EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010Q1120(01)

Kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie

OJ L 304, 20.11.2010, p. 47–62 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 08 Volume 004 P. 267 - 282

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 07/02/2018

ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_interinstit/2010/1120/oj

20.11.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 304/47


Kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE EUROPESE COMMISSIE, (hierna „de twee instellingen” genoemd),

gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), met name artikel 295 hiervan, en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, hierna „de Verdragen” genoemd,

gezien de interinstitutionele akkoorden en teksten waarin de betrekkingen tussen de twee instellingen worden geregeld,

gezien het Reglement van het Parlement (1), in het bijzonder de artikelen 105, 106 en 127 alsmede de bijlagen VIII en XIV,

gezien de beleidslijnen en de verklaringen hierover van de gekozen voorzitter van de Commissie van 15 september 2009 en 9 februari 2010 en op de verklaringen afgelegd door de kandidaat-leden van de Commissie in de loop van hun hoorzittingen met de parlementaire commissies,

A.

overwegende dat het Verdrag van Lissabon de democratische legitimiteit van het besluitvormingsproces van de Europese Unie versterkt,

B.

overwegende dat de twee instellingen het grootste belang hechten aan de doeltreffende omzetting en tenuitvoerlegging van het recht van de Unie,

C.

overwegende dat dit Kaderakkoord de bevoegdheden en prerogatieven van het Parlement, de Commissie en elke andere instelling of elk ander orgaan van de Unie onverlet laat en beoogt een zo doeltreffend en transparant mogelijke uitoefening van deze bevoegdheden en prerogatieven te waarborgen,

D.

overwegende dat dit Kaderakkoord moet worden geïnterpreteerd overeenkomstig het institutionele kader dat bij de Verdragen is ingesteld,

E.

overwegende dat de Commissie naar behoren rekening zal houden met de respectieve rollen die de Verdragen het Parlement en de Raad hebben toegekend, met name met betrekking tot het in punt 9 vastgelegde grondbeginsel van gelijke behandeling,

F.

overwegende dat het geboden is het in mei 2005 (2) gesloten kaderakkoord te actualiseren en door de volgende tekst te vervangen,

KOMEN ALS VOLGT OVEREEN:

I.   TOEPASSINGSGEBIED

1.

Om het nieuwe „bijzondere partnerschap” tussen het Parlement en de Commissie beter weer te geven, komen de twee instellingen de volgende maatregelen overeen, teneinde de politieke verantwoordelijkheid en de legitimiteit van de Commissie te versterken, de constructieve dialoog uit te breiden en de informatie-uitwisseling tussen de twee instellingen te verbeteren, alsmede de samenwerking op het gebied van procedures en planning te verbeteren.

Zij komen voorts bijzondere bepalingen overeen

betreffende de vergaderingen van de Commissie met nationale deskundigen, die zijn opgenomen in bijlage I;

betreffende de verstrekking van vertrouwelijke informatie aan het Parlement, die zijn opgenomen in bijlage II;

betreffende de onderhandelingen over en de sluiting van internationale overeenkomsten, die zijn opgenomen in bijlage III, en

betreffende het tijdschema voor het werkprogramma van de Commissie, die zijn opgenomen in bijlage IV.

II.   POLITIEKE VERANTWOORDELIJKHEID

2.

Na zijn voordracht door de Europese Raad legt de voorgedragen voorzitter van de Commissie het Parlement de beleidslijnen voor zijn ambtstermijn voor, om voor de stemming over zijn voordracht een gefundeerde gedachtewisseling met het Parlement mogelijk te maken.

3.

Overeenkomstig artikel 106 van zijn Reglement overlegt het Parlement tijdig voor de inleiding van de procedures inzake de goedkeuring van de nieuwe Commissie met de gekozen voorzitter van de Commissie. Het Parlement houdt rekening met de door de gekozen voorzitter gemaakte opmerkingen.

De voorgedragen leden van de Commissie zorgen ervoor, dat alle relevante informatie in verband met de in artikel 245 van het VWEU vastgelegde onafhankelijkheidsplicht wordt verstrekt.

De procedures worden zo ontworpen, dat een open, eerlijke en consequente beoordeling van de gehele voorgedragen Commissie gewaarborgd is.

4.

Onverminderd het beginsel dat de Commissie een college vormt, draagt elk lid van de Commissie de politieke verantwoordelijkheid voor de maatregelen op het gebied waarmee het is belast.

De voorzitter van de Commissie is volledig verantwoordelijk voor het vaststellen van elk belangenconflict op grond waarvan een lid van de Commissie zijn taken niet kan vervullen.

De voorzitter van de Commissie is tevens verantwoordelijk voor alle maatregelen die vervolgens in een dergelijke situatie worden genomen en stelt de voorzitter van het Parlement hiervan onmiddellijk schriftelijk in kennis.

De deelname van de leden van de Commissie aan verkiezingscampagnes wordt geregeld door de gedragscode voor de leden van de Commissie.

De leden van de Commissie die actief aan verkiezingscampagnes deelnemen als kandidaat bij de verkiezingen voor het Europees Parlement, moeten onbetaald verkiezingsverlof nemen met ingang van het einde van de laatste vergaderperiode voor de verkiezingen.

De voorzitter van de Commissie stelt het Parlement tijdig in kennis van zijn besluit dit verlof toe te kennen, waarbij hij meedeelt welk lid van de Commissie de betrokken bevoegdheden tijdens de verlofperiode zal overnemen.

5.

Wanneer het Parlement de voorzitter van de Commissie verzoekt het vertrouwen in een individueel lid van de Commissie op te zeggen, overweegt de voorzitter ernstig dat lid te verzoeken ontslag te nemen, overeenkomstig artikel 17, lid 6, van het VEU. De voorzitter eist het ontslag van het betrokken lid of licht zijn weigering dit te doen tijdens de volgende vergaderperiode voor het Parlement toe.

6.

Wanneer het overeenkomstig artikel 246, tweede alinea, van het VWEU nodig wordt te voorzien in de vervanging van een lid van de Commissie tijdens diens ambtstermijn, houdt de voorzitter van de Commissie ernstig rekening met het resultaat van de raadpleging van het Parlement alvorens met het besluit van de Raad in te stemmen.

Het Parlement draagt er zorg voor, dat zijn procedures met de grootst mogelijke spoed worden afgewikkeld, zodat de voorzitter van de Commissie ernstig rekening kan houden met het standpunt van het Parlement, voordat het nieuwe lid wordt benoemd.

Op dezelfde manier houdt de voorzitter van de Commissie overeenkomstig artikel 246, derde alinea, van het VWEU ernstig rekening met het standpunt van het Parlement, indien de resterende duur van de ambtstermijn van de Commissie kort is.

7.

Wanneer de voorzitter van de Commissie tijdens de ambtstermijn voornemens is de verdeling van de taken over de leden van de Commissie te wijzigen, overeenkomstig artikel 248 van het VWEU, stelt hij het Parlement hiervan, tijdig voor de relevante raadpleging van het Parlement over deze wijzigingen, in kennis. Het besluit van de voorzitter om de portefeuilles te herschikken kan onmiddellijk van kracht worden.

8.

Wanneer de Commissie een herziening voorstelt van de gedragscode voor de leden van de Commissie met betrekking tot belangenconflicten of ethisch verantwoord gedrag, wint zij het advies in van het Parlement.

III.   CONSTRUCTIEVE DIALOOG EN INFORMATIEVOORZIENING

i)   Algemene bepalingen

9.

De Commissie garandeert dat zij het grondbeginsel van gelijke behandeling van het Parlement en de Raad zal toepassen, met name ten aanzien van de toegang tot de vergaderingen en de verstrekking van bijdragen of andere informatie betreft, in het bijzonder met betrekking tot wetgevings- en begrotingsaangelegenheden.

10.

De Commissie neemt binnen haar bevoegdheden maatregelen om het Parlement beter bij het beleid te betrekken en wel aldus dat zij op het gebied van het gemeenschappelijke buitenlands en veiligheidsbeleid zoveel mogelijk met de standpunten van het Parlement rekening houdt.

11.

De volgende regelingen worden getroffen om het „bijzondere partnerschap” tussen het Parlement en de Commissie uit te voeren:

de voorzitter van de Commissie vergadert op verzoek van het Parlement met de Conferentie van voorzitters, minimaal tweemaal per jaar, om aangelegenheden van gemeenschappelijk belang te bespreken;

de voorzitter van de Commissie pleegt geregeld overleg met de voorzitter van het Parlement over essentiële horizontale kwesties en belangrijke wetgevingsvoorstellen. Dit overleg houdt ook in, dat de voorzitter van het Parlement wordt uitgenodigd om vergaderingen van het college van commissieleden bij te wonen;

de voorzitter van de Commissie of de vicevoorzitter die bevoegd is voor interinstitutionele betrekkingen, moet worden uitgenodigd om de vergaderingen van de Conferentie van voorzitters en de Conferentie van commissievoorzitters bij te wonen, wanneer specifieke aangelegenheden in verband met de vaststelling van de agenda van de plenaire vergadering, de interinstitutionele betrekkingen tussen het Parlement en de Commissie en wetgevings- en begrotingskwesties worden besproken;

jaarlijks vindt een vergadering plaats van de Conferentie van voorzitters en de Conferentie van commissievoorzitters en het college van commissieleden om relevante kwesties te bespreken, waaronder de voorbereiding en uitvoering van het werkprogramma van de Commissie;

de Conferentie van voorzitters en de Conferentie van commissievoorzitters delen de Commissie tijdig de resultaten mee van hun besprekingen die een interinstitutionele dimensie hebben. Het Parlement houdt de Commissie ook geregeld en volledig op de hoogte van het resultaat van zijn vergaderingen aangaande de voorbereiding van de plenaire vergaderingen en houdt rekening met het standpunt van de Commissie. Dit laat punt 45 onverlet;

ter verzekering van een geregelde voorziening van nuttige informatie tussen de twee instellingen, vergaderen de secretarissen-generaal van het Parlement en de Commissie geregeld.

12.

Elk lid van de Commissie ziet toe op een regelmatige en rechtstreekse informatievoorziening tussen het lid van de Commissie en de voorzitter van de betrokken parlementaire commissie.

13.

De Commissie maakt geen wetgevingsvoorstel of belangrijk initiatief of besluit openbaar alvorens het Parlement hiervan schriftelijk in kennis te hebben gesteld.

Uitgaande van het werkprogramma van de Commissie, wijzen de twee instellingen van tevoren in onderlinge overeenstemming de initiatieven van bijzonder belang aan die in de plenaire vergadering van het Parlement zullen worden gepresenteerd. De Commissie presenteert deze initiatieven in beginsel eerst in de plenaire vergadering en pas daarna aan de bevolking.

Evenzo wijzen zij de voorstellen en initiatieven aan waarover in de Conferentie van voorzitters informatie dient te worden verstrekt of waarvan de betrokken parlementaire commissie of de voorzitter daarvan op passende wijze op de hoogte dient te worden gesteld.

Deze besluiten worden genomen in het kader van de regelmatige dialoog tussen de twee instellingen, zoals bedoeld in punt 11, en worden regelmatig geactualiseerd, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met eventuele politieke ontwikkelingen.

14.

Wanneer een intern document van de Commissie — waarvan het Parlement niet overeenkomstig dit Kaderakkoord in kennis is gesteld — buiten de instellingen wordt verspreid, kan de voorzitter van het Parlement om onverwijlde verstrekking van het betrokken document aan het Parlement verzoeken, om het te doen toekomen aan de leden van het Parlement die hierom verzoeken.

15.

De Commissie verstrekt alle informatie en documentatie over haar vergaderingen met nationale deskundigen in het kader van haar werkzaamheden ter voorbereiding en uitvoering van de wetgeving van de Unie, waaronder zachte wetgeving en gedelegeerde handelingen. Op verzoek van het Parlement kan de Commissie ook deskundigen van het Parlement voor deze vergaderingen uitnodigen.

De betrokken bepalingen zijn opgenomen in bijlage I.

16.

Binnen drie maanden na de aanneming van een resolutie van het Parlement verstrekt de Commissie het Parlement schriftelijke informatie over de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van specifieke verzoeken die het Parlement in resoluties tot haar heeft gericht, ook in gevallen waarin zij zich niet achter de standpunten van het Parlement kon scharen. Deze termijn kan worden verkort, wanneer een verzoek dringend is. Hij kan met een maand worden verlengd, wanneer een verzoek grondiger werk vereist en dit naar behoren met redenen is omkleed. Het Parlement zorgt ervoor, dat de betrokken informatie binnen de instelling ruim wordt verspreid.

Het Parlement streeft ernaar, geen mondelinge of schriftelijke vragen te stellen over aangelegenheden ten aanzien waarvan de Commissie het Parlement haar standpunt reeds heeft meegedeeld door middel van een schriftelijke volgmededeling.

De Commissie verplicht zich ertoe, binnen drie maanden na de aanneming door de plenaire vergadering van een resolutie dienaangaande, een verslag uit te brengen over het concrete gevolg dat is gegeven aan verzoeken tot indiening van een voorstel overeenkomstig artikel 225 van het VWEU (initiatief-wetgevingsverslag). De Commissie dient uiterlijk na één jaar een wetgevingsvoorstel in of neemt het voorstel op in haar werkprogramma van het jaar daarop. Indien de Commissie geen voorstel indient, verstrekt zij het Parlement een gedetailleerde beschrijving van de redenen hiervoor.

De Commissie verplicht zich ook tot een nauwe en vroegtijdige samenwerking met het Parlement inzake verzoeken om wetgevingsinitiatieven die voortvloeien uit burgerinitiatieven.

Ten aanzien van de kwijtingsprocedure gelden de specifieke bepalingen van punt 31.

17.

Wanneer overeenkomstig artikel 289, lid 4, van het VWEU initiatieven, aanbevelingen of verzoeken met betrekking tot de vaststelling van wetgevingshandelingen worden genomen of gedaan, brengt de Commissie desgevraagd het Parlement in de betrokken parlementaire commissie op de hoogte van haar standpunt inzake de betrokken voorstellen.

18.

De twee instellingen komen overeen samen te werken op het gebied van de betrekkingen met de nationale parlementen.

Zij werken samen met betrekking tot de uitvoering van Protocol nr. 2 bij het VWEU betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. Deze samenwerking omvat een regeling voor de nodige vertalingen van de door de nationale parlementen toegezonden gemotiveerde adviezen.

Wanneer de in artikel 7 van Protocol nr. 2 bij het VWEU genoemde drempels zijn bereikt, verstrekt de Commissie de vertalingen van alle door de nationale parlementen toegezonden gemotiveerde adviezen, samen met haar standpunt dienaangaande.

19.

De Commissie deelt het Parlement de lijst van deskundigengroepen mee die haar bij de uitoefening van haar initiatiefrecht moeten bijstaan. Deze lijst wordt regelmatig geactualiseerd en openbaar gemaakt.

In dit kader verstrekt de Commissie de bevoegde parlementaire commissie op uitdrukkelijk en met redenen omkleed verzoek van de voorzitter van deze commissie op passende wijze informatie over de werkzaamheden en de samenstelling van deze groepen.

20.

Via de geëigende kanalen voeren de twee instellingen een constructieve dialoog over vraagstukken die belangrijke administratieve zaken betreffen, met name kwesties die rechtstreekse gevolgen hebben voor de administratie van het Parlement zelf.

21.

Het Parlement wint het advies van de Commissie in, wanneer het een herziening van zijn Reglement inzake de betrekkingen met de Commissie voorstelt.

22.

Wanneer ten aanzien van informatie die uit hoofde van dit Kaderakkoord is verstrekt, een beroep wordt gedaan op vertrouwelijkheid, zijn de bepalingen van bijlage II van toepassing.

ii)   Internationale overeenkomsten en uitbreiding

23.

Het Parlement wordt in alle fasen van de onderhandelingen over en de sluiting van internationale overeenkomsten, met inbegrip van de vaststelling van onderhandelingsrichtsnoeren, onmiddellijk en volledig ingelicht. De Commissie handelt aldus, dat zij haar verplichtingen ingevolge artikel 218 van het VWEU volledig nakomt, waarbij zij de rol van elke instelling overeenkomstig artikel 13, lid 2, van het VEU eerbiedigt.

De Commissie past de in bijlage III opgenomen regeling toe.

24.

De in punt 23 bedoelde inlichtingen worden voldoende tijdig aan het Parlement verstrekt opdat het in voorkomend geval zijn standpunt kenbaar kan maken en de Commissie voor zover mogelijk rekening kan houden met het standpunt van het Parlement. Deze inlichtingen worden in de regel via de bevoegde parlementaire commissie en, waar dit passend is, op een plenaire vergadering aan het Parlement verstrekt. In naar behoren gemotiveerde gevallen worden deze inlichtingen aan meer dan één commissie van het Parlement verstrekt.

De twee instelingen verplichten zich ertoe, overeenkomstig bijlage II passende procedures en waarborgen voor de toezending van vertrouwelijke inlichtingen door de Commissie aan het Parlement vast te stellen.

25.

De twee instellingen erkennen dat, als gevolg van hun verschillende institutionele rol, de Commissie de Europese Unie moet vertegenwoordigen bij internationale onderhandelingen, met uitzondering van die betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en andere in de Verdragen voorziene gevallen.

Wanneer de Commissie de Unie vertegenwoordigt bij internationale conferenties, zal de Commissie op verzoek van het Parlement het vergemakkelijken dat een delegatie van leden van het Europees Parlement als waarnemers wordt opgenomen in delegaties van de Unie, zodat het Parlement onmiddellijk en volledig op de hoogte is van de beraadslagingen van de conferentie. De Commissie verplicht zich ertoe, indien van toepassing, de delegatie van het Parlement stelselmatig op de hoogte te houden over de resultaten van de onderhandelingen.

De leden van het Europees Parlement mogen niet rechtstreeks aan deze onderhandelingen deelnemen. Afhankelijk van de juridische, technische en diplomatieke mogelijkheden, kan de Commissie hun een waarnemersstatus verlenen. In geval van weigering deelt de Commissie het Parlement de redenen daarvan mee.

Bovendien vergemakkelijkt de Commissie de deelname van de leden van het Europees Parlement als waarnemers aan alle onder haar verantwoordelijkheid vallende relevante vergaderingen zowel vóór als na de onderhandelingszittingen.

26.

Onder dezelfde voorwaarden houdt de Commissie het Parlement stelselmatig op de hoogte van, en vergemakkelijkt zij de toegang als waarnemer van de leden van het Europees Parlement die deel uitmaken van delegaties van de Unie, tot de vergaderingen van organen die bij multilaterale internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is, zijn ingesteld, telkens wanneer die organen worden verzocht besluiten te nemen waarvoor de instemming van het Parlement nodig is of voor de uitvoering waarvan de aanpassing van rechtshandelingen volgens de gewone wetgevingsprocedure vereist is.

27.

Overeenkomstig het algemene beginsel van goede samenwerking tussen de instellingen verleent de Commissie de delegaties van het Parlement in delegaties van de Unie op internationale conferenties het recht, gebruik te maken van alle voorzieningen waarover de Unie bij deze gelegenheden beschikt, rekening houdend met de beschikbare logistiek.

De voorzitter van het Parlement zendt de voorzitter van de Commissie uiterlijk vier weken voor het begin van de conferentie een voorstel inzake de opname van een delegatie van het Parlement in de delegatie van de Unie toe, waarin wordt aangegeven wie het hoofd van de delegatie van het Parlement is en hoeveel leden van het Europees Parlement moeten worden opgenomen. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan deze termijn uitzonderlijk worden verkort.

Het aantal leden van het Europees Parlement in de delegatie van het Parlement en de hoeveelheid ondersteunend personeel is evenredig aan de totale omvang van de delegatie van de Unie.

28.

De Commissie houdt het Parlement volledig op de hoogte van de voortgang van de toetredingsonderhandelingen en met name van belangrijke aspecten en ontwikkelingen, zodat het Parlement zijn standpunten tijdig volgens de passende parlementaire procedures kenbaar kan maken.

29.

Wanneer het Parlement overeenkomstig artikel 90, lid 4, van zijn Reglement een aanbeveling over de in punt 28 bedoelde aangelegenheden aanneemt en de Commissie om zwaarwegende redenen besluit dat zij deze aanbeveling niet kan steunen, zet zij de redenen hiervoor in het Parlement uiteen, hetzij ter plenaire vergadering, hetzij op de volgende vergadering van de betrokken parlementaire commissie.

iii)   Begrotingsuitvoering

30.

Alvorens op donorconferenties financiële toezeggingen te doen die nieuwe financiële verplichtingen meebrengen en de toestemming van de begrotingsautoriteit vereisen, stelt de Commissie de begrotingsautoriteit in kennis en onderzoekt zij de opmerkingen van de begrotingsautoriteit.

31.

In verband met de jaarlijkse kwijting overeenkomstig artikel 319 van het VWEU verstrekt de Commissie alle gegevens die nodig zijn voor de controle op de uitvoering van de begroting van het desbetreffende jaar, waarom de voorzitter van de parlementaire commissie die is belast met de kwijtingsprocedure overeenkomstig bijlage VII van het Reglement van het Parlement te dien einde heeft verzocht.

Wanneer zich nieuwe feiten voordoen met betrekking tot voorgaande jaren waarvoor reeds kwijting is verleend, verstrekt de Commissie alle hierop betrekking hebbende noodzakelijke gegevens teneinde tot een voor beide instellingen aanvaardbare oplossing te komen.

iv)   Betrekkingen met regulerende bureaus en agentschappen

32.

De kandidaten voor de post van uitvoerend directeur van een regulerend bureau of agentschap worden onderworpen aan hoorzittingen door de commissies van het Parlement.

Bovendien streven de Commissie en het Parlement in het kader van de besprekingen in de interinstitutionele werkgroep bureaus en agentschappen die in maart 2009 is opgericht, naar een gemeenschappelijke aanpak van de rol en de plaats van de gedecentraliseerde bureaus en agentschappen in het institutionele landschap van de Unie, met gemeenschappelijke richtsnoeren voor de oprichting, structuur en werking van deze bureaus en agentschappen, samen met kwesties betreffende de financiering, de begroting, het toezicht en het beheer.

IV.   SAMENWERKING INZAKE WETGEVINGSPROCEDURES EN -PLANNING

i)   Werkprogramma van de Commissie en de programmering van de Unie

33.

De Commissie neemt de initiatieven tot de jaarlijkse en meerjarige programmering van de Unie om interinstitutionele akkoorden tot stand te brengen.

34.

Elk jaar presenteert de Commissie haar werkprogramma.

35.

De twee instellingen werken samen volgens het in bijlage IV opgenomen tijdschema.

De Commissie houdt rekening met de door het Parlement aangegeven prioriteiten.

De Commissie verstrekt voldoende gedetailleerde informatie over de plannen in het kader van elk punt in haar werkprogramma.

36.

De Commissie verstrekt uitleg, wanneer zij afzonderlijke voorstellen waarin het werkprogramma voor het betrokken jaar voorziet, niet kan indienen of wanneer zij van het werkprogramma afwijkt. De voor de interinstitutionele betrekkingen bevoegde vicevoorzitter van de Commissie verbindt zich ertoe, geregeld verslag uit te brengen aan de Conferentie van commissievoorzitters over de politieke uitvoering van het werkprogramma van de Commissie voor het desbetreffende jaar.

ii)   Procedures voor het aannemen van handelingen

37.

De Commissie verplicht zich ertoe, de door het Parlement aangenomen amendementen op haar wetgevingsvoorstellen zorgvuldig te behandelen, teneinde hiermee rekening te houden in een gewijzigd voorstel.

De Commissie verbindt zich ertoe, bij de opstelling van haar advies inzake de amendementen van het Parlement uit hoofde van artikel 294 van het VWEU zoveel mogelijk rekening te houden met de in tweede lezing aangenomen amendementen. Wanneer zij om zwaarwegende redenen en na behandeling door het college besluit deze amendementen niet over te nemen of niet goed te keuren, zet zij haar besluit in het Parlement uiteen en in elk geval in haar advies over de amendementen van het Parlement, zoals bepaald in artikel 294, lid 7, onder c) van het VWEU.

38.

Het Parlement verbindt zich ertoe, bij de behandeling van een initiatief dat is ingediend door tenminste een kwart van de lidstaten, overeenkomstig artikel 76 van het VWEU, geen verslag in de bevoegde commissie aan te nemen, vóór het advies van de Commissie over het initiatief te hebben ontvangen.

De Commissie verbindt zich ertoe, haar advies over een dergelijk initiatief uiterlijk tien weken na de indiening van het initiatief uit te brengen.

39.

Alvorens een voorstel waarover het Parlement reeds een standpunt in eerste lezing heeft ingenomen, in te trekken, verstrekt de Commissie tijdig een gedetailleerde verklaring.

De Commissie beziet aan het begin van de ambtstermijn van de nieuwe Commissie alle hangende voorstellen, om deze politiek te bevestigen of in te trekken, waarbij zij naar behoren rekening houdt met de standpunten die het Parlement te kennen heeft gegeven.

40.

Voor de bijzondere wetgevingsprocedures waarvoor het Parlement moet worden geraadpleegd, inbegrepen andere procedures, zoals die welke is vastgesteld in artikel 148 van het VWEU:

i)

neemt de Commissie maatregelen om het Parlement beter bij de zaak te betrekken en wel zo dat zij zoveel mogelijk met de standpunten van het Parlement rekening houdt, met name om ervoor te zorgen dat het Parlement de nodige tijd heeft om het voorstel van de Commissie te onderzoeken;

ii)

draagt de Commissie er zorg voor, dat de organen van de Raad er tijdig aan worden herinnerd niet tot politieke overeenstemming over haar voorstellen te komen, zolang het Parlement zijn advies niet heeft vastgesteld. Zij verzoekt de Raad de beraadslaging op het niveau van de ministers pas af te sluiten nadat de leden van de Raad een redelijke tijd is gegund voor de behandeling van het advies van het Parlement;

iii)

draagt de Commissie ervoor zorg, dat de Raad, in geval van een ingrijpende wijziging van een voorstel van de Commissie door de Raad, de beginselen eerbiedigt die het Hof van Justitie van de Europese Unie voor de hernieuwde raadpleging van het Parlement heeft vastgesteld. De Commissie brengt het Parlement op de hoogte wanneer zij de Raad eraan herinnert dat hernieuwde raadpleging noodzakelijk is;

iv)

verbindt de Commissie zich ertoe, in voorkomend geval een door het Parlement verworpen wetgevingsvoorstel in te trekken. Wanneer de Commissie om zwaarwegende redenen en na behandeling in het college besluit haar voorstel te handhaven, zet zij in een verklaring voor het Parlement de redenen hiervoor uiteen.

41.

Met het oog op een betere wetgevingsprogrammering verbindt het Parlement zich ertoe:

i)

de wetgevingsonderdelen van zijn agenda’s zo te programmeren dat zij zijn aangepast aan het lopende werkprogramma van de Commissie en aan de resoluties die het over dat programma heeft aangenomen, met name met het oog op een verbeterde planning van de prioritaire debatten;

ii)

een redelijke termijn in acht te nemen, voorzover dit voor de procedure nuttig is, voor het vaststellen van zijn standpunt in eerste lezing in de gewone wetgevingsprocedure of van zijn advies in de raadplegingsprocedure;

iii)

de rapporteurs voor de toekomstige voorstellen zoveel mogelijk te benoemen, zodra het werkprogramma van de Commissie is aangenomen;

iv)

de verzoeken om een hernieuwde raadpleging met volstrekte voorrang te behandelen, mits alle nodige informatie is verstrekt.

iii)   kwesties in verband met betere wetgeving

42.

De Commissie zorgt ervoor, dat haar effectbeoordelingen onder haar verantwoordelijkheid worden uitgevoerd door middel van een doorzichtige procedure die een onafhankelijke beoordeling garandeert. De effectbeoordelingen worden tijdig openbaar gemaakt, rekening houdende met een aantal uiteenlopende scenario’s, waaronder een „niets doen”-optie, en worden in beginsel aan de bevoegde commissie van het Parlement voorgelegd in de fase van de informatieverstrekking aan de nationale parlementen overeenkomstig de Protocollen nrs. 1 en 2 bij het VWEU.

43.

Op gebieden waarop het Parlement gewoonlijk bij het wetgevingsproces is betrokken, maakt de Commissie waar passend gebruik van zachte wetgeving, en op een naar behoren gemotiveerde grondslag, na het Parlement de gelegenheid te hebben gegeven zijn opvatting te geven. De Commissie verstrekt het Parlement een gedetailleerde toelichting van de manier waarop bij de aanneming van het voorstel van de Commissie rekening is gehouden met het standpunt van het Parlement.

44.

Om een beter toezicht op de omzetting en uitvoering van het recht van de Unie te verzekeren, streven de Commissie en het Parlement ernaar verplichte concordantietabellen op te nemen en een bindend tijdschema voor de omzetting, die bij richtlijnen gewoonlijk een termijn van twee jaar niet mag overschrijden.

Naast de specifieke verslagen en het jaarverslag over de toepassing van het recht van de Unie stelt de Commissie het Parlement beknopte gegevens ter beschikking over alle inbreukprocedures vanaf de ingebrekestelling, waaronder, zo het Parlement hierom verzoekt, per geval en met inachtneming van de vertrouwelijkheidsregels, met name die welke erkend zijn door het Hof van Justitie van de Europese Unie, de kwesties waarop de inbreukprocedure betrekking heeft.

V.   DEELNAME VAN DE COMMISSIE AAN DE PARLEMENTAIRE WERKZAAMHEDEN

45.

De Commissie geeft voorrang aan haar aanwezigheid, wanneer hierom wordt verzocht, tijdens de plenaire vergaderingen of vergaderingen van andere organen van het Parlement, boven andere onverenigbare gebeurtenissen of uitnodigingen.

De Commissie zorgt er met name voor, dat de leden van de Commissie in de regel tijdens de plenaire vergadering aanwezig zijn voor de agendapunten die onder hun verantwoordelijkheid vallen, wanneer het Parlement hierom verzoekt. Dit geldt voor de voorlopige ontwerpagenda die tijdens de voorafgaande vergaderperiode door de Conferentie van voorzitters is goedgekeurd.

Het Parlement streeft ernaar, dat als algemene regel de agendapunten van de vergaderperiode die onder de verantwoordelijkheid van een lid van de Commissie vallen, worden gebundeld.

46.

Op verzoek van het Parlement wordt voorzien in een geregeld vragenuur met de voorzitter van de Commissie. Dit vragenuur bestaat uit twee delen: het eerste met de fractieleiders of hun vertegenwoordigers, dat volstrekt spontaan verloopt; het tweede gewijd aan een beleidsthema dat op voorhand is overeengekomen, uiterlijk de donderdag vóór de betrokken vergaderperiode, maar zonder voorbereide vragen.

Voorts wordt een vragenuur ingevoerd met de leden van de Commissie, onder meer met de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, waarbij het model van het vragenuur met de voorzitter van de Commissie wordt gevolgd, met als doel de opzet van het bestaande vragenuur te wijzigen. Het vragenuur houdt verband met de portefeuille van de respectieve leden van de Commissie.

47.

De leden van de Commissie worden op hun verzoek gehoord.

Onverminderd artikel 230 van het VWEU, komen de twee instellingen algemene regels overeen voor de verdeling van de spreektijd onder de instellingen.

De twee instellingen komen overeen, dat de hun ter indicatie toegewezen spreektijd moet worden geëerbiedigd.

48.

Ter waarborging van de aanwezigheid van leden van de Commissie verbindt het Parlement zich ertoe zijn uiterste best te doen zich aan definitieve ontwerpagenda’s te houden.

Wanneer het Parlement zijn definitieve ontwerpagenda wijzigt of binnen de agenda van een vergaderperiode punten verplaatst, brengt het de Commissie hiervan onmiddellijk op de hoogte. De Commissie doet haar uiterste best om de aanwezigheid van het verantwoordelijke lid van de Commissie te garanderen.

49.

De Commissie kan uiterlijk tot de vergadering waarin de Conferentie van voorzitters de definitieve ontwerpagenda van een vergaderperiode vaststelt, voorstellen punten op de agenda te plaatsen. Het Parlement houdt zoveel mogelijk met dergelijke voorstellen rekening.

50.

De parlementaire commissies trachten zich aan hun ontwerpagenda en agenda te houden.

Wanneer een parlementaire commissie zijn ontwerpagenda of zijn agenda wijzigt, wordt de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis gesteld. Met name streven de commissies van het Parlement ernaar een redelijke termijn in acht te nemen om de aanwezigheid van de leden van de Commissie in hun vergaderingen mogelijk te maken.

Wanneer niet uitdrukkelijk om de aanwezigheid van een lid van de Commissie in een vergadering van een parlementaire commissie wordt verzocht, zorgt de Commissie ervoor dat zij door een bevoegde ambtenaar op adequaat niveau wordt vertegenwoordigd.

De parlementaire commissies streven ernaar hun werk te coördineren, waarbij zij met name voorkomen dat vergaderingen over dezelfde onderwerpen plaatshebben op hetzelfde moment, en zij streven ernaar niet van de ontwerpagenda af te wijken, zodat de Commissie voor een adequaat niveau van vertegenwoordiging kan zorgen.

Wanneer om de aanwezigheid wordt verzocht van een hoge ambtenaar (directeur-generaal of directeur) in een commissievergadering waarin een voorstel van de Commissie wordt behandeld, wordt de vertegenwoordiger van de Commissie toegestaan het woord te voeren.

VI.   SLOTBEPALINGEN

51.

De Commissie bevestigt haar toezegging, zo spoedig mogelijk de wetgevingshandelingen te zullen onderzoeken die vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon niet aan de regelgevingsprocedure met toetsing zijn aangepast, om te beoordelen of deze instrumenten moeten worden aangepast aan de bij artikel 290 van het VWEU ingevoerde regeling inzake gedelegeerde handelingen.

Het einddoel is de totstandbrenging van een coherent systeem van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen dat volledig strookt met het nieuwe verdrag, door middel van een geleidelijke beoordeling van de aard en inhoud van de maatregelen die thans onder de regelgevingsprocedure met toetsing vallen, om ze te gelegener tijd aan de in artikel 290 van het VWEU neergelegde regeling aan te passen.

52.

Dit Kaderakkoord vormt een aanvulling op het interinstitutionele akkoord „Beter wetgeven” (3) zonder afbeuk te doen aan dit laatste en staat een verdere wijziging daarvan niet in de weg. Onverminderd de komende onderhandelingen tussen het Parlement, de Commissie en de Raad, verplichten de twee instellingen zich ertoe overeenstemming te bereiken over essentiële wijzigingen, als voorbereiding op de toekomstige onderhandelingen over de aanpassing van het interinstitutionele akkoord „Beter wetgeven” aan de nieuwe bepalingen van het Verdrag van Lissabon, rekening houdend met de bestaande praktijk en dit Kaderakkoord.

Zij zijn het ook eens over het feit dat het bestaande mechanisme voor interinstitutionele contacten met betrekking tot „Beter Wetgeven” op politiek en op technisch niveau moet worden versterkt, om een doeltreffende interinstitutionele samenwerking tussen het Parlement, de Commissie en de Raad te garanderen.

53.

De Commissie verplicht zich ertoe, spoedig de initiatieven te nemen tot de jaarlijkse en meerjarige programmering van de Unie om interinstitutionele akkoorden tot stand te brengen, overeenkomstig artikel 17 van het VEU.

Het werkprogramma van de Commissie is haar bijdrage tot de jaarlijkse en meerjarige programmering van de Unie. Na de aanneming ervan door de Commissie moet een trialoog met het Parlement, de Raad en de Commissie worden gehouden om tot een akkoord over de programmering van de Unie te komen.

In verband hiermee en zodra het Parlement, de Raad en de Commissie een gemeenschappelijk akkoord over de programmering van de Unie hebben bereikt, herzien de twee instellingen de op de programmering betrekking hebbende bepalingen van dit Kaderakkoord.

De twee instellingen verzoeken de Raad zo spoedig mogelijk een aanvang te maken met de besprekingen over de in artikel 17 van het VEU bedoelde programmering.

54.

De twee instellingen evalueren op gezette tijden de praktische toepassing van dit Kaderakkoord en de bijlagen daarbij. Uiterlijk einde 2011 wordt in het licht van de opgedane ervaring een herziening uitgevoerd.

Gedaan te Straatsburg, 20 oktober 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Europese Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 44 van 15.2.2005, blz. 1.

(2)  PB C 117 van 18.5.2006, blz. 125.

(3)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.


BIJLAGE I

Vergaderingen van de Commissie met nationale deskundigen

In deze bijlage wordt de wijze van uitvoering van punt 15 van het Kaderakkoord vastgesteld.

1.   Werkingssfeer

Punt 15 van het Kaderakkoord heeft betrekking op de volgende vergaderingen:

1)

De vergaderingen van de Commissie die plaatshebben in het kader van groepen van deskundigen die door de Commissie zijn opgericht en waarvoor de nationale autoriteiten van alle lidstaten worden uitgenodigd, voor zover zij betrekking hebben op de voorbereiding en uitvoering van de wetgeving van de Unie, met inbegrip van zachte wetgeving en gedelegeerde handelingen;

2)

Ad-hocvergaderingen van de Commissie waarvoor nationale deskundigen van alle lidstaten worden uitgenodigd, voor zover zij betrekking hebben op de voorbereiding en uitvoering van de wetgeving van de Unie, waaronder zachte wetgeving en gedelegeerde handelingen.

De vergaderingen van de comitéprocedure-comités zijn uitgesloten, onverminderd bestaande en toekomstige specifieke regelingen betreffende de informatieverstrekking aan het Parlement over de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie (1).

2.   Aan het Parlement te verstrekken informatie

De Commissie verplicht zich ertoe, het Parlement dezelfde informatie toe te zenden als zij de nationale autoriteiten voor de bovengenoemde vergaderingen toezendt. De Commissie zendt de betrokkken documenten, waaronder de agenda’s, naar een functionele mailbox van het Parlement op hetzelfde moment als waarop zij worden toegezonden aan de nationale deskundigen.

3.   Uitnodiging van deskundigen van het Parlement

Op verzoek van het Parlement kan de Commissie besluiten het Parlement te verzoeken deskundigen van het Parlement te zenden om de in punt 1) genoemde vergaderingen van de Commissie met nationale deskundigen bij te wonen.


(1)  De aan het Parlement te verstrekken informatie over het werk van de comitéprocedure-comités en de prerogatieven van het Parlement in het kader van de comitéprocedures zijn duidelijk omschreven in andere instrumenten: 1. Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23); 2. het interinstitutionele akkoord van 3 juni 2008 tussen het Parlement en de Commissie over de comitéprocedures, en 3. de instrumenten die nodig zijn voor de uitvoering van artikel 291 van het VWEU.


BIJLAGE II

Verstrekking van vertrouwelijke informatie aan het Parlement

1.   Toepassingsgebied

1.1.

Deze bijlage regelt de verstrekking aan het Parlement en de behandeling van vertrouwelijke informatie van de Commissie zoals gedefinieerd in punt 1.2 in het kader van de uitoefening van de parlementaire prerogatieven en bevoegdheden. De twee instellingen handelen met inachtneming van hun wederzijdse verplichtingen tot loyale samenwerking in een sfeer van volledig wederzijds vertrouwen en met strikte inachtneming van de desbetreffende Verdragsbepalingen.

1.2.

Onder informatie wordt verstaan elke schriftelijke of mondelinge informatie, ongeacht de drager of de auteur.

1.2.1.   Onder „vertrouwelijk informatie” wordt verstaan: gerubriceerde EU-gegevens („EU Classified information”, EUCI) en niet-gerubriceerde „andere vertrouwelijke informatie”.

1.2.2.   Onder „gerubriceerde EU-gegevens” (EUCI) wordt verstaan: gegevens en materiaal waarop „TRÈS SECRET UE/TOP SECRET EU”, „SECRET UE”, „CONFIDENTIEL UE” of „RESTREINT UE” staat vermeld of die evenwaardige nationale of internationale rubriceringsmarkeringen dragen en waarvan openbaarmaking zonder machtiging de belangen van de Unie of van een of meer van haar lidstaten in meerdere of mindere mate zou kunnen schaden, ongeacht of dergelijke gegevens afkomstig zijn van de Unie, de lidstaten, derde staten of internationale organisaties.

a)   TRÈS SECRET UE/TOP SECRET EU: deze rubricering wordt alleen toegepast op gegevens en materiaal waarvan de openbaarmaking zonder machtiging uitzonderlijk nadelig zou kunnen zijn voor de wezenlijke belangen van de Unie of van één of meer van haar lidstaten.

b)   SECRET UE: deze rubricering wordt alleen toegepast op gegevens en materiaal waarvan de openbaarmaking zonder machtiging ernstige gevolgen zou kunnen hebben voor de wezenlijke belangen van de Europese Unie of van één of meer van haar lidstaten.

c)   CONFIDENTIEL UE: deze rubricering wordt toegepast op gegevens en materiaal waarvan de openbaarmaking zonder machtiging nadelige gevolgen zou kunnen hebben voor de wezenlijke belangen van de Europese Unie of van één of meer van haar lidstaten.

d)   RESTREINT UE: deze rubricering wordt toegepast op gegevens en materiaal waarvan de openbaarmaking zonder machtiging nadelig zou kunnen zijn voor de belangen van de Unie of van één of meer van haar lidstaten.

1.2.3.   Onder „andere vertrouwelijke informatie” wordt verstaan: andere vertrouwelijke informatie, met inbegrip van informatie die onder het beroepsgeheim valt, die door het Parlement wordt gevraagd en/of door de Commissie wordt toegezonden.

1.3.

De Commissie zorgt ervoor, dat het Parlement overeenkomstig de bepalingen van deze bijlage toegang tot de vertrouwelijke informatie krijgt, wanneer zij van één van de in punt 1.4 genoemde parlementaire organen of ambtsdragers een verzoek ontvangt betreffende de verstrekking van vertrouwelijke informatie. Bovendien kan de Commissie uit eigen beweging overeenkomstig deze bijlage vertrouwelijke informatie aan het Parlement verstrekken.

1.4.

In het kader van deze bijlage kunnen de Commissie om vertrouwelijke informatie vragen:

de voorzitter van het Parlement,

de voorzitters van de betrokken parlementaire commissies,

het Bureau en de Conferentie van voorzitters, en

het hoofd van de delegatie van het Parlement die is opgenomen in de delegatie van de Unie op een internationale conferentie.

1.5.

De informatie over inbreukprocedures en procedures op het gebied van de mededinging, voorzover de Commissie hierover op het moment van het verzoek van een van de in punt 1.4 genoemde parlementaire organen of ambtsdragers nog geen definitief besluit heeft genomen of het Hof van Justitie van de Europese Unie hierover op dat moment nog geen uitspraak heeft gedaan, en de informatie inzake de bescherming van de financiële belangen van de Unie zijn van deze bijlage uitgezonderd. Dit laat punt 44 van het Kaderakkoord en de rechten van het Parlement op het gebied van begrotingscontrole onverlet.

1.6.

Deze bepalingen zijn van toepassing onverminderd Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 19 april 1995 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement (1) en de desbetreffende bepalingen van Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 28 april 1999 houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (2).

2.   Algemene Regels

2.1.

Op verzoek van één van de in punt 1.4 genoemde parlementaire organen of ambtsdragers verstrekt de Commissie het betrokken parlementaire orgaan of de betrokken parlementaire ambtsdrager zo spoedig mogelijk alle vertrouwelijke informatie die nodig is voor de uitoefening van de prerogatieven en bevoegdheden van het Parlement, waarbij de twee instellingen in het kader van hun respectieve bevoegdheden en verantwoordelijkheden het volgende in acht nemen:

de grondrechten, met inbegrip van het recht op een eerlijk proces en op bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

de bepalingen betreffende gerechtelijke en tuchtrechtelijke procedures;

de bescherming van het zakengeheim en de handelsbetrekkingen;

de bescherming van de belangen van de Unie, met name op het gebied van de openbare veiligheid, defensie, de internationale betrekkingen, de monetaire stabiliteit en de financiële belangen.

Bij gebrek aan overeenstemming wordt de zaak ter beslechting aan de voorzitters van de twee instellingen voorgelegd.

Vertrouwelijke informatie afkomstig van een staat, een instelling of een internationale organisatie wordt slechts verstrekt met instemming van de betrokken staat, instelling of internationale organisatie.

2.2.

De gerubriceerde EU-gegevens (EUCI) worden het Parlement toegezonden en door het Parlement verwerkt en beschermd overeenkomstig de gemeenschappelijke minimumnormen inzake veiligheid die door de andere instellingen van de Unie, met name de Commissie, worden nageleefd.

Bij de markering van informatie die van haar afkomstig is, zorgt de Commissie ervoor dat zij passende rubriceringsniveaus hanteert, overeenkomstig de internationale normen en definities en haar interne regels, terwijl zij naar behoren rekening houdt met het feit dat het Parlement toegang tot de gerubriceerde documenten moet kunnen krijgen voor de daadwerkelijke uitoefening van zijn prerogatieven en bevoegdheden.

2.3.

Bij twijfel over het vertrouwelijke karakter van informatie of over het passende niveau van rubricering of wanneer de passende regeling voor de verstrekking ervan overeenkomstig de in punt 3.2 genoemde mogelijkheden moet worden vastgesteld, plegen de twee instellingen onverwijld en vóór de verzending van het document overleg. Bij dit overleg wordt het Parlement vertegenwoordigd door de voorzitter van het betrokken parlementaire orgaan, eventueel vergezeld van de rapporteur, dat of de ambtsdrager die het verzoek heeft ingediend. De Commissie wordt vertegenwoordigd door het voor dat gebied verantwoordelijke lid van de Commissie, na raadpleging van het lid van de Commissie dat bevoegd is voor veiligheidszaken. Bij gebrek aan overeenstemming wordt de zaak ter beslechting aan de voorzitters van de twee instellingen voorgelegd.

2.4.

Wanneer aan het einde van de in punt 2.3 bedoelde procedure geen overeenstemming wordt bereikt, verzoekt de voorzitter van het Parlement, op met redenen omkleed verzoek van het parlementaire orgaan dat of de parlementaire ambtsdrager die het verzoek heeft ingediend, de Commissie de desbetreffende vertrouwelijke informatie binnen de passende en naar behoren aangegeven termijn te verstrekken, met vermelding van de in punt 3.2 van deze bijlage gekozen mogelijkheden. De Commissie stelt het Parlement vóór het verstrijken van deze termijn schriftelijk in kennis van haar definitieve standpunt; in dit verband behoudt het Parlement zich het recht voor eventueel gebruik te maken van zijn recht van beroep.

2.5.

De toegang tot de EUCI-gegevens wordt verleend overeenkomstig de toepasselijke regels voor persoonlijke veiligheidsmachtiging.

2.5.1.

De toegang tot de informatie die gerubriceerd is als TRÈS SECRET UE/TOP SECRET EU, SECRET UE en CONFIDENTIEL UE, mag alleen worden verleend aan ambtenaren van het Parlement en aan werknemers van het Parlement die werken voor fracties en voor wie dit strikt noodzakelijk is, van wie het parlementaire orgaan of de parlementaire ambtsdrager op voorhand heeft verklaard dat zij niet zonder de informatie kunnen („need-to-know”) en die over een passende veiligheidsmachtiging beschikken.

2.5.2.

Gelet op de prerogatieven en bevoegdheden van het Parlement wordt de leden die niet over een persoonlijke veiligheidsmachtiging beschikken, toegang tot CONFIDENTIEL UE-documenten verleend tegen praktische voorwaarden die in onderlinge overeenstemming worden vastgesteld, met name de ondertekening van een plechtige verklaring dat zij de inhoud van de betrokken documenten niet bekend zullen maken aan derden.

De toegang tot de SECRET UE-documenten wordt verleend aan de leden aan wie een passende persoonlijke veiligheidsmachtiging is gegeven.

2.5.3.

Er worden regelingen vastgesteld met de ondersteuning van de Commissie, om ervoor te zorgen dat de nodige bijdrage van de nationale autoriteiten in het kader van de machtigingsprocedure zo spoedig mogelijk door het Parlement kan worden verkregen.

Gelijktijdig met het verzoek worden bijzonderheden meegedeeld aangaande de categorie of categorieën personen die toegang tot de vertrouwelijke informatie krijgen.

Alvorens iemand toegang tot de betrokken informatie krijgt, wordt hij ingelicht over het vertrouwelijkheidsniveau ervan en de hieruit voortvloeiende veiligheidsverplichtingen.

In het kader van de toetsing van deze bijlage en de toekomstige veiligheidsregelingen bedoeld in de punten 4.1 en 4.2, wordt de kwestie van de veiligheidsmachtigingen opnieuw onderzocht.

3.   Regelingen voor de toegang tot en de behandeling van vertrouwelijke informatie

3.1.

De vertrouwelijke informatie die overeenkomstig de in punt 2.3 en, in voorkomend geval punt 2.4 bedoelde procedure is verstrekt, wordt onder verantwoordelijkheid van de voorzitter of een lid van de Commissie onder de volgende voorwaarden beschikbaar gesteld voor het parlementaire orgaan dat of de parlementaire ambtsdrager die het verzoek heeft ingediend:

Het Parlement en de Commissie zorgen ervoor, dat de vertrouwelijke informatie wordt geregistreerd en traceerbaar is.

Meer specifiek, wordt EUCI met rubriceringsniveau „CONFIDENTIEL UE” en „SECRET UE” verzonden van het centrale register van het secretariaat-generaal van de Commissie naar de overeenkomstige bevoegde dienst van het Parlement, die ermee wordt belast haar overeenkomstig de overeengekomen regeling beschikbaar te stellen voor het parlementaire orgaan dat of de parlementaire ambtsdrager die het verzoek heeft ingediend.

Voor de verstrekking van EUCI met rubriceringsniveau „TRÈS SECRET UE/EU TOP SECRET” geldt een bijkomende regeling, die de Commissie en het parlementaire orgaan dat of de parlementaire ambtsdrager die het verzoek heeft ingediend, overeenkomen en die bedoeld is om een beschermingsniveau te garanderen dat met het genoemde rubriceringsniveau overeenkomt.

3.2.

Onverminderd het bepaalde in punt 2.2 en 2.4 en de in punt 4.1 bedoelde toekomstige veiligheidsregeling worden de toegang en de regeling ter waarborging van het vertrouwelijke karakter van de informatie in onderlinge overeenstemming vastgesteld vóór de informatie wordt verstrekt. In die overeenstemming tussen het parlementaire orgaan (vertegenwoordigd door zijn voorzitter) dat of de parlementaire ambtsdrager die het verzoek heeft ingediend en het voor het betrokken beleidsterrein bevoegde lid van de Commissie, wordt een van de in de punten 3.2.1 en 3.2.2 neergelegde mogelijkheden geselecteerd, om het passende rubriceringsniveau te garanderen.

3.2.1.

Ten aanzien van de geadresseerden van de vertrouwelijke informatie, moet een van de volgende mogelijkheden worden gekozen:

informatie alleen bestemd voor de voorzitter van het Parlement, in gevallen waarin dit om volstrekt uitzonderlijke redenen gerechtvaardigd is;

het Bureau en/of de Conferentie van voorzitters;

de voorzitter en de rapporteur van de bevoegde parlementaire commissie;

alle leden (gewone en plaatsvervangende leden) van de bevoegde parlementaire commissie;

alle leden van het Europees Parlement.

De betrokken vertrouwelijke informatie mag zonder de instemming van de Commissie niet openbaar worden gemaakt of aan andere geadresseerden worden verstrekt.

3.2.2.

Ten aanzien van de regeling betreffende de verwerking van de vertrouwelijke informatie moet een van de volgende mogelijkheden worden gekozen:

a)

bestudering van de documenten in een veilige leeskamer, als de informatie gerubriceerd is als „CONFIDENTIEL UE” en hoger;

b)

houden van de vergadering achter gesloten deuren, met als enige aanwezigen de leden van het Bureau, de leden van de Conferentie van voorzitters of gewone en plaatsvervangende leden van de bevoegde parlementaire commissie, alsmede de ambtenaren van het Parlement en de werknemers van het Parlement die werken voor de fracties, waarvan de voorzitter op voorhand heeft verklaard, dat zij niet zonder de betrokken informatie kunnen („need-to-know”) en wier aanwezigheid strikt noodzakelijk is, op voorwaarde dat zij over het vereiste niveau van veiligheidsmachtiging beschikken, rekening houdende met de volgende voorwaarden;

alle documenten kunnen worden genummerd, aan het begin van de vergadering worden rondgedeeld en na afloop weer worden opgehaald. Er mogen geen aantekeningen en geen fotokopieën worden gemaakt;

in de notulen van de vergadering wordt geen melding gemaakt van de bespreking van het agendapunt dat volgens de vertrouwelijke procedure is behandeld.

Vóór de verstrekking van de documenten kunnen alle persoonlijke gegevens eruit worden verwijderd.

Voor vertrouwelijke informatie die mondeling aan ontvangers in het Parlement wordt verstrekt, geldt hetzelfde niveau van bescherming als voor vertrouwelijke informatie die schriftelijk wordt verstrekt. Dit kan een plechtige verklaring van de ontvangers van de bedoelde informatie omvatten dat zij de inhoud ervan niet aan een derde bekend zullen maken.

3.2.3.

Wanneer schriftelijke informatie moet worden bestudeerd in een veilige leeskamer, zorgt het Parlement ervoor dat de volgende voorzieningen aanwezig zijn:

een veilig opslagsysteem voor vertrouwelijke informatie;

een beveiligde leeszaal zonder fotokopieerapparatuur, telefoon, fax, scanner of andere technische middelen voor vermenigvuldiging of verzending van documenten, enz.;

veiligheidsbepalingen inzake de toegang tot de leeszaal door de ondertekening van een toegangsregister en een verklaring op erewoord de vertrouwelijke informatie waarin men inzage heeft gehad, niet te verspreiden.

3.2.4.

Het bovenstaande sluit andere door de instellingen overeengekomen regelingen van deze aard niet uit.

3.3.

Bij niet-naleving van deze regelingen zijn de in bijlage VIII bij het Reglement van het Parlement opgenomen bepalingen betreffende sancties voor leden en, wat ambtenaren en andere personeelsleden van het Parlement betreft, de toepasselijke bepalingen van artikel 86 (3) van het statuut of artikel 49 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, van toepassing.

4.   Slotbepalingen

4.1.

De Commissie en het Europees Parlement nemen alle noodzakelijke maatregelen om de uitvoering van deze bijlage te waarborgen.

Hiertoe coördineren de bevoegde diensten van de Commissie en het Parlement de uitvoering van deze bijlage nauwkeurig. Dit omvat de verificatie van de traceerbaarheid van de vertrouwelijke informatie en de periodieke gezamenlijke controle van de toegepaste veiligheidsregelingen -normen.

Het Parlement verbindt zich ertoe waar nodig zijn interne regels aan te passen om de in deze bijlage vastgestelde veiligheidsregels voor vertrouwelijke informatie uit te voeren.

Het Parlement verbindt zich ertoe, zijn toekomstige veiligheidsregelingen zo spoedig mogelijk aan te nemen en deze regelingen in onderlinge overeenstemming met de Commissie te controleren, om tot gelijke veiligheidsnormen te komen. Daardoor wordt aan deze bijlage uitvoering gegeven met betrekking tot:

de technische veiligheidvoorschriften en -normen met betrekking tot de verwerking en de opslag van vertrouwelijke informatie, waaronder veiligheidsmaatregelen op het gebied van de fysieke veiligheid en de veiligheid van het personeel, documenten en op het gebied van IT;

de oprichting van een speciaal hiertoe opgericht toezichtcomité, bestaande uit leden met een passende veiligheidsmachtiging voor de verwerking van EUCI met rubriceringsniveau „TRÈS SECRET UE/EU TOP SECRET”.

4.2.

Het Parlement en de Commissie herzien deze bijlage en passen haar zo nodig aan, uiterlijk op het moment van de in punt 54 van het Kaderakkoord bedoelde herziening, in het licht van de ontwikkelingen op de volgende gebieden:

toekomstige veiligheidsregelingen waarbij het Parlement en de Commissie betrokken zijn;

andere akkoorden of rechtshandelingen die relevant zijn voor de verstrekking van informatie tussen de instellingen.


(1)  PB L 113 van 19.5.1995, blz. 1.

(2)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 20.

(3)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn.


BIJLAGE III

Onderhandelingen over en sluiting van internationale overeenkomsten

In deze bijlage wordt een gedetailleerde regeling vastgesteld voor de in de punten 23, 24 en 25 van het Kaderakkoord bedoelde informatieverstrekking aan het Parlement betreffende de onderhandelingen over en de sluiting van internationale overeenkomsten:

1.

de Commissie licht het Parlement in over haar voornemen het begin van onderhandelingen voor te stellen op hetzelfde moment als waarop zij de Raad hierover inlicht;

2.

overeenkomstig punt 24 van het Kaderakkoord, legt de Commissie, wanneer zij ontwerponderhandelingsrichtsnoeren voorstelt met het oog op de aanneming hiervan door de Raad, deze op hetzelfde moment voor aan het Parlement;

3.

de Commissie houdt gedurende het gehele proces van de onderhandelingen naar behoren rekening met de opmerkingen van het Parlement;

4.

overeenkomstig punt 23 van het Kaderakkoord houdt de Commissie het Parlement geregeld en onverwijld op de hoogte over het verloop van de onderhandelingen, totdat de overeenkomst is geparafeerd en zet zij uiteen, of en hoe de opmerkingen van het Parlement in de teksten waarover is onderhandeld, zijn opgenomen en, als dit niet gebeurd is, om welke redenen niet;

5.

in het geval van internationale overeenkomsten waarvan de sluiting de instemming van het Parlement vereist, verstrekt de Commissie het Parlement tijdens het onderhandelingsproces alle relevante gegevens die zij ook verstrekt aan de Raad (of aan het speciale comité dat door de Raad is aangesteld). Dit omvat ontwerpwijzigingen van vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren, ontwerponderhandelingsteksten, overeengekomen artikelen, de overeengekomen datum voor de parafering van de overeenkomst en de tekst van de overeenkomst die moet worden geparafeerd. De Commissie verstrekt het Parlement, even als de Raad (of het speciale comité dat door de Raad is aangesteld), ook alle relevante documenten die zij heeft ontvangen van derden, indien de opsteller van de deze documenten hiermee instemt. De Commissie houdt de bevoegde parlementaire commissie op de hoogte over de ontwikkelingen in de onderhandelingen en zet met name uiteen hoe rekening met het standpunt van het Parlement is gehouden;

6.

in het geval van internationale overeenkomsten waarvan de sluiting geen instemming van het Parlement vereist, zorgt de Commissie ervoor dat het Parlement onmiddellijk en volledig wordt ingelicht, door gegevens te verstrekken die ten minste de ontwerponderhandelingsrichtsnoeren, de vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren, het daaropvolgende verloop van de onderhandelingen en de sluiting van de onderhandelingen omvatten;

7.

overeenkomstig punt 24 van het Kaderakkoord verstrekt de Commissie het Parlement tijdig gedetailleerde informatie, wanneer een internationale overeenkomst wordt geparafeerd, en licht zij het Parlement zo snel mogelijk in over haar voornemen de voorlopige toepassing ervan aan de Raad voor te stellen en over de redenen hiervan, tenzij redenen van hoogdringendheid haar beletten dit te doen;

8.

de Commissie licht de Raad en het Parlement gelijktijdig en tijdig in over haar voornemen de Raad de opschorting van een internationale overeenkomst voor te stellen, met opgave van de redenen hiervoor;

9.

voor overeenkomsten die onder de in het VWEU vastgestelde goedkeuringsprocedure vallen, houdt de Commissie het Parlement ook volledig op de hoogte alvorens wijzigingen van een overeenkomst goed te keuren, waartoe de Raad overeenkomstig artikel 218, lid 7, van het VWEU bij wijze van afwijking machtiging heeft verleend.


BIJLAGE IV

Tijdschema voor het werkprogramma van de Commissie

Het werkprogramma van de Commissie gaat vergezeld van een lijst van wetgevings- en niet-wetgevingsvoorstellen voor de volgende jaren. Het werkprogramma van de Commissie heeft betrekking op het volgende jaar en omvat gedetailleerde mededelingen over de prioriteiten van de Commissie voor de daaropvolgende jaren. Het werkprogramma van de Commissie kan zo de basis vormen voor een gestructureerde dialoog met het Parlement, met het oog op het zoeken naar een gemeenschappelijke benadering.

Het werkprogramma van de Commissie omvat ook de initiatieven die worden gepland op het gebied van zachte wetgeving, intrekkingen en vereenvoudiging.

1.

In het eerste semester van een gegeven jaar voeren de leden van de Commissie een permanente, geregelde dialoog met de voor hun beleidsterreinen bevoegde parlementaire commissies over de uitvoering van het werkprogramma van de Commissie voor het betrokken jaar en over de voorbereiding van het toekomstige werkprogramma van de Commissie. Op basis van de dialoog brengt elke parlementaire commissie verslag uit over het resultaat daarvan bij de Conferentie van commissievoorzitters.

2.

Parallel hiermee houdt de Conferentie van commissievoorzitters geregeld een gedachtewisseling met de voor interinstitutionele betrekkingen bevoegde vicevoorzitter van de Commissie, om de stand van de uitvoering van het lopende werkprogramma van de Commissie te beoordelen, de voorbereiding van het toekomstige werkprogramma van de Commissie te bespreken en de balans op te maken van de resultaten van de lopende bilaterale dialoog tussen de betrokken parlementaire commissies en de bevoegde leden van de Commissie.

3.

In juni dient de Conferentie van commissievoorzitters een beknopt verslag in bij de Conferentie van voorzitters, dat de resultaten moet omvatten van het onderzoek van de uitvoering van het werkprogramma van de Commissie, alsmede de prioriteiten van het Parlement voor het volgende werkprogramma van de Commissie, en het Parlement stelt de Commissie hiervan op de hoogte.

4.

Op basis van dit beknopte verslag neemt het Parlement tijdens de vergaderperiode van juli een resolutie aan met zijn standpunt, waarin met name verzoeken op basis van initiatief-wetgevingsverslagen worden opgenomen.

5.

Elk jaar wordt tijdens de eerste vergaderperiode van september een debat over de stand van de Unie („State of the Union”) gehouden, waarbij de voorzitter van de Commissie een toespraak houdt waarin hij de balans opmaakt van het lopende jaar en vooruitkijkt naar de prioriteiten, voor de volgende jaren. Hiertoe stelt de voorzitter van de Commissie dienovereenkomstig voor het Parlement de belangrijkste elementen op schrift die als grondslag voor de voorbereiding van het werkprogramma van de Commissie voor het volgende jaar dienen.

6.

Vanaf begin september kunnen de bevoegde parlementaire commissies en de desbetreffende leden van de Commissie bijeenkomen voor een gedetailleerdere gedachtewisseling over de toekomstige prioriteiten op elk beleidsterrein. Deze vergaderingen worden besloten door een vergadering van de Conferentie van commissievoorzitters en het college van commissieleden en door een vergadering van de Conferentie van voorzitters en de voorzitter van de Commissie, naar gelang het geval.

7.

In oktober neemt de Commissie haar werkprogramma voor het volgende jaar aan. Vervolgens presenteert de voorzitter van de Commissie dit werkprogramma aan het Parlement, op een passend niveau.

8.

Het Parlement kan een debat houden en een resolutie aannemen tijdens de vergaderperiode van december.

9.

Dit tijdschema geldt voor elke reguliere programmeringscyclus, met uitzondering van jaren met verkiezingen voor het Parlement die samenvallen met het einde van de ambtstermijn van de Commissie.

10.

Dit tijdschema laat toekomstige akkoorden over de interinstitutionele programmering onverlet.


Top