EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Leonardo da Vinci (fase II) 2000-2006

Het Leonardo da Vinci-programma beoogt bij te dragen aan de totstandbrenging van een Europese onderwijsruimte door de ontwikkeling van levenslang leren te bevorderen en ervoor te zorgen dat de samenwerking op communautair niveau tussen actoren in de beroepsopleidingen wordt voortgezet.

BESLUIT

Besluit 1999/382/EG van de Raad van 26 april 1999 tot vaststelling van de tweede fase van het communautaire actieprogramma inzake beroepsopleidingen Leonardo da Vinci. [Zie wijzigingsbesluiten].

SAMENVATTING

Uitgaande van de ervaring die tijdens de eerste fase van het Leonardo da Vinci-programma is opgedaan en van de doelstellingen die de Commissie in haar mededeling "Voor een Europa van de kennis (esdeenfr)" heeft uiteengezet, wordt bij dit besluit de tweede fase vastgesteld van het actieprogramma voor de ontwikkeling van een beleid van de Gemeenschap inzake beroepsopleidingen "Leonardo da Vinci" van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2006.

De voornaamste doelstellingen van het programma zijn:

  • vergroting van de vaardigheden en de bekwaamheden van met name jongeren tijdens de initiële beroepsopleidingen op alle niveaus door middel van het alternerend leren en het leerlingwezen met het oog op bevordering van de inzetbaarheid en het vergemakkelijken van beroepsintegratie;
  • verbetering van de kwaliteit van en verruiming van de toegang tot permanente beroepsopleidingen, en tot mogelijkheden om gedurende het hele leven vaardigheden en bekwaamheden te verwerven ter vergroting en ontwikkeling van het aanpassingsvermogen;
  • bevordering en versterking van de bijdrage van de beroepsopleidingen tot het vernieuwingsproces ter vergroting van het concurrentievermogen en het ondernemerschap.

De tenuitvoerlegging van deze doelstellingen op Europees niveau dient ter ondersteuning van en aanvulling op het door de lidstaten gevoerde beleid. De Commissie ziet erop toe dat de acties van het programma consistent zijn met de andere maatregelen en beleidsvormen van de Gemeenschap.

Er wordt bijzondere aandacht besteed aan kansarmen op de arbeidsmarkt, met inbegrip van gehandicapten, aan praktijken ter vergemakkelijking van hun toegang tot opleidingen, aan de bevordering van gelijkheid en aan de bestrijding van discriminatie.

De doelstellingen van het programma worden verwezenlijkt door middel van de volgende maatregelen:

  • steun voor de transnationale mobiliteit van personen die een beroepsopleiding volgen, alsmede van de leerkrachten;
  • steun voor op transnationale partnerschappen berustende proefprojecten ten behoeve van innovatie en kwaliteitsverhoging in de beroepsopleidingen;
  • bevordering van de talenkennis, ook van minder algemeen gebruikelijke en onderwezen talen, en van inzicht in andere culturen in het kader van de beroepsopleidingen;
  • ontwikkeling van transnationale samenwerkingsnetwerken ter vergemakkelijking van de wederzijdse uitwisseling van ervaringen en goede praktijken;
  • ontwikkeling en actualisering van communautair referentiemateriaal en van vergelijkingsmateriaal;
  • ontwikkeling van gezamenlijke acties met andere Gemeenschapsprogramma's;
  • vaststelling van begeleidende maatregelen.

Bij de uitvoering van deze maatregelen is specifieke steun voor transnationale acties beschikbaar voor de bevordering van het gebruik van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de beroepsopleidingen.

Het programma staat open voor deelname van alle openbare en/of particuliere lichamen en instellingen die een rol vervullen in acties op het gebied van de beroepsopleidingen, in het bijzonder van:

  • beroepsopleidingsinstellingen, -centra en -lichamen op alle niveaus, met inbegrip van universiteiten;
  • onderzoekscentra en -lichamen;
  • ondernemingen en combinaties van ondernemingen, met name MKB's;
  • beroepsorganisaties, met inbegrip van kamers van koophandel;
  • sociale partners;
  • plaatselijke en regionale lichamen en organisaties;
  • organisaties zonder winstoogmerk, vrijwilligersorganisaties en niet-gouvernementele organisaties.

De Commissie is belast met de uitvoering van de communautaire acties die onder dit programma vallen. De lidstaten nemen alle passende maatregelen om voor een goed verloop van het programma op nationaal niveau te zorgen. Zij richten met name nationale agentschappen (EN) op voor de uitvoering van de acties in de praktijk.

De voorstellen in het kader van de oproepen tot het indienen van voorstellen zullen volgens een van de volgende procedures geselecteerd worden:

  • procedure A voor mobiliteitsacties. Hoofddoel van deze maatregel is personen financiële middelen ter beschikking te stellen om opleidingen in het buitenland te volgen. De nationale agentschappen krijgen een jaarlijkse algemene subsidie van de Commissie voor de uitvoering van deze procedure;
  • procedure B voor proefprojecten (behalve thematische acties), talenkennis en transnationale netwerken. Deze procedure omvat twee selectierondes waarin de deelnemende landen de voorstellen evalueren en selecteren en de Commissie de voorstellen moet beoordelen en rangschikken;
  • procedure C voor referentiemateriaal, thematische acties, gezamenlijke acties en projecten van Europese organisaties. In deze gecentraliseerde procedure zorgt de Commissie voor het sluiten van de overeenkomsten, het beheer en de follow-up van de projecten.

De Commissie wordt bijgestaan door een comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

Bij de uitvoering van het programma streeft de Commissie ernaar de sociale dialoog op communautair niveau in nauwe samenwerking met de sociale partners te ontwikkelen.

De Commissie verzekert zich van de medewerking van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop) en draagt zorg voor de coördinatie met de Europese Stichting voor Opleiding.

Het programma staat open voor deelname van de lidstaten van de Europese Unie (België, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden), de drie landen van de Europese Economische Ruimte (EER - IJsland, Liechtenstein en Noorwegen), en twee toetredingslanden (Bulgarije en Roemenië).Vermoedelijk kan Turkije vanaf 2004 deelnemen.

De Commissie versterkt de samenwerking met derde landen en met de bevoegde internationale organisaties.

De Commissie houdt in samenwerking met de lidstaten geregeld toezicht op het verloop van het programma. Op basis van de door de lidstaten uiterlijk op 31 december 2003 en 30 juni 2007 ingediende verslagen, legt de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité:

  • uiterlijk op 30 juni 2002 een tweede tussentijds verslag over de eerste praktische uitvoering van het programma voor;
  • uiterlijk op 30 juni 2004 een tussentijds verslag over de uitvoering van het programma voor;
  • uiterlijk op 31 december 2004 een mededeling over de voortzetting van het programma voor, eventueel vergezeld van een passend voorstel;
  • uiterlijk op 31 december 2007 een eindverslag over de uitvoering van het programma voor.

Referenties

Besluit

Inwerkingtreding - Vervaldatum

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad

Besluit 1999/382/EG

26.4.1999- 31.12.2006

-

L 146 van 11.6.1999

Wijzigingsbesluit(en)

Inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad

Besluit EG nr.1882/2003

20.11..2003

-

L 284 van 31.10.2003

Besluit EG nr. 885/2004

1.5.2004

-

L 168 van 1.5.2004

GERELATEERDE BESLUITEN

Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot vaststelling van een actieprogramma op het gebied van een leven lang leren [Publicatieblad L 327 van 24.11.2006].

Verslag van de Commissie - Tussentijds verslag over de uitvoering van fase II van het Leonardo da Vinci-programma (2000-2006) [COM(2004) 152 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad].De doelstellingen en prioriteiten van fase II van het Leonardo da Vinci-programma lijken in het algemeen te beantwoorden aan de voornaamste verwachtingen en aan de behoeften van de feitelijke initiatiefnemers en begunstigden. Uit het verslag blijkt dat in de eerste vier jaar meer dan 80 % van de begroting naar de mobiliteitsmaatregelen en proefprojecten is gegaan. Hierdoor blijft zeer weinig geld over voor de andere initiatieven, die waarschijnlijk meer steun moeten krijgen.De cijfers voor 2000-2003 geven een duidelijk beeld van de effectiviteit van de mobiliteitsmaatregelen en proefprojecten en van de zwakke prestaties van de andere maatregelen:

  • transnationale mobiliteit. In totaal is ongeveer 300 miljoen euro gegaan naar ongeveer 7 000 stageprojecten en ongeveer 2 300 uitwisselingsprogramma's. Hierbij waren in totaal ongeveer 143 000 studenten en jonge werkenden betrokken, en 22 000 opleiders;
  • proefprojecten. Er is voor in totaal 271 miljoen euro steun verleend aan 825 proefprojecten, waaraan meer dan 8 000 organisaties hebben deelgenomen;
  • talenkennis. Er is voor in totaal 26,7 miljoen euro steun verleend aan 88 projecten, waaraan ongeveer 800 organisaties hebben deelgenomen. Hoewel niemand het belang van de kennis van taal en cultuur bij de beroepsopleiding in Europees verband in twijfel trekt, lijken de initiatiefnemers de waarde en het doel van de maatregel niet begrepen te hebben. In het verslag wordt de aanbeveling gedaan de maatregel "talenkennis" te integreren in de proefprojecten;
  • transnationale netwerken. Er is voor in totaal 13,1 miljoen euro steun verleend aan 45 transnationale netwerken, waaraan ongeveer 720 organisaties hebben deelgenomen. De rol van de netwerken moet beter worden ontwikkeld en uitgelegd en ook moet hun rol in het kader van de "normale" projecten worden versterkt;
  • referentiemateriaal. Er is voor in totaal 19 miljoen euro steun verleend aan 46 transnationale projecten, waaraan 500 organisaties hebben deelgenomen. De oproepen tot het indienen van voorstellen hebben niet het gewenste resultaat opgeleverd. Daarom heeft de Commissie in 2002 besloten tot een aantal aanbestedingen om de nodige statistische gegevens te verzamelen;
  • gezamenlijke acties met andere communautaire programma's. Er is voor in totaal 7,6 miljoen euro steun verleend aan 37 transnationale projecten, waaraan ongeveer 300 organisaties hebben deelgenomen. De ervaring bleef tot duverre beperkt tot samenwerkingsprojecten met de programma's Jeugd en Socrates. De uitvoering van deze maatregel is beperkt door een zekere administratieve rompslomp die ermee gepaard gaat.

Verder wordt er in het verslag op gewezen dat de decentralisatie van een groot deel van de activiteiten van het programma via de nationale autoriteiten en agentschappen een positief effect op de uitvoering van het programma heeft. De conclusie van het verslag luidt dat de effectiviteit van het programma nu groter is dan in de tien jaar ervoor.

Verslag van de Commissie - Tussentijds verslag van de Europese Commissie over het begin van de praktische uitvoering van fase II van het Leonardo da Vinci-programma (2000-2006) [COM(2002) 315 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad]. De Europese Raad van Lissabon heeft bevestigd dat levenslang leren een belangrijke rol speelt om Europa om te vormen tot de meest concurrerende en dynamische kennismaatschappij ter wereld. Daarom heeft de Europese Raad de strategie voor onderwijs en opleidingen nieuwe vooruitzichten geboden. De ontwikkeling van een Europese ruimte voor onderwijs en opleidingen tijdens het hele leven is de drijvende kracht achter alle activiteiten van het programma. Toch moeten alle voorstellen verband houden met één van de drie volgende prioriteiten:

  • opleidingen laten renderen; opleidingen, getuigschriften en diploma's wederzijds erkennen;
  • nieuwe leer- en onderwijsmethodes (bijvoorbeeld "leren leren") en basisvaardigheden op het gebied van onderwijs en opleidingen (bijvoorbeeld ICT en vreemde talen) bevorderen;
  • de voorlichting en het advies door de uitwisseling van ervaring en normen verbeteren.

De doelstellingen zijn van zes (besluit van de Commissie van 20 januari 2000) naar drie teruggebracht om het programma te vereenvoudigen en rationaliseren. Het verslag benadrukt dat inspanningen zijn geleverd om de organisatie en het beheer van het programma te decentraliseren naar de lidstaten en de agentschappen (EN). De nationale agentschappen moeten ongeveer 83 % van het budget van het programma beheren. De Commissie ziet erop toe dat het programma uitgevoerd wordt overeenkomstig het besluit van de Raad. Ze krijgt daarbij hulp van het Leonardo da Vinci-comité, bestaande uit vertegenwoordigers van alle lidstaten, de kandidaat-lidstaten en de sociale partners. Deze decentralisatie heeft geleid tot een grotere flexibiliteit en een kortere selectieprocedure van de projecten (nu gemiddeld ongeveer zeven maanden). Gezien het succes van procedure A voor mobiliteitsprojecten (ongeveer 75 500 deelnemers voor een communautaire financiering van 141,2 miljoen euro) heeft de Commissie beslist procedure A meer prioriteit te verlenen. Ze vraagt dat de instrumenten om ervaringen in het buitenland te erkennen, met name de EUROPASS-opleidingen, worden verbeterd.

In het kader van procedure B is het leeuwendeel van de begroting bestemd voor proefprojecten (36 % van het totale budget). In 2000 en 2001 zijn 373 proefprojecten, waaronder 45 projecten voor talenkennis, geselecteerd en 27 netwerken opgestart. Gezien het succes heeft de Commissie beslist het budget voor de proefprojecten te verhogen. Voor procedure C zijn de resultaten echter niet onverdeeld positief. Slechts vijf thematische projecten, zeven gezamenlijke acties ter bevordering van de samenwerking van het Leonardo-programma met andere gesponsorde activiteiten en 27 projecten voor het verzamelen van vergelijkbare gegevens zijn gefinancierd. Toch heeft de Commissie beslist deze instrumenten toegankelijker te maken en de dimensie levenslang leren te versterken.

Het Euroguidance- netwerk (DE) (EN) (FR) heeft tot doel projecten ter bevordering van de mobiliteit in Europa te financieren en de uitwisseling van informatie over onderwijs- en opleidingenstelsels en kwalificaties in Europa te bevorderen. Het netwerk omvat momenteel vijftig centra verdeeld over de deelnemende landen. Het netwerk is van cruciaal belang voor de Europese strategie ter bevordering van levenslang leren en zal een bijdrage leveren aan het Europees Forum over voorlichting.

In verband met de deelname van doelgroepen aan de opleidingsprojecten is de Commissie van plan de procedures nogmaals te vereenvoudigen om de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen, de gelijkheid van kansen (DE) (EN) (FR) (voor een actievere deelname van vrouwen) en de deelname van de kandidaat-lidstaten te bevorderen. Turkije is het enige land dat nog niet deelneemt aan het programma.

De Commissie de resultaten van het programma op grotere schaal verspreiden door een gegevensbank op internet op te zetten en een actieplan voor het benutten van de projectresultaten te ontwikkelen. Ze is bovendien van plan Leonardo en de andere financiële instrumenten voor de ontwikkeling van het menselijk potentieel, met name het Europees Sociaal Fonds (ESF) en de Europese werkgelegenheidsstrategie, beter op elkaar af te stemmen.

Laatste wijziging: 21.02.2007

Top