EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0654
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Opening up Education: Innovative teaching and learning for all through new Technologies and Open Educational Resources
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Naar een opener onderwijs: innovatief onderwijzen en leren voor iedereen met nieuwe technologie en open leermiddelen
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Naar een opener onderwijs: innovatief onderwijzen en leren voor iedereen met nieuwe technologie en open leermiddelen
/* COM/2013/0654 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Naar een opener onderwijs: innovatief onderwijzen en leren voor iedereen met nieuwe technologie en open leermiddelen /* COM/2013/0654 final */
Technologie
en open leermiddelen als kansen voor modernisering van het Europese onderwijs
In deze mededeling wordt een Europese agenda voor de
bevordering van hoogwaardige, innovatieve leer- en onderwijsmethoden met behulp
van nieuwe technologieën en digitale inhoud vastgesteld. Er worden maatregelen
voorgesteld om open leeromgevingen te stimuleren met het oog op beter en
doelmatiger onderwijs; hiermee kan worden bijgedragen tot de doelstellingen van
Europa 2020 ter versterking van het concurrentievermogen en de groei door
middel van beter opgeleide arbeidskrachten en meer werkgelegenheid. Zij kan de
EU-kerndoelen inzake de bestrijding van voortijdig schoolverlaten en de
voltooiing van een opleiding hoger onderwijs of gelijkwaardig[1] helpen verwezenlijken en bouwt verder op de recente
initiatieven "Een andere kijk op onderwijs"[2],
"Het Europese hoger onderwijs in de wereld"[3] en
het vlaggenschipinitiatief "Digitale agenda"[4]. Zij bevat voorstellen voor maatregelen op Europees en op
nationaal niveau, met name: - onderwijsinstellingen, leraren en lerenden helpen bij de
verwerving van digitale vaardigheden en leermethoden, - de ontwikkeling en beschikbaarheid van open leermiddelen
ondersteunen, - klassen op internet aansluiten en digitale apparatuur en
inhoud introduceren, - een beroep doen op alle belanghebbenden (leraren, lerenden,
gezinnen, economische en sociale partners) om de rol van digitale technologie
in onderwijsinstellingen te vergroten. Hoewel vooral de lidstaten de sleutel tot succes in handen
hebben, heeft ook de EU hier een taak. Zij kan goede praktijken en uitwisseling
tussen de lidstaten bevorderen. De Unie kan zorgen voor schaalvoordelen en
interoperabiliteit en op die wijze versnippering voorkomen. Zij kan door middel
van financiële steun, publiek-private partnerschappen en aanbevelingen de
ontwikkeling en beschikbaarheid van digitale technologie en inhoud
ondersteunen. Het onderwijs in de EU houdt geen
gelijke tred met de digitale maatschappij en de economie… Digitale technologie is volledig geïntegreerd in de manier
waarop mensen met elkaar contact onderhouden, werken en handel drijven; toch
wordt zij niet ten volle benut in de onderwijs- en opleidingsstelsels in
Europa. Een recente studie[5] over het digitale aanbod in scholen in
de Unie heeft aan het licht gebracht dat 63 % van de 9-jarigen naar een
school gaat die geen uitgebreide digitale voorzieningen heeft (met adequate
apparatuur, snelle breedband en hoge connectiviteit). Hoewel 70 % van de
leraren in de EU het belang erkennen van opleiding in digitaal ondersteunde
onderwijs‑ en leermethoden, wordt slechts 20‑25 % van de
leerlingen onderwezen door leraren die op digitaal gebied zelfvertrouwen hebben
en ondersteuning bieden. De meeste leraren maken hoofdzakelijk gebruik van
informatie- en communicatietechnologie (ICT) om hun lessen voor te bereiden, in
plaats van er tijdens de lessen met de leerlingen mee te werken[6]. Leerlingen van vandaag verwachten meer persoonlijke
afstemming, samenwerking en een betere koppeling tussen formeel en informeel
leren, wat bij digitaal ondersteund leren grotendeels mogelijk is. Toch gebruikt
tussen 50 en 80 % van de leerlingen in de EU nooit digitale studieboeken,
oefensoftware, uitzendingen/podcasts, simulaties of educatieve spellen. Het
ontbreekt de EU aan een kritische massa van hoogwaardige educatieve software en
toepassingen voor specifieke studiegebieden en in meerdere talen, en ook aan op
internet aangesloten apparatuur voor alle leerlingen en leraren. Als gevolg van
deze versplintering van werkwijzen en markten groeit er een nieuwe digitale
kloof in de EU, tussen degenen die wel en degenen die geen toegang hebben tot
innovatief, op technologie gebaseerd onderwijs. Ook dreigt de EU achter te lopen op andere regio's in de
wereld. De VS en sommige Aziatische landen investeren in op ICT gebaseerde
strategieën om het onderwijs en opleidingen te moderniseren. Zij zijn de
onderwijsstelsels grondig aan het veranderen, moderniseren en
internationaliseren, met tastbare resultaten in scholen en universiteiten
inzake de toegang tot en de kosten van onderwijs, de lespraktijk en hun
wereldwijde reputatie of merkontwikkeling. Een voorbeeld in dit verband is dat
veel van de geleverde digitale inhoud afkomstig is van spelers buiten Europa,
onder meer van onderwijsinstellingen die hun cursussen wereldwijd aanbieden via
open onlinecursussen voor een groot publiek (Massive Open Online Courses;
MOOC's). …maar
technologie biedt kansen voor meer efficiëntie en gelijke kansen in het
onderwijs. De potentiële voordelen van de digitale revolutie in het
onderwijs zijn talrijk: individuele lerenden kunnen gemakkelijk en vaak gratis
kennis opdoen via andere bronnen dan hun leraren[7] en instellingen; nieuwe groepen
lerenden kunnen worden bereikt, aangezien leren niet langer tot specifieke
lestijden of methoden beperkt is en persoonlijke afstemming mogelijk is; nieuwe
onderwijsverstrekkers komen naar voren; leraren kunnen gemakkelijk inhoud delen
en creëren met collega's en lerenden uit verschillende landen; en een veel
breder scala aan leermiddelen kan worden benut. Door open technologieën kan iedereen,
altijd, overal, met elk apparaat, met de hulp van iedereen leren. Het belangrijkste is dat onderwijs en kennis veel
gemakkelijker grenzen kunnen overschrijden, waardoor de waarde en de
mogelijkheden van internationale samenwerking aanzienlijk toenemen. Dankzij
open leermiddelen (Open Educational Resources; OER's)[8]
en met name MOOC's kunnen leraren en onderwijsinstellingen gelijktijdig
duizenden lerenden uit de vijf continenten bereiken, waaruit blijkt dat taal
niet altijd een belemmering vormt. Lerenden, lesgevers, onderzoekers en
instellingen kunnen met collega's uit de hele wereld inhoud creëren, delen en
bespreken, wat leidt tot intensievere samenwerking. Een ruimer gebruik van nieuwe technologie en open leermiddelen
kan de toegang tot onderwijs verbreden en kan bovendien voor
onderwijsinstellingen en lerenden, vooral die uit kwetsbare groepen, de kosten
helpen drukken. Dit bevordert een rechtvaardige verdeling, maar er zijn duurzame
investeringen in onderwijsinfrastructuur en in personele middelen voor nodig. Open technologie is voor Europa een kans om nieuw talent
aan te trekken, de burgers toe te rusten met relevante vaardigheden, wetenschap
en onderzoek te bevorderen en innovatie, productiviteit, werkgelegenheid en
groei te stimuleren. Europa moet nu handelen, voorzien in het juiste
beleidskader en de invoering van innovatieve leer- en onderwijsmethoden
bevorderen op scholen en universiteiten, in beroepsonderwijs en de ‑opleidingen
en in scholen voor volwassenenonderwijs. Het beleidskader van de EU (de open
coördinatiemethode op het gebied van onderwijs en opleiding 2020) en de
EU-programma's (met name Erasmus+, Horizon 2020 en de structuur‑ en
investeringsfondsen) kunnen stimulansen bieden en een kader scheppen om dit
mogelijk te maken. Dit kan alle lidstaten en regio's, met name de minder
ontwikkelde, helpen om ook van kwaliteitsonderwijs te profiteren en hun
groeipotentieel te verbeteren, en daardoor de economische en sociale
convergentie te behouden. Zoals reeds vermeld, zal de EU de maatregelen ondersteunen
die in dit document worden voorgesteld. Daarin wordt rekening gehouden met de
resultaten van de raadpleging van een breed scala van belanghebbenden, die
heeft plaatsgevonden sinds de zomer van 2012. De resultaten en de
gedetailleerde empirische gegevens worden ook uiteengezet in een werkdocument
van de diensten van de Commissie, waarin de huidige situatie in de lidstaten
wordt geanalyseerd (waarbij grote onderlinge verschillen zijn te onderkennen),
de aandacht wordt gevestigd op goede praktijken, en de voornaamste
belemmeringen op EU-niveau voor onderwijsvernieuwing door middel van digitale
inhoud en technologie worden onderzocht. Het ligt voor de hand dat de inzet
varieert naargelang de verschillende sectoren (d.w.z. leerplichtonderwijs,
hoger onderwijs, beroepsonderwijs en ‑opleiding en volwassenenonderwijs)
en niet-formeel en informeel leren.
1. Open
leeromgevingen: innovatiekansen voor organisaties, leraren en lerenden
1.1 Innovatieve organisaties
Onderwijs‑ en
opleidingsinstellingen moeten hun organisatie kritisch beoordelen… Alle onderwijsinstellingen moeten hun aanpassingsvermogen
vergroten, innovatie bevorderen en de mogelijkheden van technologie en digitale
inhoud benutten. Vaak staan de strategieën van de instellingen echter niet open
voor op ICT gebaseerd onderwijs. Door de restrictieve voorschriften voor de onderwijsprogramma's
en de evaluatiepraktijk in het algemene en het beroepsonderwijs en de
beroepsopleidingen kunnen didactische methoden waarin technologie een
sleutelrol speelt, niet ten volle worden benut. In het hoger onderwijs wordt
verandering afgeremd door andere factoren, zoals weinig flexibele financierings‑
en beheersstructuren en daarbij nog budgettaire beperkingen. Ook in het volwassenenonderwijs
biedt ICT grote mogelijkheden voor structurele veranderingen: uit een in
Finland uitgevoerd onderzoek[9] blijkt dat in 2012 slechts 41 %
van de organisaties in de Finse industrie die hebben gereageerd, onlineleren heeft
gebruikt voor opleiding van het personeel. Toch kan het gebruik van ICT voor
opleiding kosten besparen en de flexibiliteit van tijd en ruimte vergroten. Alleen als de onderwijsinstellingen het kader waarin zij
werken, veranderen, zullen zij kunnen profiteren van de voordelen van ICT. Open
leeromgevingen vereisen dat de leidinggevenden in onderwijsinstellingen een
actieve rol spelen door een strategische visie te bieden, door van elkaar
afgescheiden instellingen om te vormen tot met elkaar verbonden
leergemeenschappen, en door werknemers te belonen voor innovatieve onderwijsmethoden.
Leiderschap moet vergezeld gaan van organisatorische veranderingen en
instellingsgebonden ontwikkelingsplannen. Onderwijsinstellingen zouden moeten
overwegen na te gaan in welke mate zij aangepast en klaar zijn om ICT te
gebruiken, en hun organisatie‑ en bedrijfsmodellen zo nodig te
beoordelen. Dit houdt onder meer in dat zij nagaan in welke mate digitalisering
van de administratie efficiëntiewinst kan opleveren, of ICT veilig is
geïntegreerd — dit is mogelijk met behulp van het eSafety-label voor scholen[10]
—, en of het leren en onderwijzen digitaal ondersteund wordt. Dit kan ook
reflectie vergen over de vraag of het de taak van de instelling is om kennis
over te dragen en/of kennisverwerving te certificeren. Het opkomen van een baanbrekende innovatie zoals de MOOC's
kan zorgen voor een transformatie van het hoger onderwijs, met nieuwe centra
van topkwaliteit ("centres of excellence") en nieuwe concurrentie
tussen universiteiten overal ter wereld. Ook al ging het eerste project met
open lesmateriaal (Open Courseware) in Duitsland van start, de grootste
verschuivingen spelen zich af in de Verenigde Staten. Terwijl de drie
belangrijkste aanbieders van MOOC's in de VS ongeveer 400 cursussen ter beschikking
stellen, met 3 miljoen gebruikers wereldwijd, bieden maar weinig
Europese universiteiten MOOC's aan. Uit een recente enquête[11]
blijkt dat in een derde van de 200 geraadpleegde Europese universiteiten
zelfs niet bekend was wat een MOOC is, en dat slechts in een derde een
initiatief met betrekking tot MOOC werd overwogen. Dit potentieel kan het best worden benut door middel van
strategische partnerschappen. Een positief voorbeeld is de recente start van
het Europese MOOC-initiatief door de Europese Vereniging van universiteiten
voor afstandsonderwijs[12]. Een dergelijk initiatief toont aan
dat grensoverschrijdend werken de noodzakelijke schaalgrootte biedt om nieuwe
oplossingen in het onderwijs, die voor elke instelling afzonderlijk buiten
bereik zouden liggen, mogelijk te maken. …om innovatieve leermethoden te stimuleren. Meer "blended learning", een combinatie van
contactonderwijs en onlineleren, kan de motivatie van de lerende verbeteren en
het leren doeltreffender maken. Bijvoorbeeld kan bij werkopleidingen
technologie worden ingezet om praktijksituaties na te bootsen, waarbij lerenden
hun technische en probleemoplossende vaardigheden verbeteren. Technologie maakt
ook nieuwe leer‑ en evaluatiemethoden mogelijk, waarbij de klemtoon meer
ligt op wat de lerende kán, dan op het louter verwerven van informatie of op
reproductie door de lerende. Dankzij de technologie kunnen nieuwe oplossingen worden
uitgewerkt voor meer persoonlijke afstemming bij het leren, doordat leraren de
lerenden afzonderlijk nauwkeuriger en up-to-date kunnen opvolgen. Door middel
van leerprocesanalyse[13] kunnen nieuwe,
meer op de lerende afgestemde onderwijsmethoden worden ontwikkeld, aangezien de
vorderingen van lerenden die regelmatig gebruikmaken van ICT op de voet kan
worden gevolgd: leraren kunnen de precieze leerresultaten van elk individu
kennen en vaststellen of er behoefte is aan extra ondersteuning, rekening
houdend met ieders individuele leerstijl.
1.2 Innovatieve leraren
Leraren moeten
goede digitale vaardigheden kunnen verwerven… Leraren zijn in de loop der jaren voortdurend de motor
geweest van innovatie in onze onderwijsinstellingen. Wanneer echter de
integratie van ICT wordt bekeken, beschikken
velen niet over de nodige competenties om ICT didactisch te benutten. In
slechts zeven landen[14] wordt 30 tot 50 % van de
leerlingen in het lager en/of lager secundair onderwijs onderwezen door leraren
die op digitaal gebied zelfvertrouwen hebben en ondersteuning bieden, vlot
toegang hebben tot ICT en op school weinig belemmeringen ervaren om ICT te
gebruiken. Uit studies blijkt ook dat 70 % van de leraren in de EU
vragende partij is voor professionele ontwikkeling inzake ICT-vaardigheden. In de initiële lerarenopleidingen moet sterk de nadruk
worden gelegd op digitale onderwijsmethoden. Uit een
gezamenlijke EG‑OESO‑enquête blijkt dat
zes op de tien leraren geen enkele opleiding hebben gekregen over ICT‑gebruik
in de klas. Ook is dringend aandacht nodig voor didactische nascholing voor
leraren inzake digitale competenties, zodat de leraren bijblijven. Diverse
belanghebbenden die deze uitdaging willen aanpakken, hebben in het kader van de
grote coalitie voor digitale banen al beloofd Europese MOOC's te ontwerpen om
leraren specifieke vaardigheden bij te brengen en zo hun digitale vaardigheden
te helpen vergroten. De Commissie zal onder meer voortbouwen op de European
Schoolnet[15] Academy om voor leraren in specifieke
vakgebieden zoals wiskunde, wetenschap en technologie grootschalige
nascholingscursussen te ontwikkelen en online aan te bieden; ook zal zij steun
verlenen aan een netwerk van organisaties die zich bezighouden met de opleiding
en nascholing van leraren. …om aansluiting te vinden bij sterke
kennisgemeenschappen… Het gebruik van educatieve
software en OER's wordt geremd door een gebrek aan geschikte leermiddelen die
zijn afgestemd op de specifieke behoeften van elke gebruiker: leraren gebruiken
doorgaans vooral leermiddelen die door collega's zijn aanbevolen.
Gemeenschappen op EU-niveau van mensen uit de praktijk zijn een succesvol
middel gebleken voor de uitwisseling van goede praktijken en voor collegiale
ondersteuning. De enorme betrokkenheid van leraren bij het e-Twinning‑platform[16],
met meer dan 200 000 geregistreerde gebruikers, bij SCIENTIX,
de community voor wetenschapsonderwijs in Europa[17],
en bij Open Discovery Space[18]
maakt dit duidelijk. Om ervoor te zorgen dat ruime kennisgemeenschappen
("communities of practice") zich professioneel kunnen ontwikkelen met
behulp van onlineleermiddelen en door te leren van collega's ("peer
learning"), zal de Commissie nagaan hoe zij de bestaande netwerken nuttig
kan gebruiken en nieuwe netwerken tot stand kan brengen, waaronder het nieuwe EPALE
(elektronisch platform voor volwassenenonderwijs in Europa; Electronic Platform
for Adult Learning in Europe). Tevens zal aandacht worden besteed aan de
voordelen van samenwerking op didactisch gebied in het hoger onderwijs; op dit
moment staat die minder ver dan de samenwerking op onderzoeksgebied. …en moeten worden beloond voor nieuwe
onderwijsmethoden. Leraren worden beïnvloed
door de wijze waarop hun prestaties worden beoordeeld. Het beoordelen van de
prestaties varieert naargelang het land en de onderwijssector, maar slechts
zelden spelen parameters met betrekking tot open onderwijsmethoden daarbij een
rol. De lidstaten, regionale overheden en onderwijs‑ en
opleidingsinstellingen moeten de beoordeling van prestaties opnieuw overdenken,
zodat leraren de juiste impuls krijgen om innovatief onderwijs in te voeren en
te verankeren.
1.3 Innovatie voor lerenden
Lerenden
verwachten dat zij de digitale vaardigheden voor de eenentwintigste eeuw zullen
verwerven… Mensen moeten zich nieuwe
vaardigheden voor een digitale wereld eigen maken[19]. Hoewel
digitale competentie van essentieel belang is om werk te vinden, zijn jongeren
vandaag niet voldoende in staat deze creatief en kritisch in te zetten. In het
digitale tijdperk geboren zijn garandeert nog geen digitale competentie. Uit
studies blijkt dat gemiddeld slechts 30 % van de leerlingen en studenten
in de EU als digitaal competent kan worden beschouwd; en nog steeds 28 %
van de leerlingen en studenten in de EU heeft vrijwel geen toegang tot ICT,
noch op school, noch thuis. Bij slechts ongeveer de helft van de leerlingen en studenten
in het initieel beroepsonderwijs in Europa gebruiken de leraren ICT in meer dan
een kwart van de lessen. Voorts wordt de productiviteit, het innovatievermogen
op de werkplek en de participatie in de samenleving bij veel volwassenen
belemmerd door een totaal of gedeeltelijk gebrek aan digitale vaardigheden.[20] Via de grote coalitie
voor digitale banen streeft de Commissie er samen met de sector naar de
voor ICT'ers vereiste vaardigheden te promoten. Toch moeten meer mensen betere
digitale vaardigheden verwerven en vertrouwd worden met het actieve gebruik van
technologie om hun kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren. Het is van
essentieel belang de digitale vaardigheden te verbeteren door middel van
informeel leren, niet-formeel leren en nieuwe leerplannen, waarin bijvoorbeeld
programmeren steeds meer gangbaar wordt. Ook moet bijzondere aandacht uitgaan
naar kwetsbare groepen zoals lerenden die dreigen laag te presteren op het
gebied van bijvoorbeeld wetenschap en technologie, of die leermoeilijkheden hebben. …en
verwachten dat de digitale vaardigheden die zij hebben verworven, eenvoudig
kunnen worden gecertificeerd en erkend voor verder leren of werken. Lerenden verwachten dat hun
vaardigheden worden erkend door mogelijke werkgevers of voor verder leren, en
kiezen voor onderwijs‑ en opleidingsverstrekkers die relevante
kwalificaties kunnen verlenen. Het beoordelen en
certificeren van leerresultaten is een uitdaging voor aanbieders van
onlineonderwijs: dit houdt de integratie in van onlineleermethoden in formele
onderwijsprogramma's alsmede de validering van digitaal niet-formeel en
informeel leren. Sommige aanbieders zijn van start gegaan met de toekenning van
"open badges", waarmee wordt bevestigd dat een lerende een bepaalde
cursus heeft voltooid of een bepaalde vaardigheid heeft verworven. Deze worden
echter nog niet erkend door de kwalificatieautoriteiten en zijn op de
arbeidsmarkt vaak onbekend. De validerings‑ en
erkenningsinstrumenten die in het formele onderwijs worden gebruikt, moeten
worden aangepast aan de opkomst van een veel diverser onderwijsaanbod, met
onder meer nieuwe onderwijsverstrekkers en nieuwe vormen van leren dankzij de
technologie. Daarnaast zijn nieuwe instrumenten nodig voor de validering van
digitaal leren buiten het formele onderwijs en om lerenden aan te moedigen open
leermethoden meer actief te benutten. Deze nieuwe instrumenten moeten de
beginselen in acht nemen die zijn vastgelegd in de aanbeveling van de Raad
betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren[21],
in synergie met de bestaande validerings‑ en erkenningsinstrumenten, en
bijdragen tot de totstandkoming van een Europese ruimte voor vaardigheden en
kwalificaties[22], die erop gericht is met de
diversiteit van praktijken in de lidstaten rekening te houden en effectieve
erkenning over de grenzen heen te bevorderen. Belangrijkste veranderingsmaatregelen op dit gebied Met de nieuwe programma's Erasmus+ en
Horizon 2020 zal de Commissie: ·
onderwijsinstellingen
ondersteunen bij de ontwikkeling van nieuwe bedrijfs‑ en
onderwijsmodellen en grootschalige experimenten inzake onderzoek en beleid
opstarten om innovatieve didactische benaderingen, de ontwikkeling van
onderwijsprogramma's en de beoordeling van vaardigheden uit te testen; ·
de professionele ontwikkeling
van leraren ondersteunen door middel van open onlinecursussen, overeenkomstig
de beloften in het kader van de grote coalitie voor digitale banen[23],
en door nieuwe Europese platformen voor kennisgemeenschappen van leraren tot
stand te brengen en bestaande platformen uit te breiden (bijvoorbeeld EPALE,
eTwinning), zodat onderwijsmethoden via collegiale samenwerking in de hele EU
ingang kunnen vinden; ·
samen met de belanghebbenden en
de lidstaten kaders voor digitale competentie onderzoeken en uittesten, alsmede
zelfbeoordelingsinstrumenten voor lerenden, leraren en organisaties; ·
onderzoeken hoe bestaande en
nieuwe instrumenten voor de validering en erkenning van vaardigheden, zoals
"open badges", op de behoeften van lerenden kunnen worden afgestemd; ·
de uitwisseling van ervaringen
en resultaten van nationale programma's tussen de lidstaten coördineren en
faciliteren, en specifieke beleidsrichtsnoeren verstrekken aan groepen
lidstaten, waarmee zij geschikte maatregelen kunnen vaststellen voor de
uitdagingen van de landenspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees
semester/Europa 2020. Het is wenselijk dat de lidstaten en de
onderwijsinstellingen: innovatieve
onderwijs‑ en leeromgevingen ondersteunen, onder meer via structuur‑
en investeringsfondsen (ESIF's); ·
ervoor zorgen dat transparantie‑
en erkenningsinstrumenten voor het formele onderwijs worden aangepast aan
nieuwe vormen van leren. Dit omvat de validering van online verworven
vaardigheden, in overeenstemming met nationale instrumenten in het kader van de
aanbeveling van de Raad betreffende de validatie van niet-formeel en informeel
leren; ·
leraren helpen een hoog niveau
van digitale competentie te verwerven en innovatieve onderwijsmethoden toe te
passen, door middel van flexibele opleiding, stimulansen, herziene
onderwijsprogramma's voor de initiële lerarenopleiding en nieuwe systemen voor de
beoordeling van beroepsprestaties; ·
digitale vaardigheden in
onderwijs‑ en opleidingsinstellingen verbeteren, ook bij kwetsbare
groepen, en de evaluatie van lerenden opnieuw overdenken zodat alle
vaardigheden die door middel van digitaal leren worden verworven, kunnen worden
erkend.
2. Open
leermiddelen (OER's): kansen om de kwaliteit en toegankelijkheid van open
kennis te verbeteren
Open kennis ("open knowledge") staat voor kennis
die wordt verstrekt via instrumenten waartoe alle burgers toegang hebben. OER's
zijn van belang om innovatieve leeromgevingen te stimuleren, waarvan de
gebruikers de inhoud afhankelijk van hun behoeften kunnen aanpassen. De vraag
naar en het aanbod van hoogwaardige Europese OER's is van wezenlijk belang voor
de modernisering van het onderwijs. OER's en traditionele leermiddelen samen
maken "blended learning" (een combinatie van contactonderwijs en
onlineleren) mogelijk. Ook kunnen OER's de kosten van leermateriaal verminderen
voor studenten en hun familie, maar ook voor overheden wanneer die de kosten
van het leermateriaal dekken. Hoogwaardige Europese OER's moeten zichtbaarder en
beter toegankelijk worden voor alle burgers… Het afgelopen decennium is het mondiale aanbod van OER's
exponentieel toegenomen. Hoewel steeds meer verschillende disciplines aan bod
komen, worden OER's doorgaans echter in een beperkt aantal talen verstrekt
(meestal in het Engels), en door specifieke onderwijssectoren (vooral het hoger
onderwijs) en in specifieke vakgebieden (bijvoorbeeld ICT) benut. Het gebruik
van OER's in Europa is nog steeds te zeer versnipperd en te weinig duurzaam[24]. De inspanningen moeten worden opgevoerd om de Europese
OER's zichtbaar en voor een ruim publiek toegankelijk te maken en ervoor te
zorgen dat de gebruikers, lerenden en leraren de leermiddelen ook kunnen vinden
en zeker kunnen zijn van de kwaliteit ervan. Om meer gebruik van OER's te
kunnen maken, hebben veel leraren behoefte aan betere catalogisering, selectie
en beschikbaarheid van geschikte hoogwaardige leermiddelen. Op basis van de eerste ervaringen met het e-learningportaal
en voortbouwend op de sterke betrokkenheid van de belanghebbenden zal de
Commissie met financiering vanuit Erasmus+ een centraal toegangspunt voor
Europese OER's aanmaken, waarin bestaande platforms worden samengebracht en
geavanceerde mogelijkheden om te bladeren en te zoeken de gebruikers de
geschikte leermiddelen helpen vinden. De mogelijkheden van inhoudelijke
kwaliteitsbeoordeling door collega's en gebruikers ("peer assessment"
en "crowd assessment"[25]) zullen worden onderzocht; daarnaast
zal de zichtbaarheid van hoogwaardige OER's op andere manieren worden vergroot,
zal een kwaliteitskader voor OER's worden uitgewerkt en zullen de OER's aan
onderwijsprogramma's worden gerelateerd. Het is ook wenselijk dat de Europese onderwijs‑ en
opleidingsinstellingen, leraren en lerenden worden aangemoedigd om hun
leermateriaal gratis met collega's te delen onder open licenties[26].
Volgens de Verklaring van Parijs van de Organisatie van de Verenigde Naties
voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (Unesco)[27] moet een gemeenschappelijke Europese
aanpak ervoor zorgen dat met overheidsmiddelen gefinancierd leermateriaal
gratis beschikbaar is voor al wie er gebruik van wil maken om te leren of te
onderwijzen. Bovendien moeten technische instrumenten zoals Open Quality
Standards de makers van OER's helpen om vanaf de ontwerpfase de kwaliteit te
verhogen en om de zichtbaarheid van de leermiddelen te vergroten. Bovendien is
het btw-tarief voor digitale leerboeken in de meeste landen momenteel hoger dan
het btw-tarief voor gedrukte leerboeken. Verschillende belanghebbenden dringen
aan op de opheffing van dit verschil in btw, om digitale
leermiddelen beter ingang te doen vinden. De Commissie houdt zich hier voortdurend mee bezig
en zij zal voor eind 2013 met een vervolg op het actieplan voor de btw komen.
Bovendien wordt in de aanbevelingen van het Europees semester van 2013 ook
onderstreept dat de inefficiëntie die in de opzet van sommige nationale
belastingstelsels is ingebed (bijvoorbeeld in het geval van sommige verlaagde
tarieven en andere belastingvrijstellingen), moet worden aangepakt. Ten slotte kunnen ook belanghebbenden die
"traditioneel" leermateriaal aanbieden, helpen om hoogwaardige
digitale inhoud beter beschikbaar te maken: met gezamenlijke inspanningen
kunnen de auteurs van leerboeken, uitgevers en boekhandelaren bijdragen aan
nieuwe technische oplossingen waardoor hoogwaardige leermiddelen beschikbaar
worden voor iedereen. Zowel de complementariteit van traditionele publicaties
en OER's als de keuzevrijheid van de leraren en lesgevers mag daarbij niet in
het gedrang komen. …en de rechten en plichten van de gebruikers van
leermateriaal waarop auteursrechten rusten, moeten over de grenzen heen
transparanter worden. Gebruikers haken af wanneer
duidelijke informatie over het toegestane gebruik van specifiek
onlineleermateriaal (bijvoorbeeld een tekst, afbeeldingen en video's) ontbreekt[28]
Evenzo is het voor auteurs van nieuwe inhoud moeilijk om te bepalen welke
gebruiksrechten en/of beperkingen zij voor een bepaald leermiddel willen
vaststellen. Door open licenties zowel bij leraren als bij beleidsmakers te
promoten, en door technische instrumenten te ontwikkelen om metagegevens[29]
in elk leermiddel op het web te integreren, zal een grotere transparantie
ontstaan. Het
EU-kader voor auteursrechten[30]
bevat uitzonderingen voor het gebruik van materiaal ter wille van onderwijs. De
toepassing van deze uitzonderingen verschilt per lidstaat. Gezien het
grensoverschrijdende potentieel van innovatieve praktijken inzake het gebruik
van educatieve software, is het van belang om na te gaan of het huidige
wettelijk kader in de praktijk voldoende transparantie en rechtszekerheid voor
de gebruikers garandeert. De Commissie verricht momenteel een evaluatie van het
EU-kader voor auteursrechten, zoals aangekondigd in de mededeling van
18 december 2012 over inhoud in de digitale interne markt. Belangrijkste veranderingsmaatregelen op dit gebied De
Commissie zal: ·
ervoor zorgen dat al het door
Erasmus+ ondersteunde leermateriaal onder open licentie ter beschikking van het
publiek wordt gesteld en een vergelijkbare aanpak in het kader van
EU-programma's bevorderen; ·
de nieuwe programma's Erasmus+
en Horizon 2020 gebruiken om partnerschappen tussen makers van educatieve
software (bijvoorbeeld leraren, uitgevers, ICT-bedrijven) aan te moedigen, om
in verschillende talen het aanbod van hoogwaardige OER's en ander digitaal
leermateriaal te vergroten, om nieuwe bedrijfsmodellen te ontwikkelen en om
technische oplossingen uit te werken waardoor de gebruikers van digitale
leermiddelen transparante informatie krijgen over auteursrechten en open
licenties; ·
aansluitend bij deze mededeling
het toegangspunt Open Education Europa aanmaken, dat gekoppeld is aan
bestaande vindplaatsen van open leermiddelen in verschillende talen en dat de
lerenden, leraren en onderzoekers samenbrengt, om zo de aantrekkingskracht en
de zichtbaarheid van hoogwaardige OER's uit de EU te vergroten. Het
is wenselijk dat de lidstaten en de onderwijsinstellingen: ·
voor met overheidsmiddelen
gefinancierd leermateriaal een vrijetoegangbeleid bevorderen; ·
de formele onderwijs‑ en
opleidingsinstellingen aanmoedigen om digitale inhoud, waaronder OER's, als lesmateriaal
aan te bevelen bij lerenden op alle onderwijsniveaus, en onder meer met
overheidsopdrachten de productie aanmoedigen van hoogwaardig leermateriaal,
waarvan de auteursrechten het eigendom zijn van de overheden.
3.
Connectiviteit en innovatie: partnerschappen voor infrastructuur, nieuwe
producten en diensten en interoperabiliteit
Door het gebrek aan hardware of doordat breedband nog
weinig is doorgedrongen, kan de technologie niet optimaal worden benut, kan er
minder gebruik worden gemaakt van OER's en educatieve software, en van het
beginsel "Bring your Own Device"[31].
Vaak kan in de klas of op apparaten geen breedband worden gebruikt, hoewel de
instelling over die verbinding beschikt. Bovendien varieert de toegang tot
leermiddelen naargelang van de apparatuur en de technische specificaties ervan
(bijvoorbeeld software of merken). De lokale ICT-infrastructuur
(breedband, inhoud, instrumenten) moet in sommige delen van Europa nog worden
verbeterd… De infrastructuurvoorzieningen zouden niet langer een
hindernis voor innovatieve didactische methoden mogen vormen. Evenmin zouden
verschillen in beschikbaarheid tot ongelijkheid tussen burgers of geografische
gebieden mogen leiden. Niet alleen zorgt de infrastructuurkloof voor
ongelijkheid tussen de lerenden, ook holt zij de potentiële voordelen uit van
grotere participatie van burgers in de economie. De lidstaten investeren in de verbetering van hun
onderwijsinfrastructuur (ICT, digitale leermiddelen, breedband), maar de
versplintering en het gebrek aan samenhang tussen de EU‑lidstaten houdt
aan. Gemiddeld beschikt 93 %[32] van de leerlingen en studenten in de
EU thuis over toegang tot internet, maar slechts 72 % op de onderwijsplek
(niet altijd in de klas). Ook de regionale verschillen duren voort: in Griekenland
en Kroatië heeft slechts 45‑46 % van de leerlingen en studenten die
internet gebruiken, toegang op de onderwijsplek; in tegenstelling hiermee
bedraagt dit cijfer meer dan 90 % in Letland, Litouwen en Tsjechië[33]. In de regio's die achterstaan ten opzichte van de andere,
moeten investeringen in infrastructuur worden gestimuleerd. De structuur- en
investeringsfondsen moeten worden besteed aan onderwijs en opleiding[34]
om de lokale ICT-infrastructuur en de gezamenlijke innovatiegerichte inkopen
van verschillende aanbestedende diensten te verbeteren. Dit zou
schaalvoordelen, lagere prijzen, administratieve kostenbesparingen en de
bundeling van verschillende vaardigheden en deskundigheid opleveren. …en open interoperabiliteitsnormen zijn nodig om
schaalvoordelen te behalen… Lerenden die verschillende apparatuur of verschillende
hardware‑ en softwareconfiguraties gebruiken, moeten toch dezelfde
leermiddelen kunnen gebruiken. Bovendien zou voor makers van digitale inhoud
het aantal potentiële gebruikers van de leermiddelen niet mogen worden beperkt
door het geselecteerde formaat. Voor leermiddelen moeten interoperabiliteits‑
en portabiliteitsnormen met betrekking tot apparaten, platforms en merken
worden vastgesteld en gewaarborgd, om te zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden
voor alle marktdeelnemers. De normen moeten ook waarborgen dat leermiddelen
kunnen worden gebruikt op verschillende platforms, waardoor deze doeltreffender
worden. Bovendien moeten die normen open blijven, om een machtspositie te
voorkomen van één onderneming die de normen in handen heeft en daardoor de
markt volgens haar eigen doelstellingen vorm kan geven. …zodat de Europese markten voor digitale apps en digitale inhoud kunnen
groeien. Hoewel investeringen in breedband en ondernemerschap wereldwijd
belangrijke kansen scheppen voor het bedrijfsleven, blijven in Europa de
commerciële mogelijkheden op het gebied van educatieve software grotendeels
onbenut. De ontwikkelingen met betrekking tot cloudtechnologie en spellen,
persoonlijke afstemming bij het leren en mobiele apparaten zullen de groei op
de markt voor onderwijstechnologie aanzwengelen. Het is absoluut noodzakelijk
groei en op innovatie gebaseerd ondernemerschap te stimuleren met het oog op
een nieuw ecosysteem in het onderwijs en de oplossingen zorgvuldig op alle
sectoren van onderwijs en opleiding af te stemmen, als de Europese
ondernemingen internationaal moeten kunnen concurreren en banen moeten kunnen
scheppen. Belangrijkste veranderingsmaatregelen op dit gebied Met de
nieuwe programma's Erasmus+ en Horizon 2020 zal de Commissie: ·
de ontwikkeling bevorderen van
open structuren en normen voor interoperabiliteit en portabiliteit van digitale
educatieve software, toepassingen en diensten, met inbegrip van open
leermiddelen, in samenwerking met de Europese normalisatie-instellingen en ‑programma's,
en bijdragen aan een efficiënte markt voor onderwijstechnologie, onder meer
door de coördinatie van gemeenschappelijke specificaties voor
overheidsopdrachten met betrekking tot innovatieve oplossingen om de
ontwikkeling van betaalbare apparatuur, software en inhoud te ondersteunen; ·
onderzoek en innovatie
bevorderen op het gebied van technologie voor adaptief onderwijs,
leerprocesanalyse en digitale educatieve spellen en daarbij contacten leggen met
innovatieve ondernemers. Het is
wenselijk dat de lidstaten en de onderwijsinstellingen: ·
ervoor zorgen dat vóór 2020 elke school over een
breedbandverbinding beschikt, in het beste geval ook in de klaslokalen, de
ICT-apparatuur van scholen verbeteren, en toegankelijke en open nationale
vindplaatsen op het gebied van digitaal leren ontwikkelen met behulp van de
structuur‑ en investeringsfondsen.
4. Een gezamenlijke inspanning om de kansen van de digitale revolutie
te benutten
We hebben behoefte aan een geïntegreerde aanpak… De ontwikkelingen inzake ICT-gebruik en digitale inhoud
lopen uiteen naargelang van de lidstaat. In veel lidstaten werden de mogelijke
effecten van technologie op het onderwijs onderkend en veel
e-learninginitiatieven zijn van start gegaan. Deze initiatieven waren echter
versnipperd en stonden los van elkaar; vaak werd er in infrastructuur geïnvesteerd
zonder dat er inspanningen werden verricht om bij leraren en lerenden de competentie
en de motivatie te vergroten om de vernieuwde infrastructuur te benutten.
Daarom hebben maar weinig proefprojecten geleid tot succesvolle integratie van
ICT, ondanks de grote investeringen. In het verleden is gebleken dat het niet volstaat om
technologie in de klas beschikbaar te stellen. Alleen een geïntegreerde aanpak,
waarbij wordt gezorgd voor toegang tot digitale inhoud, ICT-infrastructuur, een
passend niveau van digitale vaardigheden en een adequate organisatie, kan
leiden tot duurzame innovatie in het onderwijs. …aan gezamenlijke inspanningen van alle actoren… Om grootschalige, duurzame veranderingen op gang te brengen,
zijn gezamenlijke inspanningen en gerichte maatregelen nodig om alle
belanghebbenden, lerenden, leraren, gezinnen, schoolhoofden,
onderwijsbeleidsmakers en de lokale gemeenschappen te bereiken en mee te
krijgen. Grootschalige demonstraties en experimenten die leerlingen
kunnen boeien met interessante leermogelijkheden binnen en buiten schoolverband
en waarbij alle belanghebbenden, met inbegrip van regionale en lokale actoren,
worden betrokken, moeten helpen een brug te slaan tussen het onderwijs en de
werkplek, zodat werk- en leerervaringen flexibeler en doeltreffender kunnen
worden geïntegreerd. Belangrijkste veranderingsmaatregelen op dit gebied Met de
nieuwe programma's Erasmus+ en Horizon 2020 zal de Commissie: ·
een platform in het leven
roepen dat openstaat voor alle belanghebbenden (leraren, lerenden, gezinnen,
digitale gemeenschappen, economische en sociale partners enz.) om de toestand
inzake digitalisering van onderwijsinstellingen te registreren en onderling te
vergelijken; ·
een Europees Centrum voor
digitale onderwijsinnovatie tot stand brengen, waarin aandacht wordt besteed
aan voorbeelden en proefprojecten van innovatieve, op ICT gebaseerde
didactische methoden en organisatievormen, aangevuld met een specifieke
Europese prijs voor digitale topkwaliteit. Het is wenselijk dat de lidstaten en de
onderwijsinstellingen: ·
vrijwillige vorming van netwerken
van leraren, digitale gemeenschappen en ICT-deskundigen bevorderen bij het
opzetten van nieuwe initiatieven (zoals programmeercursussen en
terug-naar-schoolprogramma's) en prijzen voor leraren uit alle
onderwijssectoren in het leven roepen voor zinvol didactisch gebruik van ICT. …en aan een
beter besef van alle kansen die de digitale revolutie nog zal scheppen. De lidstaten en andere belanghebbenden wordt verzocht
actief met de Commissie te werken aan een systematische en vastberaden
uitvoering van de prioriteiten die in deze agenda als onderdeel van hun
nationale onderwijs- en opleidingshervormingen worden voorgesteld. Aan de hand
van de jaarlijkse Education and Training Monitor zal de Commissie de
vooruitgang opvolgen die op nationaal niveau wordt geboekt inzake de
belangrijkste uitdagingen die in deze mededeling worden vastgesteld. Deze agenda is niet het eindpunt, maar een eerste stap. Op
langere termijn zullen technologische veranderingen radicale en nu nog moeilijk
te voorspellen gevolgen hebben voor onderwijs en onderzoek. Duurzame
inspanningen en voortdurende internationale samenwerking zijn vereist om onze
kennisbasis te verbeteren en om ten volle te profiteren van de effecten van
technologie op het onderwijs. Uiterlijk eind 2013 zal de Commissie studies voorleggen
over innovatie in het hoger onderwijs, over de didactische veranderingen in het
hogeronderwijslandschap als gevolg van nieuwe vormen van onderwijzen en leren,
en over het gebruik van ICT en OER's in het volwassenenonderwijs. Voorts zal
zij actief blijven samenwerken met de nationale, regionale en lokale overheden,
de sociale partners, het bedrijfsleven, de leerlingen en studenten, nieuwe
onderwijsverstrekkers en met andere internationale organisaties, zoals de
Unesco, de Internationale Raad voor open en afstandsonderwijs (ICDE) en de
OESO, om de gevolgen van technologie voor de onderwijswereld beter te kunnen
inschatten en terzelfder tijd de mogelijkheden te kunnen benutten die deze
veranderingen met zich brengen. Steun van de Europese Commissie voor een betere kennis en voor krachtiger, empirisch onderbouwd beleid De Commissie zal: · uitgebreid toekomscenario's voor het Europese onderwijs in 2030 ontwikkelen in overleg met de betrokken actoren, zoals de Europese Rondetafel van Industriëlen (ERT), de Europese Vereniging van universiteiten voor afstandsonderwijs (EADTU), de League of Research Universities (LERU), de Europese Vereniging van Universiteiten (EUA) en European Schoolnet, op basis van de werkzaamheden die zijn verricht door het Instituut voor technologische prognose van het Joint Research Centre (JRC-IPTS)[35] en in overeenstemming met het lopende FUTURIUM-project[36]. Specifiek voor het hoger onderwijs zal de Commissie blijven samenwerken met de Groep op hoog niveau voor de modernisering van het hoger onderwijs om aanbevelingen te formuleren over nieuwe vormen van leren; · meetinstrumenten en indicatoren ontwikkelen om nauwlettender toe te zien op de integratie van ICT in onderwijs‑ en opleidingsinstellingen, en kwantitatieve onderzoeken over heel Europa ondersteunen; · een effectbeoordeling starten over de economische en sociale gevolgen van een EU-initiatief ter bevordering van vrije toegang tot met overheidsmiddelen gefinancierd leermateriaal; · met rechthebbenden, onderwijsinstellingen en andere onderwijsactoren nagaan hoe de huidige werkwijzen en behoeften inzake het delen van leermateriaal (met inbegrip van open leermiddelen) beter kunnen worden ingeschat en beoordeeld, onder meer wat betreft auteursrechtelijke en licentieregelingen, meertaligheid en kwaliteitsborging, zowel in nationale als in grensoverschrijdende context. [1] 2012/C 70/05. [2] COM(2012) 669 final. [3] COM(2013) 499 final. [4] COM(2010) 245 definitief. [5] Zie: http://ec.europa.eu/information_society/newsroom/cf/dae/document.cfm?doc_id=1800 [6] Zie begeleidend werkdocument van
de diensten van de Commissie voor alle in deze mededeling gebruikte gegevens en
bewijsmateriaal. [7] Het woord leraren wordt hier gebruikt met de
betekenis van leraren, opleiders, professoren en andere lesgevers uit alle
onderwijsniveaus en -sectoren. [8] OER's zijn leermiddelen die vrij
gebruikt, aan specifieke leerbehoeften aangepast en gedeeld kunnen worden. [9] http://www.ek.fi/ek/fi/tutkimukset_julkaisut/2013/4_huhti/henko_tiedustelu2013.pdf [10] http://www.esafetylabel.eu/ - Het eSafety-label is een door
enkele ministeries van onderwijs van European Schoolnet ontwikkeld initiatief. [11] http://www.eua.be/news/13-0225/Massive_Open_Online_Courses_MOOCs_EUA_to_look_at_development_of_MOOCs_and_trends_in_innovative_learning.aspx
[12] http://www.openuped.eu [13] Leerprocesanalyse ("learning
analytics") wordt gedefinieerd als het meten, verzamelen, analyseren en
meedelen van gegevens over lerenden en de context waarin zij leren. Zie: http://www.solaresearch.org/ [14] Bulgarije, Estland, Ierland, Portugal,
Slovenië, Slowakije en Zweden. [15] Netwerk van dertig Europese
ministeries van onderwijs, gericht op het innovatieve gebruik van technologie
in het onderwijs. [16] http://www.etwinning.net/ [17] http://www.scientix.eu [18] Open Discovery Space (www.opendiscoveryspace.eu)
zorgt voor kennisgemeenschappen rond het gebruik van open leermiddelen. [19] Digitale competentie is een van de acht sleutelcompetenties voor een
leven lang leren (Aanbeveling 2006/962/EG). [20] 48 % van de Europeanen
tussen 16 en 74 jaar heeft geringe of geen ICT-vaardigheden. [21] Aanbeveling van de Raad (2012/C
398/01). [22] COM(2012) 669 final. [23] http://ec.europa.eu/digital-agenda/en/grand-coalition-digital-jobs-0 [24] Zie
de resultaten van de openbare raadpleging in het begeleidende werkdocument van
de diensten van de Commissie. [25] Beoordeling door gebruikers verwijst naar de
beoordelingen die de gebruikers ("crowd") geven aan de beschikbare
leermiddelen. [26] Volgens de definitie van de OESO:
"Onder open licentie is gecontroleerd delen mogelijk, terwijl een aantal
rechten aan de auteur voorbehouden blijven. Open licenties bieden het voordeel
dat zij zekerheid en duidelijkheid scheppen in de procedure voor het verkrijgen
van toestemming voor het gebruik van het werk van anderen": http://www.oecd.org/edu/ceri/37351085.pdf [27] http://www.unesco.org/new/en/communication-and-information/access-to-knowledge/open-educational-resources/what-is-the-paris-oer-declaration/ [28] Zie
openbare raadpleging: 84 %
van de respondenten wijst in dit verband op het gebrek aan een
duidelijk wettelijk kader. [29] Specifieke gegevens over elk leermiddel voor
automatische classificatie naargelang inhoud of eigenschappen. [30] Richtlijn 2001/29/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van
bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de
informatiemaatschappij. [31] Volgens dit beginsel wordt van de
lerenden verwacht dat zij hun eigen computer of mobiel apparaat meebrengen om
leermateriaal in de klas te kunnen gebruiken. [32] Eurostat, gegevens van 2011. [33]http://epp.eurostat.ec.europa.eu/tgm/mapToolClosed.do?tab=map&init=1&plugin=1&language=en&pcode=tin00081&toolbox=types [34] http://www.education.ie/en/Press-Events/Conferences/Ireland-s-Presidency-of-the-EU/Conference-21-22-May-2013/Channelling-cohesion-policy-funds-towards-education-and-training.pdf [35] http://ipts.jrc.ec.europa.eu/pages/EAP/eLearning.html [36] http://ec.europa.eu/digital-agenda/futurium/