EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Energie-efficiëntie: energieprestaties van gebouwen

De lidstaten moeten minimumeisen toepassen inzake energieprestaties van nieuwe en bestaande gebouwen, toezien op de energiecertificatie van gebouwen en de regelmatige keuring van de ketels van verwarmingsinstallaties en van de klimaatregelingssystemen in gebouwen verplicht maken.

BESLUIT

Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen.

SAMENVATTING

De richtlijn omvat vier hoofdelementen:

  • een gemeenschappelijke methodologie voor de berekening van de geïntegreerde energieprestatie van een gebouw;
  • minimumnormen voor de energieprestaties van nieuwe en - bij ingrijpende renovaties - bestaande gebouwen;
  • certificeringssystemen voor nieuwe en bestaande gebouwen en de verplichting om in openbare gebouwen op een duidelijk zichtbare plaats energieprestatiecertificaten - die maximum vijf jaar oud mogen zijn - en andere relevante informatie aan te brengen;
  • de geregelde controle van verwarmingsketels en centrale klimaatregelingssystemen in gebouwen, alsmede de evaluatie van verwarmingsinstallaties die ketels bevatten die meer dan 15 jaar oud zijn.

In de gemeenschappelijke berekeningsmethode moeten alle elementen die bepalend zijn voor de energie-efficiëntie geïntegreerd zijn; de methode mag dus zich niet langer uitsluitend tot de beoordeling van de kwaliteit van de isolatie van het gebouw beperken. Bij deze geïntegreerde aanpak dienen dus ook elementen zoals de verwarmings- en koelinstallaties, de verlichtingsinstallaties, de positie en oriëntatie van het gebouw, de warmteterugwinning, enz. in aanmerking te worden genomen.

De minimumnormen voor gebouwen worden berekend aan de hand van bovenbeschreven methodologie. De lidstaten zijn verplicht minimumnormen vast te stellen.

Toepassingsgebied

De richtlijn heeft betrekking op de woonsector en de tertiaire sector (kantoren, openbare gebouwen, enz.). Sommige gebouwen zijn niettemin van het toepassingsgebied van de certificeringsvoorschriften uitgesloten, bijvoorbeeld historische gebouwen, industriepanden, enz. De richtlijn is van toepassing op alle aspecten van de energie-efficiëntie van gebouwen om zo tot een daadwerkelijk geïntegreerde aanpak te komen.

De richtlijn voorziet niet in maatregelen voor niet-vaste apparatuur, zoals huishoudtoestellen. Daarvoor zijn er reeds maatregelen met betrekking tot de etikettering en de verplichte minimale energie-efficiëntie ten uitvoer gelegd of gepland in het kader van het actieplan betreffende energie-efficiëntie.

Certificaten, minimumnormen en controles

De certificaten moeten worden afgegeven bij de bouw, verkoop of verhuring van een gebouw.

Enerzijds is de richtlijn vooral toegespitst op de verhuring om ervoor te zorgen dat de eigenaar, die doorgaans de kosten van het energieverbruik niet zelf betaalt, de nodige maatregelen neemt.

Anderzijds bevat de richtlijn bepalingen die ervoor zorgen dat de bewoners (van de gebouwen) zelf hun verbruik aan verwarming en warmwaterverbruik kunnen regelen, voor zover dergelijke maatregelen rendabel zijn.

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de uitwerking van de minimumnormen. Zij moeten er ook voor zorgen dat de gebouwen door onafhankelijk en gekwalificeerd personeel worden gecertificeerd en gecontroleerd..

De Commissie, bijgestaan door een comité, wordt belast met de aanpassing van de bijlage bij de richtlijn aan de technische vooruitgang. De bijlage bevat de elementen die bij de berekening van de energieprestaties van een gebouw in aanmerking moeten worden genomen, alsook de eisen met betrekking tot de controle van de verwarmingsketels en de centrale klimaatregelingssystemen.

Context

De richtlijn moet worden gezien in het kader van de initiatieven van de Gemeenschap met betrekking tot de klimaatverandering (verplichtingen ingevolge het Protocol van Kyoto) en de veiligheid van de energievoorziening (Groenboek inzake een Europese strategie voor een continue energievoorziening). Enerzijds wordt de Gemeenschap steeds afhankelijker van externe energiebronnen en anderzijds blijft de uitstoot van broeikasgassen toenemen. De Gemeenschap kan nauwelijks invloed uitoefenen op de energiebevoorrading maar zij kan wel de vraag beïnvloeden. Een daling van het energieverbruik door een verbetering van de energie-efficiëntie is dus één van de mogelijke oplossingen voor beide problemen.

Het energieverbruik voor dienstverlening die verband houdt met gebouwen is goed voor bijna één derde van het energieverbruik in de EU. De Commissie is van oordeel dat belangrijke besparingen mogelijk zijn en dat door initiatieven op dit gebied kan worden bijgedragen aan de doelstellingen in het kader van de klimaatverandering en het waarborgen van de continuïteit van de energievoorziening. Er moeten maatregelen worden genomen op communautair vlak om deze uitdagingen die gelden voor de gehele Gemeenschap aan te gaan.

Deze richtlijnen volgen op de maatregelen inzake centrale verwarmingsketels (es de en fr) (Richtlijn 92/42/EEG) en voor de bouw bestemde producten (Richtlijn 89/106/EEG) alsmede de bepalingen van het programma SAVE (esdeenfr) met betrekking tot gebouwen.

Er bestaat weliswaar reeds een richtlijn met betrekking tot de energiecertificatie van gebouwen (Richtlijn 93/76/EEG, ingetrokken bij Richtlijn 2006/32/EG) maar die is vastgesteld vóór er sprake was van de sluiting van de Overeenkomst van Kyoto en van de onzekerheden in verband met de continuïteit van de energievoorziening in de Europese Unie, m.a.w., in een geheel andere politieke context.

De doelstellingen van die richtlijn zijn dus niet dezelfde als die van Richtlijn 2002/91/EG. Laatstgenoemde is een aanvullend instrument en bevat voorstellen voor concrete acties om de bestaande lacunes aan te vullen.

Referenties

Besluit

Inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad

Richtlijn 2002/91/EG

4.1.2003

4.1.2006

L 001 van 4.1.2003

GERELATEERDE BESLUITEN

Richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten en houdende intrekking van Richtlijn 93/76/EEG van de Raad [Publicatieblad L 114 van 27.4.2006]. In deze richtlijn wordt gesteld dat certificaten betreffende de energieprestaties van gebouwen als gelijkwaardig aan een energieaudit voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen worden beschouwd.

Bovendien zijn deze certificaten gelijkwaardig aan een energieaudit en de daaruit resulterende aanbevelingen voor kosteneffectiviteit.

Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten en tot wijziging van Richtlijn 92/42/EEG van de Raad en de Richtlijnen 96/57/EG en 2000/55/EG van het Europees Parlement en de Raad [Publicatieblad L 191 van 22.7.2005].

Top