EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009L0140

Richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/19/EG inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten, en Richtlijn 2002/20/EG betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 337, 18.12.2009, p. 37–69 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 13 Volume 050 P. 68 - 100

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 20/12/2020; stilzwijgende opheffing door 32018L1972

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2009/140/oj

18.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 337/37


RICHTLIJN 2009/140/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 november 2009

tot wijziging van Richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/19/EG inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten, en Richtlijn 2002/20/EG betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag, in het licht van de door het bemiddelingscomité op 13 november 2009 goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De werking van de vijf richtlijnen die het bestaande regelgevingskader vormen voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) (4), Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn) (5), Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn) (6), Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (universeledienstenrichtlijn) (7), en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (8) (hierna samen „de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen” genoemd)) is onderworpen aan een periodieke toetsing van de Commissie, met name om te bepalen of in het licht van technologische en marktontwikkelingen wijzigingen nodig zijn.

(2)

De Commissie deed verslag over haar eerste bevindingen in haar mededeling van 29 juni 2006 over de herziening van het regelgevingskader van de Europese Unie voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten. Op basis van deze eerste bevindingen werd een openbare raadpleging gehouden waarin werd vastgesteld dat het voortdurend ontbreken van een interne markt voor elektronischecommunicatiediensten het voornaamste aspect was waaraan in de hervorming van het regelgevingskader aandacht moest worden besteed. Gefragmenteerde regelgeving en onderlinge tegenstrijdigheden tussen de activiteiten van de nationale regelgevende instanties bleken niet alleen het concurrentievermogen van de sector in gevaar te brengen maar ook de belangrijke consumentenvoordelen die anders zouden voortvloeien uit grensoverschrijdende concurrentie en grensoverschrijdende diensten of zelfs diensten in de gehele Gemeenschap.

(3)

Het EU-regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten moet derhalve worden hervormd om de interne markt voor elektronische communicatie te voltooien door wat de voornaamste markten betreft het communautair regelgevingsmechanisme ten aanzien van exploitanten met aanmerkelijke marktmacht te versterken. Dit wordt aangevuld door Verordening (EG) nr.1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot oprichting van het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) en het Bureau (9). De hervorming omvat ook de definitie van een strategie voor doelmatig en gecoördineerd spectrumbeheer teneinde een Interne Europese Informatieruimte te verwezenlijken en versterking van de dienstenverstrekking aan gebruikers met een handicap, met het oog op een inclusieve informatiemaatschappij.

(4)

Met erkenning van het feit dat het internet van wezenlijk belang is voor het onderwijs en de praktische uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting en de toegang tot informatie, moet elke beperking die wordt opgelegd aan de uitoefening van deze grondrechten in overeenstemming zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De Commissie moet een breed openbaar debat over deze zaken opstarten.

(5)

Het doel is om specifieke sectorregels ex ante steeds meer terug te brengen, naarmate de concurrentie in de markt zich ontwikkelt, en dat elektronische communicatie uiteindelijk volledig wordt geregeld door het mededingingsrecht. In aanmerking genomen dat de markten voor elektronische communicatie de afgelopen jaren een sterke concurrentiedynamiek te zien hebben gegeven, is het essentieel dat ex-ante regulerende verplichtingen alleen worden opgelegd wanneer er geen daadwerkelijke en duurzame mededinging is.

(6)

Bij de evaluatie van de werking van de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen beoordeelt de Commissie of er, gelet op de ontwikkelingen op de markt en zowel met betrekking tot de mededinging als tot de consumentenbescherming, nog steeds behoefte is aan de bepalingen betreffende sectorspecifieke regulering ex-ante in de artikelen 8 tot en met 13 bis van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn) en artikel 17 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) dan wel of deze bepalingen moeten worden gewijzigd of ingetrokken.

(7)

Teneinde te zorgen voor een aanpak die proportioneel is en aangepast aan variërende mededingingvoorwaarden, moeten nationale regelgevende instanties in staat zijn markten vast te stellen op subnationale basis en regelgevingsverplichtingen op te heffen in markten of geografische gebieden waar een effectieve concurrentie op infrastructuurgebied bestaat.

(8)

Om de doelstellingen van de agenda van Lissabon te halen, moeten behoorlijke stimulansen worden geboden ter bevordering van investeringen in nieuwe hogesnelheidsnetwerken die de innovatie in inhoudrijke internetdiensten ondersteunen en het internationale concurrentievermogen van de Europese Unie versterken. Dergelijke netwerken hebben enorme mogelijkheden om consumenten en bedrijven in de hele Europese Unie van dienst te zijn. Het is derhalve van cruciaal belang duurzame investeringen in de ontwikkeling van deze nieuwe netwerken te bevorderen, en tegelijkertijd de mededinging te beschermen en de keuze voor de consument te vergroten door middel van voorspelbaarheid en consistentie van de regelgeving.

(9)

In haar mededeling van 20 maart 2006, getiteld „Overbrugging van de breedbandkloof” erkende de Commissie dat de Europese Unie geografisch verdeeld is voor wat betreft de toegang tot hogesnelheidsbreedbanddiensten. Eenvoudiger toegang tot radiospectrum bevordert de ontwikkeling van hogesnelheidsbreedbanddiensten in afgelegen gebieden. Ondanks de algemene toename van de breedbandconnectiviteit zijn de toegangsmogelijkheden in verschillende gebieden beperkt, omwille van de hoge kosten vanwege de lage bevolkingsdichtheid en de grote afstanden. Om ervoor te zorgen dat er in onderontwikkelde gebieden in nieuwe technologieën wordt geïnvesteerd, dient de regelgeving op het gebied van de elektronische communicatie in overeenstemming te zijn met andere beleidsterreinen, zoals het beleid inzake overheidssteun, cohesiebeleid of de doelstellingen van het breder industriebeleid.

(10)

Overheidsinvesteringen in netwerken moeten plaatsvinden overeenkomstig het non-discriminatiebeginsel. De overheidssteun moet daartoe worden toegekend via open, transparante en vergelijkende procedures.

(11)

Om de nationale regelgevende instanties in staat te stellen te voldoen aan de doelstellingen van de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen, met name wat de eind-tot-eind interoperabiliteit betreft, zou de draagwijdte van de kaderrichtlijn moeten worden uitgebreid tot bepaalde aspecten van radio-apparatuur en eindapparatuur voor telecommunicatie zoals beschreven in Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (10) en de consumentenapparatuur die voor digitale televisie wordt gebruikt, teneinde de toegang voor gebruikers met een handicap te vergemakkelijken.

(12)

Bepaalde definities zouden moeten worden verduidelijkt of gewijzigd om rekening te houden met markt- en technologische ontwikkelingen en om dubbelzinnigheden uit de weg te ruimen die bij de uitvoering van het regelgevingskader zijn geconstateerd.

(13)

De onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instanties zou moeten worden versterkt om te zorgen voor een meer doeltreffende toepassing van het regelgevingskader en hun autoriteit en de voorspelbaarheid van hun besluiten te verhogen. Hiertoe zouden uitdrukkelijke bepalingen moeten worden opgenomen in de nationale wetgeving om ervoor te zorgen dat een nationale regelgevende instantie die verantwoordelijk is marktreglering ex ante of voor geschillenbeslechting tussen ondernemingen, bij het uitoefenen van haar taken, beschermd is tegen externe interventie of politieke druk die haar onafhankelijke oordeel over de vraagstukken die haar worden voorgelegd in gevaar zouden kunnen brengen. Dergelijke externe invloed maakt een nationale instantie ongeschikt om volgens het regelgevingskader op te treden als een nationale regelgevende instantie. Met het oog hierop zouden van te voren voorschriften moeten worden opgesteld met betrekking tot de redenen die aanleiding geven voor ontslag van het hoofd van de nationale regelgevende instantie om ervoor te zorgen dat er volstrekt geen twijfels kunnen zijn over de neutraliteit van die instantie en dat de instantie niet gevoelig is voor externe factoren. Het is van belang dat de nationale regelgevende instanties die verantwoordelijk zijn voor ex-antemarktregelgeving, over hun eigen begroting beschikken, zodat zij met name voldoende gekwalificeerd personeel kunnen aanwerven. Met het oog op transparantie zou die begroting jaarlijks gepubliceerd moeten worden.

(14)

Om de marktdeelnemers rechtszekerheid te bieden, moeten de beroepsinstanties hun taken effectief uitoefenen; met name moeten de beroepsprocedures niet al te lang zijn. Voorlopige maatregelen die de gevolgen van het besluit van een nationale regelgevende instantie schorsen, dienen alleen in dringende gevallen te worden verleend om te voorkomen dat de partij die om dergelijke maatregelen verzoekt ernstige en onherstelbare schade wordt toegebracht en indien dit noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van een belangenevenwicht.

(15)

De manier waarop beroepsinstanties voorlopige maatregelen hebben toegepast om besluiten van de nationale regelgevende instanties te schorsen loopt nogal uiteen. Om de verschillende benaderingen meer op elkaar af te stemmen moet een gemeenschappelijke norm worden gehanteerd die spoort met de communautaire rechtspraak. De beroepsinstanties moeten ook gerechtigd zijn beschikbare gegevens die door BEREC zijn bekendgemaakt op te vragen. Aangezien de beroepsprocedure voor de algemene werking van het regelgevingskader van belang is, zou er een mechanisme moeten komen dat de informatie over beroepsprocedures inzake, en besluiten tot schorsing van, besluiten van de regelgevende instanties in alle lidstaten verzamelt en tevens over die informatie aan de Commissie verslag uitbrengt.

(16)

Om hun regelgevende taken op doeltreffende wijze te kunnen uitvoeren, moeten de gegevens die de nationale regelgevende instanties bijeen brengen onder meer gegevens bevatten over de detailhandelmarkten die verbonden zijn aan groothandelmarkten waar een exploitant een aanmerkelijke marktmacht bezit en die dan ook door de nationale regelgevende instantie worden gereguleerd. Het gaat hierbij ook om gegevens die de nationale regelgevende instantie in staat moeten stellen de mogelijke impact te beoordelen van geplande verbeteringen of veranderingen aan de netwerktopologie op de ontwikkeling van concurrentie of op groothandelproducten die beschikbaar worden gesteld aan andere partijen.

(17)

De nationale raadpleging op grond van artikel 6 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) dient te worden uitgevoerd vóór de raadpleging van de Gemeenschap op grond van de artikelen 7 en 7 bis van die richtlijn, zodat bij de communautaire raadpleging met de standpunten van de belanghebbende partijen rekening kan worden gehouden. Dit zou een tweede communautaire raadpleging in geval van wijzigingen van een geplande maatregel als gevolg van de nationale raadpleging overbodig maken.

(18)

Deze vrijheid om zelf te besluiten hoe het regelgevingskader moet worden uitgevoerd moet wel verenigbaar zijn met de ontwikkeling van consequente regelgevingspraktijken en een consequente toepassing van het regelgevingskader om doeltreffend bij te dragen tot de ontwikkeling en voltooiing van de interne markt. De nationale regelgevende instanties zouden derhalve hun steun moeten verlenen aan de interne marktactiviteiten van de Commissie en aan die van BEREC.

(19)

Het communautair mechanisme waarmee de Commissie de nationale regelgevende instanties ertoe kan brengen geplande maatregelen met betrekking tot de marktdefinitie en het aanwijzen van exploitanten met aanmerkelijke macht op de markt in te trekken, heeft in belangrijke mate bijgedragen tot een samenhangende aanpak om vast te stellen onder welke omstandigheden ex-anteregelgeving kan worden toegepast en voor welke exploitanten zij geldt. Bij het toezicht op de markt door de Commissie, en met name bij ervaringen met de procedure op grond van artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), is gebleken dat de nationale regelgevende instanties zelfs bij gelijke marktomstandigheden de oplossingen op zeer uiteenlopende manieren toepassen, waardoor de interne markt in elektronische communicatie kan worden ondermijnd. De Commissie kan derhalve bijdragen tot het waarborgen van een hoger niveau van samenhang in de toepassing van de oplossingen door adviezen te geven inzake de door de nationale regelgevende instanties voorgestelde ontwerpmaatregelen. Om te profiteren van de deskundigheid van de nationale regelgevende instanties inzake de marktanalyse, dient de Commissie, alvorens besluiten te nemen en/of adviezen uit te brengen, bij BEREC te rade te gaan.

(20)

Het is van belang dat het regelgevingskader tijdig wordt uitgevoerd. Wanneer de Commissie heeft besloten dat een nationale regelgevende instantie een geplande maatregel moet intrekken, zou deze instantie een herziene versie moeten indienen. Voor de kennisgeving van de herziene maatregel aan de Commissie op grond van artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) zou met het oog op de rechtszekerheid een termijn moeten worden vastgesteld zodat de marktdeelnemers op de hoogte zijn van de duur van de marktherziening.

(21)

Gezien de korte termijnen in het communautaire raadplegingsmechanisme dient de Commissie de bevoegdheid te worden gegeven om aanbevelingen en/of richtsnoeren vast te stellen ter vereenvoudiging van de procedures voor de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de nationale regelgevende instanties — bijvoorbeeld in gevallen die betrekking hebben op stabiele markten of die alleen geringe wijzigingen inhouden van maatregelen waarvan al eerder kennisgeving is gedaan — of om de invoering mogelijk te maken van een vrijstelling van kennisgeving om procedures in bepaalde gevallen te stroomlijnen.

(22)

Overeenkomstig de doelstellingen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, zou het regelgevingskader er voor moeten zorgen dat alle gebruikers, met inbegrip van eindgebruikers met een handicap, ouderen en gebruikers met speciale sociale behoeften eenvoudig toegang hebben tot betaalbare, kwalitatief goede diensten. Verklaring 22 in bijlage bij de Slotakte van Amsterdam bepaalt dat de instellingen van de Gemeenschap bij het vaststellen van maatregelen krachtens artikel 95 van het EG-Verdrag rekening moeten houden met de behoeften van personen met een handicap.

(23)

Een concurrerende markt biedt de gebruikers een breed scala van inhoud, toepassingen en diensten. De nationale regelgevende instanties moeten het vermogen van de gebruikers bevorderen om toegang te krijgen tot informatie en deze te verspreiden en om gebruik te maken van toepassingen en diensten.

(24)

Radiofrequenties zouden moeten worden beschouwd als een schaars openbaar bezit met een belangrijke publieke en marktwaarde. Het is in het algemeen belang dat spectrum vanuit economisch, sociaal en milieuvriendelijk oogpunt, rekening houdend met de belangrijke rol van radiospectrum voor elektronische communicatie, de doelstellingen van culturele diversiteit en pluralisme van de media, en sociale en territoriale cohesie zo doelmatig en doeltreffend mogelijk wordt beheerd. Obstakels voor een doelmatig gebruik ervan dienen daarom geleidelijk uit de weg te worden geruimd.

(25)

De activiteiten in de Gemeenschap in verband met het radiospectrumbeleid doen geen afbreuk aan op communautair of nationaal niveau in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht genomen maatregelen om doelstellingen van algemeen belang na te streven, in het bijzonder met betrekking tot inhoudsregulering en audiovisueel en mediabeleid, en het recht van de lidstaten om hun radiospectrum te gebruiken en te organiseren met het oog op de openbare orde, de openbare veiligheid en defensie.

(26)

Gelet op de uiteenlopende situaties in de lidstaten, zou de omschakeling van analoge naar digitale terrestrische televisie in de Gemeenschap kostbaar spectrum (ook wel „het digitaal dividend” genoemd) vrijmaken dankzij de superieure doorgifteefficiëntie van de digitale technologie.

(27)

Voordat een specifieke harmonisatiemaatregel uit hoofde van Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap („Radiospectrumbeschikking”) (11) wordt voorgesteld, dient de Commissie een effectbeoordeling te maken met een evaluatie van de kosten en baten van de voorgestelde maatregelen, zoals de verwezenlijking van schaalvoordelen en interoperabiliteit van diensten ten behoeve van de consument, het effect op de doelmatigheid van het spectrumgebruik, of de vraag naar het geharmoniseerde gebruik in de verschillende delen van de EU.

(28)

Hoewel het spectrumbeheer onder de bevoegdheid van de lidstaten blijft vallen, kan strategische planning en coördinatie en, indien nodig, harmonisatie op communautair niveau helpen ervoor te zorgen dat spectrumgebruikers ten volle profiteren van de interne markt en dat de belangen van de Europese Unie wereldwijd doeltreffend kunnen worden behartigd. Daartoe moeten zo nodig wetgevende meerjarenprogramma’s voor het radiospectrumbeleid worden vastgesteld om de beleidslijnen en -doelstellingen uiteen te zetten voor de strategische planning en harmonisatie van het radiospectrumgebruik in de Gemeenschap. Deze beleidslijnen en -doelstellingen kunnen verwijzen naar de beschikbaarheid en het doelmatig gebruik van radiospectrum die nodig zijn voor de totstandbrenging en werking van de interne markt en kunnen in voorkomende gevallen ook verwijzen naar de harmonisatie van procedures voor het verlenen van algemene machtigingen of individuele rechten voor het gebruik van radiofrequenties om indien nodig belemmeringen voor de interne markt uit de weg te ruimen. Deze beleidslijnen en -doelstellingen dienen in overeenstemming te zijn met deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen.

(29)

De Commissie heeft haar voornemen te kennen gegeven om vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn Besluit 2002/622/EG van de Commissie van 26 juli 2002 tot oprichting van een Beleidsgroep Radiospectrum (12) te wijzigen, om het Europees Parlement en de Raad een instrument te bieden om de Beleidsgroep Radiospectrum (RSPG) te vragen, hetzij mondeling hetzij schriftelijk, advies of verslag uit te brengen over het spectrumbeleid met betrekking tot elektronische communicatie, en om de RSPG de Commissie advies te doen verlenen over de voorgestelde inhoud van de beleidsprogramma’s voor het radiospectrum.

(30)

De spectrumbeheersbepalingen in deze richtlijn moeten in overeenstemming zijn met de werkzaamheden van de internationale en regionale organisaties die zich met radiospectrumbeheer bezig houden, zoals de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU) en de Europese Conferentie van de Administraties van Posterijen en van Telecommunicatie (CEPT), teneinde het efficiënte beheer en de harmonisatie van het gebruik van het spectrum in de Gemeenschap en tussen lidstaten en andere leden van de ITU te waarborgen.

(31)

Radiofrequenties zouden zodanig moeten worden beheerd dat schadelijke interferentie wordt vermeden. Om dergelijke interferentie te voorkomen en ervoor te zorgen dat regelgevingsinterventie tot het hoognodige wordt beperkt zou het basisconcept van schadelijke interferentie dan ook naar behoren moeten worden gedefinieerd.

(32)

Het huidige spectrumbeheer en het distributiesysteem is over het algemeen gebaseerd op administratieve besluiten die niet flexibel genoeg zijn om te kunnen worden aangepast aan technologische en economische ontwikkelingen, met name de snelle ontwikkeling van draadloze technologie en de stijgende vraag naar bandbreedte. De onnodige fragmentering van nationale beleidslijnen heeft de kosten opgedreven en geleid tot verlies van marktmogelijkheden voor spectrumgebruikers en heeft de innovatie vertraagd, hetgeen ten koste gaat van de interne markt, de consument en de economie als geheel. De voorwaarden voor toegang tot en gebruik van radiofrequenties kunnen variëren afhankelijk van het type exploitant terwijl de elektronische diensten die deze exploitanten verschaffen elkaar steeds meer overlappen zodat spanning ontstaat tussen houders van rechten, de kosten van toegang tot spectrum uiteenlopen en de werking van de interne markt potentieel wordt verstoord.

(33)

De nationale grenzen spelen steeds minder een rol bij het vaststellen van optimaal radiospectrumgebruik. Fragmentering van het beheer van toegang tot spectrumrechten beperkt investeringen en innovatie en stelt exploitanten en fabrikanten van apparatuur niet in staat schaalvoordelen te verwezenlijken, zodat de ontwikkeling van een interne markt voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten die gebruikmaken van radiospectrum wordt gehinderd.

(34)

Flexibiliteit bij het beheer van spectrum en toegang tot spectrum zouden moeten worden uitgebreid door middel van technologie- en dienstenneutrale machtigingen om spectrumgebruikers zelf de beste technologieën en diensten te laten kiezen die zij willen toepassen in frequentiebanden die beschikbaar zijn verklaard voor elektronische communicatiediensten in de betreffende nationale frequentieallocatieplannen in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht („beginselen van technologie en dienstenneutraliteit”). Technologieën en diensten zouden alleen administratief mogen worden vastgesteld wanneer er doelstellingen van algemeen belang in het geding zijn en moeten naar behoren worden gemotiveerd en periodiek opnieuw worden onderzocht.

(35)

Beperkingen van het beginsel van technologieneutraliteit moeten passend zijn, en mogen alleen mogelijk zijn om schadelijke interferentie te voorkomen, bijvoorbeeld door zendmaskers en limieten voor het zendvermogen op te leggen, om te zorgen voor bescherming van de volksgezondheid door de blootstelling van het publiek aan elektromagnetische velden te beperken, om de goede werking van diensten te waarborgen door een toereikende technische kwaliteit van de dienst, om een correct gezamenlijk gebruik van het spectrum mogelijk te maken, met name wanneer het gebruik daarvan alleen is onderworpen aan algemene machtigingen, om het efficiënte gebruik van het spectrum te vrijwaren, of om een doelstelling van algemeen belang na te streven in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht.

(36)

Spectrumgebruikers zouden vrij moeten kunnen bepalen welke diensten zij via het spectrum willen aanbieden rekening houdend met de overgangsmaatregelen in verband met eerder verworven rechten. Mits deze noodzakelijk en evenredig zijn moeten aan de andere kant maatregelen mogelijk zijn indien het gaat om een specifieke dienst die duidelijke doeleinden van algemeen belang dient, zoals de veiligheid van het menselijk leven, de noodzaak om de sociale, regionale en territoriale samenhang te bevorderen of het vermijden van een ondoelmatig gebruik van het spectrum. Deze doelstellingen zouden ook de bevordering van culturele en taalkundige diversiteit moeten omvatten, alsook pluralisme van de media zoals gedefinieerd door de lidstaten in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht. Behalve wanneer dit noodzakelijk is om de veiligheid van het menselijk leven te beschermen of, in uitzonderingsgevallen, om andere doelstellingen van algemeen belang zoals door de lidstaten in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht gedefinieerd te verwezenlijken, zouden maatregelen niet mogen leiden tot exclusief gebruik voor bepaalde diensten maar veeleer aan de betrokken dienst voorrang moeten verlenen zodat dezelfde band tegelijk zoveel mogelijk door andere diensten of technologieën kan worden benut.

(37)

De lidstaten zijn bevoegd de draagwijdte en de aard te definiëren van eventuele uitzonderingen wat betreft het bevorderen van culturele en taalkundige diversiteit en pluralisme van de media.

(38)

Omdat de toewijzing van spectrum aan specifieke technologieën of diensten een uitzondering vormt wat betreft de beginselen van technologie- en dienstenneutraliteit en de regel dat aanbieders zelf de dienst die wordt verschaft of de technologie die wordt gebruikt kunnen kiezen, zou een voorstel voor een dergelijke toewijzing transparant moeten zijn en aan een openbare raadpleging moeten worden onderworpen.

(39)

Voor meer flexibiliteit en efficiëntie kunnen de nationale regelgevende instanties spectrumgebruikers ook de mogelijkheid bieden om hun gebruiksrechten vrij over te dragen of te verhuren aan derden, zodat de waarde van spectrum door de markt wordt bepaald. Omdat de nationale regelgevende instanties kunnen zorgen voor doelmatig gebruik van spectrum zouden zij maatregelen moeten nemen om te voorkomen dat de handel in spectrum leidt tot een verstoring van de concurrentie waarbij spectrum niet wordt gebruikt.

(40)

Voor de invoering van technologie- en dienstenneutraliteit en de handel in bestaande spectrumgebruiksrechten zijn wellicht overgangsregels nodig met inbegrip van maatregelen om te zorgen voor billijke concurrentie omdat bepaalde spectrumgebruikers bij het nieuwe systeem concurrentie kunnen aangaan met spectrumgebruikers die hun spectrumrechten hebben verworven onder veel zwaardere voorwaarden. Wanneer daarentegen met het oog op de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang rechten zijn verleend in afwijking van de algemene regels of aan de hand van criteria die niet objectief, transparant, evenredig en niet-discriminerend zijn, mogen de houders van dergelijke rechten slechts in zoverre ten nadele van nieuwe concurrenten worden begunstigd als nodig is om die of een andere daarmee verband houdende doelstelling van algemeen belang te verwezenlijken.

(41)

Om de werking van de interne markt te bevorderen en de ontwikkeling van grensoverschrijdende diensten te steunen, zou de Commissie de bevoegdheid moeten worden verleend om technische uitvoeringsmaatregelen op het gebied van de toekenning van nummers vast te stellen.

(42)

Vergunningen die zijn afgegeven aan ondernemingen die elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aanbieden zodat zij toegang krijgen tot openbaar of particuliere eigendom zijn fundamentele factoren bij het opzetten van elektronischecommunicatienetwerken of nieuwe netwerkelementen. Onnodige complexiteit en vertraging bij de procedures voor het verlenen van toegangsrechten kunnen derhalve belangrijke obstakels vormen voor de ontwikkeling van concurrentie. Erkende ondernemingen zouden op eenvoudige wijze toegangrechten moeten kunnen verwerven. Nationale regelgevende instanties zouden het verwerven van toegangsrechten moeten kunnen coördineren, en relevante informatie toegankelijk moeten maken op hun websites.

(43)

Het is noodzakelijk de bevoegdheden van lidstaten ten aanzien van de houders van toegangsrechten te versterken, om te zorgen voor een eerlijke, efficiënte en milieuverantwoorde invoering dan wel aanleg van een nieuw netwerk, ongeacht eventuele verplichtingen voor een exploitant met aanmerkelijke macht op de markt om toegang te verlenen tot zijn elektronischecommunicatienetwerk. Een verbetering van het gezamenlijk gebruik van faciliteiten kan de concurrentie aanzienlijk verbeteren en de totale financiële en milieukosten die de invoering van elektronischecommunicatie-infrastructuur, met name van nieuwe toegangsnetwerken, voor de ondernemingen meebrengt, sterk verlagen. De nationale regelgevende instanties moeten over de bevoegdheid beschikken om houders van de rechten om faciliteiten te installeren op, over of onder openbaar of particulier eigendom, voor te schrijven dergelijke faciliteiten of eigendom te delen (met inbegrip van fysieke collocatie), teneinde efficiënte investeringen in infrastructuur en de bevordering van innovatie aan te moedigen, zulks na een passende periode van openbare raadpleging waarin alle belanghebbende partijen in staat moeten zijn gesteld hun standpunt naar voren te brengen. Dergelijke regelingen inzake gedeeld gebruik of coördinatie kunnen een omslagregeling bevatten voor de kosten van het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom en zorgen voor een passende verdeling van de beloning voor risico tussen de betrokken ondernemingen. De nationale regelgevende instanties zouden met name het gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten zoals kabelgoten, kabelbuizen, masten, mangaten, straatkasten, antennes, torens en andere ondersteunende constructies, gebouwen of toegangen tot gebouwen, en een betere coördinatie van civiele werken moeten kunnen opleggen. De bevoegde autoriteiten, met name de plaatselijke autoriteiten, moeten tevens, in samenwerking met de nationale regelgevende instanties, passende coördinatieprocedures met betrekking tot openbare werken en andere passende openbare faciliteiten of eigendom vaststellen, die procedures kunnen omvatten waardoor gewaarborgd wordt dat belanghebbende partijen over informatie betreffende passende openbare faciliteiten of eigendom en lopende en voorgenomen openbare werken beschikken, dat zij tijdig over dergelijke werken worden geïnformeerd en dat gedeeld gebruik zoveel mogelijk wordt vergemakkelijkt.

(44)

Betrouwbare en veilige communicatie van informatie speelt een steeds grotere rol in de economie en de samenleving in het algemeen. De complexiteit van systemen, technisch falen of menselijke fouten, ongelukken of aanvallen kunnen gevolgen hebben voor de werking en beschikbaarheid van de fysieke infrastructuur die belangrijke diensten verstrekt voor EU-burgers, met inbegrip van e-Government diensten. Nationale regelgevende instanties moeten er dan ook voor zorgen dat de integriteit en veiligheid van openbare communicatienetwerken wordt gehandhaafd. Het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA) (13) zou moeten bijdragen tot een betere veiligheid van elektronische communicatie door onder meer expertise en adviezen te verstrekken en de uitwisseling van beste praktijken te bevorderen. Zowel het ENISA als de nationale regelgevende instanties zouden moeten kunnen beschikken over de noodzakelijke middelen om hun taken uit te voeren, met inbegrip van bevoegdheden om voldoende informatie te kunnen verzamelen om de veiligheid van de netwerken of diensten te kunnen beoordelen en uitgebreide en betrouwbare gegevens over feitelijke incidenten op het gebied van de veiligheid die belangrijke gevolgen hebben gehad voor de exploitatie van netwerken of diensten. Omdat adequate beveiliging niet een eenmalige aangelegenheid is maar een voortdurend proces van toepassing, herziening en aanpassing, moeten aanbieders van elektronische communicatienetwerken en -diensten verplicht worden maatregelen te nemen om hun integriteit en veiligheid te beschermen, afgestemd op de ingeschatte risico’s, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de meest recente technische mogelijkheden.

(45)

De lidstaten dienen de mogelijkheid te bieden voor een adequate periode van openbare raadpleging alvorens specifieke maatregelen worden aangenomen, om ervoor te zorgen dat ondernemingen die openbare communicatienetwerken of publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten aanbieden, de nodige technische en organisatorische maatregelen nemen om de risico’s voor de veiligheid van hun netwerken of diensten goed te beheren of de integriteit van hun netwerken zeker te stellen.

(46)

Wanneer overeenstemming moet worden bereikt over een gemeenschappelijke reeks veiligheidseisen, moet de Commissie bevoegdheid krijgen om technische uitvoeringsmaatregelen goed te keuren om een passende beveiliging mogelijk te maken van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten in de interne markt. ENISA moet bijdragen aan de harmonisatie van passende, technische en organisatorische veiligheidsmaatregelen door deskundig advies te verstrekken. De nationale regelgevende instanties moeten de bevoegdheid hebben om bindende instructies te geven met betrekking tot de technische uitvoeringsmaatregelen die zijn goedgekeurd overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn). Om hun taken te vervullen moeten zij de bevoegdheid hebben onderzoek in te stellen en in geval van niet-naleving sancties op te leggen.

(47)

Om ervoor te zorgen dat er geen sprake is van verstoring of beperking van de mededinging op de elektronischecommunicatiemarkten, moeten de nationale regelgevende instanties maatregelen kunnen opleggen die gericht zijn op het voorkomen van het gebruik van een aanzienlijke marktmacht op de ene markt om invloed uit te oefenen op een andere nauw verwante markt. Het dient duidelijk te zijn dat de onderneming die over een aanzienlijke marktmacht op de eerste markt beschikt, alleen kan worden aangemerkt als onderneming met een aanzienlijke marktmacht op de tweede markt indien de koppelingen tussen beide markten van dien aard zijn dat de marktmacht op de eerste markt op de tweede markt kan worden gebruikt en indien de tweede markt aan regelgeving ex ante kan worden onderworpen aan de hand van criteria die zijn vastgesteld in de aanbeveling betreffende relevante producten- en dienstenmarkten (14).

(48)

Om marktdeelnemers zekerheid te verschaffen over regelgevingsvoorwaarden, moet een termijn worden vastgesteld voor marktherzieningen. Daarom moeten marktanalyses regelmatig en binnen een redelijke en passende tijdspanne worden uitgevoerd. Deze tijdspanne hangt mede af van het feit of al eerder een marktanalyse werd uitgevoerd van de markt in kwestie, en deze aan de betrokkenen is medegedeeld. Wanneer een nationale regelgevende instantie verzuimt binnen de vastgestelde termijn een marktanalyse uit te voeren, dan kan dit een gevaar voor de interne markt betekenen, terwijl ook normale inbreukprocedures niet steeds tijdig het gewenste effect opleveren. Anders moet de betrokken nationale regelgevende instantie BEREC om bijstand kunnen verzoeken om de marktanalyse te voltooien. Deze bijstand kan bijvoorbeeld de vorm aannemen van een specifieke taskforce bestaande uit vertegenwoordigers van de andere nationale regelgevende instanties.

(49)

Aangezien de sector van elektronische communicatie een snel evoluerende sector is die gekenmerkt wordt door technologische innovatie en zeer dynamische markten moet de regelgeving op gecoördineerde en geharmoniseerde wijze op Gemeenschapsniveau kunnen worden aangepast omdat gebleken is dat uiteenlopende opvattingen van de nationale regelgevende instanties over de uitvoering van het regelgevingskader van de Europese Unie de ontwikkeling van de interne markt zouden kunnen belemmeren.

(50)

Een belangrijke taak van BEREC is in voorkomend geval adviezen te verstrekken in verband met grensoverschrijdende geschillen. De nationale regelgevende instanties moeten in die gevallen dan ook rekening houden met eventuele adviezen van BEREC.

(51)

Uit ervaring die werd opgedaan bij de uitvoering van het regelgevingskader van de Europese Unie blijkt dat bestaande bepalingen die de nationale regelgevende instanties de bevoegdheid geven boetes op te leggen onvoldoende waren om aan te zetten tot naleving van de regelgeving. Adequate bevoegdheden op het gebied van de rechtshandhaving kunnen ertoe bijdragen dat het regelgevingskader van de Europese Unie tijdig wordt uitgevoerd zodat zekerheid bestaat over de regelgeving, hetgeen een belangrijke drijfveer is voor investeringen. Het gebrek aan doeltreffende bevoegdheden in geval van niet-naleving is van toepassing in het gehele regelgevingskader van de Europese Unie. De invoering van een nieuwe bepaling in Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) om niet-nakoming van verplichtingen op grond van de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen aan te pakken moet dan ook zorgen voor toepassing van consequente en samenhangende beginselen op naleving en sancties voor het volledige regelgevingskader van de EU.

(52)

Het bestaande regelgevingskader van de Europese Unie omvatte een aantal bepalingen om de overgang van het oude regelgevingskader van 1998 tot het nieuwe kader van 2002 te vergemakkelijken. Deze overgang is nu in alle lidstaten afgerond en de maatregelen zijn dan ook overbodig geworden zodat zij moeten worden ingetrokken.

(53)

Efficiënte investeringen en mededinging moeten tegelijkertijd worden aangemoedigd, teneinde economische groei, innovatie en de keuzevrijheid voor de consument op te voeren.

(54)

De mededinging kan het best worden bevorderd door een in economisch opzicht efficiënt niveau van investeringen in nieuwe en bestaande infrastructuur, indien nodig aangevuld met regelgeving, om daadwerkelijke mededinging bij kleinhandelsdiensten te bereiken. Een efficiënt niveau van mededinging op basis van infrastructuur is de mate van duplicatie van infrastructuur waarbij van investeerders redelijkerwijs mag worden verwacht dat zij een correct rendement behalen op basis van redelijke verwachtingen omtrent de ontwikkeling van de marktaandelen.

(55)

Bij het opleggen van verplichtingen voor de toegang tot nieuwe en betere infrastructuur moeten de nationale regelgevende instanties ervoor zorgen dat de voorwaarden voor de toegang de omstandigheden weerspiegelen die aan het besluit tot investering ten grondslag lagen en onder meer rekening houden met de ontwikkelingskosten, de verwachte aanvaarding van de nieuwe producten en diensten en het verwachte prijsniveau voor de consument. Bovendien moeten de nationale regelgevende instanties, om de investeerders zekerheid over hun planning te bieden, in staat zijn zo nodig voorwaarden voor de toegang vast te stellen die consistent zijn gedurende geschikte herzieningsperioden. Deze voorwaarden kunnen ook prijsafspraken inhouden die overeenkomstig het Gemeenschapsrecht afhangen van de omvang of duur van een contract, en mits deze niet discriminerend werken. Bij de opgelegde voorwaarden voor de toegang moet rekening worden gehouden met de noodzaak om daadwerkelijke concurrentie bij de dienstverlening aan consumenten en bedrijven in stand te houden.

(56)

Bij de beoordeling van de evenredigheid van de op te leggen verplichtingen en voorwaarden houden de nationale regelgevende instanties rekening met de verschillende mededingingsvoorwaarden in de verschillende regio’s in hun lidstaat.

(57)

Bij het opleggen van maatregelen om de prijzen in de hand te houden moeten de nationale regelgevende instanties voor een specifiek nieuw investeringsproject een billijke beloning voor de investeerder mogelijk maken. Met name kunnen risico’s verbonden zijn aan investeringsprojecten die specifiek zijn voor nieuwe toegangsnetwerken die producten steunen waarvoor de vraag op het moment van investeren onzeker is.

(58)

Besluiten van de Commissie krachtens artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) dienen beperkt te zijn tot regelgevende beginselen, benaderingen en methoden. Om twijfel te voorkomen, dienen deze geen details voor te schrijven die normaliter de nationale omstandigheden moeten weerspiegelen, en geen alternatieve benaderingen te verbieden waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat deze dezelfde uitwerking hebben. Zulke besluiten moeten evenredig zijn en mogen geen invloed hebben op de besluiten van de nationale regelgevende instanties die geen belemmering voor de interne markt opwerpen.

(59)

In bijlage I bij Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) is de lijst opgenomen van markten die moeten worden vermeld in de aanbeveling van de Commissie betreffende relevante producten- en dienstenmarkten waarvoor regelgeving ex ante gerechtvaardigd kan zijn. Deze bijlage moet worden ingetrokken omdat voldaan is aan de doelstelling om te fungeren als basis voor het opstellen van de aanvankelijke versie van de Aanbeveling betreffende relevante producten- en dienstenmarkten.

(60)

Het is voor een nieuwkomer economisch wellicht niet haalbaar om binnen een redelijke termijn naast het gehele plaatselijke-toegangsnetwerk van de gevestigde exploitant of een deel daarvan een tweede aan te leggen. In dit verband kan het verplicht verlenen van ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk of het subnetwerk van exploitanten met aanmerkelijke marktmacht op de markt voor breedbandtoegang voor particulieren leiden tot een betere markttoegang en meer concurrentie. Onder omstandigheden waar ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk of subnetwerk technisch of economisch niet haalbaar is, kan gebruikgemaakt worden van verplichtingen tot het verstrekken van niet-fysieke of virtuele netwerktoegang met vergelijkbare functionaliteit.

(61)

Met functionele scheiding waarbij een verticaal geïntegreerde exploitant operationeel gescheiden bedrijfseenheden moet oprichten, wil men bewerkstelligen dat alle downstreamexploitanten, met inbegrip van de eigen downstreamafdelingen van de verticaal geïntegreerde exploitant, volledig gelijkwaardige toegangsproducten kunnen worden geleverd. Met functionele scheiding kan de concurrentie in verschillende relevante markten worden verbeterd door discriminatie minder aantrekkelijk te maken en door het makkelijker te maken om na te gaan of de niet-discriminatieverplichtingen worden nageleefd en door hierop toezicht te houden. In uitzonderlijke gevallen kan het worden toegestaan als instrument wanneer men er maar niet in slaagt binnen een redelijke termijn in verschillende markten een situatie te verwezenlijken waarin geen discriminatie plaatsvindt en waar geen of weinig vooruitzicht is op concurrentie op infrastructuurgebied en men reeds een beroep heeft gedaan op een of meer andere maatregelen die eerder geschikt werden geacht. Het is uiterst belangrijk ervoor te zorgen dat met het opleggen van dit instrument de prikkels van de onderneming in kwestie om te investeren in haar netwerk niet worden weggenomen en negatieve gevolgen te voorkomen voor het welzijn van de consument. Het opleggen van functionele scheiding vereist een gecoördineerde analyse van verschillende relevante markten die verband houden met het toegangsnetwerk, in overeenstemming met de in artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) beschreven marktanalyseprocedure. Bij het uitvoeren van de marktanalyse en het bepalen van de details van de maatregel, moeten de nationale regelgevende instanties met name aandacht besteden aan de producten die door de afzonderlijke bedrijfseenheden worden beheerd, rekening houdend met de uitrol van de netwerken en de mate van technologische vooruitgang, die van invloed kunnen zijn op de substitueerbaarheid van vaste en draadloze diensten. Om verstoring van de concurrentie op de interne markt te vermijden is voorafgaande goedkeuring van de voorstellen voor functionele scheiding door de Commissie vereist.

(62)

De tenuitvoerlegging van functionele scheiding betekent niet dat er geen passende coördinatiemechanismen moeten zijn tussen de afzonderlijke bedrijfseenheden om er voor te zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht beschermd worden.

(63)

De voortschrijdende integratie van de interne markt voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten vereist een betere coördinatie bij de toepassing van de regelgeving ex ante zoals bepaald uit hoofde van het EU-regelgevingskader voor elektronische communicatie.

(64)

Wanneer een verticaal geïntegreerde onderneming een groot deel of alle plaatselijke toegangsnetwerkactiva wil onderbrengen in een afzonderlijk rechtspersoon met een andere eigenaar of door een afzonderlijke bedrijfseenheid op te richten die zich bezighoudt met toegangsproducten, moet de nationale regelgevende instantie nagaan welk effect dit heeft op de bestaande regelgevingsverplichtingen die zijn opgelegd aan de verticaal geïntegreerde exploitant om ervoor te zorgen dat eventuele nieuwe regelingen verenigbaar zijn met Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn) en Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstenrichtlijn). De desbetreffende nationale regelgevende instantie moet een nieuwe analyse uitvoeren van de markten waarop de gescheiden eenheid actief is en dienovereenkomstig verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken. Hiertoe moet de nationale regelgevende instantie de onderneming kunnen verzoeken informatie te verstrekken.

(65)

Hoewel een nationale regelgevende instantie exploitanten die geen aanmerkelijke marktmacht bezitten verplichtingen onder sommige omstandigheden kan opleggen om eind-tot-eindverbindingen of interoperabiliteit van diensten tot stand te brengen, moet dit wel gebeuren in overeenstemming met het regelgevingskader van de Europese Unie en met name met de kennisgevingsprocedures.

(66)

De Commissie moet de bevoegdheid worden gegeven uitvoeringsmaatregelen goed te keuren om de voorwaarden voor toegang tot digitale televisie- en radiodiensten zoals beschreven in bijlage I aan te passen aan markt- en technologische ontwikkelingen. Dit geldt tevens voor de minimumlijst van punten in bijlage II die met het oog op de transparantieverplichting moet worden bekendgemaakt.

(67)

Wanneer de marktspelers gemakkelijker toegang krijgen tot de beschikbare radiofrequenties zal dit helpen belemmeringen voor de toegang tot de markt uit de weg te ruimen. Bovendien houdt technologische vooruitgang een vermindering in van het risico van schadelijke interferentie op bepaalde frequentiebanden, waardoor individuele gebruiksrechten minder noodzakelijk worden. Voorwaarden voor het gebruik van spectrumruimte om elektronischecommunicatiediensten te verstrekken moeten derhalve in de regel worden vastgelegd in algemene machtigingen, behalve wanneer op grond van het spectrumgebruik individuele rechten nodig zijn ter bescherming tegen schadelijke interferentie, om de technische kwaliteit van de dienst te verzekeren om een efficiënt spectrumgebruik te waarborgen, of om te voldoen aan specifieke doelstellingen van algemeen belang. Beslissingen inzake de noodzaak om individuele rechten toe te kennen moeten transparant en evenredig zijn.

(68)

De eis dat het verlenen van gebruiksrechten diensten- en technologieneutraal moet zijn, zal, samen met de uitbreiding van de mogelijkheid om tussen ondernemingen rechten over te dragen, de vrijheid en middelen om elektronischecommunicatiediensten aan het publiek te verstrekken vergroten en het zo makkelijker maken doelstellingen van algemeen belang te verwezenlijken. Bepaalde verplichtingen van algemeen belang die zijn opgelegd aan omroepen voor het verlenen van audiovisuele mediadiensten kunnen echter de toepassing van specifieke criteria voor het verlenen van gebruiksrechten noodzakelijk maken, indien blijkt dat zulks van fundamenteel belang is om te voldoen aan een specifieke doelstelling van algemeen belang als bepaald door de lidstaten overeenkomstig het Gemeenschapsrecht. Procedures die verband houden met het nastreven van doelstellingen van algemeen belang moeten onder alle omstandigheden transparant, objectief, evenredig en niet-discriminerend zijn.

(69)

Omdat een individueel gebruiksrecht de vrije toegang tot radiofrequenties beperkt, mag een dergelijk individueel, niet-verhandelbaar gebruiksrecht slechts een beperkte geldigheidsduur hebben. Wanneer de geldigheidsduur van gebruiksrechten wel kan worden verlengd, moeten de bevoegde nationale instanties eerst een evaluatie uitvoeren, met inbegrip van een openbare raadpleging, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkelingen inzake de markt, en de dekking, en met de technologische ontwikkeling. Gezien de spectrumschaarste moeten individuele rechten die aan ondernemingen worden verleend regelmatig worden geëvalueerd. Bij deze toetsing moeten de bevoegde nationale instanties de belangen van de houders van rechten afwegen tegen de noodzaak de handel in frequenties en een flexibeler gebruik van spectrum te bevorderen door waar mogelijk te werken met algemene machtigingen.

(70)

Kleine wijzigingen van rechten en plichten zijn wijzigingen die hoofdzakelijk van administratieve aard zijn, niet leiden tot verandering van de inhoud van de algemene machtigingen en de individuele gebruiksrechten en derhalve geen relatief voordeel voor de andere ondernemingen opleveren.

(71)

De bevoegde nationale instanties moeten de bevoegdheid hebben te zorgen voor een doeltreffend gebruik van spectrum en, wanneer sprake is van ongebruikt spectrum, maatregelen kunnen nemen om het tegen de vrije concurrentie indruisende achterhouden van frequenties te voorkomen omdat dat een belemmering kan vormen voor nieuwkomers op de markt.

(72)

Nationale regelgevende instanties moeten doelmatige actie kunnen nemen om toezicht te houden op en naleving van de voorwaarden van de algemene machtiging of van het gebruiksrecht, met inbegrip van de bevoegdheid om doelmatige financiële sancties of administratieve sancties op te leggen wanneer deze voorwaarden niet worden nageleefd.

(73)

Bij de voorwaarden voor die machtigingen moet rekening worden gehouden met specifieke omstandigheden die betrekking hebben op de toegankelijkheid voor gebruikers met een handicap en de noodzaak van openbare autoriteiten en hulpdiensten om onderling en met het publiek te communiceren voor, tijdens of na grote rampen. Rekening houdend met het belang van technische innovatie moeten de lidstaten eveneens machtigingen kunnen verstrekken om spectrum te gebruiken voor experimentele doeleinden, afhankelijk van specifieke beperkingen en voorwaarden die strikt gemotiveerd moeten worden door de experimentele aard van dergelijke rechten.

(74)

Verordening (EG) nr. 2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk (15) heeft bewezen doeltreffend te zijn in de eerste fase van marktopening. Op grond van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) moet de Commissie toezicht houden op de overgang van het regelgevend kader van 1998 naar het kader van 2002 en voorstellen op tafel leggen om die verordening te gelegener tijd in te trekken. Volgens het kader van 2002 hebben de nationale regelgevende instanties tot taak de groothandelsmarkt voor ongebundelde toegang tot metalen aansluitnetwerken en subnetten voor het verstrekken van breedband en spraakdiensten te analyseren zoals omschreven in de Aanbeveling inzake relevante markten voor producten en diensten. Omdat alle lidstaten deze markt ten minste een maal hebben geanalyseerd en passende verplichtingen gebaseerd op het kader van 2002 zijn vastgesteld is Verordening (EG) nr. 2887/2000 overbodig geworden en deze verordening moet derhalve worden ingetrokken.

(75)

De voor de uitvoering van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn) en Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn) vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld in overeenstemming met Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (16).

(76)

In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om aanbevelingen en/of uitvoeringsmaatregelen vast te stellen in verband met de kennisgeving overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn); de harmonisatie op het gebied van spectrum en nummering alsmede op verwante gebieden als veiligheid van netwerken en diensten; de identificatie van de relevante producten- en dienstenmarkten; de identificatie van transnationale markten; de uitvoering van de normen en de geharmoniseerde toepassing van de bepalingen van het regelgevingskader. Ook zou de Commissie de bevoegdheid moeten worden gegeven om uitvoeringsmaatregelen te nemen om de bijlagen I en II bij de toegangsrichtlijn aan te passen aan de markt- en technologische ontwikkelingen. Aangezien het maatregelen van algemene strekking tot wijziging van nieuwe niet-essentiële onderdelen van deze richtlijnen, onder meer door hen aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten ze worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing, als bepaald in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn)

Richtlijn 2002/21/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Bij deze richtlijn wordt een geharmoniseerd kader voor de regulering van elektronischecommunicatiediensten, elektronischecommunicatienetwerken, bijbehorende faciliteiten en bijbehorende diensten vastgesteld, evenals bepaalde aspecten van eindapparatuur om de toegang voor gebruikers met een handicap te vergemakkelijken. De richtlijn legt taken van de nationale regelgevende instanties vast alsmede een reeks procedures om de geharmoniseerde toepassing van het regelgevingskader in de gehele Gemeenschap te waarborgen.”;

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

3 bis.   „ Maatregelen van de lidstaten betreffende toegang tot of gebruik van diensten en toepassingen door de eindgebruikers via elektronische communicatienetwerken eerbiedigen de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen zoals die door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht worden gewaarborgd.

Maatregelen betreffende toegang tot of gebruik van diensten en toepassingen door de eindgebruikers via elektronische communicatienetwerken die die fundamentele rechten en vrijheden kunnen beperken, mogen alleen worden opgelegd indien zij passend, evenredig en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving, en zij worden uitgevoerd met inachtneming van adequate procedurele waarborgen overeenkomstig het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht, waaronder doeltreffende rechtsbescherming en eerlijke rechtsbedeling. Deze maatregelen mogen derhalve alleen worden genomen met inachtneming van het beginsel van het vermoeden van onschuld en het recht op een persoonlijke levenssfeer. Een voorafgaande, eerlijke en onpartijdige procedure wordt gegarandeerd, inclusief het recht van de betrokkene of betrokkenen om te worden gehoord, met dien verstande dat voor naar behoren gestaafde spoedeisende gevallen geëigende voorwaarden en procedurele regelingen gelden overeenkomstig het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het recht op een daadwerkelijke en tijdige beroepsmogelijkheid bij een rechterlijke instantie is gegarandeerd.”.

2)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

„elektronischecommunicatienetwerk”: de transmissiesystemen en in voorkomend geval de schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen, waaronder netwerkelementen die niet actief zijn, die het mogelijk maken signalen over te brengen via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen waaronder satellietnetwerken, vaste (circuit- en pakketgeschakelde, met inbegrip van internet) en mobiele terrestrische netwerken, elektriciteitsnetten, voor zover deze voor overdracht van signalen worden gebruikt, netwerken voor radio- en televisieomroep en kabeltelevisienetwerken, ongeacht de aard van de overgebrachte informatie;”;

b)

punt b) wordt vervangen door:

„b)

„transnationale markten”: overeenkomstig artikel 15, lid 4, gedefinieerde markten die de Gemeenschap of een aanzienlijk, zich over meer dan één lidstaat uitstrekkend, deel daarvan beslaan;”;

c)

punt d) wordt vervangen door:

„d)

„openbaar communicatienetwerk”: een elektronischecommunicatienetwerk dat geheel of hoofdzakelijk wordt gebruikt om voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten aan te bieden ter ondersteuning van de overdracht van informatie tussen netwerkaansluitpunten;”;

d)

het volgende punt wordt ingevoegd:

„d bis)

„netwerkaansluitpunt” (NAP): het fysieke punt waarop een abonnee de toegang tot een openbaar communicatienetwerk wordt geboden; in het geval van netwerken met schakelings- of routeringsfuncties wordt het NAP bepaald door middel van een specifiek netwerkadres, dat met een abonneenummer of -naam kan zijn verbonden;”;

e)

punt e) wordt vervangen door:

„e)

„bijbehorende faciliteiten”: de bij een elektronischecommunicatienetwerk en/of een elektronischecommunicatiedienst behorende diensten, fysieke infrastructuren en andere faciliteiten of elementen die het aanbieden van diensten via dat netwerk en/of dienst mogelijk maken en/of ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten en onder meer gebouwen of toegangen tot gebouwen, bekabeling van gebouwen, antennes, torens en andere ondersteunende constructies, kabelgoten, kabelbuizen, masten, mangaten en straatkasten omvatten;”;

f)

het volgende punt wordt ingevoegd:

„e bis)

„bijbehorende diensten”: de bij een elektronischecommunicatienetwerk en/of een elektronischecommunicatiedienst behorende diensten die het aanbieden van diensten via dat netwerk en/of dienst mogelijk maken en/of ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten en onder meer nummervertaalsystemen of systemen met soortgelijke functies, voorwaardelijke toegangssystemen en elektronische programmagidsen alsmede andere diensten zoals identiteit, locatie en presentie-informatiediensten omvatten;”;

g)

punt l) wordt vervangen door:

„l)

„bijzondere richtlijnen”: Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn), Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn), Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstenrichtlijn) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (17);

h)

de volgende punten worden toegevoegd:

„q)

„spectrumtoewijzing”: de aanwijzing van een specifieke frequentieband voor gebruik door een of meer soorten radiocommunicatiediensten, waar passend onder duidelijk omschreven voorwaarden;

r)

„schadelijke interferentie”: interferentie die het functioneren van een radionavigatiedienst of van andere veiligheidsvoorzieningen in gevaar brengt, of die een overeenkomstig de geldende internationale, communautaire of nationale voorschriften werkende radiocommunicatiedienst op een andere wijze ernstig verslechtert, hindert of herhaaldelijk onderbreekt;

s)

„oproep”: door middel van een openbaar beschikbare elektronischecommunicatiedienst tot stand gebrachte verbinding die tweewegspraakcommunicatie mogelijk maakt;”.

3)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties hun bevoegdheden op onpartijdige en transparante wijze en tijdig uitoefenen. De lidstaten zien erop toe dat de nationale regelgevende instanties over voldoende financiële en menselijke middelen beschikken om de hun toegewezen taken uit te voeren.”;

b)

de volgende leden worden ingevoegd:

„3 bis.   Onverminderd de bepalingen van de leden 4 en 5, treden de nationale regelgevende instanties die verantwoordelijk zijn voor marktregulering ex ante of voor de beslechtingen van geschillen tussen ondernemingen overeenkomstig artikel 20 of 21 van deze richtlijn, onafhankelijk op en vragen of aanvaarden zij geen instructies van andere instanties in verband met de uitoefening van deze taken die hun op grond van de nationale wetgeving tot omzetting van het Gemeenschapsrecht zijn toegewezen. Dit vormt geen beletsel voor toezicht overeenkomstig de nationale grondwet. Alleen beroepsinstanties die zijn opgezet in overeenstemming met artikel 4, zijn bevoegd besluiten van de nationale regelgevende instanties te schorsen of ongedaan te maken. De lidstaten zorgen ervoor dat het hoofd, of, in voorkomend geval, de leden van het collegiale orgaan dat die functie vervult, van een nationale regelgevende instantie als bedoeld in de eerste alinea, of hun plaatsvervangers alleen kunnen worden ontslagen indien zij niet meer aan de tevoren in de nationale wetgeving vastgestelde eisen voor de uitoefening van dat ambt voldoen. Het besluit om het hoofd, of, in voorkomend geval, de leden van het collegiale orgaan dat die functie vervult, van de betrokken nationale regelgevende instantie te ontslaan wordt openbaar gemaakt op het moment van ontslag. Het ontslagen hoofd of, in voorkomend geval, de ontslagen leden van het collegiale orgaan dat die functie vervult, van de nationale regelgevende instantie ontvangen een motivering en hebben het recht de openbaarmaking daarvan te verlangen, indien zulks anders niet zou geschieden; in dat geval wordt zij openbaar gemaakt.

De lidstaten zorgen ervoor dat de in de eerste alinea bedoelde nationale regelgevende instanties over afzonderlijke jaarlijkse begrotingen beschikken. De begroting wordt openbaar gemaakt. De lidstaten zorgen er eveneens voor dat de nationale regelgevende instanties over voldoende financiële middelen en personeel beschikken om hen in staat te stellen actief deel te nemen aan en bij te dragen tot het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) (18).

3 ter.   De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de doelstellingen van BEREC voor wat het bevorderen van de coördinatie van de regelgeving en van de coherentie betreft, actief worden ondersteund door de respectieve nationale regelgevende instanties.

3 quater.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties bij de aanneming van hun beslissingen voor hun nationale markten zeer zorgvuldig rekening houden met door BEREC gegeven adviezen en gemeenschappelijk standpunten.

4)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten zorgen ervoor dat er op nationaal niveau doeltreffende regelingen voorhanden zijn krachtens welke iedere gebruiker of onderneming die elektronischecommunicatienetwerken en/of -diensten aanbiedt, die door een beslissing van een nationale regelgevende instantie is getroffen, het recht heeft om tegen die beslissing beroep in te stellen bij een lichaam van beroep dat onafhankelijk is van de betrokken partijen. Dit lichaam, bijvoorbeeld een rechtbank, bezit de nodige deskundigheid om zijn taken effectief te kunnen uitoefenen. De lidstaten dragen er zorg voor dat de feiten van de zaak op afdoende wijze in aanmerking worden genomen en dat er een doeltreffend mechanisme voor het instellen van beroep aanwezig is.

In afwachting van de uitkomst van het beroep wordt de beslissing van de nationale regelgevende instantie gehandhaafd, behalve wanneer overeenkomstig het nationaal recht voorlopige maatregelen worden verleend.”;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„3.   De lidstaten verzamelen informatie over het algemene voorwerp van de beroepen, het aantal verzoeken voor beroep, de duur van de beroepsprocedures en het aantal besluiten om voorlopige maatregelen te verlenen. De lidstaten verstrekken die gegevens aan de Commissie, respectievelijk BEREC ingevolge een met redenen omkleed verzoek van de Commissie, respectievelijk BEREC.”.

5)

Artikel 5, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aanbieden, alle, ook financiële, informatie verstrekken die de nationale regelgevende instanties nodig hebben om de naleving te waarborgen van deze richtlijn, van de besluiten die zijn genomen in overeenstemming ermee en van de specifieke richtlijnen. Met name kunnen de nationale regelgevende instanties van deze ondernemingen verlangen dat zij informatie verstrekken met betrekking tot toekomstige ontwikkelingen van hun netwerk of diensten die een impact zouden kunnen hebben op de diensten op groothandelsniveau die zij beschikbaar stellen aan concurrenten. Van ondernemingen met een aanmerkelijke macht op groothandelsmarkten kan ook worden verlangd dat zij gegevens verstrekken over de detailhandelsmarkten die verbonden zijn met die groothandelsmarkten.

Ondernemingen verstrekken dergelijke informatie op verzoek onverwijld en volgens de door de nationale regelgevende instantie vastgestelde termijnen en mate van detail. De door de nationale regelgevende instantie gevraagde informatie dient in evenredigheid te zijn met de uitvoering van die taak. De nationale regelgevende instantie noemt de redenen voor haar verzoek om informatie en behandelt de informatie overeenkomstig lid 3.”.

6)

De artikelen 6 en 7 worden vervangen door:

„Artikel 6

Raadpleging en transparantie

Behalve in gevallen die vallen onder artikel 7, lid 9, artikel 20 of artikel 21, zorgen de lidstaten ervoor dat, wanneer de nationale regelgevende instanties voornemens zijn krachtens deze richtlijn of de bijzondere richtlijnen maatregelen te nemen, dan wel wanneer zij voornemens zijn krachtens artikel 9, leden 3 en 4, beperkingen vast te stellen die een belangrijke impact op de betrokken markt hebben, de belanghebbende partijen de mogelijkheid wordt geboden binnen een redelijke periode opmerkingen over de ontwerpmaatregel in te dienen.

De nationale regelgevende instanties publiceren hun nationale raadplegingsprocedures.

De lidstaten dragen zorg voor de oprichting van een enkel informatiepunt waar inzage verkregen kan worden in alle lopende raadplegingsprocedures.

De resultaten van de raadpleging worden door de nationale regelgevende instanties openbaar gemaakt, behalve in geval van vertrouwelijke informatie overeenkomstig het communautair en nationaal recht betreffende zakelijke vertrouwelijkheid.

Artikel 7

Consolidatie van de interne markt voor elektronische communicatie

1.   De nationale regelgevende instanties houden bij de uitvoering van de in deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen omschreven taken zoveel mogelijk rekening met de doelstellingen van artikel 8, waaronder die welke verband houden met de werking van de interne markt.

2.   Nationale regelgevende instanties dragen bij tot de ontwikkeling van de interne markt door op transparante wijze met elkaar en met de Commissie en BEREC samen te werken om te zorgen voor de consistente toepassing in alle lidstaten van deze richtlijn en van de bijzondere richtlijnen. Hiertoe moeten zij met name samenwerken met de Commissie en BEREC om na te gaan welke soorten instrumenten en oplossingen het meest geschikt zijn om bepaalde soorten situaties op de markt aan te pakken.

3.   Behalve wanneer anders bepaald in aanbevelingen of richtsnoeren die zijn vastgesteld op grond van artikel 7 ter, nadat de in artikel 6 bedoelde raadpleging is afgesloten, maakt een nationale regelgevende instantie, wanneer zij voornemens is een maatregel te nemen die:

a)

valt binnen de draagwijdte van de artikelen 15 of 16 van deze richtlijn of de artikelen 5 of 8 van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn); en

b)

van invloed is op de handel tussen de lidstaten,

de ontwerpmaatregel tegelijkertijd toegankelijk is voor de Commissie, BEREC en de nationale regelgevende instanties in andere lidstaten, vergezeld van een motivering, overeenkomstig artikel 5, lid 3, en brengt zij de Commissie, BEREC en de andere nationale regelgevende instanties daarvan op de hoogte. De nationale regelgevende instanties, BEREC en de Commissie krijgen een maand de tijd om opmerkingen in te dienen bij de nationale regelgevende instantie in kwestie. De periode van één maand kan niet worden verlengd.

4.   Indien een maatregel als bedoeld in lid 3 betrekking heeft op:

a)

het definiëren van een relevante markt die verschilt van de markten die in de aanbeveling overeenkomstig artikel 15, lid 1, zijn gedefinieerd; of

b)

het al dan niet aanwijzen van een onderneming die, hetzij individueel of gezamenlijk met anderen, aanzienlijke marktmacht bezit overeenkomstig artikel 16, leden 3, 4 of 5,

en van invloed zou zijn op de handel tussen de lidstaten, en de Commissie de nationale regelgevende instantie heeft meegedeeld dat de ontwerpmaatregel een belemmering voor de interne Europese markt opwerpt of indien zij ernstige twijfels heeft omtrent de verenigbaarheid van de ontwerpmaatregel met het Gemeenschapsrecht en met name met de in artikel 8 genoemde doelstellingen, wordt de vaststelling van de maatregel met nog eens twee maanden uitgesteld. Deze periode kan niet worden verlengd. De Commissie stelt de andere nationale regelgevende instanties in dat geval in kennis van haar voorbehouden.

5.   De Commissie kan binnen de in lid 4 genoemde periode van 2 maanden:

a)

een besluit nemen waarmee zij van de betrokken nationale regelgevende instantie verlangt dat deze de ontwerpmaatregel intrekt, en/of

b)

het besluit nemen haar voorbehouden bij de in lid 4 bedoelde ontwerpmaatregelen in te trekken.

De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het advies van BEREC alvorens een besluit te nemen. Het besluit gaat vergezeld van een gedetailleerde en objectieve analyse van de redenen waarom de Commissie van mening is dat de ontwerpmaatregel niet dient te worden genomen, samen met specifieke voorstellen tot wijziging van de ontwerpmaatregel.

6.   Uiterlijk zes maanden na de dag waarop de Commissie overeenkomstig lid 5 een besluit heeft genomen waarmee van de nationale regelgevende instantie wordt verlangd dat deze een ontwerpmaatregel intrekt, trekt de nationale regelgevende instantie de ontwerpmaatregel in dan wel wijzigt zij deze. Wanneer de ontwerpmaatregel wordt gewijzigd houdt de nationale regelgevende instantie een openbare raadpleging in overeenstemming met de in artikel 6 bedoelde procedures, en stelt zij de Commissie opnieuw in kennis van de gewijzigde ontwerpmaatregel overeenkomstig het bepaalde in lid 3.

7.   De betrokken nationale regelgevende instantie houdt zoveel mogelijk rekening met opmerkingen van andere nationale regelgevende instanties, BEREC en de Commissie en kan, uitgezonderd in de in de leden 4 en 5, onder a), genoemde gevallen, de uiteindelijke ontwerpmaatregel goedkeuren en, in voorkomend geval, aan de Commissie meedelen.

8.   De nationale regelgevende instantie deelt de Commissie en BEREC alle aangenomen definitieve maatregelen mee die onder artikel 7, lid 3, onder a) en b), vallen.

9.   In uitzonderlijke omstandigheden kan een nationale regelgevende instantie die oordeelt dat er een dringende noodzaak is om te handelen, in afwijking van de procedure genoemd in de leden 3 en 4, teneinde de concurrentie te waarborgen en de belangen van de gebruikers te beschermen, onmiddellijk evenredige en voorlopige maatregelen vaststellen. Zij deelt die maatregelen onverwijld volledig met redenen omkleed mede aan de Commissie, de andere nationale regelgevende instanties en BEREC. Een besluit van de nationale regelgevende instantie om dergelijke maatregelen permanent te maken of de periode waarvoor zij van toepassing zijn, te verlengen, valt onder de bepalingen van de leden 3 en 4.”.

7)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 7 bis

Procedure voor de consequente toepassing van oplossingen

1.   Wanneer een maatregel in het kader van artikel 7, lid 3, voorgenomen maatregel bedoeld is om een verplichting voor een exploitant op te leggen, te wijzigen of in te trekken in toepassing van artikel 16 in samenhang met de artikelen 5 en 9 tot en met 13 bis van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn) en artikel 17 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn), kan de Commissie, binnen de periode van één maand als bepaald in artikel 7, lid 3, van deze richtlijn, de betrokken nationale regelgevende instantie en BEREC in kennis stellen van redenen waarom dat zij vindt dat de ontwerpmaatregel een belemmering voor de interne markt opwerpt of van de ernstige twijfels die zij heeft omtrent de verenigbaarheid van de maatregel met het Gemeenschapsrecht. In een dergelijk geval wordt het vaststellen van de maatregel uitgesteld tot drie maanden na de kennisgeving van de Commissie.

Bij uitblijven van een dergelijke kennisgeving kan de betrokken nationale regelgevende instantie de ontwerpmaatregel vaststellen, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met eventuele opmerkingen die door de Commissie, BEREC of door andere nationale regelgevende instanties zijn gemaakt.

2.   Binnen de periode van drie maanden zoals genoemd in lid 1, werken de Commissie, BEREC en de betreffende nationale regelgevende instantie nauw samen, om de meest geschikte en effectieve maatregel vast te stellen in het licht van de doelstellingen van artikel 8, waarbij rekening wordt gehouden met de standpunten van marktdeelnemers en de noodzaak om te zorgen voor de ontwikkeling van een consequente regelgevingspraktijk.

3.   Binnen zes weken vanaf het begin van de periode van drie maanden als bedoeld in lid 1, brengt BEREC, handelend met een meerderheid van zijn leden, advies uit over de kennisgeving van de Commissie als bedoeld in lid 1, geeft aan of het van mening is dat de ontwerpmaatregel moet worden gewijzigd of ingetrokken en doet hiertoe zo nodig specifieke voorstellen. Dit advies is met redenen omkleed en wordt openbaar gemaakt.

4.   Indien BEREC in zijn advies de ernstige twijfels van de Commissie deelt, werkt het nauw samen met de betrokken nationale regelgevende instantie, om de meest geschikte en effectieve maatregel vast te stellen. Vóór het einde van de in lid 1 bedoelde periode van drie maanden kan de nationale regelgevende instantie:

a)

de ontwerpmaatregel wijzigen of intrekken, zoveel mogelijk rekening houdend met de in lid 1 bedoelde kennisgeving van de Commissie en de adviezen van BEREC;

b)

de ontwerpmaatregel handhaven.

5.   Indien BEREC de ernstige twijfels van de Commissie niet deelt of geen advies uitbrengt, of indien de nationale regelgevende instantie de ontwerpmaatregel overeenkomstig lid 4 wijzigt of handhaaft, kan de Commissie binnen een maand na het einde van de in lid 1 bedoelde periode van drie maanden en zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van BEREC:

a)

een aanbeveling doen waarin van de betrokken nationale regelgevende instantie wordt verlangd de ontwerpmaatregel te wijzigen of in te trekken en waarin zij haar aanbeveling met redenen omkleed, vooral wanneer BEREC de ernstige twijfels van de Commissie niet deelt, en specifieke voorstellen hiertoe voorstellen;

b)

het besluit nemen haar overeenkomstig lid 1 aangegeven voorbehouden in te trekken.

6.   Binnen een maand na de aanbeveling van de Commissie overeenkomstig lid 5, onder a), of de intrekking van haar voorbehouden overeenkomstig lid 5, onder b), deelt de betrokken nationale regelgevende instantie de vastgestelde definitieve maatregel aan de Commissie en BEREC mee.

Deze periode kan worden verlengd om de nationale regelgevende instantie in staat te stellen overeenkomstig artikel 6 een openbare raadpleging te houden.

7.   Indien de nationale regelgevende instantie besluit de ontwerpmaatregel niet te wijzigen of in te trekken op basis van de overeenkomstig lid 5, onder a), gedane aanbeveling, dient zij dit met redenen te omkleden.

8.   De nationale regelgevende instantie kan de voorgestelde ontwerpmaatregel op elk moment tijdens de procedure intrekken.

Artikel 7 ter

Uitvoeringsbepalingen

1.   Na een openbare raadpleging en na raadpleging van de nationale regelgevende instanties, en zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van BEREC, kan de Commissie in verband met artikel 7 aanbevelingen en/of richtsnoeren aannemen tot vaststelling van het formaat, de inhoud en de gedetailleerdheid van de in artikel 7, lid 3, bedoelde kennisgeving, alsmede van de omstandigheden waaronder kennisgeving niet vereist zou zijn, en de wijze waarop de termijnen worden berekend.

2.   De in lid 1 bedoelde maatregelen worden volgens de raadplegingsprocedure van artikel 22, lid 2, vastgesteld.”.

8)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, tweede alinea, wordt vervangen door:

„Tenzij anders bepaald in artikel 9, dat handelt over radiofrequenties, houden de lidstaten zoveel mogelijk rekening met de wenselijkheid van voorschriften die technologisch neutraal zijn, en zorgen zij ervoor dat de nationale regelgevende instanties bij de uitvoering van de in deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen omschreven regelgevende taken, met name die welke erop gericht zijn daadwerkelijke concurrentie te waarborgen, eveneens daarmee rekening houden.”;

b)

in lid 2 worden de punten a) en b) vervangen door:

„a)

zij zorgen ervoor dat de gebruikers, met inbegrip van gebruikers met een handicap, oudere gebruikers en gebruikers met speciale sociale behoeften optimaal profiteren wat betreft keuze, prijs en kwaliteit;

b)

zij zorgen ervoor dat er in de sector elektronische communicatie geen verstoring of beperking van de mededinging is, met inbegrip van de doorgifte van inhoud;”;

c)

in lid 2 wordt punt c) geschrapt;

d)

in lid 3 wordt punt c) geschrapt;

e)

lid 3, onder d), wordt vervangen door:

„d)

zij werken met elkaar, met de Commissie en met de BEREC op transparante wijze samen om de ontwikkeling van een consistente regelgevende praktijk en de consistente toepassing van deze richtlijn en van de bijzondere richtlijnen te waarborgen.”;

f)

lid 4, onder e), wordt vervangen door:

„e)

zij schenken aandacht aan de behoeften van specifieke maatschappelijke groepen, met name gebruikers met een handicap, oudere gebruikers en gebruikers met speciale sociale behoeften;”;

g)

in lid 4 wordt het volgende punt toegevoegd:

„g)

zij bevorderen het vermogen van de eindgebruikers om toegang te krijgen tot informatie en deze te verspreiden of om gebruik te maken van toepassingen en diensten van hun keuze;”;

h)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„5.   Bij het nastreven van de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde beleidsdoelstellingen passen de nationale regelgevende instanties objectieve, doorzichtige, niet-discriminerende en proportionele regelgevingsbeginselen toe, onder meer op de volgende wijze:

a)

zij bevorderen de voorspelbaarheid van de regelgeving door te zorgen voor een consistente aanpak in de regelgeving tijdens geschikte herzieningsperioden;

b)

zij waarborgen dat er bij gelijke omstandigheden geen discriminatie plaatsvindt bij de behandeling van ondernemingen die elektronischecommunicatienetwerken en -diensten leveren;

c)

zij beschermen de concurrentie in het belang van de consument, en bevorderen waar nodig een op infrastructuur gebaseerde concurrentie;

d)

zij bevorderen efficiënte investeringen en innovatie in nieuwe en betere infrastructuur, onder meer door te zorgen dat er in de toegangsverplichtingen voldoende rekening wordt gehouden met het door de investering genomen risico en door verschillende samenwerkingsafspraken tussen investeerders en partijen die toegang willen hebben, toe te staan om het investeringsrisico te spreiden, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de concurrentie op de markt en het non-discriminatiebeginsel worden gevrijwaard;

e)

zij houden naar behoren rekening met de uiteenlopende omstandigheden die wat betreft concurrentie en consumenten in de verschillende geografische gebieden binnen een lidstaat bestaan;

f)

zij leggen regelgevende verplichtingen ex ante uitsluitend daar op waar geen effectieve en duurzame concurrentie is en zij verlichten de verplichtingen of heffen deze op zodra er wel aan die voorwaarde is voldaan.”.

9)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 8 bis

Strategische planning en coördinatie van het radiospectrumbeleid

1.   De lidstaten werken met elkaar en met de Commissie samen bij de strategische planning, coördinatie en harmonisatie van het gebruik van het radiospectrum in de Europese Gemeenschap. Daartoe houden zij onder meer rekening met economische, veiligheids-, gezondheids-, maatschappelijke, vrijemeningsuitings-, culturele, wetenschappelijke, sociale en technische aspecten van het beleid van de Europese Unie, alsmede met de uiteenlopende belangen van de kringen van radiospectrumgebruikers met het oog op de optimalisatie van het gebruik van het radiospectrum en het vermijden van schadelijke interferentie.

2.   Door met elkaar en met de Commissie samen te werken, bevorderen de lidstaten de coördinatie van de radiospectrumbeleidsaanpak in de Europese Gemeenschap en, in voorkomend geval, de harmonisatie van de voorwaarden inzake beschikbaarheid en efficiënt gebruik van het radiospectrum die vereist zijn voor het tot stand brengen en het functioneren van de interne markt op het gebied van elektronische communicatie.

3.   De Commissie kan, zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum (RSPG), opgericht bij Besluit 2002/622/EG van de Commissie van 26 juli 2002 tot oprichting van een Beleidsgroep Radiospectrum (19), wetgevingsvoorstellen bij het Europees Parlement en de Raad indienen voor de vaststelling van meerjarenprogramma’s voor het radiospectrumbeleid. Deze programma’s bepalen de beleidslijnen en doelstellingen voor de strategische planning en harmonisatie van het radiospectrumgebruik overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen.

4.   Wanneer dit nodig is om de effectieve coördinatie van de belangen van de Europese Gemeenschap in internationale organisaties die bevoegd zijn voor radiospectrumaangelegenheden te garanderen, kan de Commissie, zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van de RSPG, het Europees Parlement en de Raad voorstellen doen voor gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen.

10)

Artikel 9 wordt vervangen door:

„Artikel 9

Beheer van de radiofrequenties voor elektronischecommunicatiediensten

1.   Naar behoren rekening houdend met het feit dat radiofrequenties een publiek goed zijn dat een belangrijke maatschappelijke, sociale en economische waarde heeft, zorgen de lidstaten ervoor dat de radiofrequenties voor elektronische communicatiediensten op hun grondgebied efficiënt worden beheerd overeenkomstig de artikelen 8 en 8 bis. Zij zorgen ervoor dat de spectrumtoewijzing voor elektronischecommunicatiediensten en de afgifte van algemene machtigingen of individuele gebruiksrechten voor die radiofrequenties door de bevoegde nationale instanties gebaseerd zijn op objectieve, transparante, niet-discriminerende en proportionele criteria.

Bij de toepassing van dit artikel eerbiedigen de lidstaten de desbetreffende internationale overeenkomsten, met inbegrip van de radioregelgeving van de ITU, en mogen zij overwegingen van openbare orde in aanmerking nemen.

2.   De lidstaten bevorderen de harmonisatie van het gebruik van radiofrequenties in de Gemeenschap in overeenstemming met de noodzaak een daadwerkelijk en efficiënt gebruik daarvan te waarborgen en met als doel voordelen voor de consumenten, zoals schaalvoordelen en interoperabiliteit van diensten. Zij handelen daarbij in overeenstemming met artikel 8 bis en Beschikking nr. 676/2002/EG (radiospectrumbeschikking).

3.   Tenzij anders bepaald in de tweede alinea zorgen de lidstaten ervoor dat alle soorten voor elektronischecommunicatiediensten gebruikte technologie kunnen worden gebruikt op de radiofrequentiebanden die in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht beschikbaar zijn verklaard voor elektronischecommunicatiediensten in hun nationale frequentietoewijzingsplannen.

De lidstaten kunnen echter proportionele en niet-discriminerende beperkingen opleggen met betrekking tot de soorten voor elektronischecommunicatiediensten gebruikte technologie, indien dat nodig is om:

a)

schadelijke interferentie te vermijden;

b)

de volksgezondheid te beschermen tegen elektromagnetische velden;

c)

de technische kwaliteit van de dienst te garanderen;

d)

te zorgen voor zoveel mogelijk gedeeld gebruik van de radiofrequenties;

e)

een efficiënt spectrumgebruik te waarborgen; of

f)

een doelstelling van algemeen belang te verwezenlijken overeenkomstig lid 4.

4.   Tenzij anders bepaald in de tweede alinea zorgen de lidstaten ervoor dat alle soorten elektronischecommunicatiediensten kunnen worden aangeboden op de radiofrequentiebanden die in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht beschikbaar zijn verklaard voor elektronischecommunicatiediensten in hun nationale frequentietoewijzingsplannen. De lidstaten kunnen echter proportionele en niet-discriminerende beperkingen opleggen met betrekking tot de soorten elektronischecommunicatiediensten die worden aangeboden, ook, waar nodig, om te voldoen aan vereisten van de radioregelgeving van de ITU.

Maatregelen die vereisen dat een elektronischecommunicatiedienst in een specifieke voor elektronischecommunicatiediensten beschikbare band wordt aangeboden, worden gerechtvaardigd door de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang zoals door de lidstaten in overeenstemming met de communautaire wetgeving gedefinieerd, zoals, maar niet beperkt tot:

a)

veiligheid van het menselijk leven;

b)

het bevorderen van de sociale, regionale of territoriale samenhang;

c)

het vermijden van een ondoelmatig gebruik van radiofrequenties; of

d)

de bevordering van culturele en taalkundige diversiteit en pluralisme van de media, bijvoorbeeld door het aanbieden van radio- en televisieomroepdiensten.

Een maatregel die het verlenen van iedere andere elektronischecommunicatiedienst in een specifieke band verbiedt, mag alleen worden opgelegd wanneer zij gerechtvaardigd is op grond van de noodzaak de veiligheid van het menselijk leven te beschermen. De lidstaten mogen een dergelijke maatregel in uitzonderingsgevallen ook uitvaardigen voor de verwezenlijking van andere doelstellingen van algemeen belang zoals door de lidstaten in overeenstemming met de communautaire wetgeving gedefinieerd.

5.   De lidstaten heronderzoeken geregeld de noodzaak van de in de leden 3 en 4 bedoelde beperkingen en maatregelen en maken de resultaten van dat heronderzoek bekend.

6.   De leden 3 en 4 zijn van toepassing op spectrum dat is toegewezen voor elektronischecommunicatiediensten, algemene machtigingen die zijn afgegeven en individuele gebruiksrechten voor radiofrequenties die zijn verleend na 25 mei 2011.

Spectrumtoewijzingen, algemene machtigingen en individuele gebruiksrechten die bestonden op 25 mei 2011 vallen onder artikel 9 bis.

7.   Onverminderd het bepaalde in de bijzondere richtlijnen en rekening houdend met de relevante nationale omstandigheden, kunnen de lidstaten voorschriften vaststellen om hamsteren van spectrum te voorkomen, met name door strikte termijnen te bepalen waarbinnen de gebruiksrechten door de houder van de rechten daadwerkelijk moeten worden geëxploiteerd en door sancties toe te passen, met inbegrip van geldboetes of intrekking van de gebruiksrechten indien de termijnen niet worden nageleefd. Deze voorschriften moeten op evenredige, niet-discriminerende en transparante wijze worden opgesteld en toegepast.”.

11)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 9 bis

Toetsing van de beperkingen op bestaande rechten

1.   Gedurende een periode van vijf jaar, die ingaat op 25 mei 2011, mogen de lidstaten houders van rechten op het gebruik van radiofrequenties die vóór die datum zijn verleend en die voor een periode van ten minste vijf jaar na die datum geldig zullen blijven, toestaan een aanvraag in te dienen bij de bevoegde nationale instantie om beperkingen die overeenkomstig artikel 9, leden 3 en 4, op hun rechten zijn gesteld, opnieuw te onderzoeken.

Alvorens zij een besluit neemt, stelt de nationale regelgevende instantie de houder van het recht in kennis van haar hernieuwde toetsing van de beperkingen, waarbij zij haar bevindingen aangaande de omvang van dit recht vermeldt, en de houder een redelijke termijn toekent om zijn verzoek in te trekken.

Wanneer de houder zijn verzoek intrekt, blijft het recht ongewijzigd tot het verstrijken ervan en uiterlijk tot het eind van de periode van vijf jaar.

2.   Na de in lid 1 bedoelde periode van vijf jaar nemen de lidstaten alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat alle resterende algemene machtigingen of individuele gebruiksrechten en spectrumtoewijzingen voor elektronischecommunicatiediensten die op 25 mei 2011 bestonden, voldoen aan het bepaalde in artikel 9, leden 3 en 4.

3.   Bij de toepassing van dit lid nemen de lidstaten passende maatregelen om een eerlijke mededinging te bevorderen.

4.   Ten behoeve van de toepassing van dit artikel genomen maatregelen zijn niet als verlening van nieuwe gebruiksrechten aan te merken en vallen derhalve niet onder de desbetreffende bepalingen van artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn).

Artikel 9 ter

Overdracht of verhuur van individuele rechten op het gebruik van radiofrequenties

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen individuele rechten op het gebruik van radiofrequenties in de banden waarvoor hierin is voorzien in de krachtens lid 3 vastgestelde uitvoeringsmaatregelen, overeenkomstig de voorwaarden die aan de rechten op het gebruik van radiofrequenties zijn verbonden en overeenkomstig de nationale procedures kunnen overdragen of verhuren aan andere ondernemingen.

In andere banden kunnen de lidstaten voorzien in de mogelijkheid dat ondernemingen individuele rechten op het gebruik van radiofrequenties in overeenstemming met nationale procedures overdragen of verhuren aan andere ondernemingen.

De voorwaarden die aan de individuele rechten op het gebruik van radiofrequenties zijn verbonden, blijven gelden na de overdracht of de verhuur, tenzij door de bevoegde nationale instantie anders aangegeven.

De lidstaten kunnen ook bepalen dat de bepalingen van dit lid niet van toepassing zijn indien het individuele recht van de onderneming op het gebruik van radiofrequenties oorspronkelijk zonder kosten is verkregen.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat het voornemen van een onderneming om de rechten op het gebruik van radiofrequenties over te dragen, evenals de daadwerkelijke overdracht van die rechten, overeenkomstig de nationale procedures wordt meegedeeld aan de bevoegde nationale instantie die verantwoordelijk is voor de verlening van individuele gebruiksrechten, en bekend wordt gemaakt. Wanneer het gebruik van radiofrequenties geharmoniseerd is via de toepassing van Beschikking nr. 676/2002/EG (Radiospectrumbeschikking) of andere Gemeenschapsmaatregelen, voldoet dergelijke overdracht aan zulk geharmoniseerd gebruik.

3.   De Commissie kan passende uitvoeringsmaatregelen aannemen ter vaststelling van banden waarvoor rechten op het gebruik van radiofrequenties tussen ondernemingen mogen worden overgedragen of verhuurd. Deze maatregelen hebben geen betrekking op frequenties die voor omroep worden gebruikt.

Deze technische uitvoeringsmaatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 22, lid 3.”.

12)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

leden 1 en 2 worden vervangen door:

„1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties toezicht uitoefenen op de verlening van rechten van gebruik van alle nationale nummervoorraden en het beheer van de nationale nummerplannen. De lidstaten zorgen ervoor dat voor alle openbare elektronischecommunicatiediensten adequate nummers en nummerreeksen worden aangeboden. De nationale regelgevende instanties stellen objectieve, transparante en niet-discriminerende procedures op voor de verlening van gebruiksrechten voor de nationale nummervoorraden.

2.   De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat nationale nummeringsplannen en -procedures zo worden toegepast dat alle aanbieders van openbare elektronischecommunicatiediensten gelijk worden behandeld. In het bijzonder zorgen de lidstaten ervoor dat een onderneming waaraan het gebruiksrecht voor een nummerreeks is verleend, andere aanbieders van elektronischecommunicatiediensten niet discrimineert wat de nummersequenties betreft die worden gebruikt om toegang te geven tot hun diensten.”;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   De lidstaten ondersteunen harmonisatie van specifieke nummers of nummerreeksen binnen de Gemeenschap wanneer dat de werking van de interne markt en de ontwikkeling van pan-Europese diensten bevordert. De Commissie kan op dit gebied passende technische uitvoeringsmaatregelen nemen.

Deze maatregelen die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.”.

13)

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, tweede alinea, eerste streepje, wordt vervangen door:

„—

handelt op basis van eenvoudige, efficiënte, transparante en openbare procedures die zonder discriminatie en onverwijld worden toegepast, en in ieder geval een besluit neemt binnen zes maanden na de indiening van de aanvraag, behalve in gevallen van onteigening, en”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De lidstaten zorgen ervoor dat er, wanneer lokale of andere overheden de eigendom van of zeggenschap behouden over ondernemingen die openbare elektronischecommunicatienetwerken en/of voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten exploiteren, een daadwerkelijke structurele scheiding is tussen de verantwoordelijkheid voor het verlenen van de in lid 1 bedoelde rechten en de activiteiten die verband houden met de eigendom of zeggenschap.”.

14)

Artikel 12 wordt vervangen door:

„Artikel 12

Collocatie en gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten voor aanbieders van elektronische communicatienetwerken

1.   Wanneer een onderneming die elektronischecommunicatienetwerken aanbiedt, krachtens de nationale wetgeving het recht heeft om faciliteiten te installeren op, over of onder openbaar of particulier eigendom, dan wel een procedure kan volgen voor de onteigening of het gebruik van eigendom, moeten de nationale regelgevingsinstanties met volledige inachtneming van het evenredigheidsbeginsel het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom, met inbegrip van gebouwen, toegangen tot gebouwen, bekabeling van gebouwen, masten, antennes, torens en andere ondersteuningsgebouwen, kabelgoten, leidingen, mangaten, straatkasten, verplicht kunnen stellen.

2.   De lidstaten kunnen houders van de in lid 1 bedoelde rechten het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom (met inbegrip van fysieke collocatie) voorschrijven of maatregelen treffen om de coördinatie van publieke werken te vergemakkelijken ten einde het milieu, de volksgezondheid en de openbare veiligheid te beschermen of om stedenbouwkundige of planologische redenen, doch zulks pas na een passende periode van openbare raadpleging waarin alle belanghebbende partijen in staat zijn gesteld hun standpunt naar voren te brengen. Dergelijke regelingen inzake gedeeld gebruik of coördinatie kunnen een omslagregeling bevatten voor de kosten van het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale autoriteiten ook de bevoegdheid hebben om na een passende periode van openbare raadpleging waarin alle belanghebbende partijen in staat zijn gesteld hun standpunt naar voren te brengen, verplichtingen op te leggen voor het gedeeld gebruik van bekabeling in gebouwen of tot aan het eerste punt van samenkomst of distributie indien dit zich buiten het gebouw bevindt, aan de houders van de in lid 1 bedoelde rechten en/of aan de eigenaar van de bekabeling, indien dit wordt gerechtvaardigd omwille van het feit dat duplicatie van dergelijke infrastructuur economisch inefficiënt of fysiek onuitvoerbaar zou zijn. Dergelijke regelingen inzake gedeeld gebruik of coördinatie kunnen een omslagregeling voor de kosten van het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom bevatten, waar nodig aangepast aan de risico’s.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde nationale autoriteiten van ondernemingen, indien daartoe verzocht door de bevoegde autoriteiten, kunnen verlangen de nodige informatie verstrekken, zodat deze autoriteiten, samen met de nationale regelgevende instanties, een gedetailleerd overzicht kunnen opstellen van de aard, de beschikbaarheid en de geografische locatie van de in lid 1 bedoelde faciliteiten en dit aan de belanghebbende partijen ter beschikking kunnen stellen.

5.   Maatregelen die door een nationale regelgevende instantie zijn genomen in overeenstemming met dit artikel moeten objectief, transparant, niet-discriminerend en evenredig zijn. In voorkomend geval worden deze maatregelen in overleg met plaatselijke instanties uitgevoerd.”.

15)

Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd:

„HOOFDSTUK III bis

VEILIGHEID EN INTEGRITEIT VAN NETWERKEN EN DIENSTEN

Artikel 13 bis

Veiligheid en integriteit

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die openbare communicatienetwerken of openbaar beschikbare elektronischecommunicatiediensten aanbieden passende technische en organisatorische maatregelen nemen om de risico’s voor de veiligheid van hun netwerken of diensten goed te beheersen. Deze maatregelen zorgen, gezien de stand van de techniek, voor een veiligheidsniveau dat is afgestemd op de risico’s die zich voordoen. Er worden met name maatregelen genomen om de impact van veiligheidsincidenten op gebruikers en onderling verbonden netwerken zo laag mogelijk te houden.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die openbare communicatienetwerken aanbieden, alle nodige maatregelen nemen om te zorgen voor de integriteit van hun netwerken zodat kan worden gezorgd voor de continuïteit van de diensten die via deze netwerken worden geleverd.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die openbare communicatienetwerken of openbaar beschikbare elektronischecommunicatiediensten aanbieden de bevoegde nationale regelgevende instantie in kennis stellen van elke inbreuk op de veiligheid of elk verlies van integriteit die een belangrijke impact had op de exploitatie van netwerken of diensten.

In voorkomend geval brengt de betrokken nationale regelgevende instantie de nationale regelgevende instanties in andere lidstaten en de het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA) op de hoogte. De betrokken nationale regelgevende instantie kan het publiek hiervan op de hoogte brengen of eisen dat de ondernemingen dit doen, indien zij de bekendmaking van de schending in het algemeen belang acht.

Eenmaal per jaar dient de betrokken nationale regelgevende instantie bij de Commissie en ENISA een samenvattend verslag in over de kennisgevingen die zij heeft ontvangen en de maatregelen die overeenkomstig dit lid zijn genomen.

4.   De Commissie, zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van ENISA, kan passende technische uitvoeringsmaatregelen nemen om de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde maatregelen te harmoniseren, met inbegrip van maatregelen die de omstandigheden, het formaat en de procedures definiëren die van toepassing zijn op de kennisgevingseisen. Deze technische uitvoeringsmaatregelen worden zoveel mogelijk gebaseerd op Europese en internationale normen, en beletten niet dat de lidstaten aanvullende eisen vaststellen om te voldoen aan de in de leden 1 en 2 genoemde doelstellingen.

Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 13 ter

Toepassing en handhaving

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde nationale regelgevende instanties de bevoegdheid hebben om ondernemingen die openbare communicatienetwerken of openbaar beschikbare elektronischecommunicatiediensten aanbieden bindende instructies, ook met betrekking tot de termijnen voor de uitvoering, te geven met het oog op de uitvoering van artikel 13 bis.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde nationale regelgevende instanties de bevoegdheid hebben ondernemingen die openbare communicatienetwerken of openbaar beschikbare elektronischecommunicatiediensten aanbieden te vragen om:

a)

informatie te verschaffen die nodig is om de veiligheid en/of integriteit van hun diensten en netwerken te beoordelen, met inbegrip van gedocumenteerd veiligheidsbeleid; en

b)

een veiligheidscontrole te laten uitvoeren door een gekwalificeerde onafhankelijke instantie of een bevoegde nationale instantie en de resultaten ervan beschikbaar te stellen aan de nationale regelgevende instantie. De kosten van de controle worden door de onderneming gedragen.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevingsinstanties alle nodige bevoegdheden hebben om gevallen van niet-naleving te onderzoeken, evenals de effecten ervan op de beveiliging en integriteit van de netwerken.

4.   Deze bepalingen laten artikel 3 van deze richtlijn onverlet.”.

16)

In artikel 14 wordt lid 3 vervangen door:

„3.   Wanneer een onderneming aanmerkelijke marktmacht op een specifieke markt (de eerste markt) bezit, kan zij ook worden aangewezen als onderneming met een aanmerkelijke marktmacht op een nauw verwante markt (de tweede markt) als de koppelingen tussen beide markten van dien aard zijn dat de marktmacht op de eerste markt op de tweede markt zo kan worden gebruikt dat de marktmacht van de onderneming wordt vergroot. Bijgevolg kunnen ingevolge de artikelen 9, 10, 11 en 13 van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn) oplossingen worden toegepast om te voorkomen dat naar meer macht op de tweede markt wordt gestreefd, en wanneer die oplossingen ontoereikend blijken, kunnen oplossingen worden aangewend ingevolge artikel 17 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn).”.

17)

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het kopje wordt vervangen door:

Procedure voor het bepalen en definiëren van markten”;

b)

in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

„1.   Na een openbare raadpleging, met inbegrip van raadpleging van de nationale regelgevende instanties, en zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van BEREC, neemt de Commissie volgens de raadplegingsprocedure van artikel 22, lid 2, een aanbeveling aan inzake relevante markten voor producten en diensten (de aanbeveling). Daarin worden de markten voor producten en diensten in de sector elektronische communicatie vermeld waarvan de kenmerken zodanig kunnen zijn dat het opleggen van regulerende verplichtingen als beschreven in de bijzondere richtlijnen gerechtvaardigd kan zijn, onverminderd markten die in bepaalde gevallen uit hoofde van het mededingingsrecht kunnen worden gedefinieerd. De Commissie definieert de markten overeenkomstig de beginselen van het mededingingsrecht.”;

c)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   De nationale regelgevende instanties bepalen, zoveel mogelijk rekening houdend met de aanbeveling en de richtsnoeren, de relevante markten die overeenkomen met de nationale omstandigheden, met name relevante geografische markten binnen hun grondgebied, overeenkomstig de beginselen van het mededingingsrecht. De nationale regelgevende instanties volgen de procedures van de artikelen 6 en 7 voordat zij markten definiëren die verschillen van de in de aanbeveling genoemde.”;

d)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   Na raadpleging, met inbegrip van raadpleging van de nationale regelgevende instanties, en zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van BEREC, kan de Commissie volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 22, lid 3, een beschikking vaststellen waarin transnationale markten worden gedefinieerd.”.

18)

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

a)

leden 1 en 2 worden vervangen door:

„1.   De nationale regelgevende instanties voeren een analyse uit van de relevante in de aanbeveling vermelde markten, en houden daarbij rekening met de in de aanbeveling genoemde markten, met maximale inachtneming van de richtsnoeren. De lidstaten zorgen ervoor dat deze analyse, in voorkomend geval, in samenwerking met de nationale mededingingsinstanties wordt uitgevoerd.

2.   Wanneer een nationale regelgevende instantie krachtens leden 3 en 4 van dit artikel, artikel 17, van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstenrichtlijn), of artikel 8 van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn) moet bepalen of ten aanzien van ondernemingen verplichtingen moeten worden opgelegd, gehandhaafd, gewijzigd of ingetrokken, bepaalt zij overeenkomstig de richtsnoeren op basis van haar analyse volgens lid 1 van dit artikel of een relevante markt daadwerkelijk concurrerend is.”;

b)

de leden 4, 5 en 6 worden vervangen door:

„4.   Wanneer een nationale regelgevende instantie vaststelt dat een relevante markt niet daadwerkelijk concurrerend is, gaat zij na welke ondernemingen op die markt afzonderlijk of gezamenlijk aanmerkelijke macht op de markt in de zin van artikel 14 hebben en legt zij de ondernemingen in kwestie passende specifieke wettelijke verplichtingen op als bedoeld in lid 2 van dit artikel of handhaaft zij deze verplichtingen wanneer zij reeds bestaan.

5.   In het geval van transnationale markten die worden omschreven in de beschikking als bedoeld in artikel 15, lid 4, dragen de betrokken nationale regelgevende instanties samen zorg voor de uitvoering van de marktanalyse, waarbij de richtsnoeren maximaal in acht worden genomen, en spreken zij zich op gecoördineerde wijze uit over het opleggen, handhaven, wijzigen of opheffen van wettelijke verplichtingen als bedoeld in lid 2 van dit artikel.

6.   Voor de in de leden 3 en 4 genoemde maatregelen gelden de procedures van de artikelen 6 en 7. De nationale regelgevende instanties voeren een analyse uit van de relevante markt en delen conform artikel 7 de corresponderende ontwerpmaatregel mee:

a)

binnen drie jaar na de aanneming van een eerdere maatregel met betrekking tot die markt. De termijn kan in uitzonderlijke gevallen echter met maximaal nog eens drie jaar worden verlengd wanneer de NRI daartoe bij de Commissie een gemotiveerd verzoek heeft ingediend en de Commissie binnen één maand geen bezwaar heeft gemaakt tegen de verlenging;

b)

voor markten waarvoor nog niet eerder kennisgeving is gedaan bij de Commissie, binnen twee jaar na goedkeuring van een herziene aanbeveling inzake relevante markten of;

c)

voor lidstaten die onlangs zijn toegetreden tot de Unie, binnen twee jaar na hun toetreding.”;

c)

het volgende nieuwe lid wordt ingevoegd:

„7.   Wanneer een regelgevende instantie haar analyse van een in de aanbeveling geïdentificeerde relevante markt niet binnen de in lid 6 vastgestelde termijn heeft uitgevoerd, verleent BEREC aan de betrokken nationale regelgevende instantie op haar verzoek bijstand bij de voltooiing van de analyse van de specifieke markt en de specifieke verplichtingen die moeten worden opgelegd. Met deze bijstand stelt de betrokken nationale regelgevende instantie conform artikel 7 de Commissie binnen zes maanden in kennis van de ontwerpmaatregel.”.

19)

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1, eerste zin, wordt het woord „normen” vervangen door „niet-verplichte normen”;

b)

lid 2, derde alinea, wordt als volgt gewijzigd:

„Indien dergelijke normen en/of specificaties ontbreken, moedigen de lidstaten de toepassing aan van internationale normen of aanbevelingen die door de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU), de Europese Conferentie van de administraties van posterijen en van telecommunicatie (CEPT), de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO) of de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) zijn aangenomen.”;

c)

de leden 4 en 5 worden vervangen door:

„4.   Wanneer de Commissie voornemens is de toepassing van bepaalde normen en/of specificaties verplicht te stellen, publiceert zij een mededeling in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en nodigt zij alle betrokken partijen uit om hun opmerkingen openbaar mee te delen. De Commissie neemt de nodige uitvoeringsmaatregelen en stelt de toepassing van de relevante normen verplicht door deze te vermelden als verplichte normen in de lijst van normen en/of specificaties die wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

5.   Wanneer de Commissie van mening is dat de in lid 1 bedoelde normen en/of specificaties niet langer bijdragen tot de levering van geharmoniseerde elektronischecommunicatiediensten of dat zij niet langer beantwoorden aan de behoeften van de consument of de technologische ontwikkeling in de weg staan, schrapt zij die normen en/of specificaties van de in lid 1 bedoelde lijst van normen en/of specificaties volgens de raadplegingsprocedure van artikel 22, lid 2.”;

d)

in lid 6 worden de woorden „schrapt zij die normen en/of specificaties van de in lid 1 bedoelde lijst van normen en/of specificaties volgens de procedure van artikel 22, lid 3” vervangen door „neemt zij passende uitvoeringsmaatregelen en schrapt zij die normen en/of specificaties van de in lid 1 bedoelde lijst van normen en/of specificaties”;

e)

wordt het volgende lid ingevoegd:

6 bis.   „ De uitvoeringsmaatregelen die beogen niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door haar aan te vullen, zoals beschreven in de leden 4 en 6, worden vastgesteld volgens de regelgevende procedure met toetsing als bedoeld in artikel 22, lid 3.”.

20)

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt het volgende punt c) toegevoegd:

„c)

leveranciers van digitale tv-diensten en apparatuur om samen te werken bij het aanbieden van interoperabele tv-diensten voor eindgebruikers met een handicap.”;

b)

lid 3 wordt geschrapt.

21)

Artikel 19 wordt vervangen door:

„Artikel 19

Harmonisatieprocedures

1.   De Commissie kan, wanneer zij vaststelt dat verschillen bij de tenuitvoerlegging door de nationale regelgevende instanties van de in deze richtlijn en de specifieke richtlijnen gespecificeerde taken obstakels opwerpen voor de interne markt, onverminderd artikel 9 van deze richtlijn en de artikelen 6 en 8 van Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn), zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van BEREC, een aanbeveling doen of een besluit vaststellen inzake de geharmoniseerde toepassing van de bepalingen van deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen bij de verwezenlijking van de in artikel 8 uiteengezette doelstellingen.

2.   Wanneer de Commissie een aanbeveling doet overeenkomstig lid 1, handelt zij in overeenstemming met de in artikel 22, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties bij de uitvoering van hun taken zoveel mogelijk rekening houden met dergelijke aanbevelingen. Wanneer een nationale regelgevende instantie besluit om een aanbeveling niet op te volgen, brengt zij de Commissie daarvan op de hoogte met vermelding van de motivering van haar standpunt.

3.   Besluiten die zijn genomen overeenkomstig lid 1 kunnen enkel de identificatie omvatten van een geharmoniseerde of gecoördineerde aanpak van de volgende aangelegenheden:

a)

de inconsequente uitvoering van algemene benaderingen bij de regelgeving door de nationale regelgevende instanties met betrekking tot de regulering van de elektronischecommunicatiemarkten ter toepassing van de artikelen 15 en 16, indien dit een obstakel opwerpt voor de interne markt. Dergelijke besluiten hebben geen betrekking op de specifieke kennisgevingen die overeenkomstig artikel 7 bis door de nationale regelgevende instanties worden gedaan.

In een dergelijk geval stelt de Commissie alleen een ontwerpbesluit voor:

na ten minste twee jaar volgend op de goedkeuring van een aanbeveling van de Commissie over hetzelfde onderwerp; en

zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van BEREC over de vaststelling van een dergelijk besluit, dat binnen drie maanden na het verzoek van de Commissie door BEREC wordt ingediend;

b)

nummering, met inbegrip van nummerreeksen, de meeneembaarheid van nummers en identificatienummers, nummer- en adresvertaalsystemen en toegang tot de 112-hulpdiensten.

4.   Het in lid 1 genoemde besluit, dat niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beoogt te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

5.   BEREC kan de Commissie op eigen initiatief advies verstrekken over de vraag of maatregelen moeten worden genomen overeenkomstig lid 1.”.

22)

Artikel 20, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Wanneer op een onder deze richtlijn of de bijzondere richtlijnen vallend gebied een geschil in verband met de bestaande verplichtingen ontstaat tussen ondernemingen die diensten aanbieden waarbij een van de partijen een onderneming is die elektronischecommunicatienetwerken of -diensten aanbiedt in een lidstaat, neemt de betrokken nationale regelgevende instantie op verzoek van een van beide partijen en zonder afbreuk te doen aan de bepalingen in lid 2, een bindend besluit om het geschil te beslechten, en wel zo spoedig mogelijk of in ieder geval binnen vier maanden, met uitzondering van uitzonderlijke omstandigheden. De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat alle partijen volledig met de nationale regelgevende instantie samenwerken.”.

23)

Artikel 21 wordt vervangen door:

„Artikel 21

Beslechting van grensoverschrijdende geschillen

1.   Wanneer op een onder deze richtlijn of de bijzondere richtlijnen vallend gebied een grensoverschrijdend geschil ontstaat, en indien dat onder de bevoegdheid van nationale regelgevende instanties van ten minste twee lidstaten valt, is de procedure van de leden 2, 3 en 4 van toepassing.

2.   Elke partij kan het geschil voorleggen aan de betrokken nationale regelgevende instanties. De bevoegde nationale regelgevende instanties coördineren hun werkzaamheden en hebben het recht BEREC te raadplegen om een consistente oplossing voor het geschil te vinden, overeenkomstig de doelstellingen van artikel 8.

Verplichtingen die ondernemingen worden opgelegd door de nationale regelgevende instanties in het kader van de beslechting van een geschil zijn in overeenstemming met deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen.

Elke nationale regelgevende instanties die bevoegd is in een dergelijk geschil kan BEREC verzoeken een aanbeveling te geven over de maatregelen die moeten worden genomen in overeenstemming met de bepalingen van de kaderrichtlijn en/of de bijzondere richtlijnen om het geschil op te lossen.

Wanneer een dergelijk verzoek is gericht tot BEREC moet de nationale regelgevende instantie met bevoegdheid voor alle aspecten van het geschil het advies van BEREC afwachten alvorens maatregelen te nemen om het geschil op te lossen, onverminderd de mogelijkheid voor nationale regelgevende instanties om daar waar nodig urgente maatregelen te nemen.

Alle door een nationale regelgevende instantie aan een onderneming opgelegde verplichtingen om een geschil op te lossen moeten de bepalingen van deze richtlijn of de bijzondere richtlijn in acht nemen en zoveel mogelijk rekening houden met de door BEREC gegeven aanbeveling.

3.   De lidstaten kunnen bepalen dat de bevoegde nationale regelgevende instanties gezamenlijk besluiten een geschil niet te beslechten wanneer er andere mechanismen bestaan, met inbegrip van bemiddeling, die beter zouden kunnen bijdragen tot het tijdig beslechten van het geschil overeenkomstig artikel 8.

Zij stellen de partijen onverwijld daarvan in kennis. Wanneer het geschil binnen vier maanden niet is beslecht, indien het geschil niet voor de rechter is gebracht en indien een van beide partijen daarom verzoekt, coördineren de nationale regelgevende instanties hun werkzaamheden om een oplossing voor het geschil te vinden, overeenkomstig artikel 8, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de door BEREC gegeven aanbeveling.

4.   De procedure van lid 2, laat het recht van elk van beide partijen onverlet om een zaak bij de rechtbank aanhangig te maken.”.

24)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 21 bis

Sancties

De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen vastgestelde nationale bepalingen en treffen alle maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De aldus vastgestelde sancties moeten passend, doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 25 mei 2011 van deze bepalingen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.”.

25)

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, de leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.”;

b)

lid 4 wordt geschrapt.

26)

Artikel 27 wordt geschrapt.

27)

Bijlage I wordt geschrapt.

28)

Bijlage II wordt vervangen door:

„BIJLAGE II

Criteria die de nationale regelgevende instanties dienen te hanteren wanneer zij een evaluatie van een gezamenlijke machtspositie maken overeenkomstig artikel 14, lid 2, tweede alinea

Van twee of meer ondernemingen kan worden geconstateerd dat zij een gezamenlijke machtspositie hebben in de zin van artikel 14 indien zij, ook al zijn er geen structurele of andere banden tussen hen, opereren op een markt die gekenmerkt wordt door het ontbreken van werkelijke concurrentie en waar geen enkele afzonderlijke onderneming aanmerkelijke macht op de markt heeft. Conform het toepasselijke Gemeenschapsrecht en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen inzake gezamenlijke machtsposities zal dit waarschijnlijk het geval zijn als de markt geconcentreerd is en een aantal typische kenmerken vertoont, waarvan de volgende in het kader van elektronische communicatie het meest relevant kunnen zijn:

geringe elasticiteit van de vraag;

vergelijkbare marktaandelen;

hoge juridische en economische drempels bij het betreden van de markt;

verticale integratie met collectieve leveringsweigering;

geen tegenwicht aan de koperszijde;

geen potentiële concurrentie.

Dit is een indicatieve, niet-limitatieve lijst, en de criteria zijn niet cumulatief. De lijst is veeleer slechts bedoeld ter illustratie van de factoren die als bewijs zouden kunnen dienen om beweringen dat er sprake is van een gezamenlijke machtspositie te staven.”.

Artikel 2

Wijzigingen van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn)

Richtlijn 2002/19/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, onder a), wordt vervangen door:

„a)

„toegang”: het beschikbaar stellen van faciliteiten en/of diensten aan een andere onderneming, onder uitdrukkelijke voorwaarden, hetzij op exclusieve hetzij op niet-exclusieve basis, met het oog op het aanbieden van elektronischecommunicatiediensten of het aanbieden van diensten voor de informatiemaatschappij of inzake inhoud voor radio- en televisieomroepen. Deze term bestrijkt onder meer toegang tot netwerkelementen en verwante faciliteiten waarbij eventueel apparatuur kan worden verbonden met vaste of niet-vaste middelen (dit houdt met name toegang in tot het aansluitnet en tot faciliteiten en diensten die noodzakelijk zijn om diensten te kunnen aanbieden via het aansluitnet); toegang tot materiële infrastructuur waaronder gebouwen, kabelgoten en masten; toegang tot relevante programmatuursystemen waaronder operationele ondersteuningssystemen; toegang tot informatiesystemen of databases voor reservering, levering, bestelling, onderhouds- en herstelverzoeken en facturering; toegang tot nummervertaling of systemen met vergelijkbare functionaliteit; toegang tot vaste en mobiele netwerken, met name voor roaming; toegang tot voorwaardelijke toegangssystemen voor digitaletelevisiediensten; toegang tot virtuele netwerkdiensten.”;

b)

punt e) wordt vervangen door:

„e)

„aansluitnet”: fysieke circuit dat het netwerkaansluitpunt verbindt met een verdeler of een soortgelijke voorziening in het vaste openbare elektronische communicatienetwerk.”.

2)

Artikel 4, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Exploitanten van openbare communicatienetwerken zijn gerechtigd en, wanneer hun daarom wordt verzocht door daartoe overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn) gemachtigde ondernemingen, verplicht te onderhandelen over interconnectie met het doel algemeen beschikbare elektronischecommunicatiediensten aan te bieden, teneinde de verlening en de interoperabiliteit van de diensten in de gehele Gemeenschap te waarborgen. Exploitanten verlenen andere ondernemingen toegang en interconnectie onder voorwaarden die verenigbaar zijn met de verplichtingen die door de nationale regelgevende instantie worden opgelegd uit hoofde van de artikelen 5 tot en met 8.”;

3)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de eerste alinea wordt vervangen door:

„1.   Met het oog op de doelstellingen van artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), bevorderen, en waar nodig waarborgen de nationale regelgevende instanties overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn passende toegang en interconnectie, alsook interoperabiliteit van diensten, en oefenen zij daarbij hun bevoegdheid uit op een wijze die bevorderlijk is voor efficiëntie en duurzame concurrentie, efficiënte investeringen en innovatie, en die de eindgebruikers het grootste voordeel biedt.”;

ii)

het volgende punt wordt ingevoegd:

„a ter)

in gevallen waarin zulks gerechtvaardigd is en voor zover noodzakelijk, verplichtingen kunnen opleggen aan ondernemingen die de toegang tot de eindgebruikers controleren om hun diensten interoperabel te maken.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Overeenkomstig lid 1, opgelegde verplichtingen en voorwaarden zijn objectief, transparant, evenredig en niet-discriminerend en worden toegepast volgens de procedure van de artikelen 6, 7 en 7 bis van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).”;

c)

lid 3 wordt geschrapt;

d)

lid 4 wordt vervangen door:

„3.   Wat de in lid 1 genoemde toegang en interconnectie betreft, zorgen de lidstaten ervoor dat de nationale regelgevende instantie de bevoegdheid heeft indien gerechtvaardigd, op eigen initiatief in te grijpen ter waarborging van de beleidsdoelstellingen van artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), zulks overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn en volgens de procedures van de artikelen 6 en 7, alsmede 20 en 21, van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).”.

4)

Artikel 6, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   In het licht van de markt- en technologische ontwikkelingen kan de Commissie uitvoeringsmaatregelen nemen om bijlage I te wijzigen. Deze maatregelen die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.”.

5)

Artikel 7 wordt geschrapt.

6)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt „de artikelen 9, 10, 11, 12 en 13” vervangen door „de artikelen 9 tot en met 13 bis”;

b)

lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de eerste alinea wordt als volgt gewijzigd:

bij het eerste streepje wordt „de artikelen 5, leden 1, 2, en artikel 6” vervangen door „artikel 5, lid 1, en artikel 6”;

bij het tweede streepje wordt „Richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector (20)” vervangen door „Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (21)

ii)

de tweede alinea wordt vervangen door:

„Wanneer een nationale regelgevende instantie in uitzonderlijke omstandigheden voornemens is aan exploitanten met een aanmerkelijke marktmacht andere verplichtingen met betrekking tot toegang of interconnectie op te leggen dan die welke zijn vermeld in de artikelen 9 tot en met 13 van deze richtlijn, vraagt zij daarvoor toestemming aan de Commissie. De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het advies van het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) (22). De Commissie neemt overeenkomstig artikel 14, lid 2, een besluit dat de nationale regelgevende instantie toestaat of verhindert dergelijke maatregelen te nemen.

7)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De nationale regelgevende instanties kunnen overeenkomstig artikel 8 verplichtingen inzake transparantie met betrekking tot interconnectie en/of toegang opleggen op grond waarvan exploitanten nader genoemde informatie, zoals boekhoudkundige informatie, technische specificaties, netwerkkenmerken, eisen en voorwaarden voor levering en gebruik, met inbegrip van voorwaarden ter beperking van de toegang tot en/of het gebruik van diensten en toepassingen indien dergelijke voorwaarden door de lidstaten zijn toegestaan in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht, alsmede tarieven, openbaar moeten maken.”;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   Onverminderd lid 3 zorgen de nationale regelgevende instanties ervoor dat, wanneer een exploitant verplichtingen uit hoofde van artikel 12 heeft aangaande groothandelstoegang tot netwerkinfrastructuur, er een referentieofferte wordt gepubliceerd die ten minste de in bijlage II genoemde elementen bevat.”;

c)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   De Commissie kan de nodige wijzigingen van bijlage II goedkeuren om deze aan te passen aan de technologische en marktontwikkelingen. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Bij de uitvoering van de bepalingen van dit lid kan de Commissie worden bijgestaan door BEREC.”.

8)

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, onder a), wordt vervangen door:

„a)

derden toegang verlenen tot bepaalde netwerkelementen en/of faciliteiten, met inbegrip van toegang tot netwerkelementen die niet actief zijn en/of ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk, onder meer om carrierkeuze en/of carriervoorkeur en/of verkoopaanbod van abonneelijnen mogelijk te maken;”;

b)

lid 1, onder f), wordt vervangen door:

„f)

collocatie of andere vormen van gedeeld gebruik van bijbehorende faciliteiten aanbieden;”;

c)

in lid 1 wordt het volgende punt toegevoegd:

„j)

toegang verschaffen aan verwante diensten zoals identiteit, locatie en presentie-informatiediensten.”;

d)

in lid 2 worden de inleidende formule en punt a) vervangen door:

„2.   Wanneer de nationale regelgevende instanties overwegen de in lid 1 genoemde verplichtingen op te leggen, en in het bijzonder bij de evaluatie van de vraag of dergelijke verplichtingen wel evenredig zijn met de doelstellingen van artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) betrekken zij met name de volgende factoren in hun overwegingen:

a)

de technische en economische levensvatbaarheid van het gebruik of de installatie van concurrerende faciliteiten, in het licht van het tempo van de marktontwikkeling, rekening houdend met de aard van en het soort interconnectie en/of toegang, inclusief de levensvatbaarheid van andere toeleveringsproducten zoals toegang tot kabelgoten;”;

e)

in lid 2 worden de punten c) en d) vervangen door:

„c)

de door de eigenaar van de faciliteit verrichte initiële investering, rekening houdend met de verrichte overheidsinvesteringen en de aan de investering verbonden risico’s;

d)

de noodzaak om op de lange termijn de concurrentie in stand te houden, met speciale aandacht voor economisch doeltreffende concurrentie op basis van de infrastructuur;”;

f)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„3.   Als een exploitant in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel de verplichting wordt opgelegd toegang te verlenen, kunnen de nationale regelgevende instanties conform de Gemeenschapswetgeving technische of operationele voorwaarden opleggen aan de aanbieder en/of de gebruikers van die toegang, wanneer dat nodig is om de normale werking van het netwerk te garanderen. Verplichtingen om specifieke technische normen of specificaties te volgen moeten in overeenstemming zijn met de overeenkomstig artikel 17, 1id 1, van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) vastgestelde normen en specificaties.”.

9)

Artikel 13, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Een nationale regelgevende instantie kan overeenkomstig artikel 8 verplichtingen inzake het terugverdienen van kosten en prijscontrole opleggen, inclusief verplichtingen inzake kostenoriëntering van prijzen en kostentoerekeningssystemen, voor het verlenen van specifieke interconnectie- en/of toegangtypes, wanneer uit een marktanalyse blijkt dat de betrokken exploitant de prijzen door het ontbreken van werkelijke concurrentie op een buitensporig hoog peil kan handhaven of de marges kan uithollen, ten nadele van de eindgebruikers. Om investeringen door de exploitant in nieuwegeneratienetwerken ook aan te moedigen, houden de nationale regelgevende instanties rekening met de door de exploitant gedane investeringen, en laten zij toe dat hij een redelijke opbrengst krijgt uit zijn kapitaalinbreng, waarbij zij de specifieke risico’s van een bepaald nieuw netwerkproject waarin wordt geïnvesteerd in aanmerking nemen.”.

10)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 13 bis

Functionele scheiding

1.   Wanneer de nationale regelgevende instantie besluit dat de passende verplichtingen die zijn opgelegd krachtens de artikelen 9 tot en met 13 er niet in geslaagd zijn daadwerkelijke concurrentie tot stand te brengen en dat er belangrijke en blijvende concurrentieproblemen en/of markttekortkomingen zijn vastgesteld met betrekking tot het aanbod op groothandelsniveau op bepaalde markten voor toegangsproducten, kan zij in overeenstemming met de bepalingen van de tweede alinea van artikel 8, lid 3, een verplichting opleggen aan verticaal geïntegreerde ondernemingen om activiteiten die verband houden met het aanbieden van de desbetreffende toegangsproducten op groothandelsniveau in een onafhankelijke bedrijfseenheid te plaatsen.

Die bedrijfseenheid moet toegangsproducten en diensten leveren aan alle ondernemingen met inbegrip van andere bedrijfseenheden binnen de moedermaatschappij, binnen de dezelfde tijdspanne, en tegen dezelfde voorwaarden, met inbegrip van de prijs en diensten en door middel van dezelfde systemen en processen.

2.   Wanneer een nationale regelgevende instantie voornemens is functionele scheiding verplicht te stellen, dient het hiertoe een verzoek in te dienen bij de Commissie met:

a)

bewijs dat de in lid 1 bedoelde besluiten van de nationale regelgevende instantie rechtvaardigt;

b)

een gemotiveerde evaluatie die stelt dat er binnen een redelijke termijn weinig of geen kans is op daadwerkelijke en duurzame op infrastructuur gegronde concurrentie;

c)

een analyse van de verwachte impact op de regelgevende instantie, de onderneming, met name op de werknemers van de gescheiden onderneming en op de elektronische communicatiesector als geheel, en op de stimuli om in haar sector als een geheel te investeren, met name in verband met de noodzaak te zorgen voor sociale en territoriale cohesie, en op andere belanghebbenden, met name de verwachte impact op de mededinging op het gebied van infrastructuur en eventuele gevolgen voor de consument;

d)

een analyse van de redenen waarom deze verplichting het efficiëntste middel zou zijn om de geïdentificeerde mededingingsproblemen/markttekortkomingen op te lossen.

3.   De ontwerpadviezen omvatten de volgende elementen:

a)

de exacte aard en het niveau van scheiding, waarbij met name de rechtsstatus van de afzonderlijke bedrijfseenheid wordt vermeld;

b)

de identificatie van de activa van de afzonderlijke bedrijfseenheid en de producten of diensten die door deze eenheid moeten worden geleverd;

c)

de bestuursregelingen om te zorgen voor de onafhankelijkheid van het personeel dat in dienst is bij de afzonderlijke bedrijfseenheid, en de dienovereenkomstige stimulerende structuur;

d)

voorschriften om te zorgen voor naleving van de wetgeving;

e)

voorschriften om te zorgen voor transparantie van de operationele procedures, met name naar de belanghebbenden toe;

f)

een toezichtprogramma om te zorgen voor naleving, met inbegrip van de publicatie van een jaarverslag.

4.   Naar aanleiding van het besluit van de Commissie inzake de ontwerpmaatregelen die moet worden genomen in overeenstemming met artikel 8, lid 3, voert de nationale regelgevende instantie een gecoördineerde analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn aan het toegangsnetwerk overeenkomstig de in artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) beschreven procedure. Op basis van dit onderzoek moet de nationale regelgevende instantie, overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken.

5.   Een onderneming die functionele scheiding kreeg opgelegd kan worden onderworpen aan alle in de artikelen 9 tot en met 13 vermelde verplichtingen op elke specifieke markt wanneer is vastgesteld dat het een onderneming betreft met aanmerkelijke marktmacht overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), of andere verplichtingen die op grond van artikel 8, lid 3, door de Commissie zijn goedgekeurd.

Artikel 13 ter

Vrijwillige scheiding door een verticaal geïntegreerde onderneming

1.   Ondernemingen waarvan is vastgesteld dat zij aanmerkelijke marktmacht hebben in een of verschillende markten in overeenstemming met artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) brengen de nationale regelgevende instantie vooraf en tijdig, zodat de nationale regelgevende instantie het effect van de voorgenomen transactie kan beoordelen, op de hoogte wanneer zij voornemens zijn hun plaatselijke toegangsnetwerkactiva over te dragen of een belangrijk deel ervan aan een afzonderlijke rechtseenheid met een verschillende eigenaar, of een afzonderlijke bedrijfseenheid op te richten om alle kleinhandelaren, met inbegrip van de eigen kleinhandelafdelingen, volledige equivalente toegangsproducten aan te bieden.

Die ondernemingen stellen de nationale regelgevende instanties tevens in kennis van eventuele veranderingen van dat voornemen, alsmede van het eindresultaat van het scheidingsproces.

2.   De nationale regelgevende instantie onderzoekt welk het effect de voorgenomen transactie zal hebben op de bestaande regelgevende verplichtingen op grond van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

Hiertoe voert de nationale regelgevende instantie een gecoördineerde analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn aan het toegangsnetwerk in overeenstemming met de in artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) beschreven procedure.

Op basis van dit onderzoek moet de nationale regelgevende instantie, overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken.

3.   De juridisch en/of operationeel gescheiden bedrijfseenheden kunnen worden onderworpen aan alle in de artikelen 9 tot en met 13 vermelde verplichtingen op alle specifieke markten waar is vastgesteld dat de onderneming aanmerkelijke marktmacht heeft overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), of andere verplichtingen die de Commissie op grond van artikel 8, lid 3, heeft toegestaan.”.

11)

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.”;

b)

lid 4 wordt geschrapt.

12)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

b)

definitie a) wordt vervangen door:

„a)

„subnetwerk”: een gedeeltelijk aansluitnetwerk dat het netwerkaansluitpunt verbindt met een concentratiepunt of een ander bepaald tussenliggend aansluitpunt in het vaste openbare elektronischecommunicatienetwerk;”;

c)

definitie c) wordt vervangen door:

„c)

„volledig ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk”: het verlenen van toegang aan een ontvanger tot het aansluitnetwerk of het subnetwerk van de exploitant met aanmerkelijke marktmacht, waarbij toestemming wordt verleend voor het gebruik van de volledige capaciteit van de netwerkinfrastructuur;”;

d)

definitie d) wordt vervangen door:

„d)

„gedeelde toegang tot het aansluitnetwerk”: het verlenen aan een ontvanger van toegang tot het aansluitnetwerk of subnetwerk van de aangemelde exploitant met aanmerkelijke marktmacht, waarbij toestemming wordt verleend voor het gebruik van een gespecificeerd deel van de capaciteit van de netwerkinfrastructuur, zoals een deel van de frequentie of iets gelijkwaardigs;”;

e)

punten 1, 2 en 3 van deel A worden vervangen door:

„1.

Netwerkelementen waartoe toegang wordt aangeboden, met in het bijzonder de volgende elementen, tezamen met passende bijbehorende faciliteiten:

a)

ontbundelde toegang tot aansluitnetwerken (volledige en gedeelde);

b)

ontbundelde toegang tot subnetwerken (volledige en gedeelde), met inbegrip van, indien relevant, toegang tot niet-actieve netwerkelementen voor de aanleg van omleidingsnetwerken;

c)

indien relevant, toegang tot kabelgoten voor het aanleggen van toegangsnetwerken.

2.

Informatie over de locaties van de fysieke aansluitpunten, waaronder straatkasten en distributienetwerken, beschikbaarheid van aansluitnetwerken, subnetwerken en omleidingsnetwerken op bepaalde delen van het toegangsnet, en indien relevant, informatie over de locaties van de kabelgoten en de beschikbaarheid in kabelgoten.

3.

Technische voorwaarden die verband houden met toegang tot en gebruik van aansluitnetwerken en subnetwerken, met inbegrip van de technische kenmerken van de tweeaderige metaalleiding, glasvezel of een equivalent, kabeldistributeurs en van kabelgoten, en bijbehorende faciliteiten, alsook, indien relevant, technische condities met betrekking tot toegang tot kabelgoten.”;

f)

punt 1 van deel B wordt vervangen door:

„1.

Informatie over de bestaande desbetreffende plaatsen van de aangemelde exploitanten met aanmerkelijke marktmacht of plaatsen van de apparatuur en de geplande modernisering ervan (23).

Artikel 3

Wijzigingen van Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn)

Richtlijn 2002/20/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   De volgende definitie is eveneens van toepassing:

„algemene machtiging”: regelgeving door de lidstaten waarbij rechten worden verleend voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten en specifieke sectorgebonden verplichtingen worden vastgesteld die overeenkomstig de richtlijn kunnen gelden voor alle of voor specifieke soorten elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, overeenkomstig deze richtlijn.”.

2)

Aan artikel 3, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Ondernemingen die grensoverschrijdende elektronischecommunicatiediensten verlenen aan ondernemingen in diverse lidstaten zijn verplicht tot niet meer dan één kennisgeving per betrokken lidstaat.”.

3)

Artikel 5 wordt vervangen door:

„Artikel 5

Gebruiksrechten voor radiofrequenties en nummers

1.   De lidstaten vergemakkelijken het gebruik van radiofrequenties in het kader van algemene machtigingen. De lidstaten kunnen zo nodig individuele gebruiksrechten verlenen teneinde:

schadelijke interferentie te vermijden;

de technische kwaliteit van de dienst te verzekeren;

een efficiënt spectrumgebruik te waarborgen, of

andere doelstellingen van algemeen belang te vervullen die door de lidstaten overeenkomstig het Gemeenschapsrecht worden bepaald.

2.   Wanneer individuele gebruiksrechten moeten worden verleend voor radiofrequenties en nummers, verlenen de lidstaten die rechten op verzoek aan alle ondernemingen die diensten of netwerken aanbieden of gebruiken in het kader van de algemene machtiging, met inachtneming van de bepalingen van de artikelen 6, 7 en 11, lid 1, onder c), van deze richtlijn en alle andere regels die een efficiënt gebruik van deze middelen moeten waarborgen overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

Onverminderd de door de lidstaten vooraf aangenomen specifieke criteria voor het verlenen van gebruiksrechten voor radiofrequenties aan aanbieders van inhoud voor radio- en televisieomroepen welke noodzakelijk zijn om de doelstellingen van algemeen belang overeenkomstig het Gemeenschapsrecht na te streven worden dergelijke rechten verleend door middel van procedures die objectief, transparant, niet-discriminerend en evenredig zijn, en in het geval van frequenties, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 9 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn). De procedures moeten open zijn behalve in gevallen waarin kan worden aangetoond dat het verlenen van individuele gebruiksrechten voor gebruik van radiofrequenties voor aanbieders van diensten inzake inhoud voor radio- en televisiediensten van fundamenteel belang is om te kunnen voldoen aan een specifieke verplichting die door de lidstaten van te voren is gedefinieerd als noodzakelijk met het oog op het algemeen belang overeenkomstig de communautaire wetgeving.

Bij het verlenen van gebruiksrechten specificeren de lidstaten of en onder welke voorwaarden deze kunnen worden overgedragen door de houder van de rechten. In het geval van radiofrequenties zijn deze bepalingen overeenkomstig de artikelen 9 en 9 ter van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

Wanneer lidstaten gebruiksrechten verlenen voor een bepaalde termijn, moet de duur zijn aangepast aan de betrokken dienst, gelet op het nagestreefde doel, naar behoren rekening houdend met het feit dat een passende periode voor de afschrijving van investeringen nodig is.

Wanneer individuele rechten om radiofrequenties te mogen gebruiken worden verleend voor een periode van 10 jaar of meer en zulke rechten niet kunnen worden overgedragen of verhuurd tussen ondernemingen zoals toegestaan ingevolge artikel 9 ter van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), zorgt de bevoegde nationale instantie ervoor dat de criteria om individuele gebruiksrechten te verlenen van toepassing zijn en in acht worden genomen voor de duur van de vergunning. Wanneer deze criteria niet langer van toepassing zijn, worden de individuele gebruiksrechten veranderd in een algemene machtiging voor het gebruik van radiofrequenties, mits dit vooraf wordt aangemeld en na een redelijke periode, of kan het recht vrij worden overgedragen of verhuurd tussen ondernemingen overeenkomstig artikel 9 ter van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

3.   Besluiten over gebruiksrechten worden zo spoedig mogelijk, doch voor nummers uiterlijk binnen drie weken na ontvangst van de volledige aanvraag, door de nationale regelgevende instantie genomen, meegedeeld en gepubliceerd, en voor radiofrequenties die in het nationale frequentieplan zijn toegewezen voor elektronische communicaties binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag door de bevoegde instantie. Deze laatstgenoemde termijnen laten de toepasselijke internationale overeenkomsten betreffende het gebruik van radiofrequenties of van posities in de ruimte onverlet.

4.   Indien na overleg met de belanghebbende partijen overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) is beslist dat gebruiksrechten voor nummers van uitzonderlijke economische waarde via vergelijkende en op mededinging gebaseerde selectieprocedures moeten worden verleend, kunnen de lidstaten de maximumperiode van drie weken met ten hoogste drie weken verlengen.

Artikel 7 is van toepassing op de vergelijkende en op mededinging gebaseerde selectieprocedure voor radiofrequenties.

5.   De lidstaten beperken het aantal te verlenen gebruiksrechten niet, tenzij dat noodzakelijk is om een efficiënt gebruik van radiofrequenties te waarborgen overeenkomstig artikel 7.

6.   De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat radiofrequenties daadwerkelijk en efficiënt worden gebruikt in overeenstemming met de artikelen 8 en 9, lid 2, van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn). Zij zorgen er ook voor dat de mededinging niet wordt verstoord als gevolg van een overdracht of accumulatie van gebruiksrechten voor radiofrequenties. Voor dergelijke doeleinden nemen de lidstaten passende maatregelen zoals een vermindering, intrekking of gedwongen verkoop van een recht om radiofrequenties te mogen gebruiken.”.

4)

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De algemene machtiging voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten en de gebruiksrechten voor radiofrequenties en gebruiksrechten voor nummers kunnen alleen aan de in de bijlage genoemde voorwaarden worden onderworpen. Deze voorwaarden moeten niet-discriminerend, evenredig en transparant zijn en in het geval van gebruiksrechten voor radiofrequenties in overeenstemming met artikel 9 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).”;

b)

in lid 2 wordt „de artikelen 16, 17, 18 en 19 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstenrichtlijn)” vervangen door „artikel 17 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstenrichtlijn)”;

5)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de inleidende zin vervangen door:

„1.   Wanneer een lidstaat overweegt het aantal gebruiksrechten voor radiofrequenties te beperken of de duur van bestaande rechten te verlengen op andere wijze dan in overeenstemming met de in dergelijke rechten gespecificeerde voorwaarden, dient hij onder meer:”;

ii)

punt c) wordt vervangen door:

„c)

elk besluit tot beperking van het verlenen van gebruiksrechten of het verlengen van gebruiksrechten met opgave van redenen bekend te maken;”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Wanneer de verlening van gebruiksrechten voor radiofrequenties moet worden beperkt, verlenen de lidstaten deze rechten op basis van objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige selectiecriteria. Dergelijke selectiecriteria moeten naar behoren belang hechten aan de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) en aan de eisen van artikel 9 van die richtlijn.”;

c)

in lid 5 wordt „artikel 9” vervangen door „artikel 9 bis”.

6)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1, 2 en 3 worden vervangen door:

„1.   De nationale regelgevende instanties houden toezicht op de naleving van de voorwaarden van de algemene machtiging of van het gebruik van gebruiksrechten en met de specifieke in artikel 6, lid 2, bedoelde verplichtingen overeenkomstig artikel 11.

De nationale regelgevende instanties kunnen eisen dat ondernemingen die onder de algemene machtiging vallende elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aanbieden of gebruiksrechten hebben ten aanzien van radiofrequenties of nummers, de nodige informatie verstrekken om na te gaan of wordt voldaan aan de voorwaarden voor de algemene machtiging of de gebruiksrechten of aan de specifieke verplichtingen van artikel 6, lid 2, overeenkomstig artikel 11.

2.   Indien een nationale regelgevende instantie van oordeel is dat een onderneming niet voldoet aan een of meer voorwaarden voor de algemene machtiging of de gebruiksrechten of aan de specifieke verplichtingen van artikel 6, lid 2, deelt zij dit aan de onderneming mee en geeft zij de onderneming een redelijke gelegenheid om haar standpunt kenbaar te maken.

3.   De instantie in kwestie kan eisen dat de in lid 2 bedoelde inbreuk wordt gestopt, hetzij onmiddellijk hetzij binnen een redelijke termijn en neemt passende en evenredige maatregelen met het oog op naleving.

In dit verband mogen de lidstaten de desbetreffende instanties de bevoegdheid geven om het volgende op te leggen:

a)

ontmoedigende geldelijke sancties waar zulks passend is, waaronder eventueel periodieke sancties met terugwerkende kracht; en

b)

opdracht om de levering van een dienst of dienstenpakket te staken die bij voortzetting zou leiden tot een aanzienlijke verstoring van de mededinging, zolang de toegangsverplichtingen die na een marktanalyse uitgevoerd overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) zijn opgelegd, niet worden nageleefd.

De maatregelen en de daaraan ten grondslag liggende redenen worden onverwijld meegedeeld aan de onderneming met opgave van een redelijke termijn binnen welke de onderneming aan de maatregel moet voldoen.”;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   Niettegenstaande het bepaalde in de leden 2 en 3 moeten de lidstaten de desbetreffende instantie de bevoegdheid geven om waar zulks passend is geldelijke sancties op te leggen aan ondernemingen indien zij binnen een door de nationale regelgevende instantie bepaalde redelijke termijn geen informatie verstrekken overeenkomstig de verplichtingen uit hoofde van artikel 11, lid 1, onder a) of onder b), van deze richtlijn of van artikel 9 van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn)”;

c)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   De nationale regelgevende instanties kunnen, bij ernstige en herhaaldelijke niet-nakoming van de voorwaarden voor de algemene machtiging of de gebruiksrechten of van de specifieke verplichtingen van artikel 6, lid 2, wanneer de in lid 3 van dit artikel bedoelde maatregelen om naleving van de voorwaarden te verzekeren hebben gefaald, een onderneming beletten verder elektronischecommunicatienetwerken of -diensten aan te bieden, of de gebruiksrechten opschorten of intrekken. Sancties en straffen die doelmatig, evenredig en ontmoedigend zijn kunnen worden toegepast om de periode van een inbreuk te bestrijken, zelfs indien de inbreuk vervolgens is rechtgezet.”;

d)

lid 6 wordt vervangen door:

„6.   Ongeacht het bepaalde in de leden 2, 3 en 5 kan de betrokken instantie, wanneer zij over bewijzen beschikt dat een inbreuk op de voorwaarden voor de algemene machtiging of de gebruiksrechten of op de specifieke verplichtingen van artikel 6, lid 2, een directe en ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid, of ernstige economische of bedrijfstechnische problemen voor andere aanbieders of gebruikers van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten tot gevolg zal hebben, in afwachting van een definitief besluit tussentijdse spoedmaatregelen nemen om een eind te maken aan de situatie. De betrokken onderneming krijgt vervolgens een redelijke gelegenheid om haar standpunt kenbaar te maken en oplossingen voor te stellen. In voorkomend geval kan de instantie in kwestie de voorlopige maatregelen bevestigen die geldig zijn voor maximaal drie maanden.”.

7)

In artikel 11 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, onder a), wordt vervangen door:

„a)

controle, hetzij systematisch, hetzij per geval, op de naleving van de voorwaarden 1 en 2 van deel A, voorwaarden 2 en 6 van deel B en voorwaarden 2 en 7 van deel C van de bijlage en op de naleving van de in artikel 6, lid 2, genoemde verplichtingen;”;

b)

de volgende punten worden toegevoegd:

„g)

het waarborgen van efficiënt gebruik en efficiënt beheer van radiofrequenties;

h)

het evalueren van toekomstige ontwikkelingen van het netwerk of de diensten die gevolgen zouden kunnen hebben voor de groothandelsdiensten die beschikbaar zijn gesteld aan concurrenten.”;

c)

wordt de tweede alinea vervangen door:

„De in de punten a), b), d), e), f), g) en h) van de eerste alinea bedoelde informatie mag niet worden vereist vóór of als voorwaarde voor de toegang tot de markt.”.

8)

Artikel 14 wordt vervangen door:

„Artikel 14

Wijziging van rechten en verplichtingen

1.   Lidstaten zorgen ervoor dat de rechten, voorwaarden en procedures inzake algemene machtigingen en gebruiksrechten of rechten om faciliteiten te installeren alleen kunnen worden gewijzigd in objectief met redenen omklede gevallen en op evenredige wijze, in voorkomend geval rekening houdend met de specifieke voorwaarden die van toepassing zijn op de overdraagbare gebruiksrechten voor radiofrequenties. Het voornemen om dergelijke wijzigingen aan te brengen, zal op passende wijze worden bekendgemaakt en de belanghebbende partijen, met inbegrip van gebruikers en consumenten, zullen over een adequate termijn kunnen beschikken om hun standpunt met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen kenbaar te maken; deze termijn bedraagt behoudens uitzonderlijke gevallen ten minste vier weken.

2.   De lidstaten mogen de rechten om faciliteiten te installeren of gebruiksrechten voor radiofrequenties niet vóór het verstrijken van de periode waarvoor zij verleend zijn beperken of intrekken, behalve in met redenen omklede gevallen en, waar nodig, in overeenstemming met de bijlage en met de relevante nationale bepalingen inzake compensatie voor de intrekking van rechten.”.

9)

Artikel 15, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten zorgen ervoor dat alle relevante informatie over rechten, voorwaarden, procedures, bijdragen, heffingen en besluiten betreffende algemene machtigingen en gebruiksrechten en rechten om faciliteiten te installeren op zodanige wijze wordt gepubliceerd en geactualiseerd dat alle belanghebbende partijen gemakkelijk toegang hebben tot deze informatie.”;

10)

In artikel 17 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

„1.   Onverminderd artikel 9 bis van Richtlijn 2001/21/EG (Kaderrichtlijn) zorgen de lidstaten ervoor dat de algemene machtigingen en de individuele gebruiksrechten die op 31 december 2009 reeds bestaan uiterlijk op 19 december 2011 in overeenstemming worden gebracht met de artikelen 5, 6 en 7 en de bijlage van deze richtlijn.

2.   Wanneer de toepassing van lid 1 leidt tot een beperking van de rechten of een verzwaring van de verplichtingen in het kader van reeds bestaande algemene machtigingen of individuele gebruiksrechten, kunnen de lidstaten de geldigheid van die rechten of verplichtingen verlengen tot uiterlijk 30 september 2012, mits dit geen afbreuk doet aan de rechten van andere ondernemingen krachtens het Gemeenschapsrecht. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van deze verlengingen en de redenen daarvoor.”.

11)

De bijlage wordt gewijzigd als beschreven in de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 4

Intrekking

Verordening (EG) nr. 2887/2000 wordt ingetrokken.

Artikel 5

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk 25 mei 2011 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 26 mei 2011.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 7

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 25 november 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitster

Å. TORSTENSSON


(1)  PB C 224 van 30.8.2008, blz. 50.

(2)  PB C 257 van 9.10.2008, blz. 51.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 24 september 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 16 februari 2009 (PB C 103 E van 5.5.2009, blz. 1), standpunt van het Europees Parlement van 6 mei 2009, besluit van de Raad van 20 november 2009 en wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 24 november 2009.

(4)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.

(5)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7.

(6)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.

(7)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51.

(8)  PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.

(9)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(10)  PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10.

(11)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1.

(12)  PB L 198 van 27.7.2002, blz. 49.

(13)  Verordening (EG) nr. 460/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 1).

(14)  Aanbeveling van de Commissie van 11 februari 2003 betreffende relevante producten- en dienstenmarkten in de elektronischecommunicatiesector die overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aan regelgeving ex ante kunnen worden onderworpen (PB L 114 van 8.5.2003, blz. 45).

(15)  PB L 336 van 30.12.2000, blz. 4.

(16)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(17)  PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.”;

(18)   Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot oprichting van het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) en het Bureau.”.

(19)  PB L 198 van 27.7.2002, blz. 49.”.

(20)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 1.

(21)  PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.”;

(22)  Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot oprichting van het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) en het Bureau.”.

(23)  Om redenen van openbare veiligheid kan de beschikbaarheid van deze informatie beperkt worden tot belanghebbenden.”.


BIJLAGE

De bijlage bij Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn) is gewijzigd als volgt:

1)

De eerste alinea wordt vervangen door:

„Deze bijlage bevat de volledige lijst van voorwaarden die kunnen worden verbonden aan algemene machtigingen (deel A), rechten om radiofrequenties te gebruiken (deel B) en rechten om nummers te gebruiken (deel C) als bedoeld in artikel 6, lid 1, en artikel 11, lid 1, onder a), van deze richtlijn, binnen de grenzen zoals aangegeven in de artikelen 5, 6, 7, 8 en 9 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).”.

2)

Deel A is gewijzigd als volgt:

a)

punt 4 wordt vervangen door:

„4.

Toegankelijkheid voor eindgebruikers van nummers van het nationale nummerplan, nummers van de Europese telefoonnummerruimte, de internationale universele gratis nummers en, waar zulks technisch en economisch haalbaar is, nummers van de nummerplannen van andere lidstaten, en de voorwaarden overeenkomstig Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn).”;

b)

punt 7 wordt vervangen door:

„7.

Voor de sector elektronische communicatie specifieke bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (1).

c)

punt 8 wordt vervangen door:

„8.

Voor de sector elektronische communicatie specifieke voorschriften inzake consumentenbescherming, met inbegrip van voorwaarden overeenkomstig Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn), en voorwaarden inzake toegankelijkheid voor gebruikers met een handicap overeenkomstig artikel 7 van die richtlijn.”;

d)

in punt 11 wordt „Richtlijn 97/66/EG” vervangen door „Richtlijn 2002/58/EG”;

e)

het volgende punt wordt ingevoegd:

„11 bis.

Voorwaarden voor het gebruik van mededelingen van overheidsinstanties aan het algemene publiek om het publiek te waarschuwen voor imminente dreigingen en om de gevolgen van grote rampen te verzachten.”;

f)

punt 12 wordt vervangen door:

„12.

Voorwaarden voor gebruik tijdens grote rampen of nationale noodsituaties om de communicatie tussen hulpdiensten en overheidsinstanties te waarborgen.”;

g)

punt 16 wordt vervangen door:

„16.

Beveiliging van openbare netwerken tegen ongeoorloofde toegang overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie).”;

h)

het volgende punt wordt toegevoegd:

„19.

Transparantieverplichtingen voor aanbieders van openbare communicatienetwerken die openbare elektronischecommunicatiediensten aanbieden om eind-tot-eindverbindingen te waarborgen overeenkomstig de doelstellingen en beginselen van artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG, bekendmaking van de voorwaarden ter beperking van de toegang tot en/of het gebruik van diensten en toepassingen indien dergelijke voorwaarden door de lidstaten zijn toegestaan in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht alsmede, voor zover dit nodig en evenredig is, toegang van de nationale regelgevende instanties tot de informatie die zij nodig hebben om de juistheid van bedoelde bekendmaking te toetsen.”.

3)

Deel B wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 1 wordt vervangen door:

„1.

Verplichting om een dienst aan te bieden of een soort technologie te gebruiken waarvoor de gebruiksrechten voor de frequentie zijn verleend, met inbegrip van in voorkomend geval de dekkingsvereisten en kwaliteitseisen.”;

b)

punt 2 wordt vervangen door:

„2.

Daadwerkelijk en efficiënt gebruik van frequenties overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).”;

c)

het volgende punt wordt toegevoegd:

„9.

Specifieke verplichtingen voor experimenteel gebruik van radiofrequenties.”.

4)

In deel C wordt punt 1 als volgt gewijzigd:

„1.

Aanwijzing van de dienst waarvoor het nummer moet worden gebruikt, met inbegrip van alle vereisten met betrekking tot het verlenen van die dienst alsook, om twijfel te voorkomen, tariefbeginselen en maximumprijzen die voor de specifieke nummerreeks van toepassing kunnen zijn ter waarborging van de bescherming van de consument overeenkomstig artikel 8, lid 4, onder b), van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).”.


(1)  PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.”;


VERKLARING VAN DE COMMISSIE INZAKE NETNEUTRALITEIT

De Commissie hecht groot belang aan het handhaven van het open en neutrale karakter van het internet, met volledige inachtneming van de wil van de medewetgevers om netneutraliteit nu te verankeren als beleidsdoelstelling en regelgevingsprincipe dat door nationale regelgevingsinstanties moet worden bevorderd (1), naast het versterken van aanverwante transparantievereisten (2) en de totstandbrenging van vrijwaringsbevoegdheden voor nationale regelgevingsinstanties om verlaging van het kwaliteitsniveau van de diensten en belemmering of vertraging van het verkeer op openbare netwerken te voorkomen (3). De Commissie zal de tenuitvoerlegging van deze bepalingen in de lidstaten van nabij volgen en zal in haar jaarlijks voortgangsrapport aan het Europees Parlement en de Raad bijzondere aandacht besteden aan de wijze waarop de „netvrijheden” van de Europese burgers worden gevrijwaard. Intussen zal de Commissie de effecten van markt en technologische ontwikkelingen op de „netvrijheden” nagaan en aan het Europees Parlement en de Raad vóór eind 2010 verslag uitbrengen over de vraag of extra richtsnoeren nodig zijn; tevens zal zij een beroep doen op haar huidige bevoegdheden op het gebied van de concurrentiewetgeving om alle eventuele concurrentieverstorende praktijken die zich kunnen voordoen, aan te pakken.


(1)  Artikel 8, lid 4, onder g), van de kaderrichtlijn.

(2)  Artikelen 20, lid 1, onder b), en 21, lid 3, onder c) en d), van de universeledienstrichtlijn.

(3)  Artikel 22, lid 3, van de universeledienstrichtlijn.


Top