EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009F0829

Kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van 23 oktober 2009 inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis

OJ L 294, 11.11.2009, p. 20–40 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 19 Volume 006 P. 226 - 246

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_framw/2009/829/oj

11.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 294/20


KADERBESLUIT 2009/829/JBZ VAN DE RAAD

van 23 oktober 2009

inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 31, lid 1, onder a) en c), en artikel 34, lid 2, onder b),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te handhaven en te ontwikkelen.

(2)

Volgens de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999, en met name punt 36, moet het beginsel van wederzijdse erkenning van toepassing zijn op gerechtelijke bevelen die in de fase voorafgaande aan het onderzoek ter terechtzitting worden uitgevaardigd. Maatregel 10 van het Programma van maatregelen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen heeft betrekking op de wederzijdse erkenning van toezichtmaatregelen.

(3)

Met de maatregelen in dit kaderbesluit wordt een betere bescherming van het publiek beoogd, door te voorzien in de mogelijkheid dat een persoon die in een lidstaat verblijft maar in een andere lidstaat strafrechtelijk vervolgd wordt, in afwachting van zijn proces onder het toezicht wordt geplaatst van de autoriteiten van de lidstaat waar hij verblijft. Bijgevolg heeft dit kaderbesluit tot doel toezicht uit te oefenen op het doen en laten van een verdachte, in het licht van de voornaamste doelstelling, namelijk de bescherming van het publiek, alsmede in het licht van het gevaar dat voor het publiek gevormd wordt door de bestaande regeling, die slechts in twee mogelijkheden voorziet, namelijk voorlopige hechtenis en bewegingsvrijheid voor de betrokkene zonder enig toezicht. Deze maatregelen zullen derhalve verder een concrete invulling geven aan het recht van de wet respecterende burgers om in zekerheid en veiligheid te leven.

(4)

De in dit kaderbesluit vastgestelde maatregelen moeten ook ten doel hebben om in de Europese Unie het recht op vrijheid en het vermoeden van onschuld te versterken, en om te zorgen voor samenwerking tussen de lidstaten ten aanzien van de verdachte die, in afwachting van een rechterlijke beslissing, aan verplichtingen of aan toezicht is onderworpen. Derhalve wordt met dit kaderbesluit ernaar gestreefd om, als alternatief voor voorlopige hechtenis, in voorkomend geval de toepassing van niet-vrijheidsberovende maatregelen te bevorderen, ook in de gevallen waarin volgens het recht van de betrokken staat niet van meet af aan voorlopige hechtenis kan worden uitgesproken.

(5)

Met betrekking tot de hechtenis van personen tegen wie strafvervolging is ingesteld, bestaat het gevaar dat degene die ingezetene is van de staat waar de vervolging plaatsvindt, anders wordt behandeld dan de niet-ingezetene in die zin dat een niet-ingezetene het gevaar loopt in voorlopige hechtenis te worden genomen, terwijl een ingezetene in soortgelijke omstandigheden niet in detentie zou worden genomen. In een gemeenschappelijke Europese justitiële ruimte zonder binnengrenzen moeten maatregelen worden genomen die ervoor zorgen dat degene tegen wie strafvervolging is ingesteld en geen vaste en wettige verblijfplaats heeft in de staat waar de vervolging plaatsvindt, niet anders wordt behandeld dan degene tegen wie strafvervolging is ingesteld maar die wel in die staat vaste en wettige verblijfplaats heeft.

(6)

In het certificaat dat samen met de beslissing inzake toezichtmaatregelen aan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat wordt toegezonden, moet melding worden gemaakt van het adres waar de betrokkene in de tenuitvoerleggingsstaat zal verblijven, en van alle andere belangrijke informatie die het toezicht op de maatregelen in de tenuitvoerleggingsstaat kan vergemakkelijken.

(7)

De bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat moet de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat in kennis stellen van de eventuele maximumduur van de periode gedurende welke kan worden toegezien op de naleving van de toezichtmaatregelen. In lidstaten waar de toezichtmaatregelen op gezette tijden moeten worden verlengd, moet onder deze maximumduur worden verstaan de totale termijn waarna het wettelijk niet meer mogelijk is de toezichtmaatregelen te verlengen.

(8)

Een verzoek door de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat om bevestiging dat het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen moet worden verlengd, mag geen afbreuk doen aan het recht van de beslissingsstaat dat van toepassing is op de beslissing inzake verlenging, herziening en intrekking van de beslissing inzake toezichtmaatregelen. Dit verzoek om bevestiging mag de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat er niet toe verplichten een nieuwe beslissing tot verlenging van het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen te geven.

(9)

De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat moet bevoegd zijn om alle verdere beslissingen in verband met de beslissing inzake toezichtmaatregelen te nemen, het bevel tot voorlopige hechtenis daaronder begrepen. Voorlopige hechtenis kan in het bijzonder worden gelast indien de toezichtmaatregelen niet zijn nageleefd, of indien geen gevolg is gegeven aan een oproeping of dagvaarding in een strafprocedure.

(10)

Om onnodige kosten en moeilijkheden te vermijden in verband met de overbrenging van een persoon tegen wie strafvervolging is ingesteld en die in rechte moet verschijnen, moeten de lidstaten gebruik kunnen maken van telefoon- en videoconferenties.

(11)

In passende gevallen kan het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen, overeenkomstig de nationale wetgeving en procedures, elektronisch worden verricht.

(12)

Dit kaderbesluit moet het mogelijk maken dat er toezicht wordt gehouden op de betrokkene in de tenuitvoerleggingsstaat, terwijl de normale rechtsgang wordt gegarandeerd en er met name voor wordt gezorgd dat de betrokkene beschikbaar is om voor de rechter te verschijnen. Indien de betrokkene niet vrijwillig naar de beslissingsstaat terugkeert, kan hij aan de beslissingsstaat worden overgeleverd overeenkomstig Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (2) (hierna „kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel” te noemen).

(13)

Hoewel dit kaderbesluit betrekking heeft op alle strafbare feiten en niet beperkt is tot bepaalde soorten of niveaus van criminaliteit, dienen toezichtmaatregelen in het algemeen te worden toegepast in geval van minder ernstige strafbare feiten. Derhalve moeten alle bepalingen van het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel, met uitzondering van artikel 2, lid 1, daarvan gelden in situaties waarin de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat een beslissing moet nemen over de overlevering van de betrokkene. Bijgevolg moet artikel 5, leden 2 en 3, van het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel in die situatie ook van toepassing zijn.

(14)

Reiskosten die door de betrokkene worden gemaakt wanneer hij tussen de tenuitvoerleggingsstaat en de beslissingsstaat reist in het kader van het toezicht of om te worden gehoord, worden niet geregeld door dit kaderbesluit. De mogelijkheid, met name voor de beslissingsstaat, om deze kosten geheel of gedeeltelijk te dragen, wordt geregeld door het nationale recht.

(15)

Daar het doel van dit kaderbesluit, te weten de wederzijdse erkenning van beslissingen inzake toezichtmaatregelen in het kader van een strafprocedure niet voldoende door de lidstaten afzonderlijk kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in het laatstgenoemde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit kaderbesluit niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(16)

Dit kaderbesluit eerbiedigt de grondrechten en voldoet aan de beginselen die met name zijn erkend in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en zijn weergegeven in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Niets in dit kaderbesluit staat eraan in de weg dat de erkenning van een beslissing inzake toezichtmaatregelen kan worden geweigerd, indien er objectieve redenen bestaan om aan te nemen dat zij is genomen om de betrokkene te bestraffen op grond van zijn geslacht, ras, godsdienst, etnische afstamming, nationaliteit, taal, politieke overtuiging of seksuele geaardheid, of dat zijn positie op een van deze gronden kan worden aangetast.

(17)

Dit kaderbesluit laat de toepassing door de lidstaten van hun grondwettelijke bepalingen betreffende een eerlijke rechtsgang, vrijheid van vereniging, vrijheid van drukpers, vrijheid van meningsuiting in andere media en vrijheid van godsdienst onverlet.

(18)

De bepalingen van dit kaderbesluit dienen te worden toegepast in overeenstemming met het recht van de burgers van de Unie om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, dat is neergelegd in artikel 18 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

(19)

De ingevolge de toepassing van dit kaderbesluit verwerkte persoonsgegevens dienen te worden beschermd in overeenstemming met Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (3) en in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, dat door alle lidstaten is geratificeerd,

HEEFT HET VOLGENDE KADERBESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Dit kaderbesluit stelt regels vast volgens welke een lidstaat de in een andere lidstaat gegeven beslissing betreffende toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis erkent, toeziet op de naleving van de aan een natuurlijk persoon opgelegde toezichtmaatregelen en die persoon, als de maatregelen niet worden nageleefd, overlevert aan de beslissingsstaat.

Artikel 2

Doelstellingen

1.   De doelstellingen van dit kaderbesluit zijn:

a)

de normale rechtsgang te garanderen en, met name, ervoor te zorgen dat de betrokkene beschikbaar is om voor de rechter te verschijnen;

b)

in voorkomend geval te bevorderen dat tijdens de strafprocedure, jegens niet-ingezetenen van de lidstaat waar het proces plaatsvindt, niet tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen worden toegepast;

c)

de bescherming van slachtoffers en het publiek te verbeteren.

2.   Niemand kan op grond van dit kaderbesluit er aanspraak op maken dat tijdens de strafprocedure als alternatief voor voorlopige hechtenis een niet tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel wordt toegepast. Ter zake zijn de wetgeving en procedures van de lidstaat waar de strafvervolging plaatsvindt, van toepassing.

Artikel 3

Bescherming van de openbare orde en handhaving van de binnenlandse veiligheid

Dit kaderbesluit laat de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de bescherming van slachtoffers, de gemeenschap in het algemeen en het vrijwaren van de binnenlandse veiligheid overeenkomstig artikel 33 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, onverlet.

Artikel 4

Definities

In dit kaderbesluit wordt verstaan onder:

a)   „beslissing inzake toezichtmaatregelen”: een uitvoerbare beslissing, door een bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat genomen in het kader van een strafrechtelijke procedure overeenkomstig de wetgeving en procedures van die staat, waarbij aan een natuurlijke persoon, als alternatief voor voorlopige hechtenis, een of meer toezichtmaatregelen zijn opgelegd;

b)   „toezichtmaatregelen”: verplichtingen en instructies die volgens het nationale recht en de procedures van de beslissingsstaat aan een natuurlijke persoon worden opgelegd;

c)   „beslissingsstaat”: de lidstaat waar de beslissing inzake toezichtmaatregelen is gegeven;

d)   „tenuitvoerleggingsstaat”: de lidstaat waar op de naleving van de toezichtmaatregelen wordt toegezien.

Artikel 5

Grondrechten

Dit kaderbesluit kan niet tot gevolg hebben dat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen, zoals die is neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, wordt aangetast.

Artikel 6

Aanwijzing van bevoegde autoriteiten

1.   Elke lidstaat deelt het secretariaat-generaal van de Raad mee welke rechterlijke autoriteiten krachtens het nationale recht bevoegd zijn om te handelen overeenkomstig dit kaderbesluit, in het geval dat die lidstaat de beslissingsstaat of de tenuitvoerleggingsstaat is.

2.   In afwijking van lid 1 en onverminderd lid 3, kunnen de lidstaten andere dan rechterlijke autoriteiten aanwijzen als bevoegd om beslissingen krachtens dit kaderbesluit te nemen, mits deze autoriteiten volgens het nationale recht en de nationale procedures bevoegd zijn om soortgelijke beslissingen te nemen.

3.   De in artikel 18, lid 1, onder c), bedoelde beslissingen worden door een bevoegde rechterlijke autoriteit gegeven.

4.   Het secretariaat-generaal van de Raad stelt de ontvangen informatie ter beschikking van alle andere lidstaten en van de Commissie.

Artikel 7

Centrale autoriteit

1.   Iedere lidstaat kan één of, indien zijn nationale recht daarin voorziet, meer centrale autoriteiten aanwijzen om de bevoegde rechterlijke autoriteiten bij te staan.

2.   Een lidstaat kan, indien zijn interne rechterlijke organisatie zulks vereist, zijn centrale autoriteit(en) belasten met het administratief toezenden en in ontvangst nemen van beslissingen inzake toezichtmaatregelen, tezamen met de in artikel 10 genoemde certificaten, alsmede met alle andere formele correspondentie dienaangaande. Derhalve kunnen alle mededelingen, raadplegingen, gegevensuitwisselingen, onderzoeken en kennisgevingen tussen bevoegde autoriteiten waar nodig met de hulp van de centrale autoriteit van de betrokken lidstaat plaatsvinden.

3.   De lidstaat die van deze mogelijkheid gebruik wil maken, stelt het secretariaat-generaal van de Raad in kennis van de gegevens met betrekking tot de centrale autoriteit(en). Die gegevens zijn bindend voor alle autoriteiten van de beslissingsstaat.

Artikel 8

Soorten toezichtmaatregelen

1.   Dit kaderbesluit is van toepassing op de volgende toezichtmaatregelen:

a)

de verplichting van de betrokkene om de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in kennis te stellen van elke wijziging van zijn verblijfplaats, met name met het oog op toezending van de oproeping om tijdens de strafprocedure in rechte te verschijnen;

b)

het verbod om bepaalde locaties, plaatsen of afgebakende gebieden in de beslissingsstaat of in de tenuitvoerleggingsstaat te betreden;

c)

de verplichting om, in voorkomend geval gedurende aangegeven perioden, op een aangegeven plaats te blijven;

d)

de verplichting houdende beperking van het recht om het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat te verlaten;

e)

de verplichting zich op gezette tijden bij een bepaalde autoriteit te melden;

f)

de verplichting contact met bepaalde personen te vermijden in verband met de vermeende strafbare feiten.

2.   Elke lidstaat deelt het secretariaat-generaal van de Raad, bij de omzetting van dit kaderbesluit of op een later tijdstip, mee op de naleving van welke toezichtmaatregelen, naast de in lid 1 genoemde, hij bereid is toe te zien. Deze maatregelen kunnen met name het volgende omvatten:

a)

het verbod om bepaalde activiteiten die verband houden met de vermeende strafbare feiten te verrichten, waarbij het onder meer kan gaan om een bepaald beroep of werkterrein;

b)

een rijverbod;

c)

de verplichting om in een bepaald aantal termijnen of in één keer, een som geld te storten of een andere waarborg te verstrekken;

d)

de verplichting om een therapie of verslavingsbehandeling te ondergaan;

e)

de verplichting contact te vermijden met bepaalde voorwerpen in verband met de vermeende strafbare feiten.

3.   Het secretariaat-generaal van de Raad stelt de op grond van dit artikel ontvangen informatie ter beschikking van alle andere lidstaten en van de Commissie.

Artikel 9

Criteria betreffende de lidstaat waaraan de beslissing inzake toezichtmaatregelen kan worden toegezonden

1.   De beslissing inzake toezichtmaatregelen kan worden toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de betrokkene zijn vaste en wettige verblijfplaats heeft, indien deze, na van de betreffende maatregelen op de hoogte te zijn gebracht, bereid is naar die staat terug te keren.

2.   De bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat kan, op verzoek van de betrokkene, de beslissing inzake toezichtmaatregelen doen toekomen aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de betrokkene zijn vaste en wettige verblijfplaats heeft, op voorwaarde dat laatstgenoemde autoriteit met de toezending instemt.

3.   Bij de uitvoering van dit kaderbesluit bepalen de lidstaten onder welke voorwaarden hun bevoegde autoriteiten in het in lid 2 bedoelde geval kunnen instemmen met toezending van de beslissing inzake toezichtmaatregelen.

4.   Elke lidstaat doet aan het secretariaat-generaal van de Raad mededeling van hetgeen hij ingevolge lid 3 heeft bepaald. De mededeling kan te allen tijde worden gewijzigd. Het secretariaat-generaal stelt de ontvangen informatie ter beschikking van alle andere lidstaten en de Commissie.

Artikel 10

Procedure voor de toezending van een beslissing inzake toezichtmaatregelen te zamen met het certificaat

1.   De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat zorgt ervoor dat de op grond van artikel 9, lid 1 of lid 2, aan een andere lidstaat toegezonden beslissing inzake toezichtmaatregelen vergezeld gaat van een certificaat volgens het modelformulier in bijlage I.

2.   De bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat zendt de beslissing inzake toezichtmaatregelen of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan, vergezeld van het certificaat, rechtstreeks toe aan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat, in enigerlei vorm die toelaat dat het schriftelijk wordt vastgelegd en die de tenuitvoerleggingsstaat in staat stelt de echtheid ervan vast te stellen. Het origineel van de beslissing inzake toezichtmaatregelen, of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift, en het origineel van het certificaat worden aan de tenuitvoerleggingsstaat toegezonden, indien deze daarom verzoekt. Alle ambtelijke mededelingen worden eveneens rechtstreeks door deze bevoegde autoriteiten uitgewisseld.

3.   Het certificaat wordt ondertekend door de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat, die verklaart dat de inhoud correct is.

4.   Het in lid 1 van dit artikel bedoelde certificaat bestrijkt, naast de in artikel 8, lid 1, bedoelde maatregelen, alleen de maatregelen die de tenuitvoerleggingsstaat overeenkomstig artikel 8, lid 2, heeft aangemeld.

5.   De bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat geeft het volgende aan:

a)

indien van toepassing, de duur van de periode gedurende welke de beslissing inzake toezichtmaatregelen van toepassing is, en of die beslissing kan worden verlengd;

en

b)

bij wijze van indicatie, hoe lang op de naleving van de toezichtmaatregelen naar verwachting moet worden toegezien, rekening houdend met alle omstandigheden die bekend zijn wanneer de beslissing inzake toezichtmaatregelen wordt toegezonden.

6.   De bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat zendt de beslissing inzake toezichtmaatregelen, vergezeld van het certificaat, slechts aan één tenuitvoerleggingsstaat tegelijk toe.

7.   Indien de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat niet bekend is bij de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat, wint laatstgenoemde, langs alle mogelijke kanalen, waaronder de contactpunten van het Europees justitieel netwerk dat is opgericht bij Gemeenschappelijk Optreden 98/428/JBZ van de Raad van 29 juni 1998 tot oprichting van een Europees justitieel netwerk (4), bij de tenuitvoerleggingsstaat de nodige inlichtingen in.

8.   Een autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat die een beslissing inzake toezichtmaatregelen vergezeld van een certificaat ontvangt, en niet bevoegd is om deze beslissing te erkennen, zendt de beslissing en het certificaat ambtshalve aan de bevoegde autoriteit toe.

Artikel 11

Bevoegdheid tot het toezien op de naleving van de toezichtmaatregelen

1.   Zolang de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat de haar toegezonden beslissing inzake toezichtmaatregelen niet heeft erkend en de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat niet in kennis heeft gesteld van de erkenning, blijft de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat bevoegd tot het toezien op de naleving van de toezichtmaatregelen.

2.   Indien de bevoegdheid tot het toezien op de naleving van de toezichtmaatregelen aan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat is overgedragen, valt die terug aan de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat:

a)

indien de betrokkene zijn vaste en wettige verblijfplaats in een andere staat dan de tenuitvoerleggingsstaat heeft gevestigd;

b)

zodra de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat overeenkomstig artikel 13, lid 3, op de hoogte heeft gebracht van de intrekking van het in artikel 10, lid 1, bedoelde certificaat;

c)

wanneer de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat de toezichtmaatregelen heeft gewijzigd en de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat, ter toepassing van artikel 18, lid 4, onder b), geweigerd heeft toe te zien op de naleving van de gewijzigde toezichtmaatregelen, omdat deze niet behoren tot de in artikel 8, lid 1, bedoelde categorieën toezichtmaatregelen en/of de categorieën toezichtmaatregelen die overeenkomstig artikel 8, lid 2, door de betrokken tenuitvoerleggingsstaat zijn gemeld;

d)

indien de in artikel 20, lid 2, onder b), bedoelde termijn is verstreken;

e)

indien de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat overeenkomstig artikel 23 heeft beslist niet langer toe te zien op de naleving van de toezichtmaatregelen en de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat hiervan in kennis heeft gesteld.

3.   In de in lid 2 bedoelde gevallen plegen de bevoegde autoriteiten van de beslissingsstaat en van de tenuitvoerleggingsstaat overleg, om zoveel mogelijk te voorkomen dat het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen wordt onderbroken.

Artikel 12

Besluit in de tenuitvoerleggingsstaat

1.   De bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat erkent, zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen twintig dagen na ontvangst van de beslissing inzake toezichtmaatregelen en het certificaat, de overeenkomstig artikel 9 toegezonden beslissing inzake toezichtmaatregelen, volgens de procedure van artikel 10, en neemt onverwijld alle nodige maatregelen voor het houden van toezicht, tenzij zij besluit zich te beroepen op een van de in artikel 15 vermelde gronden tot weigering van de erkenning.

2.   Indien tegen de in lid 1 bedoelde beslissing een rechtsmiddel is aangewend, wordt de termijn voor erkenning van de beslissing inzake toezichtmaatregelen met 20 werkdagen verlengd.

3.   Indien de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat, in uitzonderlijke omstandigheden, de in de leden 1 en 2 genoemde termijn niet kan naleven, stelt zij de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat hiervan onverwijld en op ongeacht welke wijze in kennis, onder opgave van de redenen voor de vertraging en van de tijd die deze nog voor het nemen van een definitief besluit nodig zal hebben.

4.   Indien het in artikel 10 bedoelde certificaat onvolledig is ingevuld of kennelijk niet overeenstemt met de beslissing inzake toezichtmaatregelen, kan de bevoegde autoriteit het besluit over de erkenning van de beslissing inzake toezichtmaatregelen uitstellen totdat het certificaat binnen een redelijk geachte termijn is aangevuld of gecorrigeerd.

Artikel 13

Aanpassing van de toezichtmaatregelen

1.   Indien de aard van de toezichtmaatregel onverenigbaar is met het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, kan de bevoegde autoriteit in deze lidstaat de maatregel aanpassen aan het soort van toezichtmaatregelen die volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat voor vergelijkbare strafbare feiten geldt. De aangepaste toezichtmaatregel komt zoveel mogelijk overeen met de in de beslissingsstaat opgelegde toezichtmaatregel.

2.   De aangepaste toezichtmaatregel mag niet strenger zijn dan de oorspronkelijk opgelegde maatregel.

3.   Na de in artikel 20, lid 2, onder b) of f), bedoelde kennisgeving kan de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat besluiten het certificaat in te trekken totdat het toezicht in de tenuitvoerleggingsstaat een aanvang heeft genomen. Dit besluit wordt in ieder geval zo spoedig mogelijk en uiterlijk tien dagen na de ontvangst van de kennisgeving genomen en meegedeeld.

Artikel 14

Dubbele strafbaarheid

1.   Tot erkenning van de beslissing inzake toezichtmaatregelen leiden, onder de voorwaarden van dit kaderbesluit en zonder toetsing van de dubbele strafbaarheid van het feit, de navolgende strafbare feiten, indien daarop in de beslissingsstaat een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel staat met een maximum van ten minste drie jaar, zoals omschreven in het recht van die staat:

deelneming aan een criminele organisatie,

terrorisme,

mensenhandel,

seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie,

illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen,

illegale handel in wapens, munitie en explosieven,

corruptie,

fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad in de zin van de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (5),

witwassen van opbrengsten van misdrijven,

valsemunterij, met inbegrip van namaak van de euro,

computercriminaliteit,

milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en de illegale handel in bedreigde planten- en boomsoorten,

hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf,

moord en doodslag, zware mishandeling,

illegale handel in menselijke organen en weefsels,

ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling,

racisme en vreemdelingenhaat,

georganiseerde of gewapende diefstal,

illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen,

oplichting,

racketeering en afpersing,

namaak van producten en productpiraterij,

vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten,

vervalsing van betaalmiddelen,

illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars,

illegale handel in nucleaire of radioactieve stoffen,

handel in gestolen voertuigen,

verkrachting,

opzettelijke brandstichting,

misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen,

kaping van vliegtuigen en schepen,

sabotage.

2.   De Raad kan te allen tijde, met eenparigheid van stemmen en na raadpleging van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 39, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, besluiten andere categorieën van strafbare feiten aan de lijst van lid 1 toe te voegen. De Raad overweegt in het licht van het hem overeenkomstig artikel 27 van dit kaderbesluit voorgelegde verslag of de lijst moet worden uitgebreid of gewijzigd.

3.   Ten aanzien van andere dan de in lid 1 genoemde strafbare feiten kan de tenuitvoerleggingsstaat de erkenning van de beslissing inzake toezichtmaatregelen afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de daaraan ten grondslag liggende feiten ook naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat een strafbaar feit vormen, ongeacht de bestanddelen of de kwalificatie ervan.

4.   Om grondwettelijke redenen kunnen de lidstaten bij de aanneming van dit kaderbesluit in een ter kennis van het secretariaat-generaal van de Raad te brengen verklaring meedelen dat zij lid 1 niet zullen toepassen op sommige of alle in dat lid vermelde strafbare feiten. Deze verklaring kan te allen tijde worden ingetrokken. De verklaring, evenals de intrekking ervan, worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Artikel 15

Gronden tot weigering van de erkenning

1.   De bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat kan weigeren de beslissing inzake toezichtmaatregelen te erkennen, indien:

a)

het in artikel 10 bedoelde certificaat onvolledig is of kennelijk niet overeenstemt met de beslissing inzake toezichtmaatregelen en niet binnen de door de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat gestelde redelijke termijn is aangevuld of gecorrigeerd;

b)

de in artikel 9, leden 1 en 2, of artikel 10, lid 4, vermelde criteria niet zijn vervuld;

c)

erkenning van de beslissing inzake toezichtmaatregelen onverenigbaar is met het ne bis in idem-beginsel;

d)

de beslissing inzake toezichtmaatregelen, in de gevallen bedoeld in artikel 14, lid 3, en, indien de tenuitvoerleggingsstaat een verklaring op grond van artikel 14, lid 4, heeft afgelegd, in de gevallen bedoeld in artikel 14, lid 1, betrekking heeft op een feit dat naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat niet strafbaar is; ter zake van belastingen, douanerechten en deviezen evenwel mag de tenuitvoerlegging van de beslissing niet worden geweigerd op grond van het feit dat de tenuitvoerleggingsstaat niet dezelfde soort belastingen heeft, of niet dezelfde soort regelgeving voor belastingen, douanerechten en deviezen, als de beslissingsstaat;

e)

de strafvervolging volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat is verjaard en de feiten volgens het recht van die staat onder zijn rechtsmacht vallen;

f)

het recht van de tenuitvoerleggingsstaat voorziet in een immuniteit die het houden van toezicht op de toezichtmaatregelen onmogelijk maakt;

g)

de betrokkene volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat vanwege zijn leeftijd niet strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de feiten die ten grondslag liggen aan de beslissing inzake toezichtmaatregelen;

h)

zij in geval van inbreuk op de toezichtmaatregelen moet weigeren de betrokkene te overleveren op grond van Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (6) (hierna het „kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel” genoemd).

2.   In de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde gevallen pleegt de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat, voordat zij besluit om de beslissing inzake toezichtmaatregelen niet te erkennen, langs passende weg overleg met de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat en verzoekt zij haar, in voorkomend geval, onverwijld de nodige aanvullende gegevens te verstrekken.

3.   Indien de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat van oordeel is dat de erkenning van een beslissing inzake toezichtmaatregelen op grond van lid 1, onder h), kan worden geweigerd, maar zij niettemin bereid is de beslissing inzake toezichtmaatregelen te erkennen en toe te zien op de naleving van de daarin vervatte maatregelen, stelt zij de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat daarvan in kennis, met opgave van de redenen voor de mogelijke weigering. In dat geval kan de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat besluiten het certificaat overeenkomstig artikel 13, lid 3, tweede zin, in te trekken. Indien de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat het certificaat niet intrekt, kan de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat de beslissing inzake toezichtmaatregelen erkennen en toe te zien op de naleving van de daarin vervatte maatregelen, met dien verstande dat de betrokkene mogelijk niet zal worden overgeleverd op grond van een Europees aanhoudingsbevel.

Artikel 16

Op het toezicht toepasselijke recht

Het toezicht op de naleving van toezichtmaatregelen wordt beheerst door het recht van de tenuitvoerleggingsstaat.

Artikel 17

Verlenging van het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen

Indien bij het verstrijken van de in artikel 20, lid 2, onder b), bedoelde termijn de toezichtmaatregelen nodig blijven, kan de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat verzoeken het toezicht op de naleving van de maatregelen te verlengen in het licht van de gegeven omstandigheden en de te voorziene gevolgen voor de betrokkene indien artikel 11, lid 2, onder d), van toepassing zou zijn. De bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat vermeldt hoe lang de verlenging naar verwachting moet duren.

De bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat neemt overeenkomstig het nationale recht een beslissing over dit verzoek en vermeldt in voorkomend geval de maximumtermijn van de verlenging. In die gevallen kan artikel 18, lid 3, worden toegepast.

Artikel 18

Bevoegdheid voor alle vervolgbeslissingen en toepasselijk recht

1.   Onverminderd artikel 3 is de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat bevoegd om alle vervolgbeslissingen in verband met een beslissing inzake toezichtmaatregelen te nemen. Deze vervolgbeslissingen omvatten met name:

a)

de verlenging, de toetsing en de intrekking van de beslissing inzake toezichtmaatregelen;

b)

de wijziging van de toezichtmaatregelen;

c)

de uitvaardiging van een aanhoudingsbevel of van een andere voor tenuitvoerlegging vatbare gelijkwaardige rechterlijke beslissing.

2.   Het recht van de beslissingsstaat is op beslissingen in de zin van lid 1 van toepassing.

3.   Een bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat kan, wanneer zulks vereist wordt door het nationale recht van die staat, beslissen de erkenningsprocedure van dit kaderbesluit te gebruiken om in het nationale rechtsstelsel van die staat uitvoering te geven aan de in lid 1, onder a) en b), bedoelde beslissingen. Deze erkenning leidt niet tot enig nieuw onderzoek van de gronden tot weigering van de erkenning.

4.   Indien de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat de toezichtmaatregelen heeft gewijzigd, zoals bedoeld in lid 1, onder b), kan de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat:

a)

met toepassing van artikel 13 de gewijzigde maatregelen die niet met het recht van de tenuitvoerleggingsstaat te verenigen zijn, aanpassen;

of

b)

weigeren toe te zien op de naleving van de gewijzigde maatregelen, als zij niet behoren tot een van de soorten vermeld in artikel 8, lid 1, en/of zij niet overeenkomstig artikel 8, lid 2, door de tenuitvoerleggingsstaat zijn meegedeeld.

5.   De bevoegdheid van de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat uit hoofde van lid 1 laat onverlet dat in de tenuitvoerleggingsstaat tegen de betrokkene vervolging kan worden ingesteld wegens andere door hem gepleegde strafbare feiten dan die waarop de beslissing inzake de toezichtmaatregelen gebaseerd is.

Artikel 19

Verplichtingen van de betrokken autoriteiten

1.   Op elk moment tijdens het houden van toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen kan de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat verzoeken informatie te verschaffen over de noodzaak van het voortduren van het toezicht in de gegeven omstandigheden. Dit verzoek wordt door de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat onverwijld beantwoord, in voorkomend geval door middel van een vervolgbeslissing in de zin van artikel 18, lid 1.

2.   Vóór het verstrijken van de in artikel 10, lid 5, bedoelde termijn bepaalt de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat, ambtshalve of op verzoek van de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat, in voorkomend geval de aanvullende termijn gedurende welke naar haar oordeel het toezicht voort moet duren.

3.   De bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat stelt de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat onverwijld in kennis van elke inbreuk op een toezichtmaatregel, en van elke andere bevinding die kan leiden tot een vervolgbeslissing in de zin van artikel 18, lid 1. De kennisgeving geschiedt door middel van het modelformulier in bijlage II.

4.   De betrokkene kan worden gehoord door middel van overeenkomstige toepassing van de procedure en de voorwaarden die zijn vervat in de internationale regelgeving of de regelgeving van de Europese Unie welke voorziet in de mogelijkheid van verhoor per telefoon- en videoconferentie, in het bijzonder indien de wetgeving van de beslissingsstaat voorschrijft dat hij moet worden gehoord voordat een beslissing in de zin van artikel 18, lid 1, wordt genomen.

5.   De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat stelt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld in kennis van elke beslissing in de zin van artikel 18, lid 1, alsmede van het feit dat een rechtsmiddel is ingesteld tegen een beslissing inzake toezichtmaatregelen.

6.   Indien het certificaat betreffende de beslissing inzake toezichtmaatregelen is ingetrokken, worden de maatregelen door de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat opgeheven zodra de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat haar daarvan naar behoren in kennis heeft gesteld.

Artikel 20

Informatie van de tenuitvoerleggingsstaat

1.   De autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat die een beslissing ontvangt inzake toezichtmaatregelen, vergezeld van een certificaat, ten aanzien van de erkenning waarvan zij niet bevoegd is, deelt de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat mee aan welke autoriteit zij de beslissing en het certificaat overeenkomstig artikel 10, lid 8, heeft toegezonden.

2.   De bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat stelt de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat onverwijld, op een zodanige wijze dat de kennisgeving schriftelijk kan worden vastgelegd, in kennis van:

a)

iedere wijziging van de verblijfplaats van de betrokkene;

b)

de maximumtermijn gedurende welke in de tenuitvoerleggingsstaat kan worden toegezien op de naleving van de toezichtmaatregelen, mits het recht van de tenuitvoerleggingsstaat in een dergelijke termijn voorziet;

c)

het feit dat het in de praktijk onmogelijk is op de naleving van de toezichtmaatregelen toe te zien, omdat, na de toezending aan de tenuitvoerleggingsstaat van de beslissing inzake toezichtmaatregelen en het certificaat, de betrokkene niet gevonden kan worden op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat, in welk geval de tenuitvoerleggingsstaat niet verplicht is toezicht te houden;

d)

het feit dat een rechtsmiddel is ingesteld tegen de erkenning van een beslissing inzake toezichtmaatregelen;

e)

het definitieve besluit betreffende erkenning van de beslissing inzake toezichtmaatregelen en betreffende alle nodige maatregelen voor het houden van toezicht;

f)

de beslissing betreffende aanpassing van de toezichtmaatregelen, overeenkomstig artikel 13;

g)

de met redenen omklede beslissing waarbij op grond van artikel 15 de beslissing inzake toezichtmaatregelen niet wordt erkend en de verantwoordelijkheid voor het toezicht wordt geweigerd.

Artikel 21

Overlevering van de betrokkene

1.   Indien de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat een aanhoudingsbevel of een andere voor tenuitvoerlegging vatbare gelijkwaardige rechterlijke beslissing heeft uitgevaardigd, wordt de betrokkene overgeleverd op grond van het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel.

2.   In dat verband kan artikel 2, lid 1, van het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel niet worden ingeroepen door de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat om de overlevering van de betrokkene te weigeren.

3.   Elke lidstaat kan, bij de omzetting van dit kaderbesluit of op een later tijdstip, aan het secretariaat-generaal van de Raad meedelen dat hij, wanneer over de overlevering van de betrokkene aan de beslissingsstaat wordt beslist, artikel 2, lid 1, van het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel zal toepassen.

4.   Het secretariaat-generaal van de Raad stelt de krachtens lid 3 ontvangen informatie ter beschikking van alle andere lidstaten en van de Commissie.

Artikel 22

Raadpleging

1.   Tenzij dit onmogelijk is, plegen de bevoegde autoriteiten van de beslissingsstaat en van de tenuitvoerleggingsstaat overleg:

a)

tijdens de opstelling van een beslissing inzake toezichtmaatregelen of ten minste voordat zo’n beslissing tezamen met het in artikel 10 bedoelde certificaat wordt toegezonden;

b)

ter bevordering van het vlotte en efficiënte verloop van het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen;

c)

indien de betrokkene de opgelegde toezichtmaatregelen ernstig heeft geschonden.

2.   De bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat houdt terdege rekening met alle door de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat meegedeelde aanwijzingen over het gevaar dat de betrokkene kan opleveren voor slachtoffers en voor de gemeenschap in het algemeen.

3.   Ter toepassing van lid 1 wordt door de bevoegde autoriteiten van de beslissingsstaat en van de tenuitvoerleggingsstaat alle nuttige informatie uitgewisseld, met name:

a)

informatie aan de hand waarvan de identiteit en de woonplaats van de betrokkene kunnen worden nagegaan;

b)

belangrijke informatie uit het strafregister, overeenkomstig de toepasselijke wetgeving.

Artikel 23

Onbeantwoorde mededelingen

1.   Indien de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat ten aanzien van dezelfde persoon herhaalde mededelingen in de zin van artikel 19, lid 3, aan de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat heeft toegezonden, zonder dat deze een vervolgbeslissing in de zin van artikel 18, lid 1, heeft genomen, kan de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat verzoeken om dit binnen een redelijke termijn alsnog te doen.

2.   Indien de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat niet handelt binnen de door de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat bepaalde termijn, kan deze laatste autoriteit beslissen het toezicht te beëindigen. Zij stelt de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat van haar beslissing in kennis; op grond van artikel 11, lid 2, valt de bevoegdheid tot het houden van toezicht terug aan de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat.

3.   Indien het recht van de tenuitvoerleggingsstaat een periodieke bevestiging van de noodzaak van het voortduren van het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen vereist kan de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat om een dergelijke bevestiging verzoeken, met opgave van een termijn die redelijkerwijs nodig is om op dit verzoek te antwoorden. Indien de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat niet binnen deze termijn antwoordt, kan de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat aan de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat een nieuw verzoek toezenden, met opgave van een termijn die redelijkerwijs nodig is om op dit verzoek te antwoorden en met de vermelding dat hij kan besluiten het toezicht te beëindigen, indien binnen deze termijn geen antwoord is ontvangen. Indien de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat binnen de gestelde termijn geen antwoord op dit nieuwe verzoek ontvangt, kan hij handelen overeenkomstig lid 2.

Artikel 24

Talen

De certificaten worden vertaald in de officiële taal of een der officiële talen van de tenuitvoerleggingsstaat. Elke lidstaat kan, bij de vaststelling van dit kaderbesluit of later, in een bij het secretariaat-generaal van de Raad neer te leggen verklaring, meedelen dat hij een vertaling in een of meer andere officiële talen van de instellingen van de Europese Unie aanvaardt.

Artikel 25

Kosten

De kosten die voortvloeien uit de toepassing van dit kaderbesluit worden door de tenuitvoerleggingsstaat gedragen, uitgezonderd de kosten die uitsluitend op het grondgebied van de beslissingsstaat zijn ontstaan.

Artikel 26

Verhouding tot andere overeenkomsten en regelingen

1.   Bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen kunnen, voor zover zij verder reiken dan de doelstellingen van dit kaderbesluit en bijdragen tot de verdere vereenvoudiging of vergemakkelijking van de wederzijdse erkenning van beslissingen inzake toezichtmaatregelen, door de lidstaten:

a)

verder worden toegepast, mits zij op het tijdstip waarop dit kaderbesluit van kracht wordt, van kracht zijn;

b)

ook na de inwerkingtreding van dit kaderbesluit worden gesloten.

2.   De in lid 1 bedoelde overeenkomsten en regelingen laten in ieder geval de betrekkingen met de lidstaten die daarbij geen partij zijn, onverlet.

3.   De lidstaten geven de Raad en de Commissie uiterlijk op 1 maart 2010 kennis van de in lid 1, onder a), bedoelde bestaande overeenkomsten en regelingen die zij willen blijven toepassen.

4.   De lidstaten geven de Raad en de Commissie tevens kennis van elke nieuwe overeenkomst of regeling in de zin van lid 1, onder b), binnen drie maanden na de ondertekening daarvan.

Artikel 27

Uitvoering

1.   De lidstaten nemen de maatregelen die noodzakelijk zijn om uiterlijk op 1 december 2012 aan de bepalingen van dit kaderbesluit te voldoen.

2.   Uiterlijk op dezelfde datum delen de lidstaten de Raad en de Commissie de tekst mee van de voorschriften waarmee zij hun verplichtingen uit hoofde van dit kaderbesluit in hun nationale recht omzetten.

Artikel 28

Verslag

1.   Uiterlijk op 1 december 2013 wordt door de Commissie, op grond van de informatie die zij overeenkomstig artikel 27, lid 2, van de lidstaten heeft ontvangen, een verslag opgesteld.

2.   Op basis van dit verslag beoordeelt de Raad:

a)

in hoeverre de lidstaten de nodige maatregelen hebben getroffen om aan dit kaderbesluit te voldoen; en

b)

de toepassing van dit kaderbesluit.

3.   Dit verslag gaat, indien nodig, vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

Artikel 29

Inwerkingtreding

Dit kaderbesluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 23 oktober 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

T. BILLSTRÖM


(1)  Advies van … (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1.

(3)  PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60.

(4)  PB L 191 van 7.7.1998, blz. 4.

(5)  PB C 316 van 27.11.1995, blz. 49.

(6)  PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1.


BIJLAGE I

CERTIFICAAT

bedoeld in artikel 10 van Kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van 23 oktober 2009 inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (1)

a)   Beslissingsstaat:

Tenuitvoerleggingsstaat:

b)   Autoriteit die de beslissing inzake toezichtmaatregelen heeft gegeven

Officiële naam:

Gelieve te vermelden of aanvullende informatie over de beslissing inzake toezichtmaatregelen wordt verlangd van:

de bovenvermelde autoriteit;

de centrale autoriteit; vermeld in dat geval de naam van deze autoriteit:

een andere bevoegde autoriteit; vermeld in dat geval de naam van deze autoriteit:

Contactgegevens van de autoriteit die de beslissing heeft gegeven/centrale autoriteit/andere bevoegde autoriteit

Adres:

Tel. (landnummer) (netnummer)

Fax (landnummer) (netnummer)

Gegevens van de contactpersoon of -personen

Naam:

Voornaam of voornamen:

Functie (titel/rang):

Tel. (landnummer) (netnummer)

Fax (landnummer) (netnummer)

E-mailadres (indien beschikbaar):

Talen waarin kan worden gecommuniceerd:

c)   Gelieve te vermelden welke autoriteit benaderd moet worden voor aanvullende informatie ten behoeve van het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen:

de autoriteit vermeld onder b):

een andere autoriteit; vermeld in dat geval de naam van deze autoriteit:

Contactgegevens van de autoriteit, indien niet onder b) opgegeven

Adres:

Tel. (landnummer) (netnummer)

Fax (landnummer) (netnummer)

Gegevens van de contactpersoon of -personen

Naam:

Voornaam of voornamen:

Functie (titel/rang):

Tel. (landnummer) (netnummer)

Fax (landnummer) (netnummer)

E-mailadres (indien beschikbaar):

Talen waarin kan worden gecommuniceerd:

d)   Informatie over de natuurlijke persoon ten aanzien van wie de beslissing inzake toezichtmaatregelen is gegeven

Naam:

Voornaam of voornamen:

Meisjesnaam, indien van toepassing:

Aliassen, indien van toepassing:

Geslacht:

Nationaliteit:

Persoonsnummer of socialeverzekeringsnummer (indien beschikbaar):

Geboortedatum:

Geboorteplaats:

Adressen/verblijfplaatsen

in de beslissingsstaat:

in de tenuitvoerleggingsstaat:

elders:

Taal of talen die de persoon verstaat (indien bekend):

Gelieve in voorkomend geval de volgende gegevens te vermelden:

aard en nummer van het identiteitsdocument of de identiteitsdocumenten van de persoon (identiteitskaart, paspoort):

aard en nummer van de verblijfstitel van de persoon in de tenuitvoerleggingsstaat:

e)   Informatie betreffende de lidstaat waaraan de beslissing inzake toezichtmaatregelen, tezamen met het certificaat, wordt toegezonden

De beslissing inzake toezichtmaatregelen wordt samen met het certificaat aan de onder a) genoemde tenuitvoerleggingsstaat toegezonden om de volgende reden:

de betrokkene heeft zijn/haar vaste en wettige verblijfplaats in de tenuitvoerleggingsstaat en stemt ermee in naar die staat terug te keren na van de betreffende toezichtmaatregelen op de hoogte te zijn gebracht;

de betrokkene heeft gevraagd de beslissing inzake toezichtmaatregelen te doen toekomen aan de andere lidstaat dan de lidstaat waar de betrokkene zijn vaste en wettige verblijfplaats heeft, om de volgende reden(en):

f)   Gegevens betreffende de beslissing inzake toezichtmaatregelen

De beslissing is gegeven op (datum: dd-mm-jjjj):

De beslissing is uitvoerbaar geworden op (datum: dd-mm-jjjj):

Gelieve dit vakje aan te kruisen indien op het tijdstip van toezending van dit certificaat een rechtsmiddel is ingesteld tegen de beslissing inzake toezichtmaatregelen … 

Dossiernummer van de beslissing (eventueel):

De betrokkene bevond zich gedurende de volgende periode in voorlopige hechtenis (indien van toepassing):

1.

De beslissing betreft in totaal: … vermeende strafbare feiten.

Beknopt overzicht van de feiten en beschrijving van de omstandigheden waarin de vermeende strafbare feiten zijn gepleegd, waaronder tijdstip en plaats, en de aard van betrokkenheid van de persoon:

Aard en wettelijke kwalificatie van de vermeende strafbare feiten en toepasselijke wettelijke bepalingen/toepasselijk wetboek op grond waarvan de beslissing is gegeven:

2.

Als de in punt 1 genoemde strafbare feiten een of meer van de volgende vermeende strafbare feiten — zoals omschreven in het recht van de beslissingsstaat — vormen die in de beslissingsstaat strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste drie jaar, gelieve dit dan te bevestigen door de overeenkomstige vakken aan te kruisen:

deelneming aan een criminele organisatie

terrorisme

mensenhandel

seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie

illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen

illegale handel in wapens, munitie en explosieven

omkoping

fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad in de zin van de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen

witwassen van opbrengsten van misdrijven

valsemunterij, met inbegrip van namaak van de euro

computercriminaliteit

milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en de illegale handel in bedreigde planten- en boomsoorten

hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf

moord en doodslag, zware mishandeling

illegale handel in menselijke organen en weefsels

ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling

racisme en vreemdelingenhaat

georganiseerde of gewapende diefstal

illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen

oplichting

racketeering en afpersing

namaak van producten en productpiraterij

vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten

vervalsing van betaalmiddelen

illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars

illegale handel in nucleaire of radioactieve stoffen

handel in gestolen voertuigen

verkrachting

opzettelijke brandstichting

misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen

kaping van vliegtuigen en schepen

sabotage.

3.

Voor zover de in punt 1 genoemde vermeende strafbare feiten niet onder punt 2 vallen, of de beslissing samen met het certificaat wordt toegezonden aan een lidstaat die heeft verklaard te zullen toetsen aan de dubbele strafbaarheid (artikel 14, lid 4, van het kaderbesluit), gelieve een volledige beschrijving van de vermeende strafbare feiten te geven:

g)   Gegevens betreffende de duur en de aard van de toezichtmaatregel(en)

1.

Het tijdvak gedurende welke de beslissing inzake toezichtmaatregelen van toepassing is, en of die beslissing kan worden verlengd (indien van toepassing):

2.

Het tijdvak gedurende welke de toezichtmaatregelen naar verwachting moeten worden bewaakt, rekening houdend met alle omstandigheden die bekend zijn wanneer de beslissing inzake toezichtmaatregelen wordt toegezonden (indicatieve informatie):

3.

Aard van de toezichtmaatregel(en) (eventueel meerdere vakjes aankruisen):

de verplichting van de betrokkene om de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in kennis te stellen van elke wijziging van zijn verblijfplaats, met name met het oog op toezending van de oproeping om tijdens de strafprocedure in rechte te verschijnen;

het verbod om bepaalde locaties, plaatsen of afgebakende gebieden in de beslissingsstaat of in de tenuitvoerleggingsstaat te betreden;

de verplichting om, in voorkomend geval gedurende aangegeven perioden, op een aangegeven plaats te blijven;

de beperking van het recht om het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat te verlaten;

de verplichting zich op gezette tijden bij een bepaalde autoriteit te melden;

de verplichting contact met bepaalde personen te vermijden in verband met de vermeende strafbare feiten;

andere maatregelen waarop de tenuitvoerleggingsstaat overeenkomstig een mededeling krachtens artikel 8, lid 2, van het kaderbesluit bereid is toezicht te houden.

Indien u het vakje betreffende „andere maatregelen” hebt aangekruist, gelieve te specificeren om welke maatregel het gaat door het passende vakje (of vakjes) aan te kruisen:

het verbod om bepaalde activiteiten die verband houden met de vermeende strafbare feiten te verrichten, waarbij het onder meer kan gaan om een bepaald beroep of werkterrein;

een rijverbod;

de verplichting om in een bepaald aantal termijnen of in één keer, een som geld te storten of een andere waarborg te verstrekken;

de verplichting om een therapie of verslavingsbehandeling te ondergaan;

de verplichting contact te vermijden met bepaalde voorwerpen in verband met de vermeende strafbare feiten;

andere (gelieve nader te bepalen):

4.

Gelieve de in punt 3 vermelde toezichtmaatregel(en) nauwkeurig te beschrijven:

h)   Andere relevante omstandigheden, bijvoorbeeld bijzondere redenen waarom de toezichtmaatregelen zijn opgelegd (facultatieve informatie):

De tekst van de beslissing wordt bij het certificaat gevoegd.

Handtekening van de autoriteit die het certificaat afgeeft en/of haar vertegenwoordiger, waarmee de juistheid van de inhoud van het certificaat wordt bevestigd:

Naam:

Functie (titel/rang):

Datum:

Dossiernummer (eventueel):

Officieel stempel (indien van toepassing):


(1)  Dit certificaat moet gesteld of vertaald zijn in de officiële taal of een van de officiële talen van de tenuitvoerleggingsstaat, of in een andere door die staat aanvaarde officiële taal van de instellingen van de Europese Unie.


BIJLAGE II

FORMULIER

bedoeld in artikel 19 van Kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van 23 oktober 2009 inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis

MELDING VAN EEN INBREUK OP EEN TOEZICHTMAATREGEL EN/OF ANDERE BEVINDINGEN DIE KUNNEN LEIDEN TOT EEN VERVOLGBESLISSING

a)   Gegevens betreffende de identiteit van de onder toezicht staande persoon

 

Naam:

 

Voornaam of voornamen:

 

Meisjesnaam, indien van toepassing:

 

Aliassen, indien van toepassing:

 

Geslacht:

 

Nationaliteit:

 

Persoonsnummer of socialeverzekeringsnummer (indien beschikbaar):

 

Geboortedatum:

 

Geboorteplaats:

 

Adres:

 

Taal of talen die de persoon verstaat (indien bekend):

b)   Gegevens over de beslissing inzake toezichtmaatregelen

 

Beslissing gegeven op:

 

Dossiernummer (eventueel):

 

Autoriteit die de beslissing heeft gegeven:

 

Officiële naam:

 

Adres:

 

Het certificaat is afgegeven op:

 

Autoriteit die het certificaat heeft afgegeven:

 

Dossiernummer (eventueel):

c)   Gegevens over de autoriteit die belast is met het bewaken van de toezichtmaatregel(en)

 

Officiële naam:

 

Naam van de contactpersoon:

 

Functie (titel/rang):

 

Adres:

 

Tel. (landnummer) (netnummer)

 

Fax (landnummer) (netnummer)

 

E-mailadres:

 

Talen waarin kan worden gecommuniceerd:

d)   Inbreuk op (een) toezichtmaatregel(en) en/of andere bevindingen die kunnen leiden tot een vervolgbeslissing

De onder a) genoemde persoon heeft de volgende toezichtmaatregel(en) niet nageleefd:

de verplichting van de betrokkene om de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in kennis te stellen van elke wijziging van zijn verblijfplaats, met name met het oog op toezending van de oproeping om tijdens de strafprocedure in rechte te verschijnen;

het verbod om bepaalde locaties, plaatsen of afgebakende gebieden in de beslissingsstaat of in de tenuitvoerleggingsstaat te betreden;

de verplichting om, in voorkomend geval gedurende aangegeven perioden, op een aangegeven plaats te blijven;

de beperking van het recht om het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat te verlaten;

de verplichting zich op gezette tijden bij een bepaalde autoriteit te melden;

de verplichting contact met bepaalde personen te vermijden in verband met de vermeende strafbare feiten;

andere maatregelen (gelieve nader te bepalen):

Beschrijving van de inbreuk(en) (plaats, datum, nadere bijzonderheden):

Andere bevindingen die aanleiding kunnen geven tot een vervolgbeslissing

Beschrijving:

e)   Contactgegevens van de persoon die benaderd moet worden voor aanvullende informatie over de inbreuk

 

Naam:

 

Voornaam of voornamen:

 

Adres:

 

Tel. (landnummer) (netnummer)

 

Fax (landnummer) (netnummer

 

E-mailadres:

 

Talen waarin kan worden gecommuniceerd:

 

Handtekening van de autoriteit die het formulier afgeeft en/of haar vertegenwoordiger, waarmee de juistheid van de inhoud van het formulier wordt bevestigd:

 

Naam:

 

Functie (titel/rang):

 

Datum:

 

Officieel stempel (indien van toepassing):


VERKLARING VAN DUITSLAND

Overeenkomstig artikel 14, lid 4, van het Kaderbesluit van de Raad inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis deelt de Bondsrepubliek Duitsland hierbij mee dat zij artikel 14, lid 1, van het kaderbesluit niet zal toepassen op alle in dat lid vermelde strafbare feiten.”

Deze verklaring wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


VERKLARING VAN POLEN

Overeenkomstig artikel 14, lid 4, van het Kaderbesluit van de Raad inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis deelt de Republiek Polen hierbij mee dat zij artikel 14, lid 1, van het kaderbesluit niet zal toepassen op alle in dat lid vermelde strafbare feiten.

Deze verklaring wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


VERKLARING VAN HONGARIJE

Uit hoofde van artikel 14, lid 4, van het Kaderbesluit van de Raad inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis, verklaart de Republiek Hongarije dat zij lid 1 van artikel 14 van bovengenoemd kaderbesluit niet zal toepassen op de in dat lid vermelde strafbare feiten.

Deze verklaring wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Met betrekking tot de in artikel 14, lid 4 bedoelde „grondwettelijke redenen” gaf Hongarije de volgende toelichting:

„Ingevolge de bekrachtiging van het Verdrag van Lissabon heeft Hongarije zijn grondwet aangepast teneinde te voldoen aan de daarin opgenomen verplichtingen, zoals het niet toepassen van de dubbele strafbaarheid in strafzaken. Deze grondwettelijke bepaling wordt van kracht zodra het Verdrag van Lissabon in werking treedt. Tot dan blijft de dubbele strafbaarheid echter een belangrijke grondwettelijke kwestie die, als een in artikel 57 van de Grondwet verankerd grondwettelijk beginsel, niet kan en zal worden genegeerd. Artikel 14, lid 1, van het kaderbesluit zal derhalve niet worden toegepast op een van de vermelde strafbare feiten (of, in de termen van het artikel: zal niet worden toegepast „op alle strafbare feiten”).”


VERKLARING VAN LITOUWEN

Overeenkomstig artikel 14, lid 4, van het Kaderbesluit van de Raad inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis verklaart de Republiek Litouwen dat zij artikel 14, lid 1, van het kaderbesluit om grondwettelijke redenen niet zal toepassen op alle in dat lid vermelde strafbare feiten.

Deze verklaring wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


Top