EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002AE0868

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade" (COM(2002) 17 def. — 2002/0021 (COD))

OJ C 241, 7.10.2002, p. 162–167 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52002AE0868

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade" (COM(2002) 17 def. — 2002/0021 (COD))

Publicatieblad Nr. C 241 van 07/10/2002 blz. 0162 - 0167


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade"

(COM(2002) 17 def. - 2002/0021 (COD))

(2002/C 241/31)

De Raad heeft op 6 maart 2002 besloten het Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig artikel 175 van het EG-Verdrag, te raadplegen over het voornoemde voorstel.

De afdeling "Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 21 juni 2002 goedgekeurd. Rapporteur was mevrouw Sánchez Miguel.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 392e zitting (vergadering van 18 juli 2002) het volgende advies uitgebracht, dat met 63 stemmen voor en 3 stemmen tegen, bij 1 onthouding, werd goedgekeurd.

1. Inleiding

1.1. Na het Groenboek(1) en geruime tijd later het Witboek(2) heeft de Commissie nu een voorstel voor een richtlijn over milieuaansprakelijkheid gepubliceerd met als doel een EU-raamregeling tot stand te brengen om milieuschade te voorkomen of te herstellen. Met behulp van dit voorstel wil de Commissie o.m. een begin maken met de uitvoering van de in het Zesde milieuactieprogramma(3) geplande maatregelen, waarvan er één bedoeld is om de toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt mogelijk te maken.

1.2. In de afgelopen decennia is de schade aan de biodiversiteit hand over hand toegenomen, zoals blijkt uit het voorstel van de Commissie voor een strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling(4), waarin erop wordt gewezen dat deze ontwikkeling zou kunnen uitgroeien tot een van de grootste bedreigingen voor de natuur. De belangrijkste normen(5) voor de bescherming van de natuur hebben niet het gewenste effect opgeleverd, onder meer wegens het ontbreken van bepalingen met betrekking tot de aansprakelijkheid voor schade aan het milieu. Er moet dan ook een EU-norm komen met behulp waarvan milieuschade kan worden voorkomen of hersteld en op grond waarvan vervuilers tot het betalen van een schadevergoeding kunnen worden verplicht.

1.3. Hoewel de noodzaak van een dergelijke norm dus wordt onderkend, mag niet worden vergeten dat de Commissie bij het opstellen van het voorstel op de nodige moeilijkheden is gestuit, aangezien zij rekening heeft moeten houden met de tegengestelde belangen die ermee gereguleerd dienen te worden. Aan de ene kant het algemene belang, nl. de bescherming van het milieu, en aan de andere kant de particuliere belangen van het bedrijfsleven en de overheidssector. Hoewel dit stuk voor stuk legitieme belangen zijn, is het zaak om nu voor eens en altijd te bepalen wie waarvoor aansprakelijk is.

1.4. In de lidstaten is momenteel een groot aantal uiteenlopende nationale bepalingen van kracht. Hierdoor zou de bewuste EU-norm uiteindelijk concurrentiedistorsies in de hand kunnen werken. Er is daarom veel te zeggen voor een harmonisering van deze bepalingen; het is nl. niet altijd mogelijk om op grond van de nationale wetgeving te zorgen voor de sanering van vervuilde gebieden, en dit laatste is juist een van de belangrijkste doelstellingen van het voorstel. Een ander probleem kan zich voordoen als er een landsgrens door het vervuilde gebied loopt; in dat geval is het mogelijk dat er meer dan een of zelfs helemaal geen wettelijke norm van toepassing is.

1.5. De Commissie probeert een evenwicht tot stand te brengen tussen alle verschillende belangen, waarbij zij zich baseert op de milieudoelstellingen van het Zesde actieprogramma, de overige EU-normen op milieugebied en de sociaal-economische context waarin deze worden toegepast.

1.6. Alvorens inhoudelijk op het voorstel in te gaan, wijst het ESC erop dat de traditionele vormen van schade (letselschade en materiële schade) niet onder de voorgestelde richtlijn vallen, omdat de Commissie ervan uitgaat dat deze al zijn geregeld via de wetgeving op de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, die in de lidstaten veel wordt toegepast.

1.7. In het voorstel wordt evenmin aandacht besteed aan de aansprakelijkheid voor de eventuele effecten die GGO's hebben op de biodiversiteit in het algemeen en op de gezondheid van de consument. De redenen die hiervoor worden aangevoerd verwijzen naar de richtlijn over de aansprakelijkheid voor producten met gebreken(6), die alleen is uitgebreid tot schade aan niet-verwerkte producten, zodat dit geen geschikt instrument lijkt, zeker ook gezien de ontwikkeling van het debat en de regelgeving inzake GGO's.(7)

2. Inhoud van het Commissievoorstel

2.1. De rechtsgrondslag van het voorstel is artikel 175, lid 1 van het EG-Verdrag. Het is immers bedoeld om de kwaliteit van het milieu te behouden, te beschermen en te verbeteren.

2.2. Het voorstel bevat een raamregeling om milieuschade te voorkomen of te herstellen, waarbij van de volgende premissen wordt uitgegaan:

- Milieuschade kan betrekking hebben op schade aan de biodiversiteit, aan wateren (waarop de waterkaderrichtlijn(8) betrekking heeft) en op bodemverontreiniging. Krachtens het "de vervuiler betaalt"-beginsel komen de kosten van herstel voor rekening van de exploitant die de milieuschade of het onmiddellijke gevaar voor schade heeft veroorzaakt. In artikel 9 wordt echter een aantal uitzonderingen vastgesteld die de exploitant vrijstellen van aansprakelijkheid;

- Een van de in het richtlijnvoorstel genoemde uitzonderingen is het geval van schade die is veroorzaakt door exploitanten die te werk gingen overeenkomstig de hun verleende vergunning, of schade ten gevolge van activiteiten die overeenkomstig de stand van de technologische kennis niet als schadelijk werden beschouwd;

- Aangezien er op natuurlijke hulpbronnen meestal geen eigendomsrechten rusten (biodiversiteit en wateren), kan zowel door de gekwalificeerde partijen als door individuele personen met voldoende belang bij een en ander worden aangedrongen op maatregelen;

- Bij grensoverschrijdende schade zorgen de autoriteiten van de betrokken landen er in onderling overleg voor dat de schade in samenwerking met de aansprakelijke exploitant wordt hersteld;

- Herstel kan op twee manieren gebeuren: de verantwoordelijke exploitant financiert direct de nodige herstelmaatregelen of de bevoegde instantie belast een derde partij hiermee, waarbij de herstelkosten worden verhaald op de aansprakelijke exploitant;

- Voor een zo efficiënt mogelijk hestel is ook een combinatie van beide systemen mogelijk;

- Door het verplichtstellen van een verzekering (of een andere vorm van financiële zekerheid) kan worden voorkomen dat het verhalen van de kosten stukloopt op de insolventie van de aansprakelijke exploitant;

- De voorgestelde uitzonderingen zijn niet van toepassing als de exploitant nalatig is geweest, al kunnen de lidstaten in hun nationale wetgevingen de voorwaarden voor toepassing van de uitzonderingsbepalingen wijzigen om deze met hun eigen regelgeving in overeenstemming te brengen;

- De voorgestelde richtlijn heeft geen terugwerkende kracht, en een aansprakelijkheidsprocedure moet binnen een bepaalde periode nadat de milieuschade is aangericht worden aangespannen;

- In de evaluatie van de economische effecten komen de onderdelen van het voorstel aan de orde die op efficiëntie betrekking hebben: de kosten en baten, de spreiding van de kosten over de verschillende marktdeelnemers, het verwachte effect op het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, op preventie, op de financiële zekerheid en op de waardebepaling van schade aan natuurlijke rijkdommen.

2.3. Een aantal belangrijke gebieden die potentieel schadelijk zijn voor het milieu is grotendeels van onderhavig richtlijnvoorstel uitgesloten, waarvan met name nucleaire schade en schade veroorzaakt door olieverontreiniging en het vervoer van schadelijke stoffen kunnen worden genoemd. De Commissie is van mening dat het bestaan van internationale verdragen, die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid op deze gebieden regelen en waarbij de meeste lidstaten partij zijn, opname hiervan in de richtlijn voorlopig overbodig maakt.

2.4. Door de juridische complexiteit van het onderwerp in kwestie en de uitzonderingen op de toepassing van de voorgestelde richtlijn, doet zich een aantal problemen voor. De tekst zou dan ook zo moeten worden aangepast dat deze begrijpelijk is voor iedereen met belangstelling voor de toepassing van de richtlijn.

3. Algemene opmerkingen

3.1. Het EESC stemt in met de voorgestelde regeling van de milieuaansprakelijkheid, die een objectief karakter draagt en bedoeld is om milieuschade te voorkomen of te herstellen, waarbij het beginsel dat de vervuiler betaalt wordt toegepast. Aangezien tal van milieurichtlijnen door de lidstaten echter niet worden nageleefd, wil het EESC hier aanknopen bij de opmerkingen die het in een aantal eerdere adviezen heeft gedaan om de richtlijn te verbeteren, vooral met betrekking tot aspecten waarover milieuorganisaties en het bedrijfsleven het onderling niet eens zijn, zoals het toepassingsgebied en de verantwoordelijkheid van zowel openbare als particuliere exploitanten.

3.2. De voorgestelde richtlijn is alleen van toepassing op de schade die wordt aangericht door overtreding van de in bijlage I opgesomde milieuwetgeving(9). Wat schade aan de biodiversiteit betreft is de richtlijn echter alleen van toepassing als deze schade zich voordoet in gebieden die deel uitmaken van het Natura 2000-netwerk of vallen onder de habitat- en de vogelrichtlijn, hetgeen extra problemen kan opleveren. Het is namelijk niet gezegd dat dit netwerk heden ten dage alle gebieden omvat die voor de hele EU van belang zijn (het door dit voorstel bestreken oppervlakte bedraagt minder dan 20 % van het grondgebied en de kustgebieden van de EU). De Commissie zou er bij alle lidstaten op moeten aandringen dat zij zich aan hun in Richtlijn 92/43/EEG(10) geregelde verplichtingen houden.

3.2.1. Het EESC wijst erop dat de voorschriften inzake milieuaansprakelijkheid nog al eens niet worden toegepast als gevolg van internationale verdragen. Bij tal van recente milieurampen in de EU zijn deze verdragen inefficiënt gebleken. Bovendien hebben zij vaak een sectorspecifiek karakter(11) of zijn zij nog niet in werking getreden of geratificeerd door de meeste lidstaten.

3.2.2. Daar waar de internationale verdragen tekortschieten om milieuschade in de EU te regelen zou de Commissie moeten overwegen deze aan te vullen met een communautair initiatief, dat in het onderhavige richtlijnvoorstel zou moeten worden verwerkt.

3.3. Van groot belang zijn de in artikel 2 gedefinieerde begrippen. Hoe duidelijker deze definities, des te geringer de discretionaire ruimte van de lidstaten bij de omzetting van de richtlijn, waardoor eventuele twijfels worden voorkomen. Wat dit betreft doet de Commissie er goed aan een aantal definities uit te breiden en te verduidelijken.

3.3.1. Biodiversiteit, zoals gedefinieerd in de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG over natuurlijke habitats en vogels is nogal een beperkt begrip. De meeste geraadpleegde organisaties stellen dan ook voor om het begrip uit te breiden tot niet-beschermde gebieden wanneer er sprake is van ernstige milieuschade of wanneer deze schade gevolgen zou kunnen hebben voor de gezondheid van de inwoners van deze gebieden(12).

3.3.1.1. In de definitie van biodiversiteit moet rekening worden gehouden met de gevolgen van GGO's op korte en op lange termijn.

3.3.2. Gekwalificeerde partij: personen of partijen die gezien hun interesse in het milieu worden betrokken bij de toepassing van de regels inzake milieuaansprakelijkheid. Volgens het EESC blijft de erkenning van deze partijen zo in twee opzichten beperkt:

- de lidstaten leggen in hun wetgeving de criteria voor deze erkenning vast;

- alleen milieugroeperingen worden erkend.

3.3.2.1. Niet alleen zullen organisaties in uit milieu-oogpunt achterlopende landen de dupe worden van cultuurverschillen, ook andere organisaties die zich voor de bescherming van het milieu verdienstelijk kunnen maken worden uitgesloten omdat dit niet hun belangrijkste doelstelling is. Dit geldt bijvoorbeeld voor vakbonden en werkgeversorganisaties, voor wie een belangrijke rol is weggelegd bij het voorkomen van milieuschade.

3.3.3. Milieuschade: hiervan worden drie categorieën onderscheiden:

- schade aan de biodiversiteit;

- schade aan wateren;

- bodemschade.

3.3.3.1. Richtlijn 2000/60 bevat een duidelijke definitie van schade aan wateren. Schade aan de biodiversiteit en bodemschade worden echter nergens duidelijk omschreven(13). Een preciezere definitie van deze soorten schade is dan ook wenselijk.

3.4. Eén van de belangrijkste doelstellingen van het voorstel is de preventie van milieuschade, waarbij voor de bevoegde autoriteiten een belangrijke rol is weggelegd. Het probleem dat hierbij speelt, en waar het EESC al in diverse adviezen op heeft gewezen, zijn de ingewikkelde bestuurlijke structuren in het merendeel van de lidstaten. De milieubevoegdheden zijn versnipperd over diverse, soms zeer gedecentraliseerde overheden, wat op zijn minst voor verwarring zorgt wanneer preventiemaatregelen geboden zijn.

3.4.1. Om de preventiedoelstelling werkelijk te kunnen verwezenlijken is het volgende nodig:

- ten eerste dienen de lidstaten de bevoegdheden van de verschillende bestuurslagen duidelijk af te bakenen om overlappingen te voorkomen;

- om bestuurlijk ingrijpen mogelijk te maken moet de procedure worden vastgesteld waarmee de bevoegde autoriteiten de kosten van eventuele door hen getroffen preventiemaatregelen vergoed krijgen. Anders wordt de milieuaansprakelijkheid namelijk afgewenteld op de bevolking in plaats van dat de vervuiler betaalt;

- ten derde dient geregeld te worden dat de bevoegde autoriteiten de kosten van de door hen genomen preventie- en herstelmaatregelen vergoed krijgen. In het belangrijke artikel 7 zou de nadruk daarom meer moeten komen te liggen op het orgaan dat de betaling van deze kosten dient af te dwingen (art. 13).

3.5. De Commissie stelt voor om voor de toerekening van de kosten in door meer partijen veroorzaakte schadegevallen een tweeledig systeem - namelijk hoofdelijke aansprakelijkheid of gequoteerde aansprakelijkheid - te hanteren. Hoewel dit systeem bedoeld is om gemakkelijk in de wetgeving van de lidstaten te kunnen worden opgenomen, is het moeilijk vast te stellen welk aandeel van een bepaald geval van milieuschade door één van de verantwoordelijke exploitanten is veroorzaakt. In de praktijk maakt dit de toepassing van het systeem in kwestie er niet gemakkelijker op.

3.5.1. In gevallen waarin de schade door verschillende exploitanten wordt veroorzaakt vergemakkelijkt hoofdelijke aansprakelijkheid de rechtsvordering, omdat het niet nodig is de aansprakelijkheid van iedere afzonderlijke exploitant vast te stellen. Gequoteerde aansprakelijkheid daarentegen vereist dat van iedere exploitant het aandeel in de schade wordt vastgesteld. Het EESC is in principe voor de toepassing van hoofdelijke aansprakelijkheid, omdat deze de rechtsgang vergemakkelijkt. De lidstaten moeten echter de mogelijkheid blijven houden om afhankelijk van de omstandigheden één van beide systemen te kiezen

3.6. Welke overheid als de bevoegde instantie moet worden aangeduid komt uit het richtlijnvoorstel niet duidelijk naar voren. Als gevolg van hun territoriale bestuursindeling kunnen in de lidstaten weliswaar diverse organen over de nodige bevoegdheden beschikken, om een procedure inzake burgerlijke aansprakelijkheid aan te spannen is geen specialisatie op het gebied van milieuzaken nodig.

3.7. Met het voorstel om de lidstaten voor financiële zekerheid te laten zorgen en zo de regels beter toepasbaar te maken, komt de Commissie tegemoet aan één van de wensen die het EESC in zijn advies over het Witboek heeft geuit. De voorgestelde richtlijn zou er echter minder effectief op worden als, zoals uit artikel 16 valt op te maken, een dergelijke verzekering niet verplicht wordt gesteld voor exploitanten die activiteiten uitvoeren die vallen onder de in bijlage I opgesomde richtlijnen.

4. Wijzigingsvoorstellen

4.1. Aangezien de voorgestelde richtlijn als een minimumnorm moet fungeren, dient de Commissie erop toe te zien dat deze duidelijker en preciezer is dan andere wettelijke bepalingen. De richtlijn is namelijk niet alleen bedoeld om ervoor te zorgen dat de in bijlage I opgesomde milieunormen worden nageleefd, maar ook om milieuschade in de EU te voorkomen en te herstellen. Voor een uniforme toepassing dienen de definities in artikel 2 te worden herzien.

4.2. Het herstel van milieuschade is een belangrijk nieuw aspect van het richtlijnvoorstel. De huidige normen voorzien alleen in administratieve sancties in de vorm van boetes. De herstelkosten komen voor rekening van de verantwoordelijke exploitant, al kan de bevoegde autoriteit deze op zich nemen als deze exploitant moeilijk te lokaliseren is. Dit levert wel problemen op met betrekking tot de volgende aspecten:

4.2.1. De in bijlage II uiteengezette herstelprocedure, die de bevoegde instantie namelijk de keuze geeft uit verschillende herstelopties. Volgens het EESC zou het geen goede zaak zijn als in dit verband slechts één criterium, met name het criterium "zo gering mogelijke kosten", wordt gehanteerd. Er moet altijd voor worden gezorgd dat de te nemen herstelmaatregelen de natuur in de oorspronkelijke staat terugbrengen.

4.2.2. Wanneer de bevoegde autoriteit een aansprakelijkheidsprocedure aanspant, dient het verhalen van de herstelkosten op de verantwoordelijke exploitant voorop te staan. Anders moet de bevolking namelijk voor deze kosten opdraaien.

4.2.2.1. Indien er echter sprake is van de in artikel 9, lid 3b), omschreven verzachtende omstandigheid, zouden de herstelkosten gedeeld kunnen worden door de bevoegde instantie en de exploitant, als deze nalatig is geweest.

4.3. De lidstaten mogen de bevoegde instantie aanwijzen. Dit zou ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor de harmonisering. Daarom is het EESC van mening dat:

- de lidstaten in dezen bevoegd zijn, in overeenstemming met hun regelgeving ter zake;

- als er verschillende bestuursniveaus zijn, er duidelijkheid dient te bestaan over de vraag wie waarvoor bevoegd is om overlappingen of competentiestrijd te voorkomen;

- rechtszaken op het gebied van burgerlijke aansprakelijkheid worden niet in alle lidstaten behandeld door de civiele rechter; er bestaan mogelijkheden van administratief beroep bij de bevoegde autoriteiten, waarmee de kwestie als administratief geschil wordt afgewikkeld, wat meestal een lange en ingewikkelde procedure is. Aangezien de EU al ervaring heeft met civiele aansprakelijkheidsprocedures voor gebrekkige producten, zou de civiele rechter volgens het EESC het beste kunnen worden aangewezen als de bevoegde instantie voor milieuprocedures.

4.4. Als een bepaalde vorm van financiële zekerheid niet verplicht wordt gesteld, is het mogelijk dat herstel van eventuele milieuschade uitblijft doordat de exploitant insolvent is. De Commissie zou de concretisering van de schade moeten vergemakkelijken, zodat de verzekeraars de nodige verzekeringspolissen afsluiten. Desalniettemin zouden nationale of regionale fondsen kunnen worden opgericht die gefinancierd worden met de opbrengst van de economische sancties voor de niet-naleving van de in bijlage I opgesomde richtlijnen. Op deze manier zouden de sancties het herstel van de milieuschade ten goede komen.

4.5. Daar de voorgestelde richtlijn geen terugwerkende kracht krijgt, zou het herstel van in het verleden veroorzaakte milieuschade moeilijkheden kunnen opleveren. In dit verband is artikel 19, lid 2, van belang, waarin staat dat de exploitant dient te bewijzen dat hij de milieuschade vóór de inwerkingtreding van de richtlijn heeft veroorzaakt, zodat deze niet onder de richtlijn valt.

4.6. Ten slotte zijn de in artikel 20 en bijlage III genoemde door de lidstaten in te dienen verslagen van groot belang. Over vijf jaar kan worden nagegaan:

- hoe de richtlijn in de praktijk is toegepast;

- of de bepalingen gewijzigd dienen te worden (waardoor de huidige inhoud van het richtlijnvoorstel dus een tijdelijk karakter zou krijgen);

- of bijlage I in het licht van de toepassing van de richtlijn gewijzigd moet worden.

Brussel, 18 juli 2002.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

G. Frerichs

(1) Groenboek van de Commissie van 1993 (COM(93) 47 def.). Advies CES 226/94 (PB C 133 van 15.5.1994).

(2) Witboek van de Commissie van 2000 (COM(2000) 66 def.). Advies CES 803/2000 (PB C 268 van 19.9.2000).

(3) Advies CES 711/2001 (PB C 221 van 7.8.2001).

(4) 15.5.2001.

(5) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992) en Richtlijn 79/309/EEG van de Raad inzake het behoud van de vogelstand (PB L 103 van 25.4.1979).

(6) Richtlijn 85/74/EEG, gewijzigd naar 99/34/EG (PB L 141 van 4.6.1999).

(7) CES 358/2000 (PB C 125 van 27.5.2000) en CES 694/2002, goedgekeurd op 30.5.2002.

(8) Richtlijn 2000/60/EG - PB L 327 van 22.12.2000.

(9) Het gaat hierbij om 18 richtlijnen, die stuk voor stuk betrekking hebben op schade aan wateren of aan de bodem en op het ingeperkt gebruik of de doelbewuste introductie in het milieu van GGO's.

(10) PB L 176 van 20.7.1993.

(11) Er is één sectoraal instrument dat ondertekend is, maar nog niet in werking is getreden, namelijk het Protocol van Bazel inzake aansprakelijkheid en compensatie voor schade ten gevolge van grensoverschrijdende bewegingen van gevaarlijk afval en de verwijdering daarvan (1999). Er zijn verscheidene lopende of geplande initiatieven: een potentieel gemeenschappelijke-aansprakelijkheidsinstrument in het kader van de Overeenkomst van Helsinki over de grensoverschrijdende weerslag van industriële ongevallen (TEIA-overeenkomst, 1992) en het Verdrag van Helsinki inzake de bescherming en het gebruik van grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren (1992) en één of meer (op middellange termijn) overwogen instrumenten in het kader van het Verdrag inzake biologische diversiteit en het Protocol van Cartagena inzake de veiligheid van biotechnologie. Voor de volledigheid kan ook worden verwezen naar de enige bestaande horizontale internationale milieuaansprakelijkheidsregeling, namelijk het Verdrag van Lugano inzake burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor schade ten gevolge van milieugevaarlijke activiteiten (1993). Dit verdrag is evenwel nog niet in werking getreden en het is niet waarschijnlijk dat de Gemeenschap er in de nabije toekomst tot zal toetreden.

(12) Tijdens de Top van Barcelona van 15 en 16.3.2002 presenteerde de Raad Milieu op 4 maart 2000 de strategie voor duurzame ontwikkeling. In de toekomstige richtsnoeren, par. 38, staat dat vooruitgang moet worden geboekt door middel van de "volledige integratie van de overwegingen inzake bescherming en behoud van de biodiversiteit in alle betrokken sectoren en activiteiten" en "de benutting van de technische en financiële instrumenten die nodig zijn voor de volledige uitvoering (van het netwerk Natura 2000) en voor de bescherming, buiten de Natura 2000-gebieden, van soorten die beschermd zijn door de habitatrichtlijn en de vogelrichtlijn".

(13) Mededeling 16.4.2002, COM(2002) 179 def. "Naar een thematische strategie inzake bodembescherming".

BIJLAGE

bij het Advies van het Economisch en Sociaal Comité

Het volgende tijdens de discussie verworpen wijzigingsvoorstel heeft meer dan een kwart van de uitgebrachte stemmen gekregen:

Paragraaf 3.3.1

Als volgt wijzigen:

"Biodiversiteit, zoals gedefinieerd in de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG over natuurlijke habitats en vogels, is nogal een >S>beperkt>/S> nieuw begrip. >S>De meeste geraadpleegde organisaties stellen dan ook voor om>/S> Voordat het begrip >S>uit te breiden>/S> wordt uitgebreid tot niet-beschermde gebieden, >S>wanneer er sprake is van ernstige milieuschade of wanneer deze schade gevolgen zou kunnen hebben voor de gezondheid van de inwoners van deze gebieden>/S> zou dan ook eerst ervaring moeten worden opgedaan met de toepassing van de voorgestelde richtlijn."

Stemuitslag

Stemmen vóór: 19, stemmen tegen: 37, onthoudingen: 0.

De tekst van de volgende paragraaf is tijdens de zitting verworpen, al werd er meer dan een kwart van de stemmen voor uitgebracht:

Paragraaf 4.2

Schrappen.

"(Kernenergie valt anders dan olie en duurzame energie buiten het toepassingsgebied van de voorgestelde richtlijn en krijgt op deze manier een voorkeursbehandeling. Bestaande verdragen voor deze sector hebben geen betrekking op milieuschade, en in andere gevallen worden buitengewoon geringe bedragen ter vergoeding van de schade uitgekeerd die de werkelijke kosten niet dekken. Om deze reden zou artikel 3.4, waarin deze uitzondering voor kernenergie wordt gemaakt, geschrapt moeten worden.)"

Stemuitslag

Stemmen vóór: 29, stemmen tegen: 27, onthoudingen: 4.

Top