EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005D0681

Besluit 2005/681/JBZ van de Raad van 20 september 2005 tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA) en tot intrekking van Besluit 2000/820/JBZ

OJ L 256, 1.10.2005, p. 63–70 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
OJ L 168M, 21.6.2006, p. 375–382 (MT)
Special edition in Bulgarian: Chapter 19 Volume 007 P. 189 - 196
Special edition in Romanian: Chapter 19 Volume 007 P. 189 - 196
Special edition in Croatian: Chapter 19 Volume 008 P. 113 - 120

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/07/2016; afgeschaft en vervangen door 32015R2219

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2005/681/oj

1.10.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 256/63


BESLUIT 2005/681/JBZ VAN DE RAAD

van 20 september 2005

tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA) en tot intrekking van Besluit 2000/820/JBZ

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie, met name op artikel 30, lid 1, onder c), en artikel 34, lid 2, onder c),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad is tijdens zijn bijeenkomst in Tampere op 15 en 16 oktober 1999 overeengekomen dat er een Europese Politieacademie (EPA) dient te worden opgericht voor de opleiding van hoge leidinggevende functionarissen van de politiediensten.

(2)

De Europese Politieacademie is opgericht bij Besluit 2000/820/JBZ (2).

(3)

Het is gebleken dat de EPA beter zou kunnen functioneren als zij uit de algemene begroting van de Europese Unie zou worden gefinancierd en de directeur en het personeel van haar secretariaat onder het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen zouden vallen.

(4)

Daarom wordt in de conclusies van de Raad van 24 februari 2005 opgeroepen tot uitvoering van deze wijzigingen, hetgeen de intrekking vergt van Besluit 2000/820/JBZ en de aanneming van een nieuw besluit van de Raad met betrekking tot de EPA.

(5)

De EPA moet blijven werken als een netwerk van nationale opleidingsinstituten die tot taak hebben hoge leidinggevende politiefunctionarissen van de lidstaten op te leiden, overeenkomstig de algemene beginselen die zijn vervat in Besluit 2000/820/JBZ.

(6)

De EPA dient haar taken geleidelijk uit te voeren in het licht van de in de jaarlijkse werkprogramma’s omschreven doelstellingen en naar behoren rekening houdend met de beschikbare middelen.

(7)

Een aantal technische wijzigingen is vereist om de structuur van de EPA aan te passen aan de vigerende procedures in het kader van de algemene begroting van de Europese Unie, van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

(8)

De overige bepalingen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op Besluit 2000/820/JBZ.

(9)

De technische wijzigingen omvatten wijzigingen van de bepalingen betreffende de betrekkingen met derde staten, de werking van de raad van bestuur, de taken van de directeur, het personeel van het secretariaat van de EPA, de financiële voorschriften, de toegang tot documenten en de evaluatie.

(10)

Teneinde de continuïteit te garanderen zijn specifieke overgangsbepalingen vereist,

BESLUIT:

HOOFDSTUK I

OPRICHTING, RECHTSPERSOONLIJKHEID EN ZETEL

Artikel 1

Oprichting

1.   Hierbij wordt een Europese Politieacademie (EPA) opgericht. Zij dient te worden gezien als de opvolger van de EPA zoals opgericht bij Besluit 2000/820/JBZ.

2.   Onverminderd de toekomstige ontwikkelingen krijgt de EPA de vorm van een netwerk dat totstandkomt door koppeling van de onder meer met de opleiding van hoge leidinggevende politiefunctionarissen belaste nationale opleidingsinstituten van de lidstaten, die daartoe nauw samenwerken.

3.   De taak van de EPA bestaat erin de door de raad van bestuur vastgestelde programma’s en initiatieven uit te voeren.

Artikel 2

Rechtspersoonlijkheid

1.   De EPA bezit rechtspersoonlijkheid.

2.   De EPA heeft in alle lidstaten de ruimste handelingsbevoegdheid die naar nationaal recht aan rechtspersonen wordt toegekend. De EPA kan met name roerende en onroerende zaken verkrijgen en vervreemden en in rechte optreden.

3.   De directeur vertegenwoordigt de EPA voor alle juridische aangelegenheden en verplichtingen.

Artikel 3

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op de directeur van de EPA en op het personeel van het secretariaat, met uitzondering van het door de lidstaten gedetacheerd personeel.

Artikel 4

Zetel

De zetel van de EPA is gevestigd in Bramshill in het Verenigd Koninkrijk.

HOOFDSTUK II

ALGEMEEN DOEL, SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN EN TAKEN

Artikel 5

Algemeen doel

De EPA heeft ten doel, door optimalisering van de samenwerking tussen de diverse onderdelen waaruit zij bestaat, bij te dragen tot de opleiding van hoge leidinggevende politiefunctionarissen van de lidstaten. Zij ondersteunt en ontwikkelt een Europese aanpak van de belangrijkste problemen die zich in de lidstaten voordoen op het gebied van criminaliteitsbestrijding, misdaadpreventie en handhaving van de openbare orde en veiligheid, met name vanuit een grensoverschrijdend perspectief.

Artikel 6

Specifieke doelstellingen

De doelstellingen van de EPA zijn:

1)

het verdiepen van de kennis van de nationale politiestelsels en -structuren van de andere lidstaten en van de grensoverschrijdende politiële samenwerking in de Europese Unie;

2)

het verbeteren van de kennis van het internationale instrumentarium en van het instrumentarium van de Unie, met name op de volgende gebieden:

a)

de instellingen van de Europese Unie, hun werking en hun rol, alsook de besluitvormingsprocedures en de rechtsinstrumenten van de Europese Unie, in het bijzonder wat hun implicaties voor de samenwerking op het gebied van de rechtshandhaving betreft;

b)

de doelstellingen, structuur en werking van Europol, alsook de mogelijkheden om de samenwerking tussen Europol en de betrokken rechtshandhavingsdiensten in de lidstaten bij de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit te maximaliseren;

c)

de doelstellingen, structuur en werking van Eurojust;

3)

het zorg dragen voor een adequate opleiding betreffende de naleving van de democratische waarborgen, in het bijzonder de rechten van de verdediging.

Artikel 7

Taken

Om deze doelstellingen te verwezenlijken, kan de EPA in het bijzonder de volgende activiteiten ontplooien:

a)

verzorgen van op gemeenschappelijke normen gebaseerde opleidingen ten behoeve van hoge leidinggevende politiefunctionarissen;

b)

bijdragen tot het opstellen van geharmoniseerde leerplannen voor de opleiding van politiefunctionarissen van het middenkader, van politiefunctionarissen van het middenkader die tot het operationele niveau behoren en van politiefunctionarissen die tot het operationele niveau behoren, op het gebied van de grensoverschrijdende samenwerking tussen de politiediensten in Europa, alsmede het helpen opzetten van passende programma’s voor vervolgopleidingen en het ontwikkelen en verzorgen van opleidingen voor opleiders;

c)

verzorgen van gespecialiseerde opleidingen voor politiefunctionarissen die een sleutelrol vervullen bij de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, met speciale aandacht voor de georganiseerde criminaliteit;

d)

verspreiden van beste praktijken en onderzoeksresultaten;

e)

ontwikkelen en verzorgen van opleidingen die erop gericht zijn de politiediensten van de Europese Unie voor te bereiden op hun deelneming aan niet-militaire crisisbeheersing;

f)

ontwikkelen en verzorgen van opleidingen voor de politieautoriteiten van de kandidaat-lidstaten, met inbegrip van de opleiding van politiefunctionarissen die een sleutelrol vervullen;

g)

faciliteren van zinvolle uitwisselingen en detacheringen van politiefunctionarissen in het kader van opleidingen;

h)

opzetten van een elektronisch netwerk dat de EPA bij de uitvoering van haar taken ondersteunt, waarbij erop wordt toegezien dat de noodzakelijke beveiligingsmaatregelen worden getroffen;

i)

aan hoge leidinggevende politiefunctionarissen uit de lidstaten de mogelijkheid bieden om zich de benodigde talenkennis eigen te maken.

Artikel 8

Samenwerking met andere instanties

1.   De EPA kan samenwerken met relevante organen van de Europese Unie op het gebied van rechtshandhaving en aanverwante gebieden, en met relevante opleidingsinstituten in Europa.

2.   De EPA kan samenwerken met nationale opleidingsinstituten van staten die geen lid zijn van de Europese Unie, in het bijzonder met die van de kandidaat-lidstaten, alsook met die van IJsland, Noorwegen en Zwitserland.

3.   De raad van bestuur kan de directeur van de EPA machtigen met de in de leden 1 en 2 bedoelde organen over samenwerkingsovereenkomsten te onderhandelen.

Deze samenwerkingsovereenkomsten kunnen alleen worden gesloten met toestemming van de raad van bestuur.

Samenwerkingsovereenkomsten met organen van staten die geen lid zijn van de Europese Unie kunnen alleen worden gesloten na instemming van de Raad.

4.   De EPA kan rekening houden met aanbevelingen van Europol en/of van de taskforce van hoofden van politie van de Europese Unie, onverminderd de voorschriften betreffende de vaststelling van het werkprogramma van de EPA.

HOOFDSTUK III

ORGANEN, PERSONEEL EN CONTACTPUNTEN

Artikel 9

Organen

De organen van de EPA zijn:

1)

de raad van bestuur;

2)

de directeur, die de leiding heeft van het secretariaat van de EPA.

Artikel 10

De raad van bestuur

1.   De raad van bestuur bestaat uit één delegatie per lidstaat. Elke delegatie heeft één stem.

2.   De leden van de raad van bestuur zijn bij voorkeur directeuren van nationale opleidingsinstituten. Wanneer uit een lidstaat verscheidene directeuren afkomstig zijn, vormen zij samen één delegatie. De raad van bestuur wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie bekleedt.

3.   Vertegenwoordigers van de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en van Europol worden uitgenodigd om de bijeenkomsten als niet-stemgerechtigd waarnemer bij te wonen.

4.   De leden van de raad van bestuur kunnen zich door deskundigen laten vergezellen.

5.   De directeur van de EPA neemt deel aan de bijeenkomsten van de raad van bestuur, maar heeft geen stemrecht.

6.   De raad van bestuur komt ten minste tweemaal per jaar bijeen.

7.   Tenzij in dit besluit anders is bepaald, worden de besluiten van de raad van bestuur met een meerderheid van twee derde van zijn leden genomen.

8.   De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast.

9.   De raad van bestuur neemt besluiten voor de goedkeuring van:

a)

gemeenschappelijke onderwijsprogramma’s, opleidingsmodules, leermethoden, en alle andere leer- en onderwijsinstrumenten;

b)

het besluit tot aanwijzing van de directeur;

c)

met eenparigheid van stemmen, de ontwerp-begroting die aan de Commissie wordt voorgelegd;

d)

het werkprogramma dat, na raadpleging van de Commissie, ter goedkeuring aan de Raad wordt voorgelegd;

e)

het jaarverslag en het vijfjaarlijkse verslag van de EPA die aan de Commissie en de Raad worden voorgelegd zodat de Raad er nota van kan nemen en deze kan onderschrijven;

f)

de op het EPA-personeel toepasselijke uitvoeringsbepalingen, op voorstel van de directeur en na instemming van de Commissie.

10.   De raad van bestuur kan, wanneer dit strikt noodzakelijk is, beslissen werkgroepen in te stellen om aanbevelingen te doen en om strategieën, opleidingsconcepten en -instrumenten uit te werken en voor te stellen, of om iedere andere door de raad van bestuur noodzakelijk geachte adviserende taak te verrichten. De raad van bestuur stelt de regels vast voor de instelling en de werking van de werkgroepen.

11.   De raad van bestuur oefent ten aanzien van de directeur de bevoegdheden uit die zijn omschreven in artikel 13, lid 3.

12.   Onverminderd lid 9, onder d) en e), worden het werkprogramma, het jaarverslag en het vijfjaarlijkse verslag van de EPA ter informatie aan het Europees Parlement en de Commissie toegezonden en bekendgemaakt.

Artikel 11

De directeur

1.   De directeur wordt door de raad van bestuur uit een door een selectiecomité opgestelde lijst van ten minste drie kandidaten aangesteld voor een eenmaal verlengbare periode van vier jaar.

De raad van bestuur stelt regels op voor de selectie van de kandidaten. Deze regels worden vóór hun inwerkingtreding door de Raad goedgekeurd.

2.   De raad van bestuur kan besluiten de ambtstermijn van de directeur te verlengen.

3.   De raad van bestuur kan de directeur van zijn functie ontheffen.

4.   De directeur heeft de dagelijkse leiding over de EPA-werkzaamheden. Hij ondersteunt de werkzaamheden van de raad van bestuur en is in het bijzonder verantwoordelijk voor:

a)

de uitoefening, ten aanzien van het personeel, van de in artikel 12, lid 3, bedoelde bevoegdheden;

b)

het nemen van alle nodige maatregelen, met inbegrip van het vaststellen van interne administratieve instructies en de bekendmaking van mededelingen, om de werking van de EPA in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit te verzekeren;

c)

het opstellen van de voorontwerpen van begroting, jaarverslag en werkprogramma die aan de raad van bestuur moeten worden voorgelegd;

d)

het uitvoeren van de begroting;

e)

de contacten met de bevoegde diensten uit de lidstaten;

f)

de coördinatie van de uitvoering van het werkprogramma;

g)

alle andere hem door de raad van bestuur toegewezen taken.

5.   De directeur legt voor zijn activiteiten rekenschap af aan de raad van bestuur.

6.   De directeur brengt op verzoek van de Raad verslag uit over de uitvoering van zijn taken. De directeur kan dit ook op verzoek van het Europees Parlement doen.

7.   De directeur onderhandelt met de regering van de gastlidstaat over een zetelovereenkomst en legt die ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.

Artikel 12

Het secretariaat van de EPA

Het secretariaat van de EPA staat de EPA bij in haar administratieve taken die noodzakelijk zijn voor haar werking en voor de uitvoering van het jaarprogramma en, in voorkomend geval, van de aanvullende programma’s en initiatieven.

Artikel 13

Personeel van het secretariaat van de EPA

1.   Het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen en de regels die gezamenlijk door de instellingen van de Europese Gemeenschappen zijn vastgesteld ter uitvoering van dat statuut en die regeling, zijn van toepassing op de directeur van de EPA en op het personeel van het secretariaat van de EPA dat na de inwerkingtreding van dit besluit in dienst is genomen.

2.   Voor de uitvoering van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (3), wordt de EPA gelijkgesteld met een orgaan in de zin van artikel 1 bis, lid 2, van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen.

3.   De EPA oefent overeenkomstig artikel 10, lid 11, en artikel 11, lid 4, onder a), van dit besluit ten aanzien van het personeel van haar secretariaat de bevoegdheden uit die het statuut van de ambtenaren toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag en die de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden toekent aan het tot het sluiten van overeenkomsten bevoegde gezag.

4.   Het personeel van het secretariaat van de EPA bestaat uit door een instelling gedetacheerde ambtenaren in de zin van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, uit door de lidstaten gedetacheerde deskundigen en uit andere personeelsleden die de EPA in dienst neemt om haar taken te kunnen uitvoeren. Alle personeelsleden hebben een tijdelijk dienstverband.

5.   De detachering van nationale deskundigen uit de lidstaten bij het secretariaat van de EPA geschiedt volgens Besluit 2003/479/EG van 16 juni 2003 betreffende de regeling die van toepassing is op nationale deskundigen en militairen die bij het secretariaat-generaal van de Raad zijn gedetacheerd (4), dat op analoge wijze geldt.

Artikel 14

Contactpunten

Er kan in elke lidstaat een nationaal EPA-contactpunt worden opgezet. Onverminderd het recht van de lidstaat om dit contactpunt naar believen te organiseren, is dit contactpunt bij voorkeur de delegatie van de lidstaat in de raad van bestuur. Dit contactpunt zorgt voor een daadwerkelijke samenwerking tussen de EPA en de opleidingsinstituten.

HOOFDSTUK IV

FINANCIËLE VOORSCHRIFTEN

Artikel 15

Begroting

1.   De ontvangsten van de EPA bestaan, onverminderd andere soorten inkomsten, uit een subsidie van de Gemeenschap die wordt opgenomen in de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling Commissie).

2.   De uitgaven van de EPA bestaan uit personeelsuitgaven, administratieve uitgaven, uitgaven voor infrastructuur en beleidsuitgaven.

3.   De directeur raamt de ontvangsten en uitgaven van de EPA voor het volgende begrotingsjaar en stuurt deze raming samen met een voorlopige personeelsformatie naar de raad van bestuur.

4.   De ontvangsten en uitgaven moeten in evenwicht zijn.

5.   De raad van bestuur keurt de ontwerp-raming, met inbegrip van de voorlopige personeelsformatie en het ontwerp-werkprogramma, goed en stuurt deze uiterlijk op 31 maart van ieder jaar door naar de Commissie. Indien de Commissie bezwaren heeft tegen de ontwerp-raming, raadpleegt zij de raad van bestuur uiterlijk 30 dagen na ontvangst van de ontwerp-raming.

6.   De Commissie zendt de raming samen met het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie naar het Europees Parlement en de Raad (hierna „de begrotingsautoriteit” genoemd).

7.   Op basis van deze raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting op in het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig artikel 272 van het Verdrag aan de begrotingsautoriteit voorlegt.

8.   De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie aan de EPA goed. De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie van de EPA vast.

9.   De raad van bestuur keurt de begroting van de EPA en de personeelsformatie goed. Zij worden definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. Zo nodig worden zij dienovereenkomstig aangepast.

10.   Wijzigingen van de begroting, inclusief de personeelsformatie, vinden plaats volgens de in de leden 5 tot en met 9 vastgestelde procedure.

11.   De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit zo spoedig mogelijk in kennis van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van zijn begroting kunnen hebben, in het bijzonder onroerendgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. De raad van bestuur brengt de Commissie daarvan op de hoogte.

12.   Wanneer een tak van de begrotingsautoriteit kennis heeft gegeven van zijn voornemen om een advies te verstrekken, doet hij dit advies aan de raad van bestuur toekomen binnen een termijn van zes weken te rekenen vanaf de kennisgeving van het project.

Artikel 16

Uitvoering en controle van de begroting

1.   De directeur voert de begroting van de EPA uit.

2.   Uiterlijk op 1 maart van het jaar dat op het afgesloten begrotingsjaar volgt, dient de rekenplichtige van de EPA de voorlopige rekeningen met het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar in bij de rekenplichtige van de Commissie. De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de instellingen en de gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van 25 juni 2002 betreffende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5) (Financieel Reglement).

3.   Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, dient de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van de EPA met het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar in bij de Rekenkamer. Het verslag over het budgettair en financieel beheer van dat begrotingsjaar wordt ook toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

4.   Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van de EPA overeenkomstig artikel 129 van het Financieel Reglement maakt de directeur onder zijn eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van de EPA op en legt hij deze voor advies voor aan de raad van bestuur.

5.   De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van de EPA.

6.   Uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar dient de directeur de definitieve rekeningen met het advies van de raad van bestuur in bij de Commissie, de Rekenkamer, het Europees Parlement en de Raad.

7.   De definitieve rekeningen worden gepubliceerd.

8.   De directeur dient uiterlijk op 30 september een antwoord op de opmerkingen van de Rekenkamer in bij deze instelling. Hij dient dit antwoord ook in bij de raad van bestuur.

9.   Op aanbeveling van de Raad verleent het Europees Parlement vóór 30 april van het jaar n + 2 aan de directeur van de EPA kwijting inzake de uitvoering van de begroting van het jaar n.

Artikel 17

Financiële regeling

De financiële regeling die op de EPA van toepassing is, wordt door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie, met eenparigheid van stemmen vastgesteld. Deze financiële regeling mag slechts afwijken van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6), indien de specifieke vereisten van de werking van de EPA dit noodzakelijk maken en mits de Commissie hiermee van tevoren heeft ingestemd. De begrotingsautoriteit wordt van deze afwijkingen in kennis gesteld.

Artikel 18

Fraudebestrijding

1.   Ter bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (7) onverkort van toepassing.

2.   De EPA treedt toe tot het interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en stelt onverwijld de desbetreffende voorschriften vast die op de directeur van de EPA en het personeel van het secretariaat van de EPA van toepassing zijn.

3.   De financieringsbesluiten, evenals de contracten en uitvoeringsinstrumenten die uit de besluiten voortvloeien, bepalen uitdrukkelijk dat de Rekenkamer en het OLAF indien nodig bij de begunstigden van middelen van de EPA en bij de tussenpersonen die deze middelen verdelen, controles ter plaatse kunnen verrichten.

HOOFDSTUK V

DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 19

Talen

De voorschriften van Verordening nr. 1 van 15 april 1958 (8) tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap zijn op de EPA van toepassing. Het jaarlijkse verslag aan de Raad zoals bedoeld in artikel 10, lid 9, onder e), wordt opgesteld in de officiële talen van de instellingen van de Unie.

Artikel 20

Toegang tot documenten

Op basis van een voorstel van de directeur en uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit stelt de raad van bestuur regels vast betreffende toegang tot documenten van de EPA, met inachtneming van de beginselen en de beperkingen van Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en van de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (9).

Artikel 21

Evaluatie

1.   Binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit besluit en vervolgens om de vijf jaar geeft de raad van bestuur opdracht tot een onafhankelijke externe evaluatie van de uitvoering van dit besluit en van de door de EPA uitgevoerde activiteiten.

2.   Iedere evaluatie beoordeelt de impact van dit besluit, het nut, de relevantie, de effectiviteit en de efficiëntie van de EPA en haar werkmethoden.

3.   De raad van bestuur ontvangt de evaluatie en doet aanbevelingen aan de Commissie over de structuur en de werkmethoden van de EPA. De resultaten van de evaluatie en de aanbevelingen maken deel uit van het volgens de procedure van artikel 10, lid 9, onder e), op te stellen vijfjaarlijkse verslag.

Artikel 22

Besluiten van de Raad

Wanneer de Raad handelt overeenkomstig artikel 8, lid 3, artikel 10, lid 9, onder d) en e), artikel 11, lid 1, en artikel 16, lid 9, besluit hij met gekwalificeerde meerderheid van stemmen van zijn leden.

HOOFDSTUK VI

OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 23

Algemene rechtsopvolging

1.   De EPA zoals opgericht bij dit besluit, is de algemene rechtsopvolger voor alle overeenkomsten, financiële verplichtingen en eigendommen van de EPA zoals opgericht bij Besluit 2000/820/JBZ.

2.   Onverminderd artikel 11, lid 7, blijft de overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Besluit 2000/820/JBZ gesloten zetelovereenkomst voor de bij dit besluit opgerichte EPA van kracht totdat zij wordt ingetrokken.

Artikel 24

De directeur en het personeel

1.   De op grond van artikel 4, lid 2, van Besluit 2000/820/JBZ aangestelde directeur fungeert, voor het resterende deel van zijn ambtstermijn, als directeur in de zin van artikel 11 van dit besluit.

2.   Wanneer deze persoon niet wil of kan handelen overeenkomstig lid 1, stelt de raad van bestuur, hangende de aanstellingsprocedure van artikel 11, lid 1, van dit besluit, een directeur ad interim aan voor een maximumtermijn van 18 maanden.

3.   Vóór de aanneming van dit besluit gesloten arbeidsovereenkomsten blijven geldig.

4.   De nationale deskundigen die zijn gedetacheerd bij de EPA zoals opgericht bij Besluit 2000/820/JBZ kunnen hun detachering bij de EPA voortzetten overeenkomstig de in artikel 13, lid 5, van dit besluit bedoelde regelingen.

Artikel 25

Begroting

1.   De kwijtingsprocedure met betrekking tot de overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Besluit 2000/820/JBZ vastgestelde begrotingen wordt uitgevoerd overeenkomstig het op basis van artikel 5, lid 3, van Besluit 2000/820/JBZ aangenomen financieel reglement.

2.   Alle uitgaven voortvloeiende uit toezeggingen die de EPA overeenkomstig het op basis van artikel 5, lid 3, van Besluit 2000/820/JBZ aangenomen financieel reglement heeft gedaan vóór de inwerkingtreding van dit besluit en die op dat moment nog niet zijn betaald, worden betaald uit de begroting van de EPA, zoals opgericht bij dit besluit.

3.   Vóór het verstrijken van een periode van negen maanden na de inwerkingtreding van dit besluit stelt de raad van bestuur met eenparigheid van stemmen het bedrag vast dat de in lid 2 bedoelde uitgaven moet dekken. Een overeenkomstig bedrag, dat wordt gefinancierd uit het gecumuleerde overschot van de op basis van artikel 5, lid 3, van Besluit 2000/820/JBZ aangenomen begrotingen, wordt overgedragen naar de overeenkomstig dit besluit vastgestelde begroting voor 2006 en vormt een bestemmingsontvangst ter dekking van die uitgaven.

Indien de overschotten niet volstaan om de in lid 2 bedoelde uitgaven te dekken, verstrekken de lidstaten de nodige financiering op grond van Besluit 2000/820/JBZ.

4.   Het resterende deel van de overschotten van de op basis van artikel 5, lid 3, van Besluit 2000/820/JBZ goedgekeurde begrotingen wordt aan de lidstaten terugbetaald. Het aan iedere lidstaat uit te keren bedrag wordt berekend op basis van de overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Besluit 2000/820/JBZ vastgestelde jaarlijkse bijdragen van de lidstaten aan de EPA-begrotingen.

Het voornoemde resterende deel wordt aan de lidstaten terugbetaald binnen drie maanden nadat het in lid 3 bedoelde bedrag is vastgesteld en de kwijtingsprocedures met betrekking tot de overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Besluit 2000/820/JBZ goedgekeurde begrotingen zijn afgerond.

5.   De EPA vervolgt de uitvoering van de door de Gemeenschap gefinancierde projecten waarin de bij Besluit 2000/820/JBZ opgerichte EPA deelneemt, inclusief de in het kader van de programma’s Cards en Meda goedgekeurde projecten.

Artikel 26

Werkprogramma en jaarverslag

1.   Het overeenkomstig artikel 3 van Besluit 2000/820/JBZ goedgekeurde jaarlijkse bijscholingsprogramma wordt beschouwd als werkprogramma in de zin van artikel 10, lid 9, onder d), behoudens eventuele overeenkomstig de bepalingen van dit besluit aangenomen wijzigingen.

2.   Het jaarverslag van de EPA voor 2005 wordt opgesteld volgens de procedure van artikel 3 van Besluit 2000/820/JBZ.

Artikel 27

Institutionele regelingen

1.   Ten behoeve van de uitvoering van de overgangsmaatregelen van dit besluit treedt de bij artikel 10 van dit besluit ingestelde raad van bestuur in de plaats van de raad van bestuur die is ingesteld bij Besluit 2000/820/JBZ.

2.   Niettegenstaande artikel 28 van dit besluit blijven de relevante bepalingen van Besluit 2000/820/JBZ en alle regels en reglementen die ter uitvoering ervan zijn aangenomen van kracht met het oog op de uitvoering van de overgangsbepalingen van dit besluit.

Artikel 28

Vóór de inwerkingtreding te nemen maatregelen

De overeenkomstig Besluit 2000/820/JBZ ingestelde raad van bestuur en de overeenkomstig dat besluit benoemde directeur bereiden de aanneming van de volgende instrumenten voor:

a)

het reglement van orde van de raad van bestuur zoals bedoeld in artikel 10, lid 8;

b)

de op het EPA-personeel toepasselijke uitvoeringsbepalingen zoals bedoeld in artikel 10, lid 9, onder f);

c)

de regels inzake de selectie van de kandidaten zoals bedoeld in artikel 11, lid 1;

d)

de maatregelen zoals bedoeld in artikel 11, lid 4, onder b);

e)

het financieel reglement van toepassing op de EPA zoals bedoeld in artikel 17;

f)

de maatregelen vereist in artikel 18, lid 2, en

g)

de regels voor de toegang tot documenten van de EPA zoals bedoeld in artikel 20.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 29

Intrekking

Onverminderd hoofdstuk VI van dit besluit wordt Besluit 2000/820/JBZ ingetrokken.

Artikel 30

Van kracht worden

Dit besluit wordt van kracht op 1 januari 2006. Artikel 28 is evenwel van toepassing met ingang van de dag volgende op die van de bekendmaking van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 31

Bekendmaking

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 20 september 2005.

Voor de Raad

De voorzitster

M. BECKETT


(1)  Advies uitgebracht op 12 april 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 336 van 30.12.2000, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2004/567/JBZ (PB L 251 van 27.7.2004, blz. 20).

(3)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 723/2004 (PB L 124 van 27.4.2004, blz. 1).

(4)  PB L 160 van 28.6.2003, blz. 72. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2004/240/EG (PB L 74 van 12.3.2004, blz. 17).

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(6)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(7)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(8)  PB 17 van 6.10.1958, blz. 385/58. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(9)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.


Top