EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31993L0109

Richtlijn 93/109/EG van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een Lid-Staat waarvan zij geen onderdaan zijn

OJ L 329, 30.12.1993, p. 34–38 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
Special edition in Finnish: Chapter 01 Volume 003 P. 76 - 80
Special edition in Swedish: Chapter 01 Volume 003 P. 76 - 80
Special edition in Czech: Chapter 20 Volume 001 P. 7 - 11
Special edition in Estonian: Chapter 20 Volume 001 P. 7 - 11
Special edition in Latvian: Chapter 20 Volume 001 P. 7 - 11
Special edition in Lithuanian: Chapter 20 Volume 001 P. 7 - 11
Special edition in Hungarian Chapter 20 Volume 001 P. 7 - 11
Special edition in Maltese: Chapter 20 Volume 001 P. 7 - 11
Special edition in Polish: Chapter 20 Volume 001 P. 7 - 11
Special edition in Slovak: Chapter 20 Volume 001 P. 7 - 11
Special edition in Slovene: Chapter 20 Volume 001 P. 7 - 11
Special edition in Bulgarian: Chapter 20 Volume 001 P. 3 - 7
Special edition in Romanian: Chapter 20 Volume 001 P. 3 - 7
Special edition in Croatian: Chapter 20 Volume 001 P. 3 - 7

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 27/01/2013

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1993/109/oj

31993L0109

Richtlijn 93/109/EG van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een Lid-Staat waarvan zij geen onderdaan zijn

Publicatieblad Nr. L 329 van 30/12/1993 blz. 0034 - 0038
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 1 Deel 3 blz. 0076
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 1 Deel 3 blz. 0076


RICHTLIJN 93/109/EG VAN DE RAAD van 6 december 1993 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een Lid-Staat waarvan zij geen onderdaan zijn

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 8 B, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende dat het Verdrag betreffende de Europese Unie een nieuwe etappe markeert in het proces van totstandbrenging van een steeds hechter verbond tussen de volkeren van Europa; dat het met name tot taak heeft de betrekkingen tussen de volkeren van de Lid-Staten samenhangend en solidair te organiseren en dat het tot zijn fundamentele doelstellingen behoort de bescherming van de rechten en de belangen van de onderdanen van zijn Lid-Staten door de instelling van een burgerschap van de Unie te versterken;

Overwegende dat daartoe titel II van het Verdrag betreffende de Europese Unie houdende wijziging van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap met het oog op de oprichting van de Europese Gemeenschap, voor alle onderdanen van de Lid-Staten een burgerschap van de Unie instelt en hun op grond daarvan rechten toekent;

Overwegende dat het actief en passief kiesrecht in de Lid-Staat van verblijf bij de verkiezingen voor het Europees Parlement, als bedoeld in artikel 8 B, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, een toepassing van het beginsel van non-discriminatie tussen onderdanen en niet-onderdanen en een logisch uitvloeisel van het in artikel 8 A van het EG-Verdrag neergelegde recht van vrij verkeer en van verblijf vormt;

Overwegende dat artikel 8 B, lid 2, van het EG-Verdrag uitsluitend betrekking heeft op de mogelijkheid tot de uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement, zonder af te doen aan de toepassing van artikel 138, lid 3, van het EG-Verdrag, volgens hetwelk in alle Lid-Staten een eenvormige procedure voor deze verkiezingen moet worden vastgesteld; dat het er in wezen toe strekt de nationaliteitsvoorwaarde waaraan de uitoefening van deze rechten momenteel in de meeste Lid-Staten onderworpen is, op te heffen;

Overwegende dat de toepassing van artikel 8 B, lid 2, van het EG-Verdrag geen harmonisatie van de kiesstelsels van de Lid-Staten onderstelt en dat bovendien uit hoofde van het in artikel 3 B, derde alinea, van het EG-Verdrag neergelegde proportionaliteitsbeginsel de communautaire regelgeving ter zake niet verder mag gaan dan noodzakelijk is om het doel van artikel 8 B, lid 2, van het EG-Verdrag te bereiken;

Overwegende dat met artikel 8 B, lid 2, van het EG-Verdrag wordt beoogd dat alle burgers van de Unie, ongeacht of zij al dan niet onderdaan van de Lid-Staat van verblijf zijn, aldaar onder gelijke voorwaarden hun actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement kunnen uitoefenen; dat bijgevolg de voorwaarden, met name die betreffende de duur en het bewijs van het verblijf, welke voor niet-onderdanen gelden, dezelfde moeten zijn als die waaraan in voorkomend geval de onderdanen van de betrokken Lid-Staat zijn onderworpen;

Overwegende dat artikel 8 B, lid 2, van het EG-Verdrag voorziet in het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in de Lid-Staat van verblijf, zonder dat dit echter in de plaats wordt gesteld van het actief en passief kiesrecht in de Lid-Staat waarvan de Europese burger onderdaan is; dat de vrijheid van de burgers van de Unie moet worden gerespecteerd om zelf te beslissen in welke Lid-Staat zij aan de Europese verkiezingen wensen deel te nemen, met dien verstande evenwel dat misbruik van deze vrijheid door het meer dan eenmaal uitbrengen van een stem of het zich meer dan eenmaal kandidaat stellen, moet worden voorkomen;

Overwegende dat volgens artikel 8 B, lid 2, van het EG-Verdrag slechts van de algemene regels van deze richtlijn mag worden afgeweken indien zulks door bijzondere problemen in een Lid-Staat wordt gerechtvaardigd en dat elke afwijkende bepaling uit de aard van de zaak vatbaar moet zijn voor herziening;

Overwegende dat dergelijke bijzondere problemen zich met name kunnen voordoen wanneer in een Lid-Staat het aantal burgers van de Unie die aldaar verblijven zonder de nationaliteit van deze Lid-Staat te bezitten, en die de kiesgerechtigde leeftijd hebben bereikt, zeer ver boven het gemiddelde ligt; dat wanneer het aantal van deze burgers 20 % van het totale electoraat bedraagt, afwijkende bepalingen op basis van het criterium van de verblijfsduur gerechtvaardigd zijn;

Overwegende dat het burgerschap van de Unie gericht is op een betere integratie van de burgers van de Unie in hun gastland en dat het in deze context in overeenstemming is met de bedoelingen van de auteurs van het Verdrag om elke polarisatie tussen kandidatenlijsten van onderdanen en niet-onderdanen te voorkomen;

Overwegende dat het polarisatiegevaar in het bijzonder één Lid-Staat betreft waar het aantal burgers van de Unie die geen onderdaan zijn van de betrokken Lid-Staat en de kiesgerechtigde leeftijd hebben bereikt, meer bedraagt dan 20 % van het totale aantal kiesgerechtigde burgers van de Unie die aldaar verblijven, en dat het derhalve van belang is dat deze Lid-Staat in het kader van artikel 8 B van het EG-Verdrag kan voorzien in bijzondere bepalingen ten aanzien van de samenstelling van de kandidatenlijsten;

Overwegende dat er rekening mee dient te worden gehouden dat in bepaalde Lid-Staten de onderdanen van andere Lid-Staten die aldaar verblijven stemrecht hebben voor het nationale Parlement en dat sommige bepalingen van deze richtlijn derhalve niet toegepast hoeven te worden,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

1. In deze richtlijn worden de nadere regels vastgesteld volgens welke de burgers van de Unie die in een Lid-Staat verblijven waarvan zij geen onderdaan zijn, in die Lid-Staat hun actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement kunnen uitoefenen.

2. De bepalingen van deze richtlijn laten de bepalingen van elke Lid-Staat betreffende het actief en passief kiesrecht van zijn onderdanen die buiten zijn kiesgebied verblijven, onverlet.

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. "verkiezingen voor het Europees Parlement", de verkiezing door middel van rechtstreekse en algemene verkiezingen van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement overeenkomstig de Akte van 20 september 1976 (1);

2. "kiesgebied", het grondgebied van een Lid-Staat, waar overeenkomstig bovengenoemde Akte en, binnen het kader daarvan, overeenkomstig de kieswet van deze Lid-Staat, de vertegenwoordigers in het Europees Parlement door het volk van deze Lid-Staat worden verkozen;

3. "Lid-Staat van verblijf", de Lid-Staat waar de burger van de Unie verblijft zonder dat hij de nationaliteit van deze Lid-Staat bezit;

4. "Lid-Staat van herkomst", de Lid-Staat waarvan de burger van de Unie onderdaan is;

5. "communautaire kiezer", elke burger van de Unie die overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn in de Lid-Staat van verblijf het actief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement heeft;

6. "communautair verkiesbaar persoon", elke burger van de Unie die overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn in de Lid-Staat van verblijf het passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement heeft;

7. "kiezerslijst", het officiële register van alle personen die in een bepaalde kieskring of een bepaald onder een lage overheid ressorterend gebied kiesgerechtigd zijn, dat overeenkomstig de kieswet van de Lid-Staat van verblijf door de bevoegde autoriteit wordt opgesteld en bijgewerkt, of het bevolkingsregister indien daarin de hoedanigheid van kiezer is vermeld;

8. "referentiedag", de dag/de dagen waarop de burgers van de Unie volgens het recht van de Lid-Staat van verblijf moeten voldoen aan de voorwaarden om aldaar kiesgerechtigd of verkiesbaar te zijn;

9. "formele verklaring", de verklaring van de betrokkene, op de onjuistheid waarvan in de desbetreffende nationale wet sancties zijn gesteld.

Artikel 3

Eenieder die op de referentiedag

a) burger is van de Unie in de zin van artikel 8, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag, en

b) zonder de nationaliteit van de Lid-Staat van verblijf te bezitten voor het overige aan alle voorwaarden voldoet waaraan de wetgeving van deze Lid-Staat het actief en passief kiesrecht van zijn onderdanen onderwerpt,

heeft in de Lid-Staat van verblijf het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement, tenzij hij uit hoofde van de artikelen 6 of 7 deze rechten heeft verloren.

Indien de onderdanen van de Lid-Staat van verblijf, om verkozen te kunnen worden, hun nationaliteit sedert een bepaalde minimumperiode moeten bezitten, worden burgers van de Unie geacht aan die voorwaarde te voldoen wanneer zij de nationaliteit van een Lid-Staat sedert diezelfde periode bezitten.

Artikel 4

1. De communautaire kiezer oefent zijn actief kiesrecht hetzij in de Lid-Staat van verblijf, hetzij in de Lid-Staat van herkomst uit. Niemand mag meer dan eenmaal zijn stem uitbrengen bij eenzelfde verkiezing.

2. Niemand mag in meer dan een Lid-Staat kandidaat zijn bij eenzelfde verkiezing.

Artikel 5

Indien de onderdanen van de Lid-Staat van verblijf, om kiezer of verkiesbaar persoon te kunnen zijn, sedert een bepaalde minimumperiode in het kiesgebied van deze Lid-Staat moeten hebben verbleven, worden de communautaire kiezers en verkiesbare personen geacht aan deze voorwaarde te voldoen, indien hun verblijf in andere Lid-Staten van gelijke duur was. Deze bepaling laat de bijzondere voorwaarden in verband met de duur van het verblijf in een bepaalde kieskring of een bepaald onder een lokale overheid ressorterend gebied, onverlet.

Artikel 6

1. Een burger van de Unie die in een Lid-Staat verblijf houdt zonder dat hij de nationaliteit van deze Lid-Staat bezit, en die ingevolge een individuele strafrechtelijke of civielrechtelijke beslissing, hetzij overeenkomstig het recht van de Lid-Staat van verblijf, hetzij overeenkomstig het recht van zijn Lid-Staat van herkomst, het passief kiesrecht heeft verloren, is bij de verkiezingen voor het Europees Parlement uitgesloten van de uitoefening van dat recht in de Lid-Staat van verblijf.

2. De kandidaatstelling van een burger van de Unie bij verkiezingen voor het Europees Parlement in de Lid-Staat van verblijf wordt onontvankelijk verklaard indien de burger de in artikel 10, lid 2, bedoelde verklaring niet kan overleggen.

Artikel 7

1. De Lid-Staat van verblijf kan zich ervan vergewissen dat de burger van de Unie die blijk heeft gegeven van zijn wil zijn actief kiesrecht aldaar uit te oefenen, dat recht in de Lid-Staat van herkomst niet ingevolge een individuele strafrechtelijke of civielrechtelijke beslissing heeft verloren.

2. Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel kan de Lid-Staat van verblijf de in artikel 9, lid 2, bedoelde verklaring aan de Lid-Staat van herkomst toezenden. De relevante en normaal beschikbare gegevens uit de Lid-Staat van herkomst worden daartoe op passende wijze en binnen een passende termijn toegezonden; die gegevens mogen alleen de informatie bevatten die absoluut noodzakelijk is voor de toepassing van dit artikel en mogen alleen voor dat doel worden gebruikt. Indien de verstrekte gegevens de inhoud van de verklaring ontkrachten, neemt de Lid-Staat van verblijf de nodige maatregelen om te voorkomen dat de betrokkene zijn stem uitbrengt.

3. De Lid-Staat van oorsprong kan bovendien op passende wijze en binnen een passende termijn aan de Lid-Staat van verblijf alle informatie verstrekken die nodig is voor de toepassing van dit artikel.

Artikel 8

1. Een communautair kiezer oefent het actief kiesrecht in de Lid-Staat van verblijf uit indien hij blijk heeft gegeven van de wil daartoe.

2. Indien in de Lid-Staat van verblijf stemplicht bestaat, geldt deze voor de communautaire kiezers die blijk hebben gegeven van de wil tot uitoefening van het actief kiesrecht.

HOOFDSTUK II DE UITOEFENING VAN HET ACTIEF EN PASSIEF KIESRECHT

Artikel 9

1. De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om communautaire kiezers die blijk hebben gegeven van de wil daartoe, de mogelijkheid te bieden tijdig voor de verkiezingen op een kiezerslijst te worden ingeschreven.

2. Om op een kiezerslijst te worden ingeschreven moet een communautaire kiezer dezelfde bewijzen overleggen als een nationale kiezer. Hij moet bovendien een formele verklaring overleggen waarin hij:

a) zijn nationaliteit en zijn adres in het kiesgebied van de Lid-Staat van verblijf vermeldt,

b) in voorkomend geval aangeeft, op de kiezerslijst van welk onder een lokale overheid ressorterend gebied of van welke kieskring in de Lid-Staat van herkomst hij de laatste maal was ingeschreven, en

c) verklaart zijn kiesrecht alleen in de Lid-Staat van verblijf te zullen uitoefenen.

3. De Lid-Staat van verblijf kan bovendien eisen dat de communautaire kiezer

a) in diens in lid 2 bedoelde verklaring aangeeft dat hij in de Lid-Staat van herkomst zijn actief kiesrecht niet verloren heeft,

b) een nog geldig identiteitsbewijs voorlegt,

c) aangeeft sedert wanneer hij in die Staat of in een andere Lid-Staat verblijft.

4. De communautaire kiezers die op de kiezerslijst zijn ingeschreven, blijven onder dezelfde voorwaarden als de nationale kiezers daarop ingeschreven totdat zij verzoeken daarvan te worden geschrapt, of totdat zij ambtshalve daarvan worden geschrapt omdat zij niet langer aan de voorwaarden voor uitoefening van het actief kiesrecht voldoen.

Artikel 10

1. Een communautair verkiesbaar persoon moet bij het indienen van zijn kandidaatstelling dezelfde bewijzen overleggen als een nationaal kandidaat. Hij moet bovendien een formele verklaring overleggen waarin hij:

a) zijn nationaliteit en zijn adres in het kiesgebied van de Lid-Staat van verblijf vermeldt,

b) te kennen geeft dat hij niet tegelijkertijd in een andere Lid-Staat kandidaat bij de verkiezingen voor het Europees Parlement is,

c) in voorkomend geval aangeeft, op de kiezerslijst van welk onder een lokale overheid ressorterend gebied of van welke kieskring in de Lid-Staat van herkomst hij de laatste maal was ingeschreven.

2. Een communautair verkiesbaar persoon moet bij zijn kandidaatstelling tevens een verklaring overleggen van de bevoegde administratieve autoriteiten van de Lid-Staat van herkomst waaruit blijkt dat hij zijn passief kiesrecht in die Lid-Staat niet verloren heeft of dat deze autoriteiten daarvan niets bekend is.

3. De Lid-Staat van verblijf kan bovendien eisen dat een communautair verkiesbaar persoon een door de Lid-Staat van herkomst afgegeven en nog geldig identiteitsbewijs voorlegt; hij kan eveneens verlangen dat de verkiesbare persoon aangeeft sedert wanneer hij onderdaan van een Lid-Staat is.

Artikel 11

1. De Lid-Staat van verblijf deelt de betrokkene mee welk gevolg aan zijn verzoek om inschrijving op de kiezerslijst is gegeven of welk besluit inzake de ontvankelijkheid van zijn kandidaatstelling is genomen.

2. Wordt de betrokkene inschrijving op de kiezerslijst ontzegd of wordt zijn kandidaatstelling verworpen, dan kan hij de beroepsprocedures instellen die volgens de wetgeving van de Lid-Staat van verblijf in hetzelfde geval voor de nationale kiezers en verkiesbare personen openstaan.

Artikel 12

De Lid-Staat van verblijf stelt de communautaire kiezers en verkiesbare personen tijdig en op passende wijze in kennis van de voorwaarden en nadere bepalingen die gelden voor de uitoefening van het actief en passief kiesrecht in die Staat.

Artikel 13

De Lid-Staten wisselen de voor de toepassing van artikel 4 vereiste gegevens uit. Hiertoe zendt de Lid-Staat van verblijf, op basis van de in de artikelen 9 en 10 bedoelde formele verklaring, binnen een redelijke termijn vóór de verkiezingen, de Lid-Staat van herkomst de gegevens toe betreffende de onderdanen van deze laatste Lid-Staat die zijn ingeschreven op de kiezerslijst of die zich kandidaat hebben gesteld. Overeenkomstig zijn nationale wetgeving neemt de Lid-Staat van herkomst de nodige maatregelen om te voorkomen dat zijn onderdanen in meer dan een Lid-Staat hun actief en passief kiesrecht uitoefenen.

HOOFDSTUK III AFWIJKINGEN EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 14

1. Indien in een Lid-Staat op 1 januari 1993 het aantal burgers van de Unie die aldaar verblijf houden zonder de nationaliteit van deze Lid-Staat te bezitten en die de kiesgerechtigde leeftijd hebben bereikt, meer bedraagt dan 20 % van het totale aantal burgers van de Unie die de kiesgerechtigde leeftijd hebben bereikt en die daar verblijf houden, kan deze Lid-Staat in afwijking van de artikelen 3, 9 en 10

a) het actief kiesrecht uitsluitend toekennen aan de communautaire kiezers die ten minste sedert een bepaalde tijd, welke op niet meer dan vijf jaar mag worden vastgesteld, in deze Lid-Staat verblijf houden,

b) het passief kiesrecht uitsluitend toekennen aan de communautaire verkiesbare personen die ten minste sedert een bepaalde tijd, die op niet meer dan tien jaar mag worden vastgesteld, in deze Lid-Staat verblijf houden.

Deze bepalingen laten de maatregelen onverlet die die Lid-Staat ten aanzien van de samenstelling van de kandidatenlijsten kan treffen, met name om de integratie van de burgers van de Unie die geen onderdaan van die Lid-Staat zijn, te vergemakkelijken.

De in de eerste alinea bedoelde voorwaarden inzake verblijfsduur zijn evenwel niet van toepassing op de communautaire kiezers en verkiesbare personen die ingevolge hun verblijf buiten hun Lid-Staat van herkomst, of ingevolge de duur van dit verblijf, aldaar niet het actief of passief kiesrecht hebben.

2. Indien op 1 februari 1994 bij de wetgeving van een Lid-Staat is voorgeschreven dat aldaar verblijvende onderdanen van een andere Lid-Staat stemrecht hebben bij de verkiezingen voor het Parlement van die Lid-Staat en daartoe op de kiezerslijsten van die Lid-Staat kunnen worden ingeschreven onder precies dezelfde voorwaarden als de nationale kiezers, hoeft eerstgenoemde Lid-Staat in afwijking van deze richtlijn, de artikelen 6 tot en met 13 niet op die onderdanen toe te passen.

3. Uiterlijk op 31 december 1997 en vervolgens telkens achttien maanden vóór de verkiezingen voor het Europees Parlement dient de Commissie bij de Raad en het Europees Parlement een verslag in waarin zij nagaat of de redenen die de toekenning aan de betrokken Lid-Staten van een afwijking overeenkomstig artikel 8 B, lid 2, van het EG-Verdrag rechtvaardigen, nog aanwezig zijn, en stelt zij in voorkomend geval passende wijzigingen voor.

De Lid-Staten die overeenkomstig lid 1 afwijkende bepalingen vaststellen, verstrekken de Commissie alle nodige gegevens ter rechtvaardiging hiervan.

Artikel 15

Ten aanzien van de vierde rechtstreekse verkiezingen voor het Europees Parlement gelden de volgende specifieke bepalingen:

a) de burgers van de Unie die op 15 februari 1994 reeds stemrecht hebben in de Lid-Staat van verblijf en die op een kiezerslijst in de Lid-Staat van verblijf staan, zijn niet onderworpen aan de in artikel 9 bedoelde formaliteiten;

b) de Lid-Staten waar de kiezerslijsten zijn afgesloten vóór 15 februari 1994, treffen de nodige voorzieningen om de communautaire kiezers die aldaar hun actief kiesrecht wensen uit te oefenen, in de gelegenheid te stellen zich binnen een redelijke termijn vóór de stemdag op deze lijsten te laten inschrijven;

c) de Lid-Staten die, zonder een specifieke kiezerslijst op te stellen, de hoedanigheid van kiezer in het bevolkingsregister vermelden, en waar geen kiesplicht bestaat, kunnen deze regeling eveneens toepassen voor communautaire kiezers die in dat register voorkomen en die, na individueel over hun rechten te zijn ingelicht, niet blijk hebben gegeven van de wil hun kiesrecht in de Lid-Staat van herkomst uit te oefenen. Zij verstrekken de autoriteiten van de Lid-Staat van herkomst het document waarin die kiezers blijk hebben gegeven van hun wil om in de Lid-Staat van verblijf hun stem uit te brengen;

d) de Lid-Staten waar de interne procedure voor het aanwijzen van kandidaten van de politieke partijen of groeperingen wettelijk is geregeld, kunnen bepalen dat die procedures die vóór 1 februari 1994 overeenkomstig die wet zijn ingesteld alsmede de besluiten die in dat kader genomen zijn, geldig blijven.

HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN

Artikel 16

Vóór 31 december 1995 brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn bij de verkiezingen voor het Europees Parlement van juni 1994. Aan de hand van dat verslag kan de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen bepalingen houdende wijziging van deze richtlijn vaststellen.

Artikel 17

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 februari 1994 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

Artikel 18

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 19

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 6 december 1993.

Voor de Raad

De Voorzitter

W. CLAES

(1) PB nr. C 329 van 6. 12. 1993.

(2) PB nr. L 278 van 8. 10. 1976, blz. 5.

Top