EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007XA1031(01)

Betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer over het 6e, 7e, 8e en 9e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) voor het begrotingsjaar 2006

OJ C 260, 31.10.2007, p. 258–259 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

31.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 260/258


BETROUWBAARHEIDSVERKLARING VAN DE REKENKAMER OVER HET 6e, 7e, 8e EN 9e EUROPEES ONTWIKKELINGSFONDS (EOF) VOOR HET BEGROTINGSJAAR 2006

(2007/C 260/02)

I.   De Europese Rekenkamer („de Rekenkamer”) heeft de rekeningen van het zesde, zevende, achtste en negende EOF en de onderliggende verrichtingen voor het op 31 december 2006 afgesloten begrotingsjaar onderzocht. Deze rekeningen omvatten de financiële staten, de overzichten van de financiële uitvoering en de door de Europese Investeringsbank (EIB) verschafte financiële staten en gegevens (1). Krachtens de financiële reglementen dient de Rekenkamer aan het Europees Parlement en de Raad een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen ten aanzien van het gedeelte van de EOF-middelen waarvan de Commissie de financiële uitvoering verzorgt (2). De Rekenkamer heeft de controle overeenkomstig haar controlebeleidslijnen en -normen verricht. Deze berusten op de algemeen aanvaarde internationale controlenormen, aangepast aan de EOF-context. Dit verschafte de Rekenkamer een deugdelijke grondslag voor de navolgende oordelen.Betrouwbaarheid van de rekeningenII.   De Rekenkamer is van oordeel dat de financiële-uitvoeringsoverzichten van het begrotingsjaar 2006 en de financiële staten per 31 december 2006 een getrouw beeld geven van de ontvangsten en uitgaven van het zesde, zevende, achtste en negende EOF voor het begrotingsjaar en van hun financiële positie aan het eind van het jaar. Zonder afbreuk aan het bovenstaande oordeel te doen, wijst de Rekenkamer op:

a)

het feit dat de geldigheid van de veronderstellingen die zijn gehanteerd om de voorziening voor te ontvangen rekeningen te ramen, niet door de Commissie is aangetoond;

b)

het te hoog opgegeven bedrag aan garanties in de toelichting bij de financiële staten.

Wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingenIII.   Gelet op de resultaten van haar controle en behoudens de in paragraaf IV vermelde zaken is de Rekenkamer van oordeel dat de onderliggende verrichtingen van de ontvangsten, toewijzingen, vastleggingen en betalingen van het begrotingsjaar over het geheel genomen wettig en regelmatig zijn.IV.   De controle van de Rekenkamer wees uit dat een materieel foutenpercentage van invloed was op de door de delegaties geautoriseerde onderliggende verrichtingen.V.   Met betrekking tot begrotingssteun meent de Rekenkamer, zonder een verder voorbehoud te maken bij bovenstaande verklaring, dat de besluiten van de Commissie inzake betalingen niet op voldoende formele en gestructureerde wijze aantonen dat de Overeenkomst van Cotonou in acht wordt genomen.VI.   De Commissie heeft weliswaar vooruitgang geboekt met betrekking tot haar toezicht- en controlesystemen, maar de controle van de Rekenkamer toont aan dat sommige systemen dienen te worden verbeterd en een algehele controlestrategie moet worden ontwikkeld om een meer doelmatige en doeltreffende uitvoering van de toezicht- en controleactiviteiten te verzekeren. De Rekenkamer stelt vast dat de Commissie werk maakt van veel van de zaken die aan de orde komen in dit verslag en zij stelt de positieve respons van de Commissie op haar aanbevelingen op prijs.

27 september 2007

Hubert WEBER

President

Europese Rekenkamer

12, rue Alcide De Gasperi, L-1615 Luxemburg


(1)  Overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 96, lid 1, 100, 101 en 125, lid 2, van het financieel reglement van toepassing op het negende EOF; concreet betreft het enerzijds door de rekenplichtige opgestelde balansen en bijbehorende staten en anderzijds beheersrekeningen met tabellen opgesteld door de hoofdordonnateur en de rekenplichtige samen. Deze staten worden voor elk van de vier EOF's in algemene, geconsolideerde vorm ingediend. De onderhavige verklaring heeft geen betrekking op de door de EIB verstrekte financiële staten en gegevens (zie voetnoot 14).

(2)  Overeenkomstig artikel 103, lid 3, van voornoemd financieel reglement; in samenhang met artikel 1 van ditzelfde reglement houdt dit in dat de verklaring geen betrekking heeft op het deel van de middelen van het negende EOF dat wordt beheerd door, en onder de verantwoordelijkheid valt van de EIB.


Top