EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Regels voor de toepassing en de uitvoering van de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag

1) DOELSTELLING

Een eenvormige toepassing van de artikelen 81 en 82 (ex artikelen 85 en 86) van het EG-Verdrag in de gemeenschappelijke markt waarborgen en de Commissie de bevoegdheid geven om tot ondernemingen of ondernemersverenigingen aanbevelingen en beschikkingen te richten die ten doel hebben een einde te maken aan inbreuken op de artikelen 81 en 82 (ex artikelen 85 en 86) van het Verdrag.

2) MAATREGEL

Verordening (EEG) nr. 17 van de Raad: Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag (thans artikelen 81 en 82) [Publicatieblad nr. 013 van 21.02.1962]

Opmerking: Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam werden alle artikelen van het EG-verdrag opnieuw genummerd. Deze maatregel is echter niet van toepassing op de titels van de verordeningen die voorafgaan aan het Verdrag van Amsterdam.

Gewijzigd door de volgende maatregelen:

Verordening nr. 59 (EEG) van de Raad van 03.07.1962 [Publicatieblad nr. 058 van 10.07.1962];

Verordening nr.118/63 (EEG) van de Raad van 5 november 1963 [Publicatieblad nr. 162 van 07.11.1963];

Verordening nr. 2822/71 (EEG) van de Raad van 20 december 1971 [Publicatieblad L 285 van 29.12.1971];

Verordening nr. 1216/1999 van de Raad van 10 juni 1999 [Publicatieblad L 148 van 15.06.1999].

3) SAMENVATTING

Overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de mededinging merkbaar beperken, alsmede misbruik van een economische machtspositie zijn verboden indien de handel tussen lidstaten daardoor merkbaar wordt beïnvloed, zonder dat daartoe enige voorafgaande beschikking is vereist.

Op verzoek van de betrokken ondernemingen of ondernemersverenigingen kan de Commissie een negatieve verklaring afleveren, waarin zij vaststelt dat, op grond van de gegevens die haar bekend zijn, voor haar geen aanleiding bestaat tegen een overeenkomst, besluit of gedraging, krachtens artikel 81, lid 1 (ex artikel 85, lid 1), van het Verdrag op te treden.

Overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, bedoeld in artikel 81, lid 1 (ex artikel 85, lid 1), van het Verdrag, ten gunste waarvan de betrokken ondernemingen een beroep willen doen op artikel 81, lid 3 (ex artikel 85, lid 3), van het Verdrag (ontheffing), moeten worden aangemeld bij de Commissie.

Dit is niet het geval wanneer:

  • de betrokken ondernemingen tot dezelfde lidstaat behoren en deze overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen geen betrekking hebben op de invoer of de uitvoer tussen lidstaten;
  • de overeenkomsten of onderling afgestemde gedragingen worden aangegaan door twee of meer ondernemingen die met het oog op de toepassing van de overeenkomst elk op een verschillend niveau van de productie- of distributieketen werkzaam zijn en deze overeenkomsten betrekking hebben op de voorwaarden waaronder de partijen bepaalde goederen of diensten mogen kopen, verkopen of wederverkopen;
  • bij deze overeenkomsten slechts twee ondernemingen partij zijn en deze overeenkomsten uitsluitend tot gevolg hebben dat aan de verkrijger of gebruiker van industriële-eigendomsrechten, of aan degene die rechten ontleent aan overeenkomsten houdende overdracht of het in gebruik geven van productiemethoden of van kennis met betrekking tot het gebruik of de toepassing van bedrijfstechnische vaardigheden, in de uitoefening van deze rechten beperkingen worden opgelegd;
  • bij deze overeenkomsten slechts twee ondernemingen partij zijn en zij uitsluitend ten gevolge hebben dat de vrijheid van de ene partij tot het vaststellen van de prijzen en andere voorwaarden bij wederverkoop van goederen welke zij van de andere partij betrokken heeft, beperkt wordt, of aan de verkrijger of de gebruiker van industriële eigendomsrechten beperkingen worden opgelegd in de uitoefening van deze rechten;
  • deze overeenkomsten betrekking hebben op de ontwikkeling of uniforme toepassing van normen en typen, onderzoek en ontwikkeling, of de specialisatie bij de vervaardiging van producten, wanneer deze producten op een belangrijk gebied van de gemeenschappelijke markt niet meer dan 15% van de omzet in gelijke of als gelijksoortig te beschouwen producten uitmaken en wanneer de totale jaarlijkse omzet van de deelnemende ondernemingen niet meer bedraagt dan 200 miljoen rekeneenheden.

Een beschikking uit hoofde van artikel 81, lid 3 (ex artikel 85, lid 3), van het Verdrag (Ontheffingsbeschikking genoemd) wordt voor een bepaalde termijn gegeven. Zij kan voorwaarden inhouden en kan op verzoek worden verlengd, indien de voorwaarden, bedoeld in artikel 81, lid 3 (ex artikel 85, lid 3), van het Verdrag, vervuld blijven.

De Commissie kan haar beschikking (met terugwerkende kracht) intrekken of wijzigen of de betrokkenen bepaalde handelingen verbieden indien de feitelijke omstandigheden op een voor de beschikking wezenlijk punt zijn gewijzigd, indien de betrokkenen zich gedragen in strijd met een bij de beschikking opgelegde verplichting, indien de beschikking berust op onjuiste inlichtingen of door bedrog is verkregen, of indien de betrokkenen misbruik maken van de in de beschikking vervatte ontheffing van de voorschriften van artikel 81, lid 1 (ex artikel 85, lid 1), van het Verdrag.

De Commissie heeft de uitsluitende bevoegdheid om de bepalingen van artikel 81, lid 1 (ex artikel 85, lid 1), van het Verdrag buiten toepassing te verklaren. Zolang zij geen procedure heeft ingeleid, blijven de autoriteiten van de lidstaten bevoegd artikel 81, lid 1 (ex artikel 85, lid 1), van het Verdrag toe te passen.

De Commissie doet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten een afschrift toekomen van de verzoeken en aanmeldingen en van de belangrijkste documenten welke haar hebben bereikt met het oog op de vaststelling van inbreuken op de bepalingen van artikel 81 of artikel 82 (ex artikelen 85 en 86) van het Verdrag, het afleveren van een negatieve verklaring of het geven van een beschikking in de zin van artikel 81, lid 3 (ex artikel 85, lid 3), van het Verdrag. Alvorens een beschikking te geven, wordt een Adviescomité, samengesteld uit ambtenaren van de lidstaten die bevoegd zijn op het gebied van mededingingsregelingen en economische machtsposities, geraadpleegd.

Ter vervulling van deze taken kan de Commissie alle noodzakelijke inlichtingen inwinnen bij de regeringen en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, alsmede bij ondernemingen en ondernemersverenigingen. Zij maakt veelvuldig gebruik van deze laatste mogelijkheid.

Indien in de ontwikkeling van de handel tussen lidstaten, de schommeling of verstarring van de prijzen of andere omstandigheden aanleiding geven te vermoeden dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt in de betrokken bedrijfstak beperkt of vervalst wordt, kan de Commissie besluiten tot een algemeen onderzoek in een bedrijfstak.

De Commissie kan bij beschikking aan ondernemingen of ondernemersverenigingen geldboeten opleggen wanneer zij:

  • onjuiste of verdraaide gegevens verstrekken, een inlichting niet verstrekken binnen de in een beschikking vastgestelde termijn, of geen volledige inzage geven in de bescheiden van het bedrijf;
  • inbreuk maken op artikel 81, lid 1 (ex artikel 85, lid 1), of artikel 82 (ex artikel 86) van het Verdrag, of zich gedragen in strijd met een verplichting opgelegd bij een beschikking krachtens artikel 81, lid 3 (ex artikel 85, lid 3), van het Verdrag.

Zij kan bovendien bij beschikking aan ondernemingen of ondernemersverenigingen dwangsommen opleggen ten einde hen te dwingen:

  • een einde te maken aan een inbreuk op artikel 81 of artikel 82 (ex artikelen 85 en 86) van het Verdrag;
  • een bij een beschikking van de Commissie verboden handeling na te laten;
  • tot het volledig en juist verschaffen van een inlichting welke de Commissie heeft verlangd bij een beschikking;
  • zich te onderwerpen aan een verificatie welke de Commissie bij een beschikking heeft gelast.

Alvorens een beschikking te geven, stelt de Commissie de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen in de gelegenheid hun standpunt kenbaar te maken ter zake van de punten van bezwaar welke de Commissie in aanmerking heeft genomen. Voor zover zij dit noodzakelijk acht, kan zij ook andere natuurlijke of rechtspersonen horen. Indien natuurlijke of rechtspersonen verzoeken gehoord te worden en aannemelijk maken dat zij hierbij in voldoende mate belang hebben, moet de Commissie aan dit verzoek gevolg geven.

Verordening (EEG) nr. 17/62 is vervangen door Verordening (EG) nr. 1/2003 met ingang van 1 januari 2004.

Maatregel

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum van omschakeling door de lidstaten

Verordening n° 17

13.3.1962

-

Verordening n° 59

11.7.1962

-

Verordening n° 118/63 CEE

8.11.1963

-

Verordening (EG) n° 2822/71

18.1.1972

-

Verordening (EG) n° 1216/99

10.6.1999

-

4) toepassingsmaatregelen

5) verdere werkzaamheden

Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag [Publicatieblad L 001 van 4.1.2003].

Mededeling van de Commissie - Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17, respectievelijk artikel 65, lid 5, van het EGKS-Verdrag worden opgelegd [Publicatieblad C9 van 14.01.1998].

Deze samenvatting heeft een louter informatief karakter en is niet bedoeld als interpretatie of ter vervanging van het referentiedocument, dat de enige verbindende rechtsgrondslag blijft.

Laatste wijziging: 07.07.2005

Top