EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008E0314

Gemeenschappelijk Optreden 2008/314/GBVB van de Raad van 14 april 2008 ter ondersteuning van activiteiten van de IAEA op het gebied van nucleaire veiligheid en verificatie en ter uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

OJ L 107, 17.4.2008, p. 62–69 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 14/04/2009

ELI: http://data.europa.eu/eli/joint_action/2008/314/oj

17.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 107/62


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2008/314/GBVB VAN DE RAAD

van 14 april 2008

ter ondersteuning van activiteiten van de IAEA op het gebied van nucleaire veiligheid en verificatie en ter uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 12 december 2003 heeft de Europese Raad de strategie van de Europese Unie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens aangenomen, met in hoofdstuk III een lijst van maatregelen die zowel in de Europese Unie als in derde landen moeten worden getroffen.

(2)

De Unie geeft momenteel actief uitvoering aan deze strategie en aan de in hoofdstuk III ervan genoemde maatregelen, met name via de financiering van specifieke projecten die uitgevoerd worden door multilaterale instellingen zoals de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA).

(3)

De Raad heeft op 17 november 2003 Gemeenschappelijk Standpunt 2003/805/GBVB aangenomen betreffende de universalisering en versterking van multilaterale overeenkomsten op het gebied van de non-proliferatie van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor (1). Dat gemeenschappelijk standpunt roept er onder meer toe op te streven naar de sluiting van integrale-waarborgovereenkomsten met de IAEA en de toetreding tot de aanvullende protocollen, en voorziet erin dat de EU ernaar zal streven dat de aanvullende protocollen en waarborgovereenkomsten de norm worden voor het IAEA-verificatiesysteem.

(4)

De Raad heeft op 17 mei 2004 Gemeenschappelijk Optreden 2004/495/GBVB aangenomen ter ondersteuning van het nucleair veiligheidsfonds van de IAEA en ter uitvoering van maatregelen van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (2).

(5)

De Raad heeft op 18 juli 2005 Gemeenschappelijk Optreden 2005/574/GBVB aangenomen ter ondersteuning van de activiteiten van de IAEA op het gebied van nucleaire veiligheid en verificatie en ter uitvoering van maatregelen van de strategie van de Europese Unie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (3).

(6)

De Raad heeft op 12 juni 2006 Gemeenschappelijk Optreden 2006/418/GBVB aangenomen ter ondersteuning van de activiteiten van de IAEA op het gebied van nucleaire veiligheid en verificatie en ter uitvoering van maatregelen van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (4).

(7)

De Raad heeft op 22 december 2003 Richtlijn 2003/122/Euratom aangenomen inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen (5). Wat de Europese Unie betreft, blijft het aanscherpen van de controle op hoogactieve radioactieve bronnen in alle derde landen overeenkomstig de verklaring en het actieplan van de G-8 betreffende de beveiliging van radioactieve bronnen dus een belangrijke nog na te streven doelstelling.

(8)

In juli 2005 zijn de staten die partij zijn bij het Verdrag inzake de fysieke bescherming van kernmateriaal (CPPNM) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie bij consensus overeengekomen het CPPNM te wijzigen teneinde de werkingssfeer ervan te verruimen tot binnenlands gebruik, opslag en vervoer voor vreedzame doeleinden met betrekking tot kernmateriaal en nucleaire inrichtingen, en de staten die partij zijn bij het Verdrag ertoe te verplichten strafrechtelijke sancties in te stellen op schendingen.

(9)

In september 2005 is het Internationaal Verdrag ter bestrijding van nucleair terrorisme (Verdrag inzake nucleair terrorisme) ter ondertekening opengesteld. Na de inwerkingtreding zijn de staten die partij zijn bij dit verdrag ertoe verplicht wetgeving aan te nemen die dergelijke misdrijven strafbaar stelt.

(10)

De in de overwegingen 3 tot en met 9 genoemde doelstellingen zijn dezelfde als die welke de IAEA nastreeft. Dat gebeurt via de uitvoering van zijn nucleaire-veiligheidsplan, dat uit vrijwillige bijdragen aan het nucleaire-veiligheidsfonds van de IAEA wordt gefinancierd,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Om onverwijld praktische uitvoering te geven aan sommige elementen van de EU-strategie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens steunt de Europese Unie de activiteiten van de IAEA op het gebied van nucleaire veiligheid en verificatie, ter bevordering van de volgende doelstellingen:

a)

de weg effenen voor de wereldwijde toepassing van internationale instrumenten voor non-proliferatie en nucleaire veiligheid, inclusief integrale-waarborgovereenkomsten en het aanvullend protocol;

b)

betere bescherming van proliferatiegevoelige goederen en apparatuur en van de desbetreffende technologie, bijstand met betrekking tot wet- en regelgeving op het gebied van nucleaire veiligheid en veiligheidscontroles;

c)

verbetering van de opsporing en bestrijding van illegale handel in kernmateriaal en andere radioactieve stoffen.

2.   IAEA-projecten sluiten aan bij de maatregelen van de EU-strategie wanneer zij gericht zijn op:

a)

versterking van de nationale wet- en regelgevingsinfrastructuur voor de uitvoering van toepasselijke internationale instrumenten op het gebied van nucleaire veiligheid en verificatie, inclusief integrale-waarborgovereenkomsten en het aanvullend protocol;

b)

het bijstaan van staten bij de verbetering van de beveiliging van en de controle op kernmateriaal en andere radioactieve stoffen;

c)

versterking van het vermogen van staten om illegale handel in kernmateriaal en andere radioactieve stoffen op te sporen en te bestrijden.

Deze projecten zullen worden uitgevoerd in landen die op deze gebieden bijstand behoeven na een initiële beoordeling door een groep deskundigen.

In de bijlage gaat een nadere omschrijving van bovenbedoelde projecten.

Artikel 2

1.   Het voorzitterschap draagt, bijgestaan door de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (SG/HV), de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden. De Commissie wordt hier volledig bij betrokken.

2.   De in artikel 1, lid 2, genoemde projecten worden uitgevoerd door de IAEA. Zij voert haar taak uit onder toezicht van de SG/HV, die het voorzitterschap bijstaat. Daartoe treft de SG/HV de nodige regelingen met de IAEA.

3.   Het voorzitterschap, de SG/HV en de Commissie verstrekken elkaar geregeld informatie over de projecten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

Artikel 3

1.   Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, genoemde projecten bedraagt 7 703 000 EUR.

2.   Voor het beheer van de in lid 1 bedoelde uitgaven gelden de procedures en voorschriften van de Europese Gemeenschap die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Unie.

3.   De Commissie ziet toe op het correcte beheer van de in lid 2 bedoelde uitgaven, die als schenking worden verstrekt. Hiertoe sluit zij een financieringsovereenkomst met de IAEA. In de financieringsovereenkomst wordt bepaald dat de IAEA er zorg voor moet dragen dat de EU-bijdrage zichtbaar is in een mate die overeenstemt met haar omvang.

4.   De Commissie stelt alles in het werk om de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit gemeenschappelijk optreden te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.

Artikel 4

Het voorzitterschap brengt, bijgestaan door de SG/HV, aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden, op basis van de geregelde verslagen die worden opgesteld door de IAEA. Deze verslagen zullen de basis vormen voor de evaluatie door de Raad. De Commissie wordt hier volledig bij betrokken. Zij brengt verslag uit over de financiële aspecten van de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden.

Artikel 5

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Het verstrijkt 15 maanden na de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst tussen de Commissie en de IAEA of op 14 april 2009 indien voor die datum geen financieringsovereenkomst is gesloten.

Artikel 6

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 14 april 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

I. JARC


(1)  PB L 302 van 20.11.2003, blz. 34.

(2)  PB L 182 van 19.5.2004, blz. 46.

(3)  PB L 193 van 23.7.2005, blz. 44.

(4)  PB L 165 van 17.6.2006, blz. 20.

(5)  PB L 346 van 31.12.2003, blz. 57.


BIJLAGE

EU-steun voor activiteiten van de IAEA op het gebied van nucleaire veiligheid en verificatie en ter uitvoering van maatregelen van de strategie van de Europese Unie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

1.   Omschrijving

Het aantal terroristische incidenten in de EU-lidstaten en elders heeft in de afgelopen jaren geen afname te zien gegeven. De internationale gemeenschap heeft in verscheidene fora erkend dat het risico op een daadwerkelijke actie van nucleair terrorisme waarbij kernmateriaal of andere radioactieve stoffen worden gebruikt, groot blijft. Voorts hebben recente meldingen betreffende illegale handel, die ook bijzonder gevoelig nucleair materiaal betroffen, het aanhoudende risico dat terroristen op dergelijke materialen de hand zouden kunnen leggen, onderstreept.

De internationale gemeenschap heeft daadkrachtig op deze dreigingen gereageerd en een aantal initiatieven genomen die moeten voorkomen dat kernmateriaal en andere radioactieve stoffen in handen vallen van criminelen en terroristen. Op de situatie in Azië is bijzondere aandacht gevestigd met het seminar betreffende de versterking van nucleaire veiligheid in Aziatische landen, dat in november 2006 in Tokio plaatsvond, en waar er bij de IAEA op werd aangedrongen haar samenwerking met de staten in de regio te versterken om ervoor te zorgen dat er op alle kernmateriaal en andere radioactieve stoffen onder nationale jurisdictie aanvaardbare veiligheidsniveaus worden toegepast, en wel op grond van doeltreffende nationale stelsels en functies. De internationale inspanningen hebben een extra impuls gekregen door de lancering in juli 2006 van het wereldwijde initiatief ter bestrijding van het nucleaire terrorisme.

Verificatie door de IAEA blijft een onmisbaar instrument om het vertrouwen tussen staten met betrekking tot maatregelen op het gebied van nucleaire non-proliferatie te doen toenemen en om het vreedzame gebruik van kernmateriaal te bevorderen.

Recente internationale ontwikkelingen hebben geleid tot een nieuwe reeks van internationale juridische instrumenten, met een groter potentieel, die van belang zijn voor nucleaire veiligheid en verificatie: in juli 2005 hebben de staten die partij zijn de wijziging van het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal aangenomen; in september 2005 is het Internationaal Verdrag ter bestrijding van nucleair terrorisme ter ondertekening opengesteld; en in april 2004 heeft de VN-veiligheidsraad resolutie 1540 aangenomen met betrekking tot massavernietigingswapens en niet-overheidsactoren. In resolutie 1373 van de VN-veiligheidsraad van 2001 worden alle staten opgeroepen zo spoedig mogelijk partij te worden bij de verschillende internationale verdragen en protocollen inzake terrorisme.

Tot op heden hebben meer dan 80 staten officieel toegezegd de gedragscode voor de veiligheid en beveiliging van radioactieve bronnen te zullen toepassen (1). Voorts hebben in 2005 de Algemene Conferentie en de Raad van Beheer van de IAEA een aantal resoluties en besluiten aangenomen om het IAEA-veiligheidscontrolesysteem te versterken (2).

De uitvoering van deze internationale instrumenten door de staten kan ten dele aanmerkelijk worden vergemakkelijkt door bijstand via het nucleaire-veiligheidsplan van de IAEA voor 2006-2009, dat in september 2005 door de Raad van Beheer van de IAEA is aangenomen (3). Dit is een voortzetting van het activiteitenplan tot bescherming tegen nucleair terrorisme dat de periode 2003-2005 bestreek (4). Het nucleaire-veiligheidsplan bestrijkt drie werkterreinen: (1) beoordeling, analyse en coördinatie van de behoeften, (2) preventie, en (3) opsporing en bestrijding. Het bevat tevens een onderdeel „Activities Supporting Nuclear Security”, waaronder activiteiten vallen die oorspronkelijk waren geselecteerd in verband met hun doelstellingen inzake veiligheid en veiligheidscontroles, maar waarvan ook wordt onderkend dat ze belangrijke bijdragen kunnen leveren op het gebied van nucleaire veiligheid.

Internationale veiligheidscontroles, zoals uitgevoerd door de IAEA, zijn essentiële middelen om te verifiëren of staten hun specifieke toezeggingen en verplichtingen op het gebied van non-proliferatie nakomen. Het is van het grootste belang dat de vereiste nationale wetgeving van kracht is voor de uitvoering van een integrale-waarborgovereenkomst met de IAEA, en eventueel een aanvullend protocol (5). Voor de uitvoering moet elke staat die partij is bij dergelijke overeenkomsten, een doeltreffend nationaal boekhoud- en controlesysteem voor kernmateriaal (SSAC) handhaven. In september 2005 heeft de Raad van Beheer van de IAEA het secretariaat van de IAEA verzocht landen die een integrale-waarborgovereenkomst hebben gesloten waaraan een protocol inzake kleine hoeveelheden is gehecht, ook staten die geen lid zijn van de organisatie, met alle beschikbare middelen te helpen bij het opzetten en handhaven van dergelijke SSAC’s.

Het nucleaire-veiligheidsplan voor 2006-2009 heeft doelstellingen die vergelijkbaar zijn met die van een aantal onderdelen van de EU-strategie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens. Deze voorzien in een alomvattende aanpak van nucleaire veiligheid, inclusief controle op naleving van de regelgeving, verantwoording en bescherming van kernmateriaal en andere radioactieve stoffen tijdens gebruik, opslag en vervoer „van de wieg tot het graf” zowel op korte als op lange termijn. Ingeval de beveiliging evenwel faalt, moeten er noodmaatregelen worden getroffen om diefstal of pogingen het materiaal over internationale grenzen te smokkelen op te merken en in te grijpen bij eventuele kwaadwillige handelingen in verband met kernmateriaal en andere radioactieve stoffen.

De IAEA heeft de uitvoering van het Gemeenschappelijk Optreden 2004/495/GBVB bijna voltooid. Voorts legt de IAEA thans de laatste hand aan de uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 2005/574/GBVB, en van Gemeenschappelijk Optreden 2006/418/GBVB ter ondersteuning van de activiteiten van de IAEA op het gebied van nucleaire veiligheid en verificatie en ter uitvoering van maatregelen van de strategie van de Europese Unie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens. Gesteund door de bijdragen van de Europese Unie op dit gebied heeft de IAEA grote operaties op touw gezet om de inspanningen van de begunstigde staten in de Kaukasus, Centraal-Azië, Zuidoost-Europa en op de Balkan, en in het Middellandse Zeegebied in het Midden-Oosten en in Afrika, te ondersteunen, teneinde de nucleaire veiligheid en de uitvoering van de internationale veiligheidscontroles in die landen te verbeteren.

Zowel in lidstaten van de organisatie als in staten die geen lid van de IAEA zijn, blijft er grote vraag naar steun voor deze inspanningen. Landen die in aanmerking komen voor steun zijn:

 

in Zuidoost-Europa: Turkije, Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, Servië en Montenegro, de Republiek Moldavië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië;

 

in Centraal-Azië: Kazachstan, Kirgizstan, Oezbekistan, Tadzjikistan en Turkmenistan;

 

in de Kaukasus: Armenië, Azerbeidzjan en Georgië;

 

in het Middellandse Zeegebied in het Midden-Oosten: Israël, Jordanië, Libanon, de Arabische Republiek Syrië, en

 

in Afrika (6): Algerije, Angola, Benin, Botswana, Burkina Faso, Burundi, Centraal-Afrikaanse Republiek, Comoren, Congo (Brazzaville), Democratische Republiek Congo, Djibouti, Egypte, Equatoriaal-Guinea, Eritrea, Ethiopië, Gabon, Gambia, Ghana, Guinee, Guinee-Bissau, Ivoorkust, Kaapverdië, Kameroen, Kenia, Lesotho, Liberia, Libië, Madagaskar, Malawi, Mali, Marokko, Mauritanië, Mauritius, Mozambique, Namibië, Niger, Nigeria, Oeganda, Rwanda, Sao Tomé en Principe, Senegal, Seychellen, Sierra Leone, Somalië, Soedan, Swaziland, Tanzania, Togo, Tsjaad, Tunesië, Zambia, Zimbabwe en Zuid-Afrika;

 

in Zuidoost-Azië: Bangladesh, Brunei, Birma/Myanmar, Cambodja, Indonesië, Laos, Maleisië, Filipijnen, Singapore, Thailand, Vietnam.

Het werk zal worden voortgezet in Zuidoost-Europa, Centraal-Azië, de Kaukasus, in het Middellandse Zeegebied in het Midden-Oosten en in Afrika, op basis van de bestaande gemeenschappelijke optredens en actualisering van de behoeftenevaluaties die als onderdeel van deze gemeenschappelijke optredens worden verricht. De uiteindelijke selectie van de extra Zuidoost-Aziatische landen die steun krijgen, wordt gemaakt na de fase waarin de behoeften in kaart worden gebracht, onder meer door evaluatie van de gegevens die al bij de hoofdkwartieren beschikbaar zijn, waar nodig aangevuld met beoordelingsmissies. De steunacties voor elk project worden toegespitst op die landen in de regio die op elk van de projectgebieden het meest behoefte hebben aan steun.

Met het oog op de evaluatie van de behoeften zal een groep van erkende deskundigen de huidige stand van de reeds bestaande nucleaire-beveiligingssystemen in deze landen beoordelen en aanbevelingen tot verbetering doen. De aanbevelingen bieden een basis voor het bepalen van de latere bijstand en hebben betrekking op zowel de huidige toestand als de vereiste verbeteringen ter zake van voorkoming of ontdekking alsmede bestrijding van kwaadwillige handelingen in verband met kernmateriaal en andere radioactieve stoffen — met inbegrip van stoffen voor niet-nucleair gebruik — en kerninstallaties. Bij het aanwijzen van de landen voor elk project dat gefinancierd wordt uit de begroting die via EU-steun beschikbaar komt, worden prioriteiten gesteld. De ontwikkeling van menselijke hulpbronnen vindt plaats in het kader van het lopende opleidingsprogramma van de IAEA, dat grotendeels is gebaseerd op een regionale aanpak. Afhankelijk van de beschikbare financiële middelen wordt de deelname van deskundigen van zoveel mogelijk in aanmerking komende landen gesteund.

Vervolgens worden in de geselecteerde landen projecten uitgevoerd op drie gebieden:

1.   Bijstand met betrekking tot wet- en regelgeving

De wettelijke basis voor nucleaire veiligheid wordt grotendeels gevormd door internationale instrumenten en erkende principes (verdragen, overeenkomsten, akkoorden, normen, IAEA-standaarden, gedragscodes en begeleidende richtsnoeren, en aanbevelingen) die door nationale instanties worden toegepast om kernmateriaal en andere radioactieve bronnen te controleren. Dit grote scala aan normen (waarvan vele onder toezicht van de IAEA tot stand zijn gekomen) vormt een kader waarbinnen kernmateriaal, andere radioactieve stoffen en de desbetreffende installaties veilig kunnen worden gebruikt — zowel voor grote nucleaire programma’s als voor kleinschalige nucleaire activiteiten.

Degelijke nationale wetgeving en een regelgevingsinfrastructuur voor de controle zijn voorwaarden voor het welslagen van een nucleaire-veiligheidsbeleid. De nationale uitvoeringswetgeving zou een kader moeten bieden van beginselen en algemene bepalingen dat de bevoegde overheidsinstanties in staat stelt de noodzakelijke regelgevende functies uit te oefenen en dat het gedrag regelt van eenieder die bij gereglementeerde activiteiten is betrokken. In tal van staten is die wetgeving ontoereikend en de regelgevingsinfrastructuur onbestaand of ontoereikend. Dergelijke lacunes, in combinatie met inefficiënte infrastructuren voor regelgeving en controle, ondermijnen het algehele beveiligingsbeleid. Daarom moet worden gestreefd naar het verbeteren of opzetten van adequate nationale wet- en regelgevingskaders en naar de daadwerkelijke toepassing van de desbetreffende maatregelen.

Radioactief materiaal wordt vaak gebruikt in niet-nucleaire toepassingen, bijvoorbeeld ten behoeve van de geneeskunde of de industrie. Sommige van deze bronnen zijn hoogradioactief en behoren tot de categorieën 1 tot en met 3 als gedefinieerd in het IAEA-document „Indeling van radioactieve bronnen”. Indien deze bronnen niet voldoende door regulerende instanties gecontroleerd en beschermd worden, kunnen zij in de verkeerde handen vallen en voor kwaadwillige activiteiten worden gebruikt. Het regelgevingsinstrumentarium voor stralingsbescherming en beveiliging van radioactieve bronnen moet doeltreffend zijn en naar behoren functioneren conform de internationale normen, de richtsnoeren van de gedragscode voor de veiligheid en beveiliging van radioactieve bronnen en de daarmee samenhangende richtsnoeren inzake in- en uitvoer, en de beste praktijken.

De sluiting van overeenkomsten betreffende veiligheidscontroles en aanvullende protocollen met de IAEA is een doeltreffende maatregel die stringente nationale en internationale controle van kernmateriaal en daarmee verband houdende technologieën bevordert. Het is van belang dat de nationale uitvoeringswetgeving duidelijk de nucleaire activiteiten, installaties, faciliteiten en het nucleaire materiaal omschrijft waarop veiligheidscontrole van toepassing zal zijn. Voorts moeten de staten die een aanvullend protocol hebben gesloten, hun uitvoeringswetgeving verbeteren om ervoor te zorgen dat de betrokken staat kan voldoen aan de extra verplichtingen uit hoofde van het aanvullend protocol. Meer bepaald moet de nationale wetgeving van de staat worden herzien met het oog op uitbreiding van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de regulerende instantie, die is aangewezen om de inzake veiligheidscontrole gesloten overeenkomsten uit te voeren en toe te passen.

Staten verplichten zich tevens tot naleving van internationale normen inzake nucleaire veiligheid wanneer zij partij worden bij het Verdrag inzake de fysieke bescherming van kernmateriaal (CPPNM), door de wijziging van het CPPNM te ratificeren, en wanneer zij partij worden bij het Verdrag inzake nucleair terrorisme. Voorts verplicht Resolutie 1540(2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties alle landen ertoe binnenlandse controles op te zetten, onder meer door te zorgen voor adequate controles op kernwapenmateriaal.

De uit de hierboven genoemde internationale instrumenten voor nucleaire veiligheid voortvloeiende maatregelen hebben geleid tot een cumulatie van verplichtingen in verband met de veiligheid van kernmateriaal, nucleaire installaties en andere radioactieve bronnen. Deze verplichtingen strekken zich uit tot maatregelen tot instelling van een reguleringsinfrastructuur voor stralingsbescherming, boekhoud- en controlemaatregelen, maatregelen inzake fysieke beveiliging, controles op in- en uitvoer en het strafbaar stellen van onwettige handelingen.

2.   Verbetering van de beveiliging van en de controle op kernmateriaal en andere radioactieve stoffen

In kerninstallaties en -faciliteiten gebruikte en opgeslagen materialen moeten op passende wijze worden beheerd en beschermd om diefstal of sabotage te voorkomen. In een doeltreffende regeling moet de taakverdeling tussen overheid en exploitant worden aangegeven.

Het is ook van vitaal belang dat krachtige, kwetsbare bronnen in niet-nucleaire toepassingen bij gebruik of opslag fysiek worden beschermd tegen kwaadwillige handelingen, en wanneer zij niet langer nodig zijn, moeten zij worden ontmanteld en opgeslagen, of als radioactief afval worden verwijderd op een veilige locatie.

Alle staten die een alomvattende overeenkomst inzake veiligheidscontroles hebben gesloten, moeten een doeltreffend nationaal boekhoud- en controlesysteem voor alle kernmateriaal (SSAC) opstellen en handhaven dat onderworpen is aan veiligheidscontroles. De IAEA is echter van oordeel dat in vele lidstaten die partij zijn bij dergelijke overeenkomsten, deze systemen ontbreken of ontoereikend zijn. Deze situatie doet zich met name voor in de circa 120 lidstaten die geen nucleaire installaties exploiteren.

3.   Versterking van het vermogen van staten om illegale handel op te sporen en te bestrijden

Onder illegale handel valt het ongeoorloofd in ontvangst nemen, leveren, gebruiken, vervoeren of verwijderen van kernmateriaal en andere radioactieve stoffen, zulks al dan niet opzettelijk en ongeacht of daarbij internationale grenzen worden overschreden.

Een door terroristen gemaakt primitief nucleair explosief of tuig voor de verspreiding van radiologische straling kan niet worden vervaardigd zonder door illegale handel verkregen materiaal. Voorts is mogelijk ook gevoelige apparatuur en technologie voor het produceren van gevoelig materiaal voor (het vervaardigen van) een primitief nucleair explosief door illegale handel verkregen. Aan te nemen valt dat grensoverschrijdend verkeer van materiaal of technologie noodzakelijk is opdat het materiaal zijn bestemming bereikt. Om illegale handel te bestrijden, moeten de staten dus voorzien in de nodige regelingen en technische systemen (met inbegrip van gebruiksvriendelijke instrumenten) alsmede in procedures en informatie aan de grensposten waarmee pogingen om radioactieve stoffen (met inbegrip van radioactieve splijtstoffen) te smokkelen en ongeoorloofde handel in gevoelige apparatuur en technologie kunnen worden opgespoord.

Tevens moeten er doeltreffende maatregelen worden getroffen om op zulke acties te reageren en eventuele radioactieve stoffen in beslag te nemen. Het personeel van de rechtshandhavingsdiensten (douane, politie enz.) is vaak niet opgeleid in het gebruik van opsporingsapparatuur en is dus mogelijk niet vertrouwd met gevoelige uitrusting en apparatuur. Opleiding van deze functionarissen is dan ook van cruciaal belang voor het welslagen van maatregelen voor de opsporing van illegale handel. Voor verschillende personeelscategorieën zouden verschillende opleidingen beschikbaar moeten zijn, zowel voor het gebruik van opsporingsinstrumenten als voor het interpreteren van de meetresultaten van die instrumenten, zodat een besluit over de follow-upactiviteiten kan worden genomen.

Er is veel vraag naar steun op dit gebied door het groeiende besef van de dreigende gevaren en als gevolg van het beschikbaar komen van apparatuur en methoden voor betere grensbewaking.

2.   Doelstellingen

Algemene doelstelling: de nucleaire veiligheid in de geselecteerde landen verhogen.

2.1.   Evaluatiefase: de financiering van de INSServ

De IAEA zal een evaluatie uitvoeren om te bepalen in welke mate in elk van de onder 1 genoemde landen, waar die evaluatie nog niet is afgerond, de nucleaire veiligheid moet worden verhoogd. Voor de overige aangewezen landen zal de eerder uitgevoerde evaluatie worden geactualiseerd. Deze evaluatie zal, waar nodig, betrekking hebben op de fysieke bescherming en de veiligheid van nucleaire en niet-nucleaire toepassingen, de getroffen maatregelen ter bestrijding van illegale handel en de nodige wetgevings- en reguleringsinfrastructuur. Aan de hand van de resultaten van de algehele evaluatie zullen de landen worden geselecteerd waar de projecten zullen worden uitgevoerd.

De bovengenoemde projecten zullen:

in elk land nagaan hoe het staat met de fysieke bescherming van kernmateriaal en andere radioactieve stoffen, en met de bescherming van nucleaire of onderzoeksinstallaties of faciliteiten waar dergelijke stoffen worden gebruikt of opgeslagen. Aanwijzen welke installaties en faciliteiten waar dergelijk materiaal aanwezig is, zullen worden geselecteerd voor aansluitende verbetering en steun;

in elk land de behoeften evalueren ten aanzien van de verbetering van de beveiliging van radioactieve bronnen. Zwakke punten en manco’s ten opzichte van internationale normen en de gedragscode aangeven, die een verbetering van het regelgevingsinstrumentarium vereisen en aangeven in welke mate er moet worden voorzien in aanvullende bescherming voor krachtige, kwetsbare bronnen. Als uitvloeisel van de evaluatie zal ook de voor de bescherming vereiste specifieke apparatuur worden omschreven;

in elk land nagaan hoe het thans staat met de capaciteit om de illegale handel te bestrijden en wat nodig is om de vereiste verbeteringen aan te brengen;

in elk land nagaan hoe het thans staat met het nationaal boekhoud- en controlesysteem voor kernmateriaal en wat nodig is om de vereiste verbeteringen aan te brengen.

2.2.   Uitvoering van specifieke acties die naar aanleiding van de evaluatiefase als prioritair worden aangemerkt

Project 1:   Bijstand met betrekking tot wet- en regelgeving

Doel van het project:

versterking van de nationale wet- en regelgevingsinfrastructuur met betrekking tot kernmateriaal en andere radioactieve stoffen, met inachtneming van de verschillende internationale instrumenten en erkende beginselen op het gebied van nucleaire veiligheid en bestaande synergieën met nationale systemen voor stralingsbescherming;

versterking van de nationale wetgevingskaders voor de uitvoering van overeenkomsten betreffende veiligheidscontrole en de aanvullende protocollen die tussen staten en de organisatie zijn gesloten;

versterking van het nationale regelgevingsinstrumentarium voor stralingsbescherming en beveiliging van radioactieve bronnen.

Projectresultaten:

ontwikkelen en aannemen van alomvattende, samenhangende en doeltreffende wetgeving op nationaal niveau, en aldus bijdragen tot een geharmoniseerd, versterkt en universeler systeem voor nucleaire veiligheid;

opstellen en aannemen (in de nationale talen) van de nationale wetgeving die de staten in staat moet stellen te voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten betreffende veiligheidscontrole en de aanvullende protocollen;

instelling/verbetering van de nationale regelgevingsinfrastructuur voor stralingsbescherming en beveiliging van radioactieve bronnen via adviesdiensten, apparatuur en opleiding, in overeenstemming met de internationale normen, de richtsnoeren van de gedragscode voor de veiligheid en beveiliging van radioactieve bronnen, en de beste praktijken.

Project 2:   Verbetering van de beveiliging van en de controle op kernmateriaal en andere radioactieve stoffen

Doel van het project:

verbetering van de fysieke bescherming van nucleaire installaties en van kernmateriaal en andere radioactieve stoffen in de geselecteerde landen;

verbetering van de controle en fysieke bescherming van radioactieve stoffen in niet-nucleaire toepassingen in de geselecteerde landen, en tevens

versterking van de SSAC’s voor de uitvoering van overeenkomsten betreffende veiligheidscontroles en aanvullende protocollen, ook in staten met „protocollen inzake kleine hoeveelheden”.

Projectresultaten:

betere fysieke bescherming van kernmateriaal en andere radioactieve stoffen bij geselecteerde kerninstallaties en locaties;

beveiliging van kwetsbare bronnen in niet-nucleaire toepassingen, of, in voorkomend geval, ontmanteling en overbrenging naar een veilige opslag in de geselecteerde landen;

verbetering, met behulp van deskundigen van de nationale regelgevingsinfrastructuur voor fysieke bescherming;

opstelling en handhaving van doeltreffende SSAC’s voor de uitvoering van overeenkomsten betreffende veiligheidscontroles en aanvullende protocollen, ook in staten met „protocollen inzake kleine hoeveelheden”;

opleiding van personeel in de landen die in aanmerking komen voor steun.

Project 3:   Versterking van het vermogen van staten om illegale handel op te sporen en te bestrijden

Doel van het project:

versterking van het vermogen van de staten om in de geselecteerde landen illegale handel op te sporen en te bestrijden.

Projectresultaten:

betere inzameling en evaluatie van informatie over illegale nucleaire handel uit open bronnen en uit de contactpunten van de landen teneinde meer inzicht te krijgen in de illegale nucleaire handel en in de omstandigheden waarin deze plaatsvindt. Deze informatie zal ook bijdragen tot het selecteren van prioriteiten uit de diverse activiteiten ter bestrijding van illegale handel;

instelling van nationale regelingen met behulp van deskundigen ter bestrijding van illegale handel en ter verbetering van de nationale coördinatie van grensoverschrijdend verkeer van radioactieve stoffen en van gevoelige nucleaire apparatuur en technologie in de geselecteerde landen;

verbetering van de grenscontroleapparatuur in geselecteerde grensposten;

opleiding van het personeel van de wetshandhavingsdiensten in de landen die in aanmerking komen voor steun.

3.   Duur

De evaluatie zal plaatsvinden in een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van de bijdrageovereenkomst tussen de Commissie en de IAEA. De drie projecten worden gelijktijdig uitgevoerd in de loop van de twaalf daaropvolgende maanden.

De totale duur van de uitvoering van het gemeenschappelijk optreden wordt op vijftien maanden geraamd.

4.   Begunstigden

Begunstigden zijn de landen waar de evaluatie en de daaropvolgende projecten plaatsvinden. Hun autoriteiten zullen worden geholpen bij het aangeven van de zwakke punten en steun krijgen om een oplossing te vinden en de veiligheid te verhogen. De definitieve keuze van de begunstigden en de behoeften waaraan in de gekozen landen moet worden voldaan, worden vastgesteld in onderling overleg tussen het uitvoeringsorgaan en het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, in nauw overleg met de lidstaten en de Commissie in het kader van de bevoegde Raadsinstantie. De besluiten ter zake worden in voorkomend geval gebaseerd op voorstellen van het uitvoeringsorgaan (de IAEA) overeenkomstig artikel 2, lid 1, van dit gemeenschappelijk optreden.

5.   Uitvoeringsorgaan

De IAEA wordt met de uitvoering van de projecten belast. De INSServ-missies zullen worden uitgevoerd volgens de standaardwerkwijze voor IAEA-missies, die door deskundigen van de IAEA en van de lidstaten zullen worden uitgevoerd. De drie projecten worden rechtstreeks uitgevoerd door het personeel van de IAEA en door de IAEA-lidstaten geselecteerde deskundigen of contractanten. In het geval van contractanten moet de levering van goederen, werken of diensten door de IAEA in het kader van de actie geschieden volgens de desbetreffende regels en procedures van de IAEA, als omschreven in de bijdrageovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de IAEA.

6.   Deelnemende derde partijen

De projecten worden volledig gefinancierd uit dit gemeenschappelijk optreden van de Europese Unie. Deskundigen van de IAEA-lidstaten mogen als deelnemende derde partijen worden beschouwd. Zij zullen hun werkzaamheden verrichten volgens de standaardwerkwijze voor IAEA-deskundigen.

7.   Specifieke voorwaarden voor overeenkomsten en aankopen

Om de veiligheidsregelingen voor kernmateriaal en andere radioactieve stoffen, bijvoorbeeld radioactieve bronnen die oorspronkelijk zijn geleverd door de Russische Federatie, te verbeteren, kunnen in sommige gevallen overeenkomsten voor de levering van goederen, diensten en werken worden aangeboden aan leveranciers in de Russische Federatie, die bekend zijn met de Russische technologie.

8.   Raming van de benodigde middelen

De bijdrage van de Europese Unie dekt de evaluatie en de uitvoering van de drie in punt 2.2 omschreven projecten. De kosten worden als volgt geraamd:

Evaluatie nucleaire beveiliging, met inbegrip van missies

160 000 EUR

Project 1

1 340 000 EUR

Project 2

3 400 000 EUR

Project 3

3 050 000 EUR

Verder is er voor onvoorziene kosten een reserve ten belope van ongeveer 3 % (in totaal 250 000 EUR) van de in aanmerking komende kosten.

9.   Financieel referentiebedrag voor de kosten van het project

De totale kosten van het project bedragen 7 703 000 EUR.


(1)  GOV/2003/49-GC(47)/9. Ook het document „Measures to Strengthen International Cooperation in Nuclear, Radiation, Transport Safety and Waste Management: Promoting Effective and Sustainable National Regulatory Infrastructure for the Control of Radiation Sources” (GOV/2004/52-GC(48)/15) bevat onderdelen die van belang zijn voor de samenwerking tussen de IAEA en de Europese Unie in het kader van de EU-strategie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens. Deze activiteiten zijn tevens vermeld in „Activities Supporting Nuclear Security” in het nucleaire-veiligheidsplan van de IAEA voor 2006-2009.

(2)  In september 2005 heeft de Raad van Beheer van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) besloten het veiligheidscontrolesysteem te versterken door het zogeheten „small quantities protocol” (SQP, protocol inzake kleine hoeveelheden) bij NPV-overeenkomsten inzake veiligheidscontroles te handhaven als onderdeel van het veiligheidscontrolesysteem van de IAEA, eventueel met wijzigingen in de standaardformulering en aanpassing van de SQP-criteria; in 2005 heeft de Algemene Conferentie van de IAEA een resolutie aangenomen waarin zij onder meer aantekende dat voor een staat waar een alomvattende overeenkomst inzake veiligheidscontroles in combinatie met een aanvullend protocol van toepassing is, deze maatregelen gelden als de verbeterde verificatienorm voor die staat.

(3)  GOV/2005/50-GC(49)/17.

(4)  GOV/2002/10.

(5)  Zie het IAEA-actieplan ter bevordering van de sluiting van waarborgovereenkomsten en aanvullende protocollen, gepubliceerd door de IAEA.

(6)  In totaal zullen 20 tot 25 landen in Afrika uit verschillende projecten steun ontvangen voor verbetering van de nucleaire veiligheid. Meer landen kunnen eventueel deelnemen aan regionale opleidingsactiviteiten.


Top