EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62016CA0328
Case C-328/16: Judgment of the Court (Third Chamber) of 22 February 2018 — European Commission v Hellenic Republic (Failure of a Member State to fulfil obligations — Directive 91/271/EEC — Urban waste-water treatment — Judgment of the Court establishing a failure to fulfil obligations — Non-implementation — Article 260(2) TFEU — Pecuniary penalties — Lump sum — Periodic penalty payment)
Zaak C-328/16: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 22 februari 2018 — Europese Commissie / Helleense Republiek (Niet-nakoming — Richtlijn 91/271/EEG — Behandeling van stedelijk afvalwater — Arrest van het Hof waarbij niet-nakoming wordt vastgesteld — Niet-uitvoering — Artikel 260, lid 2, VWEU — Financiële sancties — Forfaitaire som — Dwangsom)
Zaak C-328/16: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 22 februari 2018 — Europese Commissie / Helleense Republiek (Niet-nakoming — Richtlijn 91/271/EEG — Behandeling van stedelijk afvalwater — Arrest van het Hof waarbij niet-nakoming wordt vastgesteld — Niet-uitvoering — Artikel 260, lid 2, VWEU — Financiële sancties — Forfaitaire som — Dwangsom)
OJ C 134, 16.4.2018, p. 5–5
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
16.4.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 134/5 |
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 22 februari 2018 — Europese Commissie / Helleense Republiek
(Zaak C-328/16) (1)
((Niet-nakoming - Richtlijn 91/271/EEG - Behandeling van stedelijk afvalwater - Arrest van het Hof waarbij niet-nakoming wordt vastgesteld - Niet-uitvoering - Artikel 260, lid 2, VWEU - Financiële sancties - Forfaitaire som - Dwangsom))
(2018/C 134/06)
Procestaal: Grieks
Partijen
Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Zavvos, E. Manhaeve en D. Triantafyllou, gemachtigden)
Verwerende partij: Helleense Republiek (vertegenwoordiger: E. Skandalou, gemachtigde)
Dictum
1) |
Door niet alle maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het arrest van 24 juni 2004, Commissie/Griekenland (C-119/02, niet gepubliceerd, EU:C:2004:385), is de Helleense Republiek de krachtens artikel 260, lid 1, VWEU op haar rustende verplichtingen niet nagekomen. |
2) |
Indien de in punt 1 vastgestelde niet-nakoming nog steeds voortduurt op de dag van uitspraak van het onderhavige arrest, wordt de Helleense Republiek veroordeeld tot betaling aan de Europese Commissie van een dwangsom van 3 276 000 EUR per halfjaarlijkse vertraging bij de tenuitvoerlegging van de maatregelen die noodzakelijk zijn ter nakoming van het arrest van 24 juni 2004, Commissie/Griekenland (C-119/02, niet gepubliceerd, EU:C:2004:385), vanaf de datum van uitspraak van het onderhavige arrest tot de volledige uitvoering van het arrest van 24 juni 2004, Commissie/Griekenland (C-119/02, niet gepubliceerd, EU:C:2004:385), waarbij het daadwerkelijke bedrag van de dwangsom aan het einde van elk tijdvak van zes maanden moet worden berekend door op het totale bedrag voor elk van deze tijdvakken een percentage in mindering te brengen dat overeenkomt met het aandeel van het aantal inwonerequivalent-eenheden dat aan het einde van de betrokken periode daadwerkelijk in overeenstemming is gebracht met het arrest van 24 juni 2004, Commissie/Griekenland (C-119/02, niet gepubliceerd, EU:C:2004:385), in de regio Thriasio Pedio, in verhouding tot het aantal inwonerequivalent-eenheden dat op de dag van uitspraak van het onderhavige arrest niet in overeenstemming is gebracht met het arrest van 24 juni 2004, Commissie/Griekenland (C-119/02, niet gepubliceerd, EU:C:2004:385), in die regio. |
3) |
De Helleense Republiek wordt veroordeeld tot betaling aan de Europese Commissie van een forfaitaire som van 5 miljoen EUR. |
4) |
De Helleense Republiek wordt verwezen in de kosten. |