EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015XG1215(02)

Gezamenlijk verslag 2015 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) — Nieuwe prioriteiten voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding

OJ C 417, 15.12.2015, p. 25–35 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 417/25


Gezamenlijk verslag 2015 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020)

Nieuwe prioriteiten voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding

(2015/C 417/04)

1.   ACHTERGROND

Europa staat voor een aantal dringende taken: zorgen dat er weer banen worden geschapen en de economie zich herstelt; duurzame groei realiseren; het investeringstekort dichten; de sociale cohesie versterken; een gecoördineerde respons op de migratiestroom geven; met voorrang aandacht schenken aan het voorkomen van radicalisering en geweld. Tegelijkertijd moet Europa een aantal uitdagingen op de lange termijn aanpakken, zoals vergrijzing, aanpassing aan het digitale tijdperk en het concurrentievermogen in de mondiale kenniseconomie.

De beleidsreactie van Europa in het kader van de politieke richtsnoeren van de Europese Commissie, „Een nieuwe start voor Europa: mijn agenda voor banen, groei, billijkheid en democratische verandering (1)” zorgt voor een nieuw begin. Sterke economische argumenten wijzen erop dat in het kader van deze nieuwe agenda onderwijs en opleiding als een groeivriendelijke sector een cruciale rol moeten spelen. Investeringen in menselijk kapitaal zijn goed bestede middelen. Goed onderwijs en goede opleidingen dragen bij aan de bevordering van duurzame economische groei en duurzame ontwikkeling en zijn een voedingsbodem voor onderzoek en ontwikkeling, innovatie, productiviteit en concurrentievermogen. De lidstaten moeten de noodzakelijke investeringen doen in alle onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels zodat deze op een doelmatiger en efficiëntere manier de vaardigheden en competenties van de beroepsbevolking vergroten, en zodat die stelsels beter kunnen anticiperen en inspelen op de snel veranderende behoeften van de dynamische arbeidsmarkten in een steeds digitalere economie, dit alles tegen de achtergrond van technologische, ecologische en demografische veranderingen. De lidstaten moeten zich meer inspannen om iedereen een betere toegang te bieden tot hoogwaardig leren gedurende het hele leven, en moeten strategieën voor actief ouder worden uitvoeren waardoor langer werken mogelijk wordt.

De tragische uitbarstingen van gewelddadig extremisme aan het begin van 2015 hebben scherp in herinnering gebracht dat onze samenlevingen kwetsbaar zijn. Onderwijs en opleiding zijn belangrijk om ervoor te zorgen dat de humane en maatschappelijke waarden die wij delen worden gevrijwaard en doorgegeven aan de volgende generaties, om de vrijheid van gedachte en van meningsuiting, sociale inclusie en respect voor anderen in de hand te werken, om alle vormen van discriminatie te voorkomen en te bestrijden, om het aanleren en aanvaarden van deze gemeenschappelijke fundamentele waarden te bevorderen, en om de basis te leggen voor meer inclusieve samenlevingen — van kindsbeen af. (2) Onderwijs en opleiding kunnen helpen om armoede en sociale uitsluiting te voorkomen en te bestrijden, wederzijds respect te bevorderen, en de basis te leggen voor een open, democratische samenleving die gekenmerkt wordt door actief burgerschap.

Tegelijkertijd worden de onderwijs- en opleidingsstelsels geconfronteerd met de uitdaging gelijke toegang tot kwaliteitsonderwijs te waarborgen, met name door aansluiting te zoeken bij de meest kansarmen en door te zorgen voor een behoorlijke integratie van mensen met uiteenlopende achtergronden, onder wie pas aangekomen migranten (3), in de leeromgeving, en hiermee de opwaartse sociale convergentie te bevorderen.

In deze optiek leveren onderwijs en opleiding een aanzienlijke bijdrage aan verschillende strategieën en initiatieven van de EU, waaronder de Europa 2020-strategie, de jongerengarantie, het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, het initiatief voor de digitale eengemaakte markt, de Europese agenda's inzake veiligheid en migratie, en het investeringsplan voor Europa, waarbij de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor hun onderwijs- en opleidingsstelsels ten volle wordt geëerbiedigd. Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) vormt een aanvulling op nationale maatregelen en ondersteunt de lidstaten bij het streven naar hervormingen om de resultaten nog verder te verbeteren door middel van uitwisseling onder gelijken, wederzijds leren en bewijs- en gegevensvergaring.

Onderwijs en opleiding bieden mensen de kennis, vaardigheden en competenties die hen in staat stellen te groeien en hun situatie te beïnvloeden, door hun perspectieven te verruimen, hen goed uit te rusten voor hun toekomstig leven, de fundamenten te leggen voor actief burgerschap en democratische waarden, en inclusie, kansengelijkheid en gelijkheid te bevorderen.

De Onderwijs- en opleidingenmonitor 2015 van de Commissie geeft aan dat er nog steeds grote uitdagingen zijn:

Over de hele EU presteert 22 % van de 15-jarigen slecht in wiskunde. Voor leerlingen uit kansarme gezinnen loopt dit aandeel op tot een zorgwekkende 36,6 %. Bovendien scoort 18 % van de 15-jarigen uit de EU slecht in lezen en 17 % in wetenschap. Slechte prestaties op deze studiegebieden komen ongeveer 60 % meer voor bij jongens dan bij meisjes; (4)

Eén op de vier volwassenen in Europa zit door een gebrek aan vaardigheden vast: enerzijds zijn zijn kansen op toegang tot de arbeidsmarkt beperkt, anderzijds wordt het moeilijk om verder onderwijs of verdere opleiding te volgen. Slechts 4,4 % van de 66 miljoen volwassenen met ten hoogste een getuigschrift lager secundair onderwijs neemt deel aan een programma voor volwassenenonderwijs; (5)

Het percentage voortijdige schoolverlaters (6) bedraagt nu 11,1 %. Hoewel er stappen zijn gezet in de richting van het gemeenschappelijke kerndoel van Europa 2020, zijn er nog steeds meer dan 4,4 miljoen voortijdige schoolverlaters in Europa, waarvan ongeveer 60 % niet-actief of werkloos is, wat een hoger risico op sociale uitsluiting en lage maatschappelijke betrokkenheid met zich meebrengt;

Het aantal afgestudeerden in het hoger onderwijs (7) blijft stijgen en bedraagt nu 37,9 %. Ook op dit gebied zijn stappen gezet in de richting van het gemeenschappelijke kerndoel van Europa 2020, maar de inzetbaarheid van afgestudeerden stagneert in de EU.

De uitvoerige tussentijdse inventarisatie in 2014 van het strategisch kader ET 2020, waarbij de lidstaten en de voornaamste belanghebbenden betrokken waren en die de basis van dit verslag vormt, heeft tot drie belangrijke beleidsconclusies geleid:

De waarde van een geïntegreerd kader voor onderwijs en opleiding op alle niveaus is bevestigd. Om aan de huidige behoefte aan flexibiliteit en doorstroommogelijkheden tussen leerervaringen te kunnen voldoen, is een samenhangend beleid nodig dat zich uitstrekt van voorschools onderwijs en basisonderwijs tot hoger onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding, en volwassenenonderwijs, waarbij wordt vastgehouden aan het beginsel van een leven lang leren.

De vier strategische doelstellingen van ET 2020 (en de huidige EU-benchmarks) zijn nog steeds geldig; in de conclusies van de Raad van 2009 betreffende ET 2020 zijn zij namelijk breed en toekomstgericht geformuleerd, waardoor zij tot 2020 een solide basis voor de ET 2020-activiteiten bieden. De beleidsfocus moet echter worden herijkt en zowel worden gericht op de urgente uitdagingen op het gebied van economie en werkgelegenheid, als op de rol van het onderwijs bij het bevorderen van kansengelijkheid en inclusie, en bij het overbrengen van gemeenschappelijke Europese waarden, interculturele competenties en actief burgerschap.

ET 2020 draagt in belangrijke mate bij aan de algemene EU-agenda voor banen, groei en investeringen, met inbegrip van het Europees semester. In dit verband kunnen empirische onderbouwing en wederzijds leren op het gebied van hervormingen worden versterkt, alsmede, in voorkomend geval, de landenspecifieke relevantie van het kader.

Gezien de bovengenoemde uitdagingen en beleidsconclusies, en om ET 2020 beter op de politieke termijnen en prioriteiten van de EU af te stemmen, wordt in dit gezamenlijk verslag voorgesteld de Europese samenwerking in dit kader tot 2020 voort te zetten, waardoor de werkcyclus van drie tot vijf jaar wordt verlengd.

2.   BELANGRIJKSTE UITDAGINGEN DIE TEN GRONDSLAG LIGGEN AAN DE KEUZE VAN TOEKOMSTIGE PRIORITEITEN

Dit hoofdstuk geeft, op basis van de inventarisatie en rekening houdend met verschillen tussen de lidstaten, een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen en uitdagingen op het gebied van onderwijs en opleiding in Europa, die hebben geleid tot de vaststelling van de nieuwe prioritaire gebieden en concrete punten voor verdere werkzaamheden tot en met 2020.

De nieuwe prioritaire gebieden zijn:

relevante en hoogwaardige kennis, vaardigheden en competenties, die worden ontwikkeld via een leven lang leren en gericht zijn op leerresultaten voor inzetbaarheid, innovatie, actief burgerschap en welzijn;

inclusief onderwijs, gelijkheid, kansengelijkheid, non-discriminatie en het bevorderen van burgerschapscompetenties;

open en innovatief onderwijs en opleiding, onder meer door het digitale tijdperk geheel te omarmen;

krachtige steun voor leerkrachten, opleiders, schoolleiders en ander onderwijzend personeel;

transparantie en erkenning van vaardigheden en kwalificaties om de leer- en arbeidsmobiliteit te vergemakkelijken;

duurzame investeringen, kwaliteit en efficiëntie van onderwijs- en opleidingsstelsels.

Deze prioritaire gebieden en de concrete punten die daarmee samenhangen, staan vermeld in bijlage dezes.

2.1.   De kwaliteit en relevantie van leerresultaten zijn cruciaal voor de ontwikkeling van vaardigheden en competenties

Het lage niveau van basiskennis en vaardigheden in Europa belemmert de economische vooruitgang en beperkt mensen ernstig in hun persoonlijke, sociale en beroepsontplooiing. Om de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt te verbeteren en innovatie en actief burgerschap te stimuleren, en voortbouwend op de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren, moeten de basisvaardigheden hand in hand gaan met andere sleutelcompetenties en attitudes: creativiteit, ondernemerschap en zin voor initiatief, digitale competenties (8), competentie in vreemde talen, kritisch denken (onder meer via digitale en mediageletterdheid) en vaardigheden die inspelen op groeiende behoeften in onder meer de groene economie en in de digitale en de gezondheidssector.

De kwaliteit van leerresultaten moet gedurende het hele leven worden gestimuleerd . De meeste lidstaten hebben al een veelomvattende strategie voor een leven lang leren ingevoerd, maar alle landen moeten een dergelijke strategie ontwikkelen en de doorstroming waarborgen tussen de verschillende vormen en niveaus van leren, alsmede van onderwijs en opleiding naar werk. Dit vereist een blijvende inzet op het gebied van coördinatie en partnerschap tussen de verschillende leersectoren en tussen de onderwijsinstellingen en relevante actoren.

Onderwijs en opvang voor jonge kinderen (OOJK) is het beginpunt en een van de meest doelmatige middelen om de vaardigheid in sleutelcompetenties te vergroten, maar kampt met de dubbele uitdaging van bredere toegang én betere kwaliteit. Vooral de voorzieningen voor kinderen jonger dan drie jaar zijn in sommige landen een probleem. Zoals wordt voorgesteld in het OOJK-kwaliteitskader dat deskundigen uit de lidstaten in de voorgaande werkcyclus hebben ontwikkeld, zouden de kernpunten voor verdere werkzaamheden onder meer verbetering van de toegang kunnen inhouden, met speciale aandacht voor kansarmen, professionalisering van het personeel en doelmatige systemen voor governance, onderwijsprogramma's, financiering en toezicht.

Maatregelen om voortijdig schoolverlaten terug te dringen zijn door alle lidstaten ingevoerd , maar leiden niet altijd tot veelomvattende strategieën, zoals in de aanbeveling van de Raad van 2011 is gevraagd (9), of tot gelijkwaardige, door feiten ondersteunde beleidsinitiatieven. Een succesvolle respons vereist inzet voor de lange termijn en sectoroverschrijdende samenwerking, waarbij de nadruk ligt op een billijk evenwicht tussen preventie, vroegtijdig ingrijpen en compenserende maatregelen. Het beleid van scholen betreffende voortijdig schoolverlaten moet zijn gebaseerd op een gemeenschappelijke aanpak, actieve betrokkenheid van ouders, partnerschappen met externe belanghebbenden en de gemeenschap, maatregelen ter ondersteuning van het welzijn van leerlingen en hoogwaardige begeleiding en advies, waarbij ervoor wordt gezorgd dat alle leerlingen gelijke toegangskansen hebben, hoogwaardig onderwijs krijgen en hiervan profijt trekken, en dat alle lerenden hun capaciteiten ten volle kunnen benutten.

Stelsels voor hoger onderwijs moeten de kenniseconomie stimuleren en inspelen op de behoeften van de samenleving . Het hoger onderwijs moet doeltreffend reageren op de behoeften van een veranderende samenleving en arbeidsmarkt teneinde de vaardigheden en het menselijk kapitaal in Europa te verhogen en een grotere bijdrage te leveren tot economische groei. Ter verwezenlijking daarvan moet het hoger onderwijs ervoor zorgen dat modernisering is gericht op synergieën tussen onderwijs, onderzoek, innovatie en werkgelegenheid, waarbij verbindingen tot stand worden gebracht tussen instellingen voor hoger onderwijs en het lokale en regionale niveau, innovatieve benaderingen worden toegepast ter bevordering van de relevantie van onderwijsprogramma's, met inbegrip van het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën (ICT), de overgang naar werk wordt verbeterd, en de internationale samenwerking wordt versterkt. Hoewel het voor vele lidstaten een uitdaging blijft de uitvalpercentages te doen dalen en de slaagpercentages te doen stijgen, vooral bij kansarme groepen, moet er toch prioritair voor worden gezorgd dat alle vormen van hoger onderwijs de studenten relevante hoogwaardige kennis, vaardigheden en competenties bijbrengen die hen voorbereiden op hun toekomstige loopbaan. Het hoger onderwijs moet de studenten ook helpen voorbereiden op actief burgerschap op basis van een open attitude en kritisch denken, de persoonlijke ontwikkeling helpen ondersteunen en ten volle zijn rol spelen bij het doorgeven en het produceren van kennis.

Beroepsonderwijs en -opleiding spelen een belangrijke rol bij het ontwikkelen van de nodige vaardigheden . Afgestudeerden in het beroepsonderwijs en de beroepsopleidingen laten in de meeste lidstaten reeds goede werkgelegenheidscijfers zien. Dat is tevens te danken aan de maatregelen ter verbetering van de prestaties, de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding, die in de periode 2011-2014 zijn genomen om uitvoering te geven aan de doelstellingen van het communiqué van Brugge van 2010 dat in het kader van het proces van Kopenhagen is opgesteld. Verdere hervormingen moeten volgen met het oog op de doelstellingen voor de middellange termijn zoals omschreven in de conclusies van Riga van 22 juni 2015 (zie bijlage). Er moet werk worden gemaakt van de ontwikkeling van relevante vaardigheden door alle vormen van leren op de werkplek zoals stages, leerlingplaatsen en duale stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding verder te stimuleren, de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen te versterken, partnerschappen met alle belanghebbenden op lokaal, regionaal en nationaal niveau verder te ontwikkelen en beter te anticiperen op vaardigheidsbehoeften. Tegelijkertijd moeten de initiële opleiding en de bij- en nascholing van leerkrachten, opleiders en mentoren in het beroepsonderwijs en de beroepsopleidingen worden versterkt, onder meer door deze mensen te laten meedraaien in het bedrijfsleven en de industrie, zodat ze op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in het veld.

Volwasseneneducatie als basis voor bijscholing, omscholing, actief burgerschap en sociale cohesie . Recente onderzoeken (10) waaruit de lage niveaus van basisvaardigheden van volwassenen blijken, alsmede de impact van de mondialisering op de vaardigheidsbehoeften en de hoge werkloosheidscijfers, nopen ertoe de uitvoering van de vernieuwde Europese agenda voor volwasseneneducatie kracht bij te zetten. Er dient prioriteit te worden verleend aan onder meer doeltreffender governance, aanzienlijke verbetering van het aanbod en het gebruik, flexibeler verstrekking, bredere toegankelijkheid, strikter toezicht en een betere kwaliteitsborging (zie bijlage). Volwasseneneducatie biedt recent aangekomen migranten en personen met een migrantenachtergrond de mogelijkheid tot bij- of herscholing en vergroot de kansen van deze personen om tot de arbeidsmarkt toe te treden en zich in de samenleving te integreren.

2.2.   Onderwijs en opleiding zijn cruciaal voor de bevordering van sociale cohesie, gelijkheid, non-discriminatie en burgerschapscompetenties

In de meeste Europese en OESO-landen is de ongelijkheid in de afgelopen dertig jaar nog nooit zo groot geweest als nu en dit heeft negatieve gevolgen voor de onderwijsresultaten aangezien onderwijsstelsels ertoe neigen bestaande patronen van sociaaleconomische status te reproduceren. Het doorbreken van de intergenerationele cyclus van lage kwalificaties moet dan ook prioriteit krijgen. De meeste lidstaten hebben maatregelen genomen om de toegang tot het onderwijs voor kansarme lerenden te verbeteren. Niettemin bestaat er nog steeds een aanzienlijke onderwijskloof en blijft toegang tot hoogwaardig onderwijs en hoogwaardige opleidingen, te beginnen bij onderwijs en opvang voor jonge kinderen, in verschillende delen van de EU een uitdaging. Doeltreffende maatregelen om in te spelen op diversiteit in al haar vormen en te voorzien in inclusief onderwijs en inclusieve opleidingen voor alle lerenden zijn noodzakelijk, met bijzondere aandacht voor kansarme groepen, zoals lerenden met bijzondere behoeften, pas aangekomen migranten, mensen met een migrantenachtergrond en Roma. De jongerengarantie moet volledig worden ingezet (d.w.z. arbeidsmarktplaatsing, leerplaatsen en tweedekansonderwijs en -opleiding).

Zowel de genderkloof in onderwijs en opleiding, die mede haar oorsprong vindt in de voortzetting van genderstereotypen, als de genderverschillen bij onderwijskeuzen moeten worden aangepakt. Pesten, intimidatie en geweld in de leeromgeving, al dan niet gendergerelateerd, mogen niet worden getolereerd. Onderwijsinstellingen en leerkrachten, opleiders, schoolleiders en ander onderwijzend personeel moeten de uitrusting en ondersteuning krijgen om lerenden inclusie, gelijkheid, kansengelijkheid, non-discriminatie en democratisch burgerschap in hun leeromgeving te laten ervaren. Open leeromgevingen, zoals openbare bibliotheken, open centra voor volwasseneneducatie en open universiteiten, moeten in staat worden gesteld te fungeren als middel voor het bevorderen van sociale inclusie.

De verklaring van Parijs van de ministers van Onderwijs van 17 maart 2015 roept op tot maatregelen op alle niveaus om de rol van het onderwijs te versterken bij de bevordering van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden vrijheid, tolerantie en non-discriminatie, bij de versterking van de sociale cohesie en bij de ondersteuning van jongeren om tot verantwoordelijke, onbevooroordeelde en actieve leden van onze diverse en inclusieve samenleving uit te groeien (11). Onderwijs is van belang om marginalisering en radicalisering te voorkomen en aan te pakken. De follow-up van deze verklaring is een belangrijke prioriteit in de nieuwe werkcyclus. Deze zal de vorm aannemen van gezamenlijke analyses, peer learning, vergaderingen, het verspreiden van goede praktijken en concrete maatregelen die door financiering uit het Erasmus+-programma worden ondersteund, overeenkomstig de vier in de verklaring vastgestelde gebieden: (i) ervoor zorgen dat kinderen en jongeren sociale, interculturele en burgerschapscompetenties verwerven door het bevorderen van democratische waarden en grondrechten, sociale inclusie en non-discriminatie alsmede actief burgerschap, (ii) kritisch denken en mediageletterdheid bevorderen, (iii) het onderwijs aan kansarme kinderen en jongeren stimuleren en (iv) de interculturele dialoog in alle leervormen bevorderen in samenwerking met andere betrokken beleidsdomeinen en belanghebbenden.

Het belang van bovengenoemde actieterreinen wordt versterkt door de huidige toestroom van migranten in Europa. De komst van mensen met uiteenlopende achtergronden is een uitdaging voor de onderwijs- en opleidingssector en zijn actoren in heel Europa. Voor de migranten die in onze landen blijven, is hun integratie in de onderwijs- en opleidingsstelsels een cruciale stap in de richting van sociale inclusie, inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, professionele en persoonlijke ontplooiing en actief burgerschap. In dit verband is het vergemakkelijken van de daadwerkelijke verwerving van de taal (talen) van het gastland een eerste prioriteit. Voorts is de succesvolle integratie van migranten ook afhankelijk van de ontwikkeling van interculturele vaardigheden bij leerkrachten, opleiders, schoolleiders, andere leden van het onderwijzend personeel, lerenden en ouders met het oog op een grotere bereidheid tot multiculturele diversiteit in de leeromgeving. De Europese dimensie van de migratie maakt duidelijk hoezeer het van belang is dat de integratiemaatregelen van de lidstaten ten volle worden ondersteund, bijvoorbeeld door ook te voorzien in gezamenlijke analyses, peer learning, conferenties en de verspreiding van beste praktijken.

2.3.   Relevant en kwalitatief hoogstaand onderwijs vereist …

Een actiever gebruik van innovatieve leermethoden en instrumenten voor de ontwikkeling van digitale competenties: Onderwijs en opleiding — op alle niveaus — kunnen profijt trekken van de invoering van beproefde innovatieve pedagogische praktijken en didactische materialen waarvan is gebleken dat zij op concrete wijze bijdragen tot inclusief, geëngageerd leren voor diverse soorten lerenden. Verschillende lidstaten doen melding van initiatieven om de digitale competenties van leerkrachten en lerenden te vergroten en een derde van hen heeft nationale strategieën voor de digitalisering van het onderwijs ingevoerd. Niettemin zijn er nog altijd enorme uitdagingen. De samenleving wordt steeds digitaler, waardoor de vraag naar digitale competenties stijgt. Onderwijs en opleiding moeten in deze behoefte voorzien en hiervoor zijn investeringen in infrastructuur, organisatorische veranderingen, digitale apparaten en digitale competenties van leerkrachten, opleiders, schoolleiders en andere leden van het onderwijzend personeel nodig, en moeten digitale (en open) onderwijsmiddelen en educatieve software van hoge kwaliteit worden ontworpen. Onderwijs en opleiding moeten van de voordelen van nieuwe ICT-ontwikkelingen profiteren en innovatieve en actieve leermethoden invoeren, die op participatieve en projectgebaseerde methoden stoelen. Open leeromgevingen, zoals openbare bibliotheken, open centra voor volwassenenonderwijs of open universiteiten, kunnen de samenwerking tussen de onderwijssectoren, ook voor kansarme lerenden, bevorderen.

Goede ondersteuning van leerkrachten, opleiders, schoolleiders en andere leden van het onderwijzend personeel, die een cruciale rol spelen in het welslagen van lerenden en in de uitvoering van het onderwijsbeleid: vele lidstaten doen melding van maatregelen voor een betere lerarenopleiding en benadrukken dat de initiële opleiding en de permanente professionele ontwikkeling van leerkrachten en opleiders geschikt moeten zijn voor het beoogde doel, waarbij onderwerp, didactische methode en praktijk worden gecombineerd. Het blijft prioritair ervoor te zorgen dat het betrokken personeel, op alle niveaus en in alle onderwijs- en opleidingssectoren, op basis van degelijk onderzoek en praktijk wordt toegerust met sterke pedagogische vaardigheden en competenties. Onderwijzend personeel moet worden opgeleid om om te gaan met de individuele behoeften van lerenden en de toenemende diversiteit als gevolg van hun sociale, culturele, economische en geografische achtergronden, schooluitval te voorkomen en innovatieve didactische methoden en ICT-instrumenten optimaal te gebruiken; bovendien moeten zij aan het begin van hun loopbaan worden begeleid.

In veel landen vormen personeelstekorten steeds vaker een belemmering voor de kwaliteit van de opleiding en bovendien daalt de belangstelling voor een loopbaan in het onderwijs sterk. Daarom moeten de lidstaten maatregelen nemen om het beroep van leerkracht aantrekkelijker te maken en de status ervan te verhogen. (12) Er zijn veelomvattende beleidsmaatregelen op lange termijn nodig om ervoor te zorgen dat de meest geschikte kandidaten, met uiteenlopende achtergronden en ervaring, worden geselecteerd en dat leerkrachten aantrekkelijke mogelijkheden tot loopbaanontwikkeling worden geboden, mede om de bestaande hardnekkige gendervooroordelen uit de wereld te helpen.

Het vergemakkelijken van leermobiliteit op alle niveaus: Uit het eerste mobiliteitsscorebord (2014), dat is opgesteld als vervolg op de aanbeveling van de Raad van 2011 over leermobiliteit, blijkt dat in de lidstaten het klimaat voor leermobiliteit flink uiteenloopt, met nog steeds aanzienlijke belemmeringen wat betreft informatie, ondersteuning van studenten en erkenning. Maatregelen betreffende transparantie, kwaliteitsborging, en de validatie en erkenning van vaardigheden en kwalificaties moeten worden gevolgd en voortgezet. Er zijn betere gegevens nodig om toezicht op mobiliteit te houden.

Ondersteuning van de internationalisering van hoger onderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding blijft een prioriteit. Dit kan ook een beleid van samenwerking met andere delen van de wereld behelzen inzake kwaliteitsborging en het bevorderen van leerresultaten, de ontwikkeling van strategische partnerschappen en gezamenlijke cursussen, en de bevordering van de mobiliteit van studenten, docenten en onderzoekers, en de werkzaamheden om de benutting van buiten de EU verworven kwalificaties te vereenvoudigen.

Versterkte en vereenvoudigde EU-instrumenten voor transparantie en erkenning, en meer synergie daartussen: Transparantie- en erkenningsinstrumenten zijn essentieel voor mobiliteit, inzetbaarheid en een leven lang leren. Sommige daarvan, zoals Europass, worden op grote schaal gebruikt. Ter wille van meer transparantie hebben de meeste lidstaten een nationaal kwalificatiekader (NQF) ontwikkeld waarin zij verwijzen naar het Europees kwalificatiekader (EKK). Verscheidene lidstaten hebben uitvoering gegeven aan het Europees systeem van studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding (Ecvet), het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (Eqavet) en het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs (QF-EHEA).

Er moet verder worden gewerkt aan het bevorderen van de validatie van niet-formeel en informeel leren, aan het bewerkstelligen van de transparantie en de vergelijkbaarheid van kwalificaties in geheel Europa. Met betrekking tot recent aangekomen migranten kunnen de bestaande instrumenten voor transparantie eveneens bijdragen tot een beter inzicht in buitenlandse kwalificaties in de EU en andersom. Adequate instrumenten voor erkenning en voor validatie kunnen de invoering van open en innovatieve leermethoden, waaronder die met behulp van digitale technologie, ondersteunen.

Bij de verdere werkzaamheden dient eveneens speciale aandacht uit te gaan naar een doeltreffender uitvoering van het EKK en de NQF's en naar het verder ontwikkelen van het EKK met het oog op het versterken van de transparantie en de vergelijkbaarheid van kwalificaties. Het EKK en de NQF's kunnen worden aangewend ter ondersteuning van de bestaande erkenningspraktijken en, derhalve, het erkenningsproces vlotter laten verlopen.

Speciale aandacht dient ook uit te gaan, na een effectbeoordeling, naar de vereenvoudiging en rationalisatie van bestaande EU-instrumenten zoals tools, webportalen en andere op het grote publiek gerichte diensten betreffende vaardigheden en kwalificaties, om het bereik ervan te vergroten.

Het aanvullen van het investeringstekort: doeltreffende investeringen in onderwijs en opleidingen van hoog gehalte zijn een bron van duurzame groei. Maar sinds de crisis zijn de overheidsbegrotingen krap en hebben verscheidene lidstaten op hun onderwijs- en opleidingsuitgaven in reële termen gekort. Dat betekent dat het nodig is lidstaten te ondersteunen bij het werken aan hervormingen die in een brede maatschappelijke context doeltreffender onderwijs en opleidingen van hoog gehalte genereren. Het investeringsplan voor Europa, Erasmus+, de Europese structuur- en investeringsfondsen, met inbegrip van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en Horizon 2020, kunnen investeringen helpen stimuleren en de beleidsprioriteiten van ET 2020 ondersteunen en voor sterke verbindingen met het beleid zorgen.

3.   GOVERNANCE EN WERKMETHODEN

Sinds het gezamenlijk verslag van 2012 is de governance van ET 2020 verbeterd, met name door het intensiever documenteren (de Onderwijs- en opleidingenmonitor), door het operationele karakter van werkgroepen te versterken en door het ontwikkelen van platforms voor periodieke uitwisseling tussen de voornaamste belanghebbenden, zoals het Europees Forum voor onderwijs, opleiding en jeugd. De inventarisatie wijst op een consensus over de onderstaande aanpak voor de volgende werkcyclus:

degelijke analytische gegevens en toezicht op de voortgang zijn essentieel voor de doeltreffendheid van het ET 2020-kader en worden in samenwerking met Eurostat, het Eurydice-netwerk, Cedefop, de OESO en andere organisaties uitgevoerd.

de stroomlijning en rationalisering van de verslaglegging in het kader van ET 2020 blijft een prioriteit en profiteert van de verlenging van de werkcyclus tot vijf jaar. Optimaal gebruik zal worden gemaakt van de analysecapaciteit en geactualiseerde feiten en cijfers, die bijvoorbeeld worden verstrekt via het Eurydice-netwerk en het Cedefop (ReferNet). Daarnaast zal in de landspecifieke hoofdstukken van de Onderwijs- en opleidingenmonitor ook rekening worden gehouden met actuele nationale gegevens, indien deze methodologisch verantwoord zijn;

nauwere banden tussen onderwijs, bedrijfsleven en onderzoek, alsmede betrokkenheid van de sociale partners en maatschappelijke organisaties zullen zorgen voor een groter effect van ET 2020 en een grotere relevantie van leersystemen om het innovatievermogen van Europa te vergroten. In dit verband zijn kennisallianties, allianties voor sectorale vaardigheden in het kader van Erasmus+, Marie Skłodowska-Curieacties en het Europees Instituut voor innovatie en technologie in het kader van Horizon 2020 toonaangevend. De participatie van belanghebbenden zal ook via het Europees Forum voor onderwijs, opleiding en jeugd, het Europees Forum hoger onderwijs en bedrijfsleven, het forum voor contacten tussen het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven en thematische fora in de lidstaten worden gestimuleerd. De samenwerking met Europese maatschappelijke organisaties en Europese sociale partners zal worden voortgezet om optimaal gebruik te maken van hun deskundigheid en hun vermogen om de samenleving te bereiken.

Het ET 2020-instrumentarium heeft zijn nut bewezen, maar heeft op nationaal niveau niet altijd daadwerkelijk invloed gehad, met name omdat activiteiten niet gelijktijdig plaatsvonden, door tekortschietende verspreiding en te weinig inzicht in het nut van de resultaten in de landen. Het ET 2020-instrumentarium wordt versterkt:

om de transparantie en de samenhang van ET 2020-activiteiten te vergroten, zal de Commissie in samenwerking met de lidstaten (met inbegrip van de drie Raadsvoorzitterschappen) een indicatief voortschrijdend werkprogramma voor ET 2020 opstellen waarin een duidelijk overzicht wordt gegeven van belangrijke activiteiten en peer-learningevenementen die voor de informele werkgroepen van hoge ambtenaren zijn gepland, d.w.z. de vergaderingen van de directeuren-generaal voor scholen, beroepsonderwijs en -opleiding, en hoger onderwijs (DG-bijeenkomsten), de groep op hoog niveau voor onderwijs en opleiding, de ET 2020-werkgroepen, de EKK-adviesgroep en de Permanente Groep indicatoren en benchmarks;

vanaf 2016 zal een nieuwe generatie werkgroepen  (13) aan concrete thema's van ET 2020 werken die in de bijlage staan. De Commissie zal voorstellen voor de opdrachten van die werkgroepen formuleren en bijsturen in het licht van de opmerkingen die de lidstaten meedelen, met name via het Onderwijscomité. De groepen zullen regelmatig verslag uitbrengen aan de desbetreffende informele groepen van hoge ambtenaren (nl. de DG-bijeenkomsten en de groep op hoog niveau onderwijs en opleiding) die sturing geven, en aan het Onderwijscomité dat relevante resultaten onder de aandacht van de Raad brengt. Innovatieve werkmethoden zullen worden gestimuleerd en de resultaten van de groepen zullen beter worden verspreid om in daadwerkelijke kennisdeling te voorzien en vervolgwerkzaamheden te vergemakkelijken.

peer-learningactiviteiten in het kader van ET 2020 , die gewoonlijk in werkgroepen plaatsvinden, zullen worden geïntensiveerd en zullen de lidstaten die voor soortgelijke beleidsuitdagingen staan, in staat stellen in clusters te werken. Wederzijdse beoordelingen , die ter uitvoering van het gezamenlijk verslag 2012 op vrijwillige basis worden georganiseerd en waarbij de klemtoon op landspecifieke problemen ligt, hebben in de context van de informele DG-bijeenkomsten hun nut bewezen, maar vergen meer voorbereiding en interactieve dialoog. Collegiaal advies op maat kan ook worden gebruikt ter ondersteuning van een specifieke nationale hervormingsagenda. (14)

de verspreiding van goede praktijken en van nuttige ervaringen, met gebruikmaking van internationale gegevens, indien relevant, zal via thematische evenementen, leren van elkaars beleid en andere regelingen voor kennisoverdracht en uitwisseling over goede werkwijzen op het gebied van onderwijs worden versterkt. Met het oog op de effectieve benutting van bepaalde belangrijke ET 2020-resultaten door belanghebbenden bij onderwijs en opleiding, zal bijzondere aandacht worden besteed aan de verspreiding van de belangrijkste boodschappen in de officiële EU-talen, naarmate de middelen dat toelaten. Bovendien zullen verspreidingsregelingen deel uitmaken van de opdracht van de ET 2020-werkgroepen en worden opgenomen in het voortschrijdend werkprogramma;

de Onderwijs- en opleidingenmonitor , die samenvalt met het Europees semester en actuele thematische en landspecifieke gegevens verstrekt, zal systematisch worden gebruikt als inbreng in beleidsdebatten in de Raad en in het Europees Parlement bij besprekingen over onderwijsproblemen en onderwijshervormingen;

er zal optimaal gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het Erasmus+ -programma om de impact van het ET 2020-instrumentarium te vergroten, onder meer door de voorbereiding van beleidsexperimenten aan de werkgroepen op te dragen en gegevens te gebruiken die via uitmuntende projecten zijn verzameld;

hoewel positieve stappen zijn ondernomen om samenwerking inzake onderwijs en opleiding met het Comité voor de werkgelegenheid te bevorderen naar aanleiding van het gezamenlijk verslag van 2012, is er nog ruimte om na te gaan hoe de betrekkingen — ook structureel — kunnen worden verbeterd, bijvoorbeeld door het aanmoedigen van een meer op feiten gebaseerde discussie over menselijk kapitaal conform de conclusies van de Raad (Epsco) van 9 maart 2015;

het versterken van de samenwerking, zowel in de Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport als met andere Raadsformaties.


(1)  Voorgesteld door Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker voor het Europees Parlement in Straatsburg op 15 juli 2014.

(2)  Verklaring over de bevordering, via het onderwijs, van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden vrijheid, verdraagzaamheid en non-discriminatie, Parijs, 17 maart 2015.

(3)  Wanneer in deze tekst verwezen wordt naar migranten, dient rekening te worden gehouden met het volgende:

Dit laat de juridische situatie betreffende de toegang van verschillende categorieën migranten tot onderwijs en opleiding, als bepaald in het toepasselijke internationaal recht, het recht van de Europese Unie en het nationaal recht, onverlet.

(4)  PISA-resultaten 2012 van de OESO: Excellence through equity (topkwaliteit via kansengelijkheid).

(5)  De Survey of Adult Skills: Implications for education and training policies in Europe, Europese Commissie (2013) (Enquête betreffende de vaardigheden onder volwassenen: implicaties voor het onderwijs- en opleidingsbeleid in Europa).

(6)  Het aandeel van de bevolking tussen 18 en 24 jaar dat alleen lager voortgezet onderwijs of minder heeft voltooid en geen onderwijs of opleiding meer volgt.

(7)  Het percentage in de leeftijdsgroep van 30-34 jaar dat met succes het tertiaire onderwijs heeft afgerond (Eurostat).

(8)  Het leren en verwerven van digitale competenties gaat verder dan zuivere ICT-vaardigheden en behelst het veilige, op samenwerking gebaseerde en creatieve gebruik van ICT, met inbegrip van programmeren.

(9)  Het Verenigd Koninkrijk heeft tegen deze aanbeveling gestemd.

(10)  Zie met name de „Survey of Adult Skills” (Enquête betreffende de vaardigheden onder volwassenen) van de OESO, die afgenomen werd in het kader van het programma voor de internationale beoordeling van competenties van volwassenen (PIAAC).

(11)  Niet-formeel onderwijs is belangrijk om de sociale en democratische participatie van jongeren te bevorderen, een van de prioriteiten van het kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (zie het EU-jeugdverslag 2015).

(12)  Policy Measures to Improve the Attractiveness of the Teaching Profession in Europe (Beleidsmaatregelen om het beroep van leerkracht in Europa aantrekkelijker te maken), Europese Commissie (2013).

(13)  Deze werkgroepen, die oorspronkelijk door de Commissie zijn ingesteld in het kader van het werkprogramma Onderwijs en opleiding 2010 om de open coördinatiemethode toe te passen op het gebied van onderwijs en opleiding, zijn een forum voor de uitwisseling van beste praktijken op deze gebieden. Zij zijn samengesteld uit deskundigen van de lidstaten die op vrijwillige basis deelnemen;

(14)  Collegiaal advies is een instrument dat op vrijwillige en transparante basis vakgenoten uit een klein aantal nationale overheden samenbrengt teneinde extern advies te verstrekken aan een land waar een belangrijke beleidsontwikkeling plaatsvindt. De bedoeling is verder te gaan dan het uitwisselen van informatie en een forum te bieden voor het vinden van oplossingen voor nationale uitdagingen in een participatieve workshop;


BIJLAGE

PRIORITAIRE GEBIEDEN VOOR EUROPESE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERWIJS EN OPLEIDING

Bij de tussentijdse inventarisatie van ET 2020 is de relevantie van de vier strategische doelstellingen van de Raad uit 2009 bevestigd, namelijk:

1.

een leven lang leren en mobiliteit tot realiteit maken;

2.

de kwaliteit en de efficiëntie van onderwijs en opleiding verbeteren;

3.

kansengelijkheid, sociale cohesie en actief burgerschap bevorderen;

4.

innovatie en creativiteit (inclusief ondernemerschap) op alle onderwijs- en opleidingsniveaus bevorderen.

Uit de inventarisatie is, binnen deze strategische doelstellingen, de gemeenschappelijke doelstelling van de lidstaten naar voren gekomen om de huidige prioritaire gebieden voor maatregelen te stroomlijnen. In de onderstaande tabel wordt een reductie van 13 tot 6 prioritaire gebieden voorgesteld, die elk voor de periode tot en met 2020 tot een of meer strategische doelstellingen kunnen bijdragen en volledig aansluiten bij en bijdragen tot de algehele politieke prioriteiten van de EU.

In de onderstaande tabel zijn de prioritaire gebieden in concrete punten opgesplitst, in reactie op het verzoek van de Raad om concreter aan te geven waaraan nog moet worden gewerkt. Op deze gebieden zal met behulp van de werkmethoden en het instrumentarium van ET 2020 actie worden ondernomen; i) zij zijn een gemeenschappelijke uitdaging voor de lidstaten, en ii) een Europese aanpak heeft toegevoegde waarde. De concrete punten zullen de basis vormen voor de opdrachten van de volgende generatie ET 2020-werkgroepen.

In dit verband kiezen de lidstaten overeenkomstig de nationale prioriteiten de gebieden en punten waaraan zij willen deelnemen en waarop zij willen samenwerken.

Prioritaire gebieden

Concrete punten

1

Relevante en hoogwaardige kennis, vaardigheden en competenties, die worden ontwikkeld via een leven lang leren en gericht zijn op leerresultaten voor inzetbaarheid, innovatie, actief burgerschap en welzijn

i.

Versterken van gerichte beleidsmaatregelen op het gebied van taal, lezen en schrijven, wiskunde, natuurwetenschappen en digitale geletterdheid in heel Europa om slechte resultaten bij de verwerving van basisvaardigheden terug te dringen

ii.

Versterken van de ontwikkeling van transversale vaardigheden en sleutelcompetenties, overeenkomstig het referentiekader voor sleutelcompetenties voor een leven lang leren, met name digitale, ondernemerschaps- en taalvaardigheden

iii.

Hervatting en voortzetting van de strategieën voor een leven lang leren en aanpakken van de overgangsfasen in onderwijs en opleiding, en daarbij door begeleiding van hoge kwaliteit de overgang naar en tussen beroepsonderwijs en -opleiding, hoger onderwijs en volwasseneneducatie, met inbegrip van niet-formeel en informeel leren, en van onderwijs en opleiding naar werk bevorderen

iv.

Het bevorderen van algemene, billijke toegang tot betaalbare, hoogwaardige voorzieningen inzake voor- en vroegschoolse educatie en zorg, met name voor kansarmen, en werk maken van het kwaliteitskader op dit gebied

v.

Voortijdig schoolverlaten terugdringen door het ondersteunen van schoolstrategieën met een algemene inclusieve visie op onderwijs- en tweedekansmogelijkheden waarbij de lerende centraal staat, met de nadruk op doeltreffende leeromgevingen en pedagogische benaderingen

vi.

De relevantie van het hoger onderwijs voor arbeidsmarkt en maatschappij propageren, onder meer via betere informatie over de arbeidsmarktbehoeften en -resultaten en het anticiperen daarop, bijvoorbeeld het in beeld brengen van de loopbanen van afgestudeerden van het hoger onderwijs, het aanmoedigen van de ontwikkeling van onderwijsprogramma's, meer leren op de werkplek en intensievere samenwerking tussen instellingen en werkgevers

vii.

De doelstellingen voor de middellange termijn van Riga in beroepsonderwijs en -opleiding ten uitvoer leggen (zie nadere gegevens op het einde van de tekst), de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen versterken en sterker op de vaardigheidsbehoeften van de arbeidsmarkt anticiperen

viii.

De vernieuwde Europese agenda voor volwasseneneducatie (zie nadere gegevens op het einde van de tekst) ten uitvoer leggen

2

Inclusief onderwijs, gelijkheid, kansengelijkheid, non-discriminatie en het bevorderen van burgerschapscompetenties

i.

Inspelen op de groeiende diversiteit van lerenden, de toegang tot hoogwaardig en inclusief regulier onderwijs en opleiding voor alle lerenden verbeteren (ook voor kansarme groepen zoals leerlingen met speciale behoeften, recent aangekomen migranten, mensen met een migrantenachtergrond en Roma) en tevens discriminatie, racisme, segregatie, pesten (waaronder cyberpesten), geweld en stereotypering bestrijden

ii.

Het thema genderkloof in onderwijs en opleiding, en ongelijke kansen voor mannen en vrouwen aanpakken, en meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij onderwijskeuzes bevorderen

iii.

Daadwerkelijke verwerving van de taal of talen in het onderwijs en op het werk door migranten door middel van formeel en niet-formeel leren faciliteren

iv.

Burgerschaps-, interculturele en sociale competenties, wederzijds begrip en respect, en identificatie met democratische waarden en grondrechten bevorderen op alle onderwijs- en opleidingsniveaus

v.

Verbeteren van kritisch denken en van digitale en mediageletterdheid

3

Open en innovatief onderwijs en opleiding, onder meer door het digitale tijdperk geheel te omarmen

i.

Innovatieve en actieve didactische methoden, zoals interdisciplinair onderwijs en coöperatieve methoden, nader exploreren om de ontwikkeling van relevante en hoogwaardige vaardigheden en competenties te versterken en inclusief onderwijs, ook voor kansarme lerenden en lerenden met een beperking, stimuleren

ii.

Samenwerking bevorderen door middel van de stimulering van de betrokkenheid van lerenden, leerkrachten, opleiders, schoolleiders en andere leden van het onderwijzend personeel, ouders en de bredere lokale gemeenschap, zoals het maatschappelijk middenveld, de sociale partners en het bedrijfsleven

iii.

Synergie tussen onderwijs-, onderzoeks- en innovatieactiviteiten vergroten met het oog op duurzame groei en voortbouwen op de ontwikkelingen in het hoger onderwijs, met hernieuwde aandacht voor beroepsonderwijs en -opleiding en scholen

iv.

Het gebruik van ICT bevorderen met het oog op de verbetering van de kwaliteit en de relevantie van het onderwijs op alle niveaus

v.

De beschikbaarheid en kwaliteit van open en digitale leermiddelen en didactische methoden op alle onderwijsniveaus stimuleren, in samenwerking met Europese opensourcegemeenschappen

vi.

Werken aan de ontwikkeling van digitale vaardigheden op alle leerniveaus, met inbegrip van niet-formeel en informeel leren, in antwoord op de digitale revolutie

4

Krachtige steun voor leerkrachten, opleiders, schoolleiders en ander onderwijzend personeel

i.

De werving, selectie en introductie van de beste en meest geschikte kandidaten voor het beroep van leraar verbeteren

ii.

Het beroep van leerkracht aantrekkelijker maken voor zowel mannen als vrouwen, en de status ervan verhogen

iii.

De initiële opleiding en de bij- en nascholing van leerkrachten op alle niveaus ondersteunen, vooral met het oog op de grotere diversiteit van lerenden, voortijdig schoolverlaten, werkplekleren, digitale vaardigheden en innovatieve didactische methoden, onder meer via EU-instrumenten zoals eTwinning, het portaal voor schoolonderwijs en het e-platform voor volwasseneneducatie in Europa (Epale)

iv.

Het stimuleren van onderwijs van topkwaliteit op alle niveaus ondersteunen, bij het ontwerpen van programma's voor leerkrachtenonderwijs, en bij de organisatie van het leren en stimuleringsregelingen, en nieuwe methoden onderzoeken om de kwaliteit van de leerkrachtenopleiding te beoordelen

5

Transparantie en erkenning van vaardigheden en kwalificaties om de leer- en arbeidsmobiliteit te faciliteren

i.

De transparantie, kwaliteitsborging, validatie en erkenning van vaardigheden en/of kwalificaties bevorderen, waaronder vaardigheden en kwalificaties die zijn verworven in het kader van digitale, online- en open leermiddelen, en niet-formeel en informeel leren

ii.

De instrumenten voor transparantie, documentatie, validatie en erkenning die rechtstreeks gericht zijn op lerenden, werknemers en werkgevers vereenvoudigen en rationaliseren en het EKK en de NQF's verder implementeren

iii.

Mobiliteit van scholieren, leerlingen, studenten, leerkrachten, leden van het onderwijzend personeel en onderzoekers steunen

iv.

Strategische partnerschappen en gezamenlijke cursussen ontwikkelen, met name door het vergroten van de internationalisering van het hoger onderwijs, het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding

6

Duurzame investeringen in en prestaties en efficiëntie van onderwijs- en opleidingssystemen

i.

De mogelijkheden van het investeringsplan voor Europa op het gebied van onderwijs en opleiding verkennen, onder meer door financieringsmodellen te stimuleren waarbij particuliere actoren en particulier kapitaal worden aangetrokken

ii.

De lidstaten aanmoedigen gebruik te maken van empirisch onderbouwde beleidsvorming, met inbegrip van de evaluatie en beoordeling van onderwijs- en opleidingssystemen, toezicht houden op beleidshervormingen en wijzigingen van de opzet die efficiënter zijn bij het tot stand brengen van onderwijs van hoog gehalte

iii.

Innovatieve manieren stimuleren om te komen tot duurzame investeringen in onderwijs en opleiding, en daarbij, in voorkomend geval, vormen van prestatiegebonden financiering en kostendeling onderzoeken

SPECIFIEKE PRIORITEITEN VOOR BEROEPSONDERWIJS EN –OPLEIDING EN VOOR VOLWASSENENEDUCATIE TOT 2020

Voor de sectorale agenda's voor beroepsonderwijs en -opleiding (het Kopenhagen-Brugge-proces) en voor volwasseneneducatie moet meer in detail worden vastgesteld — en via dit gezamenlijk verslag worden gefiatteerd — wat de voor de periode tot en met 2020 te leveren resultaten/prioriteiten zijn.

I.   BEROEPSONDERWIJS EN -OPLEIDING

In de conclusies van Riga van 22 juni 2015 werd de volgende nieuwe reeks doelstellingen voor de middellange termijn (1) op het gebied van beroepsonderwijs en beroepsopleiding voor de periode 2015-2020 voorgesteld:

bevorderen van werkplekleren in al zijn vormen, met bijzondere aandacht voor leerlingplaatsen, door samen te werken met sociale partners, bedrijven, kamers van koophandel en aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding, en door innovatie en ondernemerschap te stimuleren;

verdere ontwikkeling van mechanismen voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding overeenkomstig de Eqavet-aanbeveling (2) en, in het kader van kwaliteitsborgingssystemen, het opzetten van op leerresultaten gebaseerde permanente cyclische informatie- en feedbackprocessen met betrekking tot de beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels, zowel op initieel niveau als wat bij- en nascholing betreft  (3);

verbetering van de toegang tot beroepsonderwijs en -opleiding en kwalificaties voor iedereen door flexibeler stelsels waarin overstappen gemakkelijker wordt, met name door voor efficiënte en geïntegreerde begeleiding te zorgen en validatie van niet-formeel en informeel leren beschikbaar te maken;

verdere verbetering van sleutelcompetenties in de onderwijsprogramma's van beroepsonderwijs en -opleiding en aanbod van doeltreffender mogelijkheden om deze vaardigheden zowel op initieel niveau als via bij- en nascholing te verwerven of te ontwikkelen;

invoering van een systematische aanpak van en kansen voor initiële en permanente bij- en nascholing van docenten, opleiders en mentoren in beroepsonderwijs en -opleiding, zowel in de schoolomgeving als op de werkplek.

II.   VOLWASSENENEDUCATIE

In de vernieuwde Europese agenda voor volwasseneneducatie (4) die de Raad in 2011 heeft goedgekeurd, werden een aantal prioritaire gebieden voor de periode 2012-2014 genoemd; deze werden evenwel in een langere-termijnperspectief geplaatst, afgestemd op de vier strategische doelstellingen van ET 2020. Specifieke prioriteiten waarop de lidstaten, met steun van de Europese Commissie, zich moeten richten tot 2020 met het oog op de verwezenlijking van de visie op de langere termijn van de agenda, zijn:

governance: zorgen voor de samenhang van de volwasseneneducatie met andere beleidsterreinen, verbeteren van de coördinatie, doeltreffendheid en relevantie voor de behoeften van de samenleving, de economie en het milieu; in voorkomend geval, verhogen van zowel particuliere als publieke investeringen;

aanbod en gebruik: aanzienlijk vergroten van het aanbod van hoogwaardige volwasseneneducatie, vooral voor lezen, schrijven, rekenen en digitale vaardigheden, en vergroten van het gebruik ervan door middel van doeltreffende strategieën voor voorlichting, begeleiding en motivatie, gericht op de meest behoevende groepen;

flexibiliteit en toegang: vergroten van de toegankelijkheid door ruimere beschikbaarheid van werkplekleren en doeltreffend gebruik van ICT; instellen van procedures om de vaardigheden van laaggekwalificeerde volwassenen te bepalen en te beoordelen, en mensen die geen EKK-kwalificatie van niveau 4 hebben, voldoende tweedekansmogelijkheden bieden die tot een erkende EKK-kwalificatie leiden;

kwaliteit: verbeteren van de kwaliteitsborging, met inbegrip van toezicht en effectbeoordeling, verbeteren van de initiële en voortgezette opleiding van leerkrachten in het volwassenenonderwijs en verzamelen van de benodigde gegevens over de behoeften om een gericht aanbod te kunnen leveren.


(1)  http://ec.europa.eu/education/policy/vocational-policy/doc/2015-riga-conclusions_en.pdf

(2)  PB C 155 van 8.7.2009.

(3)  PB C 324 van 1.12.2010, blz. 5.

(4)  PB C 372 van 20.12.2011, blz. 1.


Top