EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006DC0030

Mededeling van de Commissie aan de Europese Voorjaarsraad - Tijd voor een hogere versnelling - Deel 1 : het nieuwe partnerschap voor groei en werkgelegenheid - Deel II : Landenrapporten (België / Nederland) - De volledige versie van "Deel II: Landenrapporten" is beschikbaar in het Frans, Engels en Duits

/* COM/2006/0030 def. */

52006DC0030

Mededeling van de Commissie aan de Europese Voorjaarsraad - Tijd voor een hogere versnelling - Deel 1 : Het nieuwe partnerschap voor groei en werkgelegenheid - Deel II : Landenrapporten (België / Nederland) - De volledige versie van "Deel II: Landenrapporten" is beschikbaar in het Frans, Engels en Duits /* COM/2006/0030 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 25.1.2006

COM (2006) 30 definitiefDEEL 1

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE EUROPESE VOORJAARSRAAD

TIJD VOOR EEN HOGERE VERSNELLING Het nieuwe partnerschap voor groei en werkgelegenheid

TIJD VOOR EEN HOGERE VERSNELLING: HET NIEUWE PARTNERSCHAP VOOR GROEI EN WERKGELEGENHEID

HET AFGELOPEN JAAR HEEFT IN DE EUROPESE UNIE EEN DUIDELIJKE VERSCHUIVING PLAATSGEVONDEN EN WERD BESLOTEN EEN NIEUWE IMPULS TE GEVEN AAN GROEI EN WERKGELEGENHEID. IN 2005 WERD VOOR HET EERST VOLLEDIG HET IDEE ONDERSCHREVEN DAT WE VOOR ONZE GEMEENSCHAPPELIJKE PROBLEMEN GEMEENSCHAPPELIJKE OPLOSSINGEN MOETEN VINDEN. DE HERNIEUWDE LISSABON-STRATEGIE LIET ZIEN DAT HET GEHEEL VAN EEN EUROPESE STRATEGIE VOOR GROEI EN WERKGELEGENHEID MEER MOET EN KAN ZIJN DAN DE SOM DER DELEN. DE BIJEENKOMST VAN DE EUROPESE LEIDERS IN HAMPTON COURT MAAKTE DUIDELIJK DAT EUROPA ESSENTIEEL IS VOOR HET VINDEN VAN OPLOSSINGEN VOOR MONDIALE PROBLEMEN. DE ANALYSE VAN DE EUROPESE COMMISSIE MET BETREKKING TOT DE TAKEN DIE ONS WACHTEN, WERD VOLLEDIG ONDERSCHREVEN, EVENALS EEN AMBITIEUS KADER OM DEZE AAN TE PAKKEN. ALLEN WAREN HET EROVER EENS DAT HET POTENTIEEL VAN HET UITGEBREIDE EUROPA NIET ALS VANZELFSPREKEND MOET WORDEN BESCHOUWD – WE MOETEN DAT POTENTIEEL OPTIMAAL TOT ONTPLOOIING BRENGEN EN EEN DUURZAME ONTWIKKELING VOOR DE TOEKOMST VEILIGSTELLEN.

Deze nieuwe consensus bleek ook uit de nationale hervormingsprogramma’s die door alle lidstaten werden opgesteld. Dit alles maakt dat de nieuwe aanpak veelbelovend van start is gegaan. Nu moeten we de inspanningen opvoeren en de nationale programma’s in de praktijk gaan brengen.

Welke maatregelen zijn het meest dringend? We moeten meer doen aan onderzoek en ontwikkeling, en de efficiëntie en coördinatie daarvan vergroten. We moeten op Europees niveau samenwerken om ervoor te zorgen dat onderzoek wordt omgezet in innovatieve producten en diensten, die weer groei en werkgelegenheid genereren. Wil het bedrijfsleven, en met name het midden- en kleinbedrijf, met succes kunnen meedoen op de wereldmarkt, waar de concurrentie steeds groter wordt, dan moet het kunnen bogen op een sterke Europese thuismarkt. Een markt die vrij is van barrières en administratieve rompslomp, waar de regelgeving voorspelbaar is en dynamische bedrijven kunnen floreren.

Er moeten meer mensen aan het werk om de pensioenstelsels en de gezondheidszorg voor de vergrijzende bevolking te financieren. We moeten een levensloopaanpak hanteren ten aanzien van werk. Jongeren moeten geholpen worden bij hun start op de arbeidsmarkt. Ouders hebben betaalbare kinderopvang en een goed evenwicht tussen werk en privé-leven nodig. We kunnen het ons niet veroorloven vijftigers van de arbeidsmarkt te laten verdwijnen.

De afgelopen tijd zijn we er op verschillende manieren aan herinnerd hoe belangrijk energie is voor onze economieën. We kunnen het ons niet veroorloven energie te verspillen. We moeten meer energie halen uit hernieuwbare, schone bronnen. We moeten de levering van energie tegen betaalbare prijzen waarborgen. Ook hier kan een concurrerende markt helpen. Maar Europa moet ook met één mond spreken om de energievoorziening van buiten de grenzen veilig te stellen.

We weten dus waar we naartoe willen en we weten wat we moeten doen om er te komen. Nu komt het moeilijke deel: we moeten de daad bij het woord voegen. In zowel het nationale als het Europese economische beleid moeten hervormingen worden doorgevoerd. Het is cruciaal dat de maatregelen van de lidstaten en die van de EU elkaar aanvullen tot een krachtige motor voor groei en werkgelegenheid. Hiervoor zijn we allemaal samen verantwoordelijk en onze taak is niet volbracht totdat elke werknemer, elk bedrijf en elke consument kan profiteren van deze hervormingen.

Het eerste jaar van de strategie stemt hoopvol: we zijn op weg naar economische hervormingen, Europa is in beweging. Als we onze inspanningen kunnen verdubbelen en van hervormingen onze grootste prioriteit maken, zal de hernieuwde Lissabon-strategie een heus keerpunt betekenen op weg naar groei en werkgelegenheid in Europa. Iedereen moet ervoor zorgen dat dat gebeurt.

Het is tijd voor een hogere versnelling.

SAMENVATTING De Lissabon-strategie is een nieuwe fase ingegaan. Vorig jaar werd een nieuwe start gemaakt en veranderde de manier waarop het Lissabon-proces werkt. De nadruk ligt nu op resultaten. Met het indienen van de nationale hervormingsprogramma’s, waarin de lidstaten zich verbinden tot nauwkeurig omschreven maatregelen, aanvaardden ze een nieuwe verantwoordelijkheid. Tegelijkertijd wordt in het Lissabon-programma van de Gemeenschap beschreven wat op EU-niveau moet worden gedaan om de nationale, regionale en lokale inspanningen aan te vullen. De nationale hervormingsprogramma’s vormen een goede basis om de hervormingsagenda uit te voeren. Dat groei en werkgelegenheid voorrang moeten krijgen, is voor iedereen duidelijk, evenals voor welke problemen we staan. Het optreden op EU-niveau loopt op schema en zal een nieuwe impuls krijgen zodra de financiële vooruitzichten voor 2007-2013 zijn afgerond. De instrumenten zijn dus aanwezig; de nationale programma’s hebben de impuls bestendigd; nu moet de politieke wil worden gevonden om de beloften waar te maken en daadwerkelijk groei en werkgelegenheid te bewerkstelligen. Het is tijd voor een hogere versnelling. De nationale programma’s moeten nu volgens een nationale consensus worden uitgevoerd. Dat zal niet van de ene op de andere dag gebeuren. We moeten onze burgers beter uitleggen waarom onze strategie voor groei en werkgelegenheid de weg is naar welvaart en maatschappelijke rechtvaardigheid op lange termijn. De programma’s moeten worden versterkt zodat de hervorming betrekking zal hebben op alle beleidsterreinen die van belang zijn voor groei en werkgelegenheid in alle lidstaten. Zoals bleek tijdens de bijeenkomst van de Europese leiders in Hampton Court, zijn er belangrijke terreinen waarop Europa de doorslag kan geven en waar het uitvoeren van ingrijpende besluiten een nieuwe impuls kan geven aan de hervormingen: Een doorslaggevende toename van de investeringen in onderzoek en innovatie kan Europa in staat stellen de goederen en diensten te bieden waar de burgers om zullen vragen. Hiervoor moeten de overheidsinvesteringen worden verhoogd en moeten de bestaande uitgaven worden verlegd naar onderzoek en innovatie; de coördinatie tussen de lidstaten moet verbeteren. Van even groot belang is het scheppen van een klimaat waarin onderzoek tot innovatie leidt, wat weer tot groei leidt: de vruchten van onderzoek van topkwaliteit moeten niet worden verspild door onnodige barrières voor commerciële toepassingen of door de universiteiten aan handen en voeten te binden. Om het potentieel van het Europese bedrijfsleven tot ontplooiing te brengen, moet een ondernemingsklimaat worden geschapen waarin de start en de groei van bedrijven worden gestimuleerd. Europa moet vertrouwen hebben in het groeipotentieel van ondernemers en de weg vrijmaken voor nieuwe bedrijven. Regeringen moeten ondernemingen in elke fase van hun ontwikkeling het leven gemakkelijker maken door de administratieve rompslomp te beperken, zodat het MKB zich in binnen- en buitenland kan ontwikkelen, en de toegang tot financiering moet worden vergemakkelijkt. Het gevolg van de vergrijzing is dat de Europese samenleving zo moet worden ingericht dat meer mensen werken, dat ze langer werken en werk doen waarbij hun talenten optimaal tot hun recht komen. Dat betekent werkgelegenheidsbeleid dat mensen helpt in elke fase van hun leven werk te vinden en de hinderpalen wegnemen voor mensen die willen werken. Mensen moeten op het goede moment over de juiste vaardigheden beschikken, ze moeten worden geholpen bij het omgaan met veranderingen en bij het vinden van nieuwe mogelijkheden en ze moeten de eisen die hun werk stelt kunnen verenigen met de andere aspecten van hun leven. Betrouwbare en betaalbare energie is cruciaal voor groei. Energie is echter een eindige hulpbron waar we zorgvuldig mee om moeten gaan. Door middel van een Europees energiebeleid moet een reële interne markt tot stand worden gebracht waarop zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van energiezuinigheid en duurzame energie, en moet de levering van energie zowel binnen de EU als daarbuiten worden veiliggesteld. Uit de ervaringen van de lidstaten blijkt wat mogelijk is en wat moet worden gedaan. De lidstaten moeten dit potentieel benutten en meer leren van de ervaringen van hun partnerlanden. Naast de volledige uitvoering van de nationale programma’s zouden de volgende maatregelen moeten worden genomen om de impuls in stand te houden: De Commissie roept de Europese Raad op om zich te verbinden tot een reeks welomschreven tijdelijke maatregelen op de volgende terreinen: uitgaven voor onderzoek en onderwijs, het opzetten en leiden van een bedrijf, werklozen aan het werk helpen, kinderopvang en een geïntegreerd Europees energiebeleid. Burgers, werknemers en ondernemers moeten voelen dat het beleid van de overheid bedoeld is om hen te helpen bij wat ze willen verwezenlijken, niet om hen te belemmeren. Er moeten meer inspanningen worden gedaan om tot een werkelijke nationale consensus over de programma’s te komen. De Europese instellingen en de lidstaten moeten zorgen voor een specifieke communicatiestrategie waarbij alle nationale, regionale en lokale belanghebbenden worden betrokken. Het maatschappelijk middenveld moet een bijzondere rol spelen. |

- INHOUDSOPGAVE

Tijd voor een hogere versnelling: het nieuwe partnerschap voor groei en werkgelegenheid 2

Deel I – Tijd voor een hogere versnelling 7

1. Europa in beweging: samen werken aan werkgelegenheid en groei 7

2. Resultaten boeken: beleid 9

b2.1. Het Lissabon-programma van de Gemeenschap 9

b2.2. De nationale hervormingsprogramma’s 11

bb2.2.1. Beoordeling van de verschillende beleidsterreinen 12

2.2.2. Algemene conclusies 15

3. Een hogere versnelling: vier acties voor meer groei en werkgelegenheid 16

b3.1. Meer investeren in kennis en innovatie 18

b3.2. Het zakelijke potentieel, met name van het MKB, vrijmaken 20

b3.3. Een antwoord op de mondialisering en de vergrijzing 21

b3.4. Op weg naar een efficiënt en geïntegreerd Europees energiebeleid 24

4. Vervolg op de Europese Raad van voorjaar 2006 25

b4.1. Uitvoering van en toezicht op de nationale hervormingsprogramma’s 25

b4.2. Communautaire maatregelen 27

b4.3. Alle betrokkenen achter een gemeenschappelijke agenda krijgen 27

Bijlage – Illustratief overzicht van initiatieven en maatregelen van de lidstaten in verband met de doelstellingen voor groei en werkgelegenheid, met name op de vier prioritaire gebieden zoals beschreven in paragraaf 3. 28

Deel I – Tijd voor een hogere versnelling

EUROPA IN BEWEGING: SAMEN WERKEN AAN WERKGELEGENHEID EN GROEI

We leven in een wereld die snel verandert en waarin veel dingen onderling afhankelijk zijn. Dit biedt ons vele mogelijkheden, maar we staan ook voor veel taken als we een welvarende en rechtvaardige samenleving willen veiligstellen. We moeten vooral meer groei en werkgelegenheid genereren en daarvoor moet in het overheidsbeleid op alle niveaus rekening worden gehouden met de moderne werkelijkheid, zoals de mondialisering en de vergrijzing. Alleen zo kunnen we onze economieën met succes moderniseren en de Europese waarden binnen de EU en daarbuiten beschermen en bevorderen. Door concrete resultaten krijgt de burger hopelijk weer vertrouwen in ons vermogen om aan zijn verwachtingen te voldoen.

Tijdens de Europese Voorjaarsraad van maart 2005 hebben de Europese leiders groei en werkgelegenheid de hoogste Europese politieke prioriteit gegeven. De vernieuwing van de Lissabon-strategie betekende dat allen zich met hernieuwde moed hebben verbonden tot een positieve hervormingsagenda. Hieraan ten grondslag ligt het besef dat succes alleen mogelijk is met een brede aanpak, waarbij zo veel mogelijk hefboomeffecten worden benut en waarbij alle EU-lidstaten tot in alle uithoeken zijn betrokken.

Deze afspraak werd aangevuld met de Geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid[1], die een heldere handleiding vormen voor de opzet van nationale hervormingen, en met de informele bijeenkomst in Hampton Court in oktober, waar de EU-leiders bespraken hoe de Europese waarden de basis kunnen vormen voor de modernisering van onze economieën en samenlevingen en hoe belangrijke problemen op een duidelijk Europese manier kunnen worden aangepakt. Eind vorig jaar betekende de overeenstemming binnen de Europese Raad over de financiële vooruitzichten een nieuwe stap vooruit: zodra deze definitief zijn vastgesteld in overleg met het Europees Parlement, is de weg vrij voor nieuwe investeringen ter modernisering van de Europese economie.

Er zijn dus een gemeenschappelijke visie en een sterke consensus over wat moet gebeuren en deze worden op het hoogste niveau onderschreven. Europa moet alle beleidslijnen en instrumenten inzetten: we kunnen het ons niet veroorloven kieskeurig te zijn en alleen de politiek gunstige opties te kiezen. Solide macro-economisch beleid is cruciaal voor het benutten van het groeipotentieel. Europa heeft ook een klimaat nodig waarin de creativiteit van de Europeanen kan bloeien doordat Europa een aantrekkelijkere plaats wordt om te investeren, te innoveren en te werken. Door onnodige administratieve rompslomp en verouderde bureaucratische controles af te schaffen, worden bestaande en nieuwe ondernemingen gestimuleerd en wordt werkgelegenheid gecreëerd. Meer en doelmatigere particuliere en publieke investeringen zijn nodig als katalysator voor de kenniseconomie doordat ze leiden tot onderzoeksresultaten en vaardigheden die de maatschappelijke integratie en het inkomenspotentieel gedurende een langer en gezonder beroepsleven doen toenemen. Het bevorderen van innovaties op ecologisch gebied en het verspreiden van milieutechnologieën leidt tot zowel duurzaamheid als groei. Het moderniseren van onze arbeidsmarkten en van onze socialezekerheidsstelsels zal betekenen dat meer mensen aan het werk zullen zijn, dat hun aanpassingsvermogen en productiviteit toenemen en dat de economische groei rechtvaardiger wordt verdeeld. Verdere liberalisering van de wereldhandel door middel van een succesvolle WTO-overeenkomst eind 2006 zal nieuwe mogelijkheden bieden en het concurrentievermogen zowel binnen als buiten de EU stimuleren. Bij al deze doelen moet rekening worden gehouden met de eisen in verband met duurzame ontwikkeling

De eerste stap om deze ambitie in concrete resultaten om te zetten bestond in de formulering van de instrumenten waarmee deze resultaten kunnen worden bereikt. Dit moet in partnerschapsverband worden aangepakt, waarbij de juiste maatregelen op het juiste niveau moeten worden genomen.

- De lidstaten hebben nationale hervormingsprogramma’s opgesteld op basis van de Geïntegreerde richtsnoeren. Deze zijn het belangrijkste hulpmiddel voor de uitvoering van de Lissabon-strategie: ze omvatten voor ieder land een lijst van verplichtingen en criteria aan de hand waarvan de vooruitgang de komende maanden en jaren kan worden gemeten.

- De Raad, het Europees Parlement en de Commissie werken samen aan de communautaire maatregelen die nodig zijn voor het welslagen van de agenda voor groei en werkgelegenheid: het Lissabon-programma van de Gemeenschap[2], dat door de Europese Raad in december 2005 werd goedgekeurd, begint op een aanzienlijk aantal belangrijke punten vruchten af te werpen en vult de initiatieven van de lidstaten aan.

Op veel terreinen worden de belangrijkste maatregelen genomen op het niveau van de lidstaten (of op regionaal of lokaal niveau), bijvoorbeeld wat betreft het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid, waarin ook de sociale partners een grote rol spelen. Dat bepaalde maatregelen lokaal, regionaal of nationaal worden toegepast, wil niet zeggen dat ze geen gevolgen kunnen hebben op Europees niveau: gezien de samenhang van de interne markt lijden ook de best presterende economieën onder de slechte prestaties van anderen.

Tegelijkertijd betekenen gemeenschappelijke problemen dat we oplossingen kunnen delen. Regeringen maken echter maar zelden gebruik van de ideeën en oplossingen van hun partners. Elk land kan voorbeelden geven van goede ideeën en ervaringen. De nationale hervormingsprogramma’s vormen een bron van kennis en ervaring die moet worden gedeeld en verspreid: hiervan gebruikmaken is de beste manier om meerwaarde te halen uit de Lissabon-strategie. Als eerste stap worden in dit rapport een aantal belangrijke maatregelen voorgesteld in de vorm van een gemeenschappelijk programma voor nationale acties.

Daarnaast zijn er ook doelen die niet door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt, maar waarvoor optreden op communautair niveau noodzakelijk is. Het succes van veel nationale initiatieven zal afhangen van de mate waarin de nationale inspanningen worden ondersteund door communautaire maatregelen en communautaire investeringen Europa aantrekkelijk maken om te leven en te werken. De Europese Commissie wil voortgang boeken met deze agenda.

Het partnerschap moet nu een nieuwe fase ingaan. We hebben de instrumenten. We zijn het eens over het beleid. Om de Lissabon-strategie de doorslag te laten geven, moet we de aandacht nu verleggen naar de uitvoering.

*******

In deze mededeling aan de Europese Voorjaarsraad wordt beschreven waar we ons bevinden op de weg naar meer groei en werkgelegenheid in Europa:

- In deel I wordt de opzet van de hervormingsprogramma’s beoordeeld en wordt een aantal kerninitiatieven beschreven die worden voorgelegd aan de Europese Raad. Dit wordt gevolgd door een overzicht van nationale initiatieven en maatregelen waarmee wordt geïllustreerd hoe een vruchtbare uitwisseling van ervaringen tot wederzijds voordeel kan strekken.

- Deel II omvat een gedetailleerde beoordeling van de nationale hervormingsprogramma’s, waarin zowel de sterke punten worden genoemd als de punten waarop de lidstaten de programma’s zouden moeten herzien en bijwerken. Ook wordt de eurozone beoordeeld.

- Een meer gedetailleerde analyse van de macro-economische, micro-economische en werkgelegenheidsaspecten van de nationale hervormingsprogramma’s is opgenomen in bijlage I. Het deel over werkgelegenheid vormt ook de basis voor het Gemeenschappelijk werkgelegenheidsverslag.

Resultaten boeken: beleid

De twee belangrijkste instrumenten voor de uitvoering van de nieuwe Lissabon-strategie zijn het Lissabon-programma van de Gemeenschap, waarin wordt beschreven welke maatregelen het best op communautair niveau kunnen worden genomen, en de 25 nationale hervormingsprogramma’s, waarin iedere lidstaat het beleid beschrijft waarmee hij de belangrijkste taken zal gaan aanpakken. Deze instrumenten moeten worden gecombineerd om optimaal effect te sorteren.

Het Lissabon-programma van de Gemeenschap

In de zes maanden na de goedkeuring van het Lissabon-programma van de Gemeenschap is aanzienlijke vooruitgang geboekt. De Commissie heeft al twee derde van de geplande maatregelen goedgekeurd. De wetgevingsvoorstellen kunnen echter pas daadwerkelijk effect sorteren wanneer zij zijn goedgekeurd door de Raad en het Parlement. Daarnaast hangen veel van de financiële maatregelen af van de afronding en uitvoering van de financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013.

Het Lissabon-programma van de Gemeenschap omvat een aantal belangrijke initiatieven met betrekking tot de aanpak van het grote grensoverschrijdende effect van onderzoek en innovatie en de versnippering van Europees onderzoek: namelijk het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie en het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie. In de mededeling “Meer onderzoek en innovatie – Een gemeenschappelijke aanpak”[3] heeft de Commissie ook concrete initiatieven beschreven om het onderzoeks- en innovatieklimaat in Europa te verbeteren. Het Zevende Kaderprogramma introduceert een nieuw model voor de ondersteuning van veelbelovend nieuw onderzoek – de Gezamenlijke technologie-initiatieven – in de vorm van publiek-private samenwerking, om nieuw onderzoek te ondersteunen en de Europese industrie een voorsprong te geven op terreinen als waterstof- en brandstofcellen, ruimtevaart en luchtvervoer, innovatieve geneeskunde en nano-elektronica. Galileo, het systeem voor satellietnavigatie, en de ontwikkeling van integrale systemen voor spoorweg- en luchtverkeersbeveiliging zijn andere belangrijke voorbeelden van industriële projecten met een sterke Europese dimensie waarin we voorop lopen.

De geplande hervorming van het communautaire beleidskader voor staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling zal publiek-private samenwerking vergemakkelijken en meer particuliere investeringen in onderzoek en ontwikkeling genereren. Het programma omvat tevens maatregelen ter bevordering van ecologische innovaties en de toepassing van milieutechnologieën. Het kader kan worden uitgebreid met nieuwe bepalingen ter ondersteuning van innovatie, met name voor het midden- en kleinbedrijf. Daarnaast zou staatssteun aan jonge, innoverende bedrijven moeten worden vergemakkelijkt, niet alleen via rechtstreekse financiële steun, maar ook door gemakkelijkere toegang tot risicokapitaalfinanciering. Als belangrijk onderdeel van de uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap heeft de Commissie ook een nieuw, beter geïntegreerd industriebeleid gelanceerd om het industriële kader te verbeteren. In de industrie zijn meer dan 34 miljoen mensen werkzaam en aan deze sector wordt meer dan 80% van de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling van de particuliere sector in de EU besteed.

Het doel van een aantal maatregelen in het Lissabon-programma van de Gemeenschap is om Europa aantrekkelijker te maken om te investeren en te werken. Dit omvat initiatieven om de interne markt voor diensten te realiseren, de hervorming van de regelgeving te bevorderen, de belasting- en douanesystemen voor ondernemingen te verbeteren, en markttoegang en meer marktwerking te stimuleren, met name in de sectoren energie en financiële dienstverlening, waarnaar de Commissie onderzoeken is gestart.

Er is wetgeving voorgesteld om één gemeenschappelijke betalingszone in de EU tot stand te brengen, zodat internationale betalingen even gemakkelijk en goedkoop worden als binnenlandse. Deze maatregel alleen al zou de Europese economie jaarlijks tussen de 50 en 100 miljard euro besparingen opleveren. Andere belangrijke initiatieven hebben betrekking op het verbeteren van de toegang tot durfkapitaal, met name voor het midden- en kleinbedrijf. In het kader van het programma voor concurrentievermogen en innovatie zal nieuwe communautaire financiering beschikbaar komen, bijvoorbeeld in de vorm van garanties en risicokapitaalinvesteringen. Dit programma zal ook bijdragen aan de bredere toepassing van innovatieve oplossingen om de energievoorziening te verbeteren (met name duurzame energie) en het energieverbruik terug te dringen (door energiebesparende maatregelen). Daarnaast heeft de Commissie ambitieuze maatregelen voorgesteld om meer en betere werkgelegenheid te genereren door obstakels voor de mobiliteit weg te nemen, economische migratie gezamenlijk aan te pakken en te proberen de maatschappelijke gevolgen van de economische herstructurering te ondervangen.

De communautaire instellingen en de lidstaten zijn samen verantwoordelijk voor de kwaliteit van het regelgevingskader. De Commissie heeft haar inspanningen opgevoerd om de kwaliteit van de Europese regelgeving te verbeteren. Het effect van die maatregelen zal natuurlijk des te groter zijn als ook de lidstaten zich inspannen om de kwaliteit van hun nationale regelgeving te verbeteren en de administratieve kosten voor burgers en bedrijven te verlagen.

De nationale hervormingsprogramma’s

De nieuwe Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid is bijna een jaar geleden van start gegaan en de samenwerking is veelbelovend gebleken. Er is duidelijk gedefinieerd wie verantwoordelijk is voor bepaalde maatregelen. Alle lidstaten hebben een nationaal hervormingsprogramma opgesteld op basis van hetzelfde pakket Geïntegreerde richtsnoeren. Deze nationale hervormingsprogramma’s zijn de belangrijkste instrumenten voor de uitvoering van de nieuwe Lissabon-strategie, omdat de lidstaten hierin zelf de Geïntegreerde richtsnoeren vertalen in hervormingen die zij moeten uitvoeren. Het feit dat alle lidstaten dat gedaan hebben, vaak binnen een krappe termijn, was een belangrijke eerste test.

Overeenkomstig deze nieuwe partnerschapsaanpak en om de samenwerking en de zichtbaarheid voor het publiek te verbeteren, hebben alle lidstaten een nationale Lissabon-coördinator aangewezen. Veel lidstaten hebben de opzet van de nationale hervormingsprogramma’s ook aangegrepen om de interne coördinatie tussen verschillende regeringsdepartementen te stroomlijnen. De Commissie onderhoudt op haart beurt nauwe contacten met de nationale overheden die verantwoordelijk zijn voor de voorbereiding van de nationale hervormingsprogramma’s en helpt waar zij kan om van de nationale beleidsontwikkeling een succes te maken.

De Commissie heeft ieder nationaal hervormingsprogramma zorgvuldig beoordeeld, waarbij rekening werd gehouden met het werk van de Comités voor economische politiek en werkgelegenheid[4]. Een gedetailleerde beoordeling van ieder nationaal programma, waarin de sterke punten worden vermeld, maar ook de punten die verder kunnen worden ontwikkeld en verbeterd, is opgenomen in deel II. De Commissie raadt de lidstaten aan rekening te houden met haar conclusies. De Commissie zal met name aan deze aspecten aandacht besteden in de vervolgbesprekingen met de lidstaten en in het kader van het toezicht op het uitvoering van de nationale hervormingsprogramma’s gedurende 2006.

Omwille van de consolidatie en de stabiliteit van het proces stelt de Commissie voor de Geïntegreerde richtsnoeren op basis waarvan de nationale programma’s zijn opgesteld, te handhaven. Daarnaast heeft de Commissie besloten geen formele aanbevelingen per land te doen naar aanleiding van de nationale hervormingsprogramma’s. Dit is pas het eerste jaar van het partnerschap: het heeft wat tijd nodig eer de nationale hervormingsprogramma’s volledig zullen zijn geïntegreerd in de nationale beleidslijnen en structuren. De Commissie vindt het heel belangrijk dat er een nauwe band, gebaseerd op vertrouwen en samenwerking, tussen de lidstaten tot stand komt doordat de lidstaten zelf betrokken zijn bij de programma’s. De Commissie zal echter niet aarzelen de haar ter beschikking staande instrumenten, waaronder landspecifieke aanbevelingen, te gebruiken als zij meent dat dit bijdraagt aan een soepele uitvoering van de Lissabon-strategie.

Ondanks de krappe termijn hebben de meest lidstaten zich flink ingespannen om de nationale parlementen, belanghebbenden en vertegenwoordigers van regionale en lokale overheden te betrekken bij de formulering van hun nationale programma. Aangezien de Lissabon-strategie een agenda voor de middellange en lange termijn is die in de lidstaten moet worden uitgevoerd, is het cruciaal dat de parlementen, de lokale overheden, sociale partners en het maatschappelijk middenveld er voortdurend bij betrokken zijn. Of het publiek de hervormingen accepteert, hangt af van de mate waarin burgers en bedrijven erkennen dat hervormingen nodig zijn en hun leven zullen verbeteren; dit is alleen mogelijk als ze worden betrokken bij de vormgeving van de hervormingen, rechtstreeks of via organisaties die hen vertegenwoordigen. Er moet nog veel worden gedaan om mensen ervan te overtuigen dat hervormingen zullen bijdragen tot meer gedeelde welvaart en om hen bij het proces te betrekken. Dit zal grote inspanningen vergen van zowel de lidstaten als de Europese instellingen.

Beoordeling van de verschillende beleidsterreinen

In de Geïntegreerde richtsnoeren worden drie belangrijke beleidsterreinen beschreven waarop actie moet worden ondernomen: macro-economisch beleid, micro-economisch beleid en werkgelegenheidsbeleid. Op deze drie terreinen kunnen conclusies worden getrokken uit de nationale hervormingsprogramma’s.

Macro-economisch beleid

- Volgens de lidstaten is begrotingsdiscipline de belangrijkste macro-economische taak. Dit wordt doorgaans omschreven in termen van evenwichtige overheidsfinanciën op lange termijn – hervormingen van de pensioen- en zorgstelsels en van de arbeidsmarkt alsmede de consolidatie van de begroting op korte termijn zijn middelen om de overheidsfinanciën van een vergrijzende maatschappij op lange termijn op orde te houden. Voor de hiermee verband houdende kwestie van de verbetering van de kwaliteit van de overheidsfinanciën worden een aantal maatregelen geformuleerd waarmee de doelmatigheid van het openbaar bestuur moet toenemen. Sommige nieuwe lidstaten noemen de invoering van de euro als belangrijkste reden voor consolidatie van de begroting en convergentie van de inflatie met de percentages in de eurozone. Andere lidstaten noemen de betalingsbalans en de prijsstabiliteit als belangrijke factoren.

- Om de overheidsfinanciën in evenwicht te krijgen, verlagen de lidstaten liever hun uitgaven dan dat ze de belastingen verhogen, hoewel het vaak niet duidelijk is op welke posten precies wordt bezuinigd. De specifieke maatregelen die worden genomen om de begroting op korte termijn te consolideren zijn echter niet gedetailleerd genoeg beschreven; dit geldt met name voor de landen in de eurozone. De meeste lidstaten zijn van plan om de kwaliteit van de overheidsfinanciën te verbeteren door publieke middelen uit te trekken voor verbetering van de infrastructuur, het menselijk kapitaal en investeringen in onderzoek en ontwikkeling. In slechts weinig nationale hervormingsprogramma’s worden de gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor de begroting expliciet beschreven.

- De nationale programma’s van de landen die tot de eurozone behoren zijn tamelijk breed van opzet en vooral op de toekomst georiënteerd; gestreefd wordt naar houdbare, verhoging van de arbeidsproductiviteit door middel van onderzoek en ontwikkeling, innovatie en een aantrekkelijk ondernemingsklimaat en door de werkgelegenheid en de arbeidsparticipatie te vergroten. De maatregelen zijn voornamelijk gericht op het verhogen van de effectieve pensioenleeftijd, het vergroten van het aantal arbeidskrachten en het verminderen van de administratieve rompslomp. De Commissie is het in grote lijnen eens met deze programma’s, maar daarnaast zou de begrotingssituatie sneller moeten worden verbeterd om de aanpassingen van de arbeidsmarkt te ondersteunen, een interne dienstenmarkt met een sterke concurrentiepositie te creëren en de werking van de interne markt verder te verbeteren.

- De komende decennia zullen de overheidsfinanciën in Europa steeds meer onder druk komen te staan als gevolg van de vergrijzing. De lidstaten erkennen dat de publieke en particuliere pensioenstelsels moeten worden gemoderniseerd om de overheidsfinanciën gezond te houden en tegelijkertijd in te spelen op maatschappelijke en economische veranderingen. In de meeste landen lijken de reeds genomen of geplande maatregelen echter te fragmentarisch of onvoldoende.

- De hervormingsstrategie moet een samenhangend geheel vormen, waarbij hervormingen op het ene gebied die op een ander gebied ondersteunen. In dit opzicht leggen sommige lidstaten een verband tussen houdbare overheidsfinanciën en het terugdringen van de werkloosheid (minder uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen; hogere belastinginkomsten omdat het arbeidspotentieel beter wordt benut). Een dergelijke integrale aanpak versterkt de samenhang tussen de verschillende onderdelen van de nationale hervormingsprogramma’s.

Micro-economisch beleid

- In het algemeen komt in de nationale hervormingsprogramma’s goed tot uitdrukking dat we een kenniseconomie moeten opbouwen en dat Europa aantrekkelijker moet worden voor ondernemers en investeerders. Onderzoek en innovatie zijn kernprioriteiten voor alle lidstaten. Veel lidstaten benadrukken maatregelen om de industriële basis te versterken, met name door de vorming van netwerken te bevorderen. In dergelijke netwerken werken universiteiten, onderzoeksinstituten en het midden- en kleinbedrijf nauw samen, wat een positief effect heeft op de overdracht van innovatie en kennis, wat dan weer aanzienlijke voordelen oplevert voor de economie als geheel. De lidstaten erkennen het belang van betere toegang tot financiering, maar hanteren verschillende methoden om dit te verwezenlijken. De meeste lidstaten noemen ook het ondernemingsklimaat en ondernemerschap, duurzaam gebruik van hulpmiddelen (zoals duurzame energie en energiezuinigheid), transportverbindingen en logistiek als belangrijke punten die moeten worden aangepakt.

- Als de doelstellingen met betrekking tot de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling worden gehaald door de achttien landen die er vastgesteld hebben (in sommige gevallen betreft het partiële doelstellingen), stijgen deze uitgaven tot ongeveer 2,6% in 2010. Sinds 2001 stagneert dit cijfer in de EU rond de 1,9% van het BBP. De meeste lidstaten zullen hun systemen voor onderzoek en ontwikkeling op middellange tot lange termijn verder moeten versterken. Hoewel alle lidstaten het belang erkennen van het verspreiden en effectief toepassen van informatie- en communicatietechnologieën en van milieutechnologieën, is het verband tussen de beschreven problemen en de maatregelen om deze aan te pakken, niet altijd duidelijk.

- De nationale hervormingsprogramma’s bevatten veel voorbeelden van interessante beleidsinitiatieven op allerlei verschillende terreinen. De meeste lidstaten willen bijvoorbeeld de synergie tussen economische groei en milieubescherming benutten (door te investeren in alternatieve energiebronnen, energiezuinigheid en ecologische innovaties te bevorderen en natuurlijke rijkdommen te beschermen). De meeste nationale programma’s richten zich ook op het belang van moderne transportinfrastructuur en van informatie- en communicatietechnologie (bijvoorbeeld de beschikbaarheid van breedband). Dit zijn nu precies de investeringen die de lidstaten zouden moeten stimuleren met behulp van de middelen voor het cohesiebeleid en plattelandsontwikkeling.

- In het algemeen had er meer aandacht moeten worden besteed aan de werking van de interne markt en de noodzaak om marktwerking en markttoegang te vergroten. Slechts een paar lidstaten vermelden concrete maatregelen, bijvoorbeeld om te zorgen voor volledige implementatie van de communautaire richtlijnen, een terrein waarop grotere inspanningen nodig zijn, bijvoorbeeld met betrekking tot de effectieve openstelling van de energiemarkt, verbetering van de toegang tot overheidsopdrachten of daadwerkelijke marktwerking in de dienstensector.

- Met betrekking tot het MKB gaan de meeste programma’s niet ver genoeg om een positieve houding ten aanzien van het ondernemerschap te bevorderen en meer mensen te stimuleren hun eigen bedrijf op te zetten. In dit verband is een belangrijke rol weggelegd voor onderwijs, moet het overdragen van een bestaand bedrijf makkelijker worden en moet een faillissement niet langer stigmatiserend werken. Er zouden ook aanvullende maatregelen moeten worden genomen met betrekking tot de toegang tot financiering en het verbeteren van de investeringen.

- Betere regelgeving is cruciaal voor de verbetering van het concurrentievermogen van het bedrijfsleven en het wegnemen van obstakels voor innovatie en verandering. Bijna alle lidstaten noemen punten die hiermee te maken hebben, maar vaak is een meer geïntegreerde aanpak noodzakelijk. Actie op het niveau van de Gemeenschap is noodzakelijk, maar niet voldoende. Veel regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van belastingen, sociale zekerheid of regionale planning, wordt op nationaal (of lokaal) niveau gemaakt. Er zijn ook grote verschillen tussen de lidstaten wat betreft de manier waarop ze communautaire richtlijnen implementeren, wat tot administratieve kosten kan leiden die niet door de communautaire maatregel op zich worden veroorzaakt. Om het ondernemingsklimaat werkelijk te veranderen, is een cultuuromslag nodig in de manier waarop besluiten worden voorbereid en genomen.

- Brede en gecoördineerde uitvoering van de verschillende micro-economische beleidslijnen zal veel meer opleveren dan de som van de individuele beleidslijnen. De voordelen van meer investeringen in onderzoek en ontwikkeling zullen bijvoorbeeld toenemen wanneer nieuwe technologieën snel worden overgenomen door de markt, wat weer afhangt van het concurrentievermogen op de markten voor producten en diensten.

Werkgelegenheidsbeleid

- Alle programma’s hechten veel belang aan het aan het werk krijgen en houden van mensen. Dat is cruciaal met het oog op de vergrijzing van de beroepsbevolking en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Zeventien lidstaten plannen nu maatregelen op basis van streefcijfers met betrekking tot de nationale arbeidsparticipatie. Er worden met name maatregelen getroffen of gepland om de arbeidsparticipatie van vrouwen te vergroten. Andere maatregelen worden ontwikkeld voor oudere werknemers, de integratie van jongeren en gehandicapten op de arbeidsmarkt en de modernisering van de socialezekerheidsstelsels. Deze inspanningen komen grotendeels overeen met de verbintenissen in het kader van de communautaire doelstellingen met betrekking tot sociale zekerheid en integratie. De maatregelen neigen echter naar fragmentatie, wat het effect en de duurzaamheid ervan belemmert. Ze zouden veel meer vruchten afwerpen als ze zouden worden gebaseerd op een levensloopaanpak, zodat sneller en gemakkelijker van baan kan worden gewisseld gedurende de carrière.

- Doorgaans wordt te weinig belang gehecht aan verdere maatregelen om het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen te verbeteren. Het reactievermogen van de Europese arbeidsmarkt moet verbeteren om de economische activiteit en de productiviteit te kunnen opvoeren. Het huidige evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid heeft in veel lidstaten echter geleid tot in toenemende mate versnipperde arbeidsmarkten. Er zou meer aandacht moeten worden besteed aan het creëren van “flexibele zekerheid”: een combinatie van arbeidscontracten die flexibel genoeg zijn en effectief en actief arbeidsmarktbeleid dat het wisselen van baan, een betrouwbaar en adequaat systeem voor levenslang leren en adequate sociale zekerheid garandeert. Op dit gebied kan vooruitgang worden geboekt door belastingen en uitkeringen aan elkaar te koppelen; dit is een goed voorbeeld van een situatie waarin lidstaten zich kunnen laten inspireren door hun partnerlanden. Ook moet de actieve betrokkenheid van de sociale partners worden vergroot.

- De lidstaten erkennen het cruciale belang van het ontwikkelen van de vaardigheden die nodig zijn voor de kenniseconomie en de noodzaak om te investeren in menselijk kapitaal door middel van beter onderwijs en betere vaardigheden. Het beleid concentreert zich echter eerder op kwalitatieve hervormingen van het onderwijs, betere toegang tot en transparantie van kwalificaties dan op het verhogen van de investeringen en het verwezenlijken van een daadwerkelijke doorbraak.

Algemene conclusies

De nationale hervormingsprogramma’s vormen een goede basis om de hervormingsagenda verder uit te bouwen, ook al zijn ze niet allemaal van even goede kwaliteit. Men is het in grote mate eens over de diagnose en over welke taken het eerst moeten worden aangepakt, bijvoorbeeld houdbaarheid van de overheidsfinanciën, het aantal arbeidskrachten, onderzoek, ontwikkeling en innovatie, het ondernemingsklimaat en milieubescherming.

De belangrijkste conclusies die in dit vroege stadium kunnen worden getrokken luiden als volgt:

- De uitgangssituatie van de lidstaten verschilt uiteraard, maar los daarvan zijn er grote verschillen tussen de programma’s. De gebruikte methoden verschillen bijvoorbeeld aanzienlijk: sommige lidstaten hebben veel moeite gedaan om communautaire en nationale doelstellingen te integreren en hebben duidelijke, vaak kwantitatieve doelen en tijdschema’s vastgesteld op basis waarvan de voortgang kan worden gemeten. Andere programma’s zijn tot op heden echter minder volledig en zouden gebruik kunnen maken van de aanpak van andere lidstaten die voor vergelijkbare problemen staan. In sommige programma’s worden de inhoud en de vorm van de getroffen of geplande maatregelen duidelijk beschreven, maar in andere ontbreekt deze informatie regelmatig. Ook ontbreken vaak streefcijfers en tijdschema’s, evenals nadere gegevens over de begrotingsaspecten van de geplande hervormingen, wat de uitvoering moeilijker maakt.

- De drie dimensies (macro-economisch, micro-economisch en werkgelegenheid) zouden beter geïntegreerd kunnen worden. De nationale hervormingsprogramma’s zijn belangrijke hulpmiddelen voor de ontwikkeling van een coherente aanpak, maar sommige programma’s zijn daarin beter geslaagd dan andere. Het succes van een maatregel op het ene terrein hangt vaak af van de vooruitgang op het andere. Het rendement van extra investeringen in onderzoek en ontwikkeling zal bijvoorbeeld toenemen als de voorwaarden voor groei aanwezig zijn, zoals een concurrerende markt, een adequaat regelgevingskader en goedgeschoolde arbeidskrachten.

- Ongeveer de helft van de lidstaten noemt het vergroten van de concurrentie en het afschaffen van belemmeringen voor markttoegang, met name in de dienstensector, als een taak, maar slechts in enkele nationale hervormingsprogramma’s wordt deze kwestie daadwerkelijk aangepakt. Om de Lissabon-doelstellingen te kunnen verwezenlijken, moet er sprake zijn van concurrerende markten. Veel lidstaten hebben nationale streefcijfers geformuleerd met betrekking tot investeringen in onderzoek en ontwikkeling en werkgelegenheid, maar sommige niet, ondanks de besluiten van de Europese Raad.

- Een groot aantal lidstaten moet ervoor zorgen dat de communautaire middelen voor het cohesiebeleid en plattelandsontwikkeling worden aangewend ter ondersteuning van de Lissabon-strategie in brede zin. Deze middelen zouden zodanig moeten worden geprogrammeerd dat zij de nationale hervormingsprogramma’s rechtstreeks ondersteunen. Daarnaast zijn meer inspanningen nodig om coördinatiemechanismen te ontwikkelen tussen degenen die verantwoordelijk zijn voor de nationale hervormingsprogramma’s en degenen die de Structuurfondsprogramma’s voor 2007-2013 voorbereiden. Deze mechanismen moeten op korte termijn worden ingesteld, want de voorbereiding van deze programma’s vordert snel, te beginnen met de goedkeuring van de nationale strategieën met betrekking tot het cohesiebeleid (de zogenaamde “nationale strategische referentiekaders”).

- Ten laatste, maar daarom niet minder belangrijk, schiet bijna overal de publieke betrokkenheid bij de Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid tekort. In de media is er ook maar weinig over gesproken. We kunnen daarom niet zeggen dat grote delen van de bevolking op de hoogte zijn van, laat staan betrokken zijn bij de strategie. Daarom is een specifieke communicatiestrategie noodzakelijk, waarin economische analyses optimaal worden benut en waaruit blijkt hoe acties reële voordelen voor de burger opleveren. Ook de sociale partners, die een belangrijke rol spelen als zowel deelnemers als boodschappers, moeten actiever bij het proces worden betrokken.

Een hogere versnelling: vier acties voor meer groei en werkgelegenheid

De Commissie dringt er bij de lidstaten op aan hun nationale hervormingsprogramma ’ s volledig en op tijd uit te voeren. Uit de opzet en de beoordeling van de nationale hervormingsprogramma’s is echter gebleken dat er lacunes en onbenutte synergieën zijn. In veel gevallen kunnen de lacunes door de lidstaten zelf worden aangevuld door hun nationale programma’s te verbeteren en daarbij gebruik te maken van de ervaringen van de partnerlanden. Sommige lidstaten hebben succesvolle oplossingen gevonden voor bepaalde problemen, waarvan de EU in haar geheel zou kunnen profiteren als deze oplossingen door alle lidstaten zouden worden toegepast. Er zijn ook problemen die niet uitsluitend op het niveau van de lidstaten kunnen worden opgelost, maar waarvoor gecoördineerd optreden op zowel Europees als nationaal niveau nodig is:

- Uit de nationale hervormingsprogramma’s blijkt dat veel lidstaten van plan zijn hun uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling te verhogen, maar dat we de algemene EU-doelstelling van 3% van het BBP niet zullen halen. Iedere lidstaat moet zijn steentje bijdragen als we deze doelstelling willen verwezenlijken. Goedfunctionerende markten, meer uitgaven, gerichtere uitgaven en naadloze aansluiting van de nationale en de communautaire begrotingen zijn allemaal noodzakelijk. Naast het verhogen van onze uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling moeten we ook onze kennisinfrastructuur verbeteren, onderwijs en onderzoek van topkwaliteit stimuleren, onze innovatiesystemen versterken en ervoor zorgen dat het interne marktbeleid maximaal bijdraagt aan het rendement van onderzoek en innovatie.

- In veel nationale hervormingsprogramma’s wordt slechts weinig aandacht besteed aan het verbeteren van de markttoegang en de mededinging . Nationale regels en praktijken en zelfregulering kunnen vaak leiden tot fragmentatie van de markt en obstakels voor de mededinging. De lidstaten moeten in hun programma’s meer mogelijkheden formuleren om dergelijke regels en beperkingen op te heffen. De Gemeenschap is ook in grote mate verantwoordelijk voor effectieve en eerlijke concurrentie (bijvoorbeeld door streng op te treden tegen prijsafspraken en kartelvorming waardoor de kosten voor ondernemingen toenemen en de consument wordt geschaad) en daadwerkelijk een interne markt in de hele EU te bewerkstelligen. Aan de andere kant worden in veel nationale programma’s maatregelen genoemd om het opzetten en leiden van een bedrijf gemakkelijker te maken, ondernemerschap te stimuleren en een gunstiger klimaat voor het MKB te creëren.

- De komende decennia zal Europa steeds meer te maken krijgen met de gevolgen van de vergrijzing . In de nationale programma’s wordt erkend dat de pensioenstelsels drastisch moeten worden gewijzigd om meer werkgelegenheid te creëren en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te garanderen. In de meeste lidstaten zijn de reeds genomen of geplande maatregelen echter onvoldoende. Overeenkomstig het Pact voor de Jeugd moeten dringend maatregelen worden genomen om de start van jongeren op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken, een beter evenwicht tussen werk en privé-leven te bewerkstelligen voor gezinnen en het voor oudere werknemers aantrekkelijker te maken om aan het werk te blijven. Ook het aanpassingsvermogen van de arbeidsmarkten wordt een steeds groter probleem. De mondialisering brengt nieuwe uitdagingen voor de EU met zich mee doordat het aanpassingsvermogen van de arbeidsmarkt moet toenemen, maar biedt ook nieuwe kansen doordat we meer toegang krijgen tot de markten van derde landen.

- In veel programma’s wordt het belang van energie benadrukt. Europa heeft een daadwerkelijk geïntegreerd energiebeleid nodig, waarmee de groei wordt bevorderd, de energievoorziening wordt veiliggesteld en een bijdrage wordt geleverd aan energiezuinigheid en duurzaam milieubeheer. De nationale markten zijn inmiddels grotendeels geliberaliseerd, maar er is nog geen Europese energiemarkt. Energie is een mondiaal vraagstuk en alleen met Europees optreden zullen we aan onze energiebehoeften kunnen voldoen.

In het licht van het bovenstaande heeft de Commissie vier prioritaire maatregelen vastgesteld die op het hoogste politieke niveau moeten worden bekrachtigd en die op korte termijn zouden moeten worden uitgevoerd – uiterlijk eind 2007 . Zo kan een stevige basis worden gelegd voor de tweede cyclus van de strategie voor groei en werkgelegenheid, waartoe de Europese Voorjaarsraad van 2008 dan het startsein kan geven.

De vier maatregelen worden op geïntegreerde wijze aangepakt – ze bestrijken verschillende onderling samenhangende beleidsterreinen, waarvan sommige werden besproken tijdens de bijeenkomst in Hampton Court. Los van elkaar zullen ze een belangrijke bijdrage leveren aan groei en werkgelegenheid en zullen ze helpen Europa op de toekomst voor te bereiden. Allemaal samen zullen ze als onderdeel van het nieuwe partnerschap tussen de Gemeenschap en de lidstaten de Europese motor voor groei en werkgelegenheid sterker aandrijven.

Meer investeren in kennis en innovatie

Gezien het belang van onderzoek en ontwikkeling voor toekomstige groei en voor het vinden van oplossingen voor veel van de problemen waar we momenteel mee kampen, is het zorgelijk dat de EU haar doelstelling (voor 2010 verhoging van de uitgaven voor onderzoek tot 3% van het BBP, waarvan twee derde door de particuliere sector en een derde door de overheid) waarschijnlijk niet zal halen.

De Commissie beseft dat de lidstaten hun overheidsuitgaven in de hand moeten houden, maar is van mening dat de kwaliteit aanzienlijk kan worden verbeterd door de middelen, met name staatssteun, beter te benutten en door nauwer samen te werken met de lidstaten, zodat geen kostbaar dubbel werk wordt gedaan. Ook de doelmatigheid van de overheidssteun voor onderzoek en ontwikkeling kan worden verbeterd, bijvoorbeeld door fiscale stimulansen (bijvoorbeeld belastingvoordelen of vouchers), die door veel lidstaten zijn opgenomen in hun nationale programma’s. Uit het besluit van de Europese Raad om Lissabon-gerelateerde cohesiefondsen te reserveren blijkt hoe een prioriteit zoals onderzoek over een reeks beleidsterreinen kan worden uitgespreid.

De grootste bijdrage moet echter komen van de particuliere sector. Om de industrie te bewegen om meer te investeren in onderzoek en ontwikkeling in Europa, moet het beleid met betrekking tot de interne markt zich meer gaan richten op het bevorderen van de kenniseconomie en het stimuleren van de marktdynamiek met betrekking tot onderzoeksintensieve en innovatieve goederen en diensten. Daartoe moeten de voorwaarden voor markttoegang worden verbeterd, externe financieringsbronnen (risicokapitaal, leningen, risicodelingsinstrumenten) moeten beter toegankelijk worden, de financiële markten moeten worden geïntegreerd, overheidsopdrachten moeten meer worden gebruikt als hefboom voor het stimuleren van innovatieve oplossingen door de particuliere sector, de carrièremogelijkheden van onderzoekers moeten worden bevorderd, onder meer door hinderpalen voor hun mobiliteit weg te nemen (over grenzen en sectoren heen) en er moet een modern en betaalbaar systeem voor industriële en intellectuele-eigendomsrechten worden ingesteld waarin het juiste evenwicht is gevonden tussen het beschermen van de rechten van de houder en het laten circuleren van ideeën binnen een dynamische kennismaatschappij. Met betrekking tot hoogtechnologische producten zijn betere methoden nodig om standaarden af te spreken die interoperabel zijn en aansluiten bij de behoeften van het Europese bedrijfsleven. Het mededingingsbeleid is een ander krachtig instrument om interoperabiliteit en innovatie te bevorderen[5].

Meer investeringen in kennis en innovatie zijn noodzakelijk, maar zijn op zichzelf niet voldoende om de economische toekomst van Europa veilig te stellen. Uiteindelijk leiden de resultaten van onderzoek en ontwikkeling via innovatie tot groei en werkgelegenheid doordat aantrekkelijke producten en diensten worden ontworpen die mensen overal ter wereld willen kopen. De kwaliteit van onze systemen voor innovatie vraagt daarom bijzondere aandacht[6], bijvoorbeeld door de mogelijkheden van innovatieclusters voor groei en werkgelegenheid te verkennen, met name de vorming van en samenwerking tussen internationale clusters binnen de EU. In Hampton Court werd ook opgeroepen tot dringende maatregelen om onderzoek en onderwijs van topkwaliteit te bevorderen, met name aan topuniversiteiten die op adequate wijze worden gefinancierd en nauwere samenwerking met het bedrijfsleven.

Actie 1: Meer investeren in kennis en innovatie De lidstaten zouden een duidelijkere verbintenis met betrekking tot onderzoek, ontwikkeling en innovatie moeten aangaan. Voor de Europese Voorjaarsraad zouden alle lidstaten een doelstelling voor hun uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling tot 2010 moeten vaststellen, zodat de Europese Raad een geloofwaardig streefcijfer voor de EU als geheel kan bepalen. Dit past in het kader van de eerdere oproepen van de Europese Raad tot minder en beter gerichte steun, door de overheidsuitgaven te verschuiven naar onderzoek en ontwikkeling (bijvoorbeeld door het aandeel van staatssteun aan deze sector te verdubbelen van 12 tot 25%). Dit zou bijvoorbeeld kunnen worden aangegrepen om meer gerichte fiscale stimulansen aan de particuliere sector te verstrekken, overeenkomstig de richtsnoeren die de Commissie in dit verband zal opstellen. Als een aanzienlijk groter deel van de Structuurfondsen van de EU aan onderzoek en ontwikkeling, innovatie en ICT (bijvoorbeeld infrastructuur en toepassingen met betrekking tot de snelle verspreiding van breedband) zou worden besteed, zou dit ten goede komen aan het concurrentievermogen, de regionale cohesie en met name het MKB[7]. Wat betreft de investeringen in onderzoek en ontwikkeling door de particuliere sector zou een aantrekkelijker klimaat voor hoogtechnologische markten moeten worden geschapen, onder meer door overheidsopdrachten beter te benutten, innovatievriendelijke regelgeving en standaarden waarbij de behoeften in een vroeg stadium worden geïnventariseerd. De lidstaten en de Commissie zouden initiatieven moeten lanceren om Europa een leidende rol te bezorgen in belangrijke technologische sectoren[8], waarbij wordt uitgegaan van de werkzaamheden van de Europese technologieplatforms. De EU moet meer investeren in hoger onderwijs[9] (de EU besteedt momenteel slechts 1,28% van het BBP aan onderwijs, tegen 3,25% voor de VS; dit verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door het feit dat in de VS de financiering door de particuliere sector groter is). Voor eind 2007 zou aanvullende particuliere financiering voor universiteiten moeten worden toegestaan en aangemoedigd; juridische en andere belemmeringen voor publiek-private samenwerking tussen universiteiten en bedrijven moeten worden weggenomen; alle technische universiteiten zouden een bureau voor technologieoverdracht moeten hebben; en er zou een Europees Technologie-Instituut moeten worden opgezet. Om het innovatievermogen van mensen te vergroten, zouden hun vaardigheden in wiskunde en exacte vakken moeten worden vergroot; de lidstaten zouden twee vreemde talen verplicht moeten stellen in hun nationale onderwijscurricula. Tegen 2010 zou de EU ten minste 2% van het BBP aan hoger onderwijs moeten besteden. |

Het zakelijke potentieel, met name van het MKB, vrijmaken

- Vergeleken met andere succesvolle regio’s in de wereld blijven de Europese markten zeer gefragmenteerd, met name op het gebied van diensten. Daarvoor betalen we een hoge prijs in de vorm van minder innovatie en een stagnerende groei van de productiviteit[10]. Veel te vaak kunnen onze ondernemingen niet profiteren van gemakkelijke toegang tot een brede interne markt doordat communautaire richtlijnen onvolledig of te laat worden toegepast. Dit verzwakt hun internationale concurrentiepositie. Als sommige lidstaten geen actie ondernemen, verstoren zij de concurrentieverhoudingen en worden uiteindelijk de belangen van allen geschaad.

Een van de meest genoemde voorbeelden van de belemmeringen waar Europese ondernemers tegenaan lopen, zijn de moeilijkheden in verband met het opzetten van een nieuw bedrijf en de grote verschillen tussen de kosten van het leiden van een bedrijf in verschillende delen van de EU. In de ene lidstaat duurt het slechts vijf dagen om een nieuw bedrijf op te zetten, in andere wel zestig. In sommige lidstaten zijn er geen administratieve kosten verbonden aan de opzet van een nieuw bedrijf, terwijl dit in andere lidstaten vele duizenden euro’s kan bedragen. Lange, ingewikkelde procedures en administratieve rompslomp ontmoedigen niet alleen mensen om een bedrijf te starten, maar weerspiegelen ook een negatieve houding ten aanzien van het ondernemerschap in het algemeen.

De Commissie heeft een aantal maatregelen vastgesteld waarmee het grote zakelijke potentieel van Europa, met name in de dienstensector, kan worden vrijgemaakt Deze maatregelen en de snelle voltooiing van de dienstenrichtlijn en meer administratieve samenwerking tussen de lidstaten zouden moeten leiden tot een nieuwe dynamiek met betrekking tot het bedrijfsleven en de werkgelegenheid in de EU.

Actie 2: Het zakelijke potentieel, met name van het MKB, vrijmaken In alle lidstaten zou het veel gemakkelijker moeten worden een bedrijf op te zetten en te leiden. Eind 2007 zouden alle lidstaten één loket voor aankomende ondernemers moeten hebben waar bedrijven hun administratieve verplichtingen in één keer – liefst elektronisch – en in korte tijd kunnen voldoen. Gemiddeld zou de tijd voor het opstarten van een nieuw bedrijf moeten worden gehalveerd[11], met als uiteindelijke doelstelling dat overal in de EU een nieuw bedrijf binnen één week van de grond kan worden getild. De opstartkosten zouden zo laag mogelijk moeten zijn en voor het aantrekken van de eerste werknemer zou maximaal één overheidsloket nodig moeten zijn. Elke student zou opleiding in ondernemerschap moeten kunnen volgen en dit zou deel moeten gaan uitmaken van de schoolcurricula in alle lidstaten. Daarnaast zouden de lidstaten grensoverschrijdende activiteiten van het MKB moeten vergemakkelijken door een proef uit te voeren met belastingheffing volgens de regels van de thuisstaat. De Raad zou spoedig zijn goedkeuring moeten hechten aan de voorstellen van de Commissie met betrekking tot één BTW-loket en modernisering van de douane om de procedures te vereenvoudigen. Om financiering toegankelijker te maken, met name voor het MKB, zullen de financiële instrumenten op het niveau van de Gemeenschap verder ontwikkeld worden binnen het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie. De lidstaten zouden optimaal gebruik moeten maken van de mogelijkheden in het kader van de Structuurfondsen, met name de toekomstige financieringsregeling voor gezamenlijke Europese middelen voor kleine en middelgrote ondernemingen (JEREMIE). Om de administratieve rompslomp te verminderen en de administratieve procedures te vereenvoudigen zouden de lidstaten voor eind 2007 een methode voor het meten van de administratieve kosten (van nationale regelgeving) moeten goedkeuren en implementeren. Als onderdeel van de inspanningen met betrekking tot vereenvoudiging van de wetgeving zal de Commissie op haart beurt op verschillende beleidsterreinen een grootschalige meting uitvoeren van de administratieve kosten als gevolg van communautaire regelgeving (of de manier waarop de regels zijn geïmplementeerd), waarbij in het bijzonder aandacht zal worden besteed aan het MKB. Hierbij zal worden nagegaan welk deel van de kosten rechtstreeks voortvloeit uit de communautaire regelgeving en welk deel kan worden toegeschreven aan de wijze van uitvoering door de lidstaten. Op basis daarvan zal de Commissie voorstellen doen om deze administratieve kosten zoveel mogelijk te beperken. Voor eind 2007 zal de Commissie de verplichting met betrekking tot aanmelding van bepaalde vormen van kleinschalige staatssteun afschaffen; dit zou de administratieve lastendruk moeten verlichten, met name voor het MKB. |

Een antwoord op de mondialisering en de vergrijzing

- De Europese bevolking wordt ouder. Er worden minder kinderen geboren dan nodig is voor natuurlijke vervanging van de bevolking. De levensverwachting neemt nog steeds toe. De netto-immigratie zal waarschijnlijk blijven toenemen. Deze demografische ontwikkelingen hebben grote economische gevolgen. De komende decennia zal de omvang van de beroepsbevolking dalen. Op dit moment werken vier mensen voor iedere oudere, maar tegen 2050 zal die verhouding 2 op 1 zijn. De Europese beroepsbevolking zal krimpen van ongeveer 300 miljoen mensen nu naar ongeveer 250 miljoen tegen 2050. Een kleinere beroepsbevolking zet een rem op de groei, die van 2-2,5% nu zal dalen naar krap 1,25% over veertig jaar. De kosten van de vergrijzing (pensioenen, gezondheidszorg) zullen stijgen en de huidige socialezekerheidsstelsels zullen onder grote druk komen te staan. De regeringen moeten hun begrotingssituaties dringend verbeteren en de staatsschuld moet gestaag naar beneden worden gebracht. De stelsels voor pensioenen en gezondheidszorg moeten financieel solide, toegankelijk en adequaat blijven.

Daarom moeten meer mensen aan het werk worden geholpen en mensen moeten langer blijven werken. Ook moet de arbeidsproductiviteit sneller toenemen. Groei van de arbeidsproductiviteit en van de werkgelegenheid moeten hand in hand gaan. Dat is mogelijk als mensen de vaardigheden kunnen opdoen die nodig zijn om nieuwe technologieën te introduceren en toe te passen en als ze een gezin, werk, opleiding en zorg voor ouderen beter kunnen combineren. Uit de gegevens van de lidstaten blijkt dat er op twee punten winst is te boeken – hogere geboortecijfers en hogere arbeidsparticipatie onder vrouwen – als een gelijke-kansenbeleid wordt gevoerd, er goede kinderopvang is, de juiste fiscale prikkels worden gegeven en het werk goed georganiseerd is. Meer flexibiliteit en individuele verantwoordelijkheid voor de eigen levensloop is niet alleen belangrijk voor mensen met kinderen. Ook oudere mensen zullen profiteren van flexibelere werkregelingen om halftijds werken te combineren met halftijds pensioen. Oudere werknemers volgen te weinig bijscholing. Als ze hun vaardigheden vergroten, is het meer de moeite waard om aan het werk te blijven, zowel voor de werknemer als voor de werkgever. Daarnaast kan veel meer worden gedaan om de overgang van jongeren van school naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Jongeren moeten als stagiair of leerling werkervaring kunnen opdoen gedurende de periode dat ze op school of de universiteit zitten. Schoolverlaters zouden zo snel mogelijk een baan moeten kunnen vinden. Als ze niet meteen een baan vinden, zouden aanvullende opleidingen en/of stages beschikbaar moeten zijn.

De mondialisering en de vergrijzing maken een dringende verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en werkgevers noodzakelijk. Zij moeten op veranderingen en herstructureringen kunnen anticiperen, ze in gang zetten en ermee kunnen omgaan en kunnen floreren op markten waar de concurrentie groot is. In veel lidstaten is dit echter niet goed mogelijk vanwege de tweedeling op de arbeidsmarkt, waardoor innovatie en technologische veranderingen, levenslang leren en persoonlijke levensloopmogelijkheden worden beperkt. De arbeidsmarkten moeten opener en dynamischer worden en er moet beleid worden gevoerd om werknemers aan het werk te houden en vooruit te komen in hun werk. Dat is de beste manier om de flexibiliteit van de arbeidsmarkt en werkzekerheid te waarborgen binnen een levensloopaanpak. Hierbij moet veel aandacht worden besteed aan maatschappelijke rechtvaardigheid; hervormingen zijn geen doel op zich of alleen maar bezuinigingen.

Actie 3: Een antwoord op de mondialisering en de vergrijzing De lidstaten moeten hun overheidsfinanciën in evenwicht houden door de begrotingssituaties te verbeteren en de staatsschuld gestaag naar beneden te brengen. De lidstaten moeten als onderdeel van de hervorming van de pensioenstelsels oudere werknemers financieel stimuleren om aan het werk te blijven en de pensioenrechten beter koppelen aan de levensverwachting op het moment van pensionering, bijvoorbeeld door de verplichte pensioenleeftijd aan te passen en de mogelijkheden voor vervroegd pensioen te beperken. Arbeidsongeschiktheidsregelingen, de gezondheidszorg en de stelsels voor lange-termijnzorg moeten worden herzien en er moeten prikkels worden ingebouwd zodat de schaarse middelen beter worden benut. De lidstaten moeten ernaar streven om de start van jongeren op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken, een beter evenwicht tussen werk en privé-leven te bewerkstelligen voor gezinnen en het voor oudere werknemers aantrekkelijker te maken om aan het werk te blijven: eind 2007 moet iedere jonge werkloze schoolverlater binnen zes maanden een baan of stage krijgen aangeboden, of een aanvullende opleiding of een andere maatregel om zijn kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Deze periode moet vóór 2010 zijn teruggebracht tot maximaal honderd dagen. Voor bedrijven, en met name het MKB, moet het via financiële en andere prikkels aantrekkelijker worden gemaakt om studenten en werkloze jongeren werkervaring te laten opdoen; er moet meer goede kinderopvang komen, overeenkomstig de eigen doelstellingen van de lidstaten. Er moet beleid worden gevoerd om gelijke kansen voor mannen en vrouwen te bewerkstelligen en gezinsvriendelijk beleid moet worden bevorderd. De Commissie overlegt momenteel met de sociale partners over hoe werk en gezinsleven beter met elkaar kunnen worden gecombineerd; er moet een actief ouderenbeleid worden gevoerd, inclusief financiële prikkels om langer door te werken, werk geleidelijk af te bouwen, in deeltijd te werken en de kwaliteit van het werk te verbeteren. Er moeten gerichte maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat de deelname aan opleiding van werknemers van 45 jaar en ouder sneller toeneemt dan voor de totale beroepsbevolking. De lidstaten moeten ernaar streven flexibiliteit en werkzekerheid met elkaar te verenigen (“flexibele zekerheid”). De Commissie zal een rapport presenteren op grond waarvan voor eind 2007 overeenstemming moet worden bereikt over een aantal gemeenschappelijke beginselen, waaronder: modern arbeidsrecht waarmee flexibele werkafspraken mogelijk zijn, waardoor de segmentatie van de arbeidsmarkt en zwartwerk worden verminderd en waarmee mensen gedurende hun hele leven hun werkpatroon kunnen optimaliseren. De Commissie zal in de loop van dit jaar over dit thema overleg voeren met de sociale partners en andere belanghebbenden; betrouwbare en flexibele systemen voor levenslang leren en actief arbeidsmarktbeleid moeten mensen leren omgaan met snelle veranderingen, perioden van werkloosheid en het wisselen van baan; de financiële en andere prikkels moeten worden herzien om een doorbraak te bereiken. De lidstaten moeten hun beloften nakomen en voor eind 2006 brede strategieën voor levenslang leren vaststellen. Het Europees Sociaal Fonds en het nieuwe fonds voor aanpassing aan de mondialisering zouden deze inspanningen krachtig moeten ondersteunen. De Commissie zal er samen met de lidstaten voor zorgen dat een groter deel van de Structuurfondsen wordt besteed aan onderwijs en opleiding; in moderne socialezekerheidsstelsels zou de noodzaak om de arbeidsmobiliteit te vergroten moeten worden gecombineerd met het verstrekken van adequate inkomensondersteuning. De Raad zou overeenstemming moeten bereiken over het voorstel van de Commissie inzake de overdraagbaarheid van aanvullende pensioenrechten. De lidstaten zouden moeten overwegen alle beperkingen op de mobiliteit van werknemers binnen de EU versneld af te schaffen. Om deze doelstellingen te verwezenlijken, zullen de lidstaten nauw samenwerken met de sociale partners. De Commissie stelt voor een buitengewone sociale top te houden om concrete maatregelen vast te stellen om vooruitgang te boeken op al deze terreinen. |

Op weg naar een efficiënt en geïntegreerd Europees energiebeleid

- Energie is cruciaal voor groei en werkgelegenheid. De mondiale vraag naar energie stijgt, terwijl het aanbod schaars blijft. De marktprijzen van olie en gas zijn gestegen. De grootste uitdaging voor het Europese energiesysteem is ervoor te zorgen dat energie beschikbaar is tegen betaalbare prijzen. We moeten de continuïteit van de energievoorziening garanderen en autonome energiebronnen ontwikkelen om ons te wapenen tegen stagnaties en prijsschokken die tot economische schade leiden. Een concurrerende en geïntegreerde communautaire energiemarkt zou de meest efficiënte en duurzame basis vormen om ons energieaanbod te diversifiëren en te waarborgen. Bij energieproductie en -verbruik moet rekening worden gehouden met milieuoverwegingen. Europa zal nog afhankelijker worden van buitenlandse leveranciers en we zullen in de toekomst het merendeel van onze olie en ons gas moeten importeren. We moeten met één mond spreken als we overleggen met de belangrijkste energieleveranciers en tijdens internationale discussies over energie.

Er valt veel winst te boeken door energie te besparen. Energiezuinigheid bespaart geld, waardoor onze goederen en diensten concurrerender worden, en draag bij tot een schoner milieu. Dankzij investeringen in energiezuinige apparatuur en diensten kunnen Europese industrieën hun leidende positie in de wereld behouden en vergroten. Naast energiebesparingen moeten we onze energiebronnen ook diversifiëren. Europa moet alle energiebronnen bestuderen, in het bijzonder de mogelijkheden voor duurzame energie, waaronder de ontwikkeling van schone energie binnen de EU. Door de uitstoot van broeikasgassen te verlagen, kan de luchtvervuiling worden beperkt en wordt klimaatverandering tegengegaan. Ook op dit vlak zal de markt Europese bedrijven belonen als ze hierin in een vroeg stadium investeren.

Maatregelen om deze doelstellingen te verwezenlijken, moeten onverwijld worden uitgevoerd. De lidstaten en de Europese Unie moeten samen werken aan een geïntegreerde aanpak van het energievraagstuk. Een geïntegreerd Europees energiebeleid kan een doorslaggevende bijdrage leveren aan het duurzaam garanderen van de energievoorziening in de toekomst; vandaar de oproep daartoe van de staatshoofden en regeringsleiders in Hampton Court.

Actie 4: Op weg naar een efficiënt en geïntegreerd Europees energiebeleid Versterking en verdieping van de interne energiemarkt leidt tot een groter concurrentievermogen en continuïteit van de energievoorziening. Hiertoe moeten onder meer de volgende maatregelen worden genomen: tijdige invoering van en effectievere regelgeving met betrekking tot de energiemarkten zodat op 1 juli 2007 sprake is van volledige en effectieve openstelling van de markt, zoals de Europese Raad is overeengekomen; bevordering van meer concurrentie op de markten voor gas en elektriciteit, rekening houdend met het mededingingsonderzoek van de Commissie, met name door de onverminderd dominante positie van de traditionele nationale leveranciers te doorbreken; onvoldoende transparantie van de markt; onvoldoende ontkoppeling van energieproductie en -distributie; obstakels voor grensoverschrijdende energievoorziening waardoor het niet mogelijk is de Europese energiemarkt werkelijk te integreren; meer en betere samenwerking en integratie tussen de elektriciteitsnetten en gasleidingen van de lidstaten zodat er uit het oogpunt van de consument slechts één Europees netwerk is. Daartoe moeten ontbrekende of ontoereikende grensoverschrijdende verbindingen worden opgespoord en voltooid. Via financiële instrumenten van de EU kunnen de lidstaten financiële steun krijgen om de doelstelling van 10% interconnectiviteit te bereiken. De mogelijkheden van duurzame energie benutten, zoals biobrandstoffen en biomassa, en zuiniger omgaan met energie kan ook helpen de energievoorziening veilig te stellen, terwijl tegelijkertijd de uitstoot van broeikasgassen wordt verminderd, de luchtkwaliteit verbetert en het concurrentievermogen toeneemt. De inspanningen van de lidstaten zouden moeten worden aangevuld met Europees beleid waardoor de ontwikkeling en het gebruik van duurzame technologie worden gestimuleerd. Hiervoor moet adequate regelgeving worden opgesteld. Onderzoek en innovatie naar Europese energie, inclusief duurzame energie, biobrandstoffen en biomassa, schone steenkool, koolstofvastlegging en de verwerking en opslag van kernafval moet worden aangemoedigd. Eenzelfde prioriteit moet worden gegeven aan onderzoek naar de ontwikkeling van nieuwe energiezuinige technologieën. De ontwikkeling van een Europees kader voor stimulansen om duurzame energie te bevorderen zou het gebruik ervan aanzienlijk moeten doen toenemen. De huidige mengelmoes van verschillende nationale en regionale systemen leidt tot kunstmatige barrières tussen nationale markten en belemmert het potentieel van veelbelovende nieuwe technologieën. Ook moet een meer gerichte, samenhangende en geïntegreerde aanpak worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat de Europese energievoorziening wordt veiliggesteld, inclusief mechanismen voor crisissituaties. De Gemeenschap en de lidstaten moeten met één mond spreken in internationale fora en met derde landen die energie leveren aan de Gemeenschap. In een groenboek dat in het eerste kwartaal van 2006 zal verschijnen, zal de Commissie ideeën uitwerken over hoe deze prioriteiten het beste door de lidstaten en de Gemeenschap kunnen worden nagestreefd. |

Vervolg op de Europese Raad van voorjaar 2006

- De impuls van de Europese Raad moet worden vastgehouden zodat we onze visie van een sterker Europa met meer groei en werkgelegenheid werkelijkheid kunnen doen worden. Daartoe worden de volgende stappen voorgesteld voor de komende maanden:

Uitvoering van en toezicht op de nationale hervormingsprogramma’s

- Nu moeten we ons vooral richten op de uitvoering van de nationale hervormingsprogramma’s en hun bijdrage aan groei en werkgelegenheid. De Commissie is daarom van plan de komende maanden nauw samen te werken met de lidstaten om hen te helpen bij hun inspanningen en om de vooruitgang te volgen. Er moet verder worden overlegd met nationale (en regionale) parlementen, de lokale overheid, de sociale partners en andere belanghebbenden, vooral wanneer daarvoor niet genoeg tijd is geweest tijdens de voorbereiding van de programma’s[12]. Omdat Lissabon een agenda voor de middellange termijn is, moet dergelijk overleg op regelmatige basis plaatsvinden.

- Een andere logische stap is dat de Commissie en de lidstaten (zowel collectief als bilateraal) bespreken hoe de nationale hervormingsprogramma’s kunnen worden versterkt en verder ontwikkeld op grond van de communautaire dimensie en de beleidsbesluiten van andere lidstaten, waarbij de nationale tradities worden gerespecteerd. De Commissie zal dit proces organiseren. Daarnaast zal de Commissie proberen haar eigen bijdrage aan het succes van deze samenwerking te verbeteren. De lidstaten die nog geen doelen hebben vastgesteld met betrekking tot de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling en/of de arbeidsparticipatie moeten dat doen vóór de Europese Voorjaarsraad van 2006.

- De lidstaten moeten zorgen voor samenhang tussen hun nationaal hervormingsprogramma en het beroep dat zij zullen doen op het Cohesiefonds en de middelen voor plattelandsontwikkeling in het kader van de nieuwe financiële vooruitzichten. De lidstaten moeten ook rekening houden met het macro-economisch effect van overdrachten uit de Structuurfondsen op korte termijn, vooral wanneer deze meerdere procentpunten van het BBP bedragen. De Commissie zal nauw samenwerken met de lidstaten bij de vaststelling van hun nationale strategische referentiekaders om ervoor te zorgen dat de nieuwe generatie programma’s met betrekking tot het cohesiebeleid in overeenstemming is met de prioriteiten van de nationale hervormingsprogramma’s en de vier prioritaire acties die in paragraaf 3 worden beschreven. Ze moeten adequate mechanismen instellen zodat beide processen op nationaal en regionaal niveau voldoende op elkaar worden afgestemd. In het licht van de nieuwe cohesieprogramma’s worden de nieuwe lidstaten aangemoedigd middelen uit hoofde van de Structuurfondsen te reserveren voor maatregelen in verband met de Lissabon-doelstellingen, zoals ook werd afgesproken met de EU-15[13].

- De nationale hervormingsprogramma’s bevatten een schat aan interessante beleidslijnen aan de hand waarvan de lidstaten ervaringen zouden moeten uitwisselen. De Commissie zal een aantal specifieke beleidsterreinen aanwijzen waarop de lidstaten met name van elkaar kunnen leren en zal bijeenkomsten organiseren waar vertegenwoordigers van de lidstaten verschillende beleidsideeën kunnen bespreken. De lidstaten zouden moeten proberen de meest veelbelovende beleidsideeën uit andere nationale hervormingsprogramma’s zelf ook toe te passen. De Commissie en de lidstaten zouden er ook op toe moeten zien dat de open coördinatiemethode van de EU op de terreinen onderwijs en opleiding, sociale zekerheid en maatschappelijke integratie een duidelijke bijdrage levert.

De lidstaten worden uitgenodigd met bovenstaande elementen rekening te houden wanneer ze later dit jaar hun jaarverslagen opstellen.

Communautaire maatregelen

- De Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie zouden de financiële vooruitzichten voor 2007-2013 moeten afronden en de Raad en het Europees Parlement zouden de noodzakelijke juridische instrumenten zo snel mogelijk moeten goedkeuren zodat investeringen in de agenda voor groei en werkgelegenheid met ingang van 1 januari 2007 mogelijk zijn.

- De Europese instellingen moeten de maatregelen van het Lissabon-programma van de Gemeenschap snel in werking laten treden, en vooral de maatregelen die nodig zijn in verband met besluiten van de Europese Raad met betrekking tot de vier belangrijkste acties uit de vorige paragraaf. De Commissie zal met de lidstaten samenwerken (inclusief de nationale Lissabon-coördinatoren) om ervoor te zorgen dat alle noodzakelijke maatregelen worden genomen om deze vier acties voor eind 2007 volledig uit te voeren. Daartoe zal een draaiboek worden voorgesteld met alle noodzakelijke stappen en de data waarop die moeten zijn afgerond. Op basis van de volgende beoordeling van de uitvoering door de lidstaten van hun nationale programma’s zal de Commissie bepalen welke maatregelen noodzakelijk zijn om de inspanningen van de lidstaten aan te vullen en het Lissabon-programma van de Gemeenschap dienovereenkomstig aan te passen.

Zowel wat betreft het Lissabon-programma van de Gemeenschap als de nationale hervormingsprogramma’s zal de Commissie de balans opmaken in haar verslag aan de Europese Voorjaarsraad van 2007.

Alle betrokkenen achter een gemeenschappelijke agenda krijgen

- Het Parlement, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s, de lidstaten, regionale en lokale actoren, het maatschappelijk middenveld en de sociale partners moeten zich tot het uiterste inspannen om meer bekendheid te geven aan de nationale hervormingsprogramma’s en de maatregelen van de Gemeenschap voor meer groei en werkgelegenheid en de betrokken daarbij te vergroten. Het Europees Parlement moet hierin als vertegenwoordiger van de Europese burgers een sleutelrol spelen; dit moet ook nauw aansluiten bij de nationale en regionale debatten over de toekomst van Europa.

- De sociale partners worden uitgenodigd een nog grotere rol te spelen in de ontwikkeling en uitvoering van de vernieuwde Lissabon-strategie, met name door gezamenlijke voorstellen in te dienen over hoe zij rechtstreeks aan het welslagen van de strategie kunnen bijdragen. De Commissie stelt voor dat het voorzitterschap van de EU een bijzondere sociale top organiseert om concrete maatregelen vast te stellen om vooruitgang te boeken op alle in deze mededeling genoemde terreinen en met name wat betreft de mondialisering en de vergrijzing.

BijlageIllustratief overzicht van initiatieven en maatregelen van de lidstaten in verband met de doelstellingen voor groei en werkgelegenheid, met name op de vier prioritaire gebieden zoals beschreven in paragraaf 3.

Onderzoek, ontwikkeling en innovatie

Ongeveer de helft van de lidstaten gebruikt fiscale prikkels om onderzoek en ontwikkeling door de particuliere sector te stimuleren en verschillende andere lidstaten zijn ook van plan dergelijke maatregelen te nemen. Spanje overweegt belastingverlaging voor bedrijven die in onderzoek en ontwikkeling investeren, zoals Nederland reeds doet. Hongarije zal zijn regeling voor belastingvoordelen vereenvoudigen en Frankrijk zal de belastingvoordelen voor onderzoek voor 2010 vereenvoudigen.

Spanje, Denemarken en Estland hebben specifieke programma’s om het aantal onderzoekers in het bedrijfsleven te vergroten. Duitsland heeft een “initiatief voor topniveau” gelanceerd om universitair onderzoek van topniveau te bevorderen. De bedoeling van dit initiatief is om van sommige Duitse universiteiten internationale toplocaties voor wetenschappelijk onderzoek te maken.

Italië ontwikkelt expertisecentra voor onderzoek en onderwijs, waaronder het Euro-mediterrane systeem voor universitair onderwijs op afstand, en stimuleert de mobiliteit van docenten en studenten in het hele Middellandse-Zeegebied. Spanje en Portugal hebben een gemeenschappelijk onderzoeksinstituut opgezet.

Slowakije, Spanje en Frankrijk zijn van plan systemen voor toezicht en evaluatie op te zetten om de doelmatigheid van de overheidsinvesteringen in onderzoek en ontwikkeling te verbeteren.

In Frankrijk zijn “Pôles de Compétitivité” opgezet in de vorm van publiek-private partnerschappen. Deze “pôles” zullen voor bedrijven waarvoor onderzoek en ontwikkeling cruciaal is een aantal complementaire beleidslijnen ondersteunen en coördineren. Een recent Sloveens clusterinitiatief heeft al tot veelbelovende resultaten geleid: in 2004 waren er 18 clusterkantoren die de samenwerking tussen 350 bedrijven en 40 onderwijs-/onderzoeksinstituten vergemakkelijken. In Litouwen is de regering bezig met de oprichting van een technologie-instituut dat bedrijven helpt met onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie.

In Ierland zijn maatregelen genomen om de commerciële toepassing van door de overheid gefinancierd onderzoek te bevorderen door licenties te verlenen aan de particuliere sector of door onderzoekers te helpen hun ideeën op de markt te brengen en tot een commercieel succes te maken.

Italië pakt de tekortkomingen op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten aan door middel van een serie maatregelen waarmee bedrijven gemakkelijker en goedkoper octrooi kunnen aanvragen. In Duitsland zullen de bureaus voor het gebruik van octrooien verder worden ontwikkeld en uitgebreid. In België werken de federale regering, het Europees Octrooibureau, onderzoekscentra en universiteiten samen in een initiatief om kleine en middelgrote ondernemingen aan te moedigen het systeem voor intellectuele-eigendomsrechten te gebruiken. Letland heeft een programma ontwikkeld voor overheidssteun ter bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten en vergroting van het bewustzijn van het bedrijfsleven.

Verbetering van het ondernemingsklimaat en het functioneren van de markten

Letland heeft zich ertoe verbonden de communautaire wetgeving ten uitvoer te leggen, uitgaande van concrete doelen en termijnen, zodat de richtlijnen inzake de interne markt tijdig en op juiste wijze zullen zijn omgezet. Ierland heeft de interne procedures voor toezicht op de uitvoering van de communautaire richtlijnen versterkt. Om te voorkomen dat wetgeving te ingewikkeld wordt, streven verschillende lidstaten er actief naar geen bepalingen toe te voegen wanneer zij communautaire richtlijnen ten uitvoer leggen (Oostenrijk, Nederland). Om te voorkomen dat wetgeving te laat ten uitvoer wordt gelegd, hebben sommige lidstaten versnelde procedures ingesteld (Italië, Frankrijk).

Veel lidstaten hebben grote vooruitgang geboekt op de weg naar e-bestuur, zoals het opzetten van één loket voor ondernemers en burgers (België, Estland, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Polen, Portugal). Hierdoor wordt het papierwerk verminderd en daalt de termijn waarbinnen men antwoord krijgt. In Denemarken, Frankrijk, Nederland, Italië en Finland kun je in minder dan twee weken een nieuw bedrijf starten. In Litouwen hoeft er slechts één procedure te worden doorlopen voor het in dienst nemen van de eerste werknemer; in het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Ierland zijn dat er twee.

Veel lidstaten (Oostenrijk, België, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Estland, Frankrijk, Duitsland, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Portugal, Slovenië, het Verenigd Koninkrijk) voeren analyses uit naar de administratieve kosten als gevolg van wetgeving of zijn van plan deze uit te voeren. Een aanzienlijk deel van deze landen gebruikt varianten van het standaardmodel dat aanvankelijk werd ontwikkeld in Nederland en dat de basis vormt voor de belangrijkste aspecten van de gemeenschappelijke EU-methodologie, die in oktober 2005 door de Commissie werd voorgelegd aan de Raad en de lidstaten. Vijf landen (Tsjechië, Denemarken, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) hebben ook kwantitatieve doelen gesteld voor de verlaging van de administratieve kosten (uiteenlopend van 202 tot 25% kostenbesparing in 2010).

Acht lidstaten (Oostenrijk, Estland, Duitsland, Italië, Polen, Slovenië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk) zijn van plan vereenvoudigingen door te voeren, naast de vier lidstaten (Denemarken, Ierland, Luxemburg, Zweden) die dat al gedaan hebben. Beoogd wordt verbetering van de wetgeving inzake belastingen, boekhoudkundige controles en fiscale maatregelen, de opzet van bedrijven, faillissementen, arbeid en consumentenbescherming.

Veel landen, waaronder Ierland en Nederland, hebben specifieke beperkingen met betrekking tot de markttoegang in vrije beroepen, financiële dienstverlening en de energiemarkt afgeschaft. Slowakije inventariseert de belemmeringen voor het openstellen van de energiemarkt en zal maatregelen treffen om deze op te heffen. Ook worden maatregelen getroffen om de marktwerking binnen de financiële dienstverlening te verbeteren. Het Verenigd Koninkrijk zal maatregelen invoeren om meer concurrentie binnen de juridische dienstverlening te vergroten. Estland is van plan een actief concurrentiebeleid te voeren door middel van sectorale analyses en meer voorlichting over mededingingsrecht. Denemarken is bezig met een doorlichting van de nationale regelgeving om de invoer en investeringen in het land te vergemakkelijken (Werkgroep Interne Markt – TIM).

Cyprus zal voor alle bestaande en nieuwe steunregelingen nagaan of onvolkomenheden in de marktwerking adequaat worden aangepakt. Finland zal zijn subsidiebeleid herzien, de totale omvang van de steun verminderen en ervoor zorgen dat de steun de concurrentie niet verstoort.

Slowakije heeft een initiatief gelanceerd om een Midden-Europese effectenbeurs op te zetten, waarmee het gebrek aan effectenmarkten in Slowakije, maar ook in de buurlanden zou worden opgelost. Hongarije en Tsjechië worden uitgenodigd deel te nemen. De binnenlandse markt in Slowakije is te klein voor een goed functionerende liquide effectenmarkt: samenwerking tussen verschillende landen is daarom noodzakelijk.

Portugal stelt verschillende programma’s voor om de internationalisering van het bedrijfsleven te ondersteunen. Ook voert het land specifieke programma’s uit om de industriële overgang en herstructurering te versnellen.

Litouwen is van plan promotiecampagnes te organiseren rond succesvolle bedrijven om het imago van het ondernemerschap bij het grote publiek te verbeteren. In het Verenigd Koninkrijk krijgen alle leerlingen tussen de 14 en 16 jaar een cursus van vijf dagen over ondernemerschap. Spanje is van plan het stigma van een faillissement aan te pakken door studenten van alle schooltypen les te geven over de waarde van het ondernemerschap en zakelijke faillissementen.

Een aantal landen heeft ook interessante initiatieven opgezet om de toegang tot kapitaal voor het MKB te verbeteren: bijvoorbeeld het Tsjechische KAPITAL-programma, het Finse PreSeed-pakket en de Enterprise Capital Funds van het Verenigd Koninkrijk. Denemarken is van plan belastingverlaging voor startende ondernemers te introduceren. De verlaging wordt voor drie jaar toegekend wanneer het bedrijf voor het eerst winst boekt.

Werkgelegenheid, houdbaarheid van de overheidsfinanciën en demografische ontwikkelingen

Een aantal lidstaten heeft de kwaliteit van de overheidsfinanciën verbeterd, rekening houdend met hun nationale prioriteiten en om het langetermijnpotentieel van hun economieën te vergroten. Denemarken, het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Finland hebben bijvoorbeeld de overheidsuitgaven voor onderwijs aanzienlijk verhoogd met het oog op de verhoging van de arbeidsproductiviteit en het aanpassingsvermogen van de beroepsbevolking.

Verschillende lidstaten hebben de financiële stabiliteit van hun pensioenstelsels verbeterd. België, Spanje, Frankrijk, Oostenrijk, Portugal en Finland hebben de bijdragen beter gekoppeld aan de uitkeringen, bijvoorbeeld door het aantal premiejaren zwaarder te laten wegen dan de leeftijd van degene die met pensioen gaat of door bij vroege of late pensionering de hoogte van de uitkering dienovereenkomstig aan te passen.

Een aantal nieuwe lidstaten (Estland, Letland, Litouwen, Polen, Hongarije en Slowakije) heeft de risico’s van hun pensioenstelsels gespreid door een deel van het wettelijke pensioen over te hevelen naar particuliere pensioenregelingen. Zweden, Italië, Letland en Polen hebben regelingen opgezet waarbij de pensioenrechten rechtstreeks gekoppeld zijn aan de premies die gedurende het werkende leven zijn betaald en aan de levensverwachting op het moment van pensionering. Frankrijk heeft besloten het verplichte aantal premiejaren voor een volledig pensioen te verhogen vanwege de toenemende levensverwachting. In Duitsland is de indexering van zijn publieke pensioenstelsels voortaan afhankelijk van de verhouding tussen het aantal werkenden en het aantal gepensioneerden. Door dergelijke veranderingen is de financiële stabiliteit van de pensioenstelsels verbeterd, ook al moeten nog sommige problemen die voortvloeien uit de vergrijzing worden opgelost.

De hervorming van de pensioenen is een belangrijke verklaring voor de sterke stijging van de arbeidsparticipatie onder ouderen in sommige lidstaten sinds het jaar 2000. In Finland is bijvoorbeeld de arbeidsparticipatie van ouderen aanzienlijk gestegen (van 35% in 1995 tot 50,9% in 2005) als gevolg van de veranderingen in het pensioenstelsel, maar ook vanwege specifieke opleiding, meer aandacht voor het welzijn van oudere werknemers en gerichte subsidies voor laagbetaald werk.

Het Ierse Skill-netsprogramma maakt toegang tot flexibele, innovatieve en rendabele opleiding voor bedrijven gemakkelijk. Dankzij het initiatief konden al 30.000 werknemers hun vaardigheden vergroten. Estland is van plan het systeem voor beroepsopleiding te hervormen en Luxemburg is van plan een systeem op te zetten voor de erkenning van niet-formele leeractiviteiten.

Oostenrijk wil 5000 vacatures opvullen die momenteel moeilijk vervulbaar zijn omdat het salaris te laag is (in veel gevallen doordat het deeltijdwerk betreft). Met het nieuwe “Kombi-Lohn” worden zowel werkgever als werknemer beloond als een vacature wordt vervuld. Doelgroep voor deze maatregel zijn jongeren die langer dan zes maanden werkloos zijn en ouderen die langer dan een jaar werkloos zijn.

Nederland heeft concrete maatregelen genomen om werknemers aan te moedigen werk, zorg en opleiding evenwichtiger over hun levensloop te verdelen. Dankzij een nieuwe vrijwillige spaarregeling kunnen werknemers een bepaald percentage van hun inkomen sparen voor verlofperioden, bijvoorbeeld zorgverlof, een opleiding of iets anders. Deze spaarregeling is fiscaal voordelig.

Slowakije streeft ernaar jonge gezinnen beter in staat te stellen werk en gezin te combineren. Kleuter- en basisscholen zullen ruimere openingstijden toepassen. De staat ondersteunt nieuwe dagopvangfaciliteiten voor jonge kinderen, maakt deeltijdwerk gemakkelijker en heeft programma’s opgezet voor individuele steun aan vrouwen die na zwangerschaps-/ouderschapsverlof terugkeren op de arbeidsmarkt.

In Griekenland wordt het systeem voor levenslang leren hervormd op basis van een nieuwe wet. Een comité zal de nationale inspanningen coördineren en zal opleiding op zakelijk gebied aanmoedigen, waarbij de beste praktijken worden toegepast en uitsluiting wordt tegengegaan.

Energie en milieutechnologieën

De noordelijke landen hebben een geïntegreerde markt voor vraag en aanbod van elektriciteit opgezet. Aanvullende verbindingen tussen Nederland en Noorwegen, tussen Finland en Estland en tussen Denemarken en Zweden zullen de handel vergemakkelijken en het opwekken van stroom, ook uit alternatieve bronnen zoals water en wind, ondersteunen, waardoor de uitstoot van schadelijke stoffen wordt beperkt.

Oostenrijk, Tsjechië, Cyprus, Malta en het Verenigd Koninkrijk gaan overheidsopdrachten gebruiken als hefboom voor het stimuleren van milieutechnologieën en energiezuinigheid. Duitsland stimuleert energiebesparingen in gebouwen en heeft een grootschalig renovatieprogramma gelanceerd. Cyprus heeft een concreet plan met een tijdschema uitgewerkt om milieuonvriendelijke subsidies te herzien, te hervormen of af te schaffen.

Zweden wil tegen 2020 niet langer afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen. Daartoe zal Zweden milieuheffingen toepassen, windenergie stimuleren en een certificaat voor groene elektriciteit invoeren. Op grond van dit certificaat moet voor een bepaald percentage van het elektriciteitsverbruik duurzame energie worden ingekocht. Denemarken en Zweden kennen al veel milieuheffingen en zijn van plan deze verder te ontwikkelen. Estland lanceerde dit jaar een ambitieuze hervorming van de milieubelastingen, waarmee de belasting wordt verschoven van arbeid naar consumptie, waardoor duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen wordt gestimuleerd.

De ondersteuning van nationaal en regionaal beleid met betrekking tot windenergie in Duitsland, Spanje en Denemarken begint vruchten af te werpen. Duitsland produceert meer dan een derde van de mondiale capaciteit aan windenergie en in Spanje vormt windenergie 6,5% van de elektriciteitsproductie. In Denemarken is windenergie een groot commercieel succes. De sector is sneller gegroeid dan alle andere zakelijke sectoren en Deense turbines domineren de wereldmarkt. De industrie biedt werk aan meer dan 20.000 mensen. Het Verenigd Koninkrijk overlegt met olieleveranciers over een groter aandeel van biobrandstoffen in benzine.

[1] PB L 205 van 6.8.2005.

[2] COM (2005) 535 definitief

[3] COM (2005) 488 definitief

[4] Comité voor economische politiek: Verslag over de nationale Lissabon-hervormingsprogramma’s 2005, ECFIN/EPC(2005)REP/55392, beschikbaar op: http://europa.eu.int/comm/economy_finance/epc/documents/2005/nationalreports/nrp_report_en.pdf . De zogenaamde Cambridge-evaluatie van de werkgelegenheidsparagrafen van de nationale hervormingsprogramma’s zijn beschikbaar op: http://europa.eu.int/comm/employment_social/employment_strategy/emco_en.htm .

[5] Al deze aspecten worden besproken in het verslag dat is opgesteld door een groep gezaghebbende deskundigen onder leiding van de voormalige Finse premier Esko Aho, die werd ingesteld na de bijeenkomst in Hampton Court en die onder meer pleit voor de vaststelling van een pact voor onderzoek en ontwikkeling.

[6] In de nationale hervormingsprogramma’s worden verschillende veelbelovende initiatieven vermeld. Daarnaast blijkt uit het laatste innovatiescorebord van de Commissie (http://www.trendchart.org/) dat veel lidstaten nog voor belangrijke problemen staan, waarmee rekening moet worden gehouden bij het actualiseren van de programma’s.

[7] Op dit moment wordt 5,9% van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds aan onderzoek, ontwikkeling en innovatie besteed.

[8] Onder meer e-gezondheid, de farmaceutische industrie, vervoer en logistiek, milieu, digitale inhoud, milieu en veiligheid.

[9] Zie de mededeling van de Commissie getiteld “Mobilisatie van het intellect in Europa: mogelijkheden voor universiteiten om een optimale bijdrage te leveren aan de Lissabon-strategie (SEC (2005) 518 van 20.0.2005).

[10] Zie bijvoorbeeld de jaarlijkse analyse van de mondiale ontwikkelingen van de productiviteit van de Conference Board: “As US productivity slows, emerging economies grow rapidly, but Europe falls further behind” door Van Ark et al., Executive action series, januari 2006. Uit dit rapport blijkt dat de groei van de productiviteit in de EU-15 daalde van 1,4% in 2004 naar 0,5% in 2005. De groei van de arbeidsproductiviteit in de nieuwe lidstaten nam toe van 4,1% in 2004 tot 6,2% in 2005.

[11] Het huidige gemiddelde bedraagt 29 kalenderdagen.

[12] De UNICE en het EVV toonden zich in een verklaring van 15 maart 2005 verheugd over de start van de nieuwe Lissabon-strategie en beloofden actief mee te werken aan de agenda voor groei en werkgelegenheid. Ze hebben zojuist een werkprogramma opgesteld voor de periode 2005-2008 ter ondersteuning van de strategie.

[13] Minimaal 60% van de totale financiering zou moeten worden gereserveerd voor de convergentiedoelstelling; voor de doelstelling met betrekking tot het regionale concurrentievermogen bedraagt dit percentage 75%.

Top