dien einde het recht zich door een raadsman te doen bijstaan;
de uitvoerende rechterlijke autoriteit die de gezochte persoon overgeleverd heeft, overeenkomstig lid 4 daartoe toestemming geeft.
Voor de in artikel 5 bedoelde situaties dient de uitvaardigende lidstaat de daarin bedoelde garanties te geven.
Artikel 28
Verdere overlevering of uitlevering
Een persoon die op grond van een Europees aanhoudingsbevel aan de uitvaardigende lidstaat is overgeleverd kan hoe dan ook, zonder toestemming van de uitvoerende lidstaat, in de volgende gevallen aan een andere lidstaat dan de uitvoerende staat worden overgeleverd op grond van een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd wegens enig vóór de overlevering gepleegd feit:
indien de gezochte persoon, hoewel hij daartoe de mogelijkheid had, niet binnen 45 dagen na zijn definitieve invrijheidstelling het grondgebied van de lidstaat waaraan hij was overgeleverd, heeft verlaten, of indien hij na dit gebied verlaten te hebben daarnaar is teruggekeerd;
indien de gezochte persoon instemt met overlevering aan een andere lidstaat dan de uitvoerende lidstaat krachtens een Europees aanhoudingsbevel. De toestemming wordt door betrokkene gegeven ten overstaan van de bevoegde rechterlijke autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat en opgetekend in een proces-verbaal overeenkomstig het nationale recht van die staat. De toestemming wordt verkregen onder omstandigheden waaruit blijkt dat de betrokkene uit vrije wil handelt en zich volledig bewust is van de gevolgen. De gezochte persoon heeft te dien einde het recht zich door een raadsman te doen bijstaan;
indien de gezochte persoon, overeenkomstig artikel 27, lid 3, onder a), e), f) en g), niet de bescherming van het specialiteitsbeginsel geniet.
De uitvoerende rechterlijke autoriteit stemt overeenkomstig de volgende regels toe in de overlevering aan een andere lidstaat:
het verzoek tot toestemming wordt ingediend overeenkomstig artikel 9, vergezeld van de gegevens bedoeld in artikel 8, lid 1, en van een vertaling als bedoeld in artikel 8, lid 2;
de toestemming wordt gegeven indien het strafbaar feit waarvoor zij verzocht wordt op zichzelf de verplichting tot overlevering overeenkomstig de bepalingen van dit kaderbesluit meebrengt;
de beslissing wordt uiterlijk 30 dagen na ontvangst van het verzoek genomen;
de toestemming wordt geweigerd op de in artikel 3 genoemde gronden en kan in de overige gevallen alleen op de in artikel 4 genoemde gronden worden geweigerd.
Voor de in artikel 5 bedoelde situaties moet de uitvaardigende lidstaat de daarin bedoelde garanties geven.
Artikel 29
Overdracht van voorwerpen
De uitvoerende rechterlijke autoriteit neemt, overeenkomstig haar nationaal recht, op verzoek van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit of op eigen initiatief de voorwerpen in beslag die:
als bewijsstuk kunnen dienen; of
van het strafbaar feit afkomstig zijn en zich in het bezit van de gezochte persoon bevinden
en draagt deze over.
Artikel 30
Kosten
HOOFDSTUK 4
ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 31
Verhouding tot andere rechtsinstrumenten
Onverminderd de toepassing daarvan in de betrekkingen tussen de lidstaten en derde staten, komen de bepalingen van dit kaderbesluit per 1 januari 2004 in de plaats van de overeenkomstige bepalingen van de terzake van uitlevering toepasselijke verdragen in de betrekkingen tussen de lidstaten:
het Europees Verdrag betreffende uitlevering van 13 december 1957, het Aanvullend Protocol bij dit Verdrag van 15 oktober 1975, het Tweede Aanvullend Protocol bij dit Verdrag van 17 maart 1978 en, voorzover het op uitlevering betrekking heeft, het Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme van 27 januari 1977;
de Overeenkomst tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschappen betreffende de vereenvoudiging en de modernisering van de wijze van toezending van uitleveringsverzoeken van 26 mei 1989;
de Overeenkomst aangaande de verkorte procedure tot uitlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie van 10 maart 1995;
de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie van 27 september 1996;
titel III, hoofdstuk 4, van de Overeenkomst van 19 juni 1990 ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen.
►C2 De lidstaten kunnen na de inwerkingtreding van dit kaderbesluit bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen sluiten voorzover deze ◄ verder reiken dan de voorschriften van het kaderbesluit en ertoe bijdragen de procedures voor de overlevering van personen tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd verdergaand te vereenvoudigen of te vergemakkelijken, met name door de vaststelling van kortere dan de in artikel 17 gestelde termijnen, door uitbreiding van de in artikel 2, lid 2, vastgelegde lijst van strafbare feiten, door verdere beperking van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde weigeringsgronden, of door verlaging van de in artikel 2, lid 1 of lid 2, bepaalde drempel.
De in de tweede alinea bedoelde overeenkomsten laten in ieder geval de betrekkingen met de lidstaten die daarbij geen partij zijn, onverlet.
De lidstaten geven de Raad en de Commissie kennis van iedere in de tweede alinea bedoelde bestaande overeenkomst of regeling die zij willen blijven toepassen, binnen drie maanden na de ondertekening daarvan.
De lidstaten geven de Raad en de Commissie ook kennis van iedere nieuwe in de tweede alinea bedoelde overeenkomst of regeling, binnen drie maanden na de ondertekening daarvan.
Artikel 32
Overgangsbepaling
Vóór 1 januari 2004 ontvangen uitleveringsverzoeken worden verder beheerst door de bestaande instrumenten betreffende uitlevering. Na 1 januari 2004 ontvangen verzoeken vallen onder de bepalingen die de lidstaten in overeenstemming met dit kaderbesluit aannemen. Elke lidstaat kan evenwel op het tijdstip van aanneming van dit kaderbesluit door de Raad verklaren dat hij als uitvoerende staat verzoeken betreffende feiten die zijn gepleegd voor een door hem bepaalde datum zal behandelen overeenkomstig de vóór 1 januari 2004 geldende uitleveringsregeling. De bedoelde datum mag niet later vallen dan 7 augustus 2002. De verklaring wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Zij kan te allen tijde worden ingetrokken.
Artikel 33
Bepaling betreffende Oostenrijk en Gibraltar
Artikel 34
Uitvoering
Het secretariaat-generaal van de Raad deelt de lidstaten en de Commissie de gegevens mee die het overeenkomstig artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 2, artikel 13, lid 4, en artikel 25, lid 2, ontvangt. Het maakt deze ook bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 35
Inwerkingtreding
Dit kaderbesluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
BIJLAGE
EUROPEES ARRESTATIEBEVEL ( 3 )
Dit bevel is uitgevaardigd door een bevoegde rechterlijke autoriteit. Ik verzoek om aanhouding en overlevering van de hieronder genoemde persoon met het oog op strafvervolging of tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel.
( 1 ) Gemeenschappelijk optreden 98/428/JBZ van 29 juni 1998 tot oprichting van een Europees justitieel netwerk (PB L 191 van 7.7.1998, blz. 4).
( 2 ) Besluit 2002/187/JBZ van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1).
( 3 ) Dit bevel moet gesteld of vertaald zijn in één van de officiële talen van de uitvoerende staat, indien die staat bekend is, of in een andere taal die door die staat is aanvaard.