EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014DC0669
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL On the implementation of the European Energy Programme for Recovery
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Betreffende de tenuitvoerlegging van het Europees energieprogramma voor herstel
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Betreffende de tenuitvoerlegging van het Europees energieprogramma voor herstel
/* COM/2014/0669 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Betreffende de tenuitvoerlegging van het Europees energieprogramma voor herstel /* COM/2014/0669 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT EN DE RAAD Betreffende de tenuitvoerlegging van het
Europees energieprogramma voor herstel I. VOORTGANG BIJ DE TENUITVOERLEGGING
VAN HET PROGRAMMA EN GELEERDE LESSEN Energie-infrastructuur en ‑innovatie, de drijvende krachten
achter het Europees energieprogramma voor herstel (EEPR), blijven net zo
belangrijk nu als zij waren in 2009 toen het EEPR werd opgezet. Beide zullen
een belangrijke rol spelen bij de versterking van de Europese
energievoorzieningszekerheid, het bereiken van de huidige en toekomstige
energie‑ en klimaatveranderingsstreefcijfers en de voltooiing van de
interne markt. De recente
politieke gebeurtenissen in Oekraïne en Rusland hebben eens te meer aangetoond
hoe belangrijk het is de continuïteit van de gasvoorziening te waarborgen. Het EEPR
heeft, via projecten zoals die voor bidirectionele stromen, al bijgedragen tot
een verbetering van de veerkracht van de EU, met name als wordt vergeleken met
de vorige gascrisis in 2009. De in het kader van het EEPR gegeven steun voor
innovatie in de offshore-windsector en de sector van koolstofafvang en ‑opslag
(CCS) heeft eveneens aanzienlijk bijgedragen tot een verbetering van het
gebruik door de EU van haar binnen de EU-grenzen gelegen energiebronnen, zoals
wind of steenkool. Informatie
betreffende de stand van uitvoering van alle EEPR-projecten is verkrijgbaar via
de volgende weblink: http://ec.europa.eu/energy/eepr/doc/cswd_project_2014.pdf. In haar recente
op 28 mei 2014 vastgestelde mededeling betreffende de Europese strategie
voor energiezekerheid[1]
heeft de Commissie het belang van de ontwikkeling van kritische infrastructuur
herbevestigd in het licht van de versterking van onze
energievoorzieningszekerheid. Infrastructuur en innovatie zullen beslissende
elementen zijn bij het bereiken van de energie‑ en klimaatdoelstellingen
van de EU – ongeacht of dit de momenteel vastgestelde 20/20/20-streefcijfers
zijn voor hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en
broeikasgasemissiereductie, dan wel de streefcijfers die de Commissie
recentelijk heeft voorgesteld voor het tijdvak tot 2030. EEPR-offshore-windprojecten
wekken nu al elektriciteit op voor het net en dragen dus bij tot het bereiken
van de EU-streefcijfers voor hernieuwbare energie en broeikasgassen. Projecten
die worden gefinancierd in het kader van het Europees fonds voor
energie-efficiëntie (EEE-F) dragen bij tot de verbetering van de
energie-efficiëntie. De CCS-projecten van het EEPR zijn essentieel voor de
tijdige demonstratie van een technologie die vereist is voor een
kostenefficiënte matiging van de broeikasgasemissies en voor de overgang naar
een koolstofarme economie. Infrastructuur en innovatie zijn ook cruciaal om de
interne energiemarkt te voltooien en interconnecties te ontwikkelen die een
einde maken aan het isolement van elke lidstaat die niet verbonden is met de
Europese gas‑ en elektriciteitsnetten. In maart 2014 heeft de Europese Raad reeds
verzocht de inspanningen te versnellen, met name wat de tenuitvoerlegging
betreft van de maatregelen om voor alle lidstaten de doelstelling te bereiken
van interconnectie van minimaal 10% van hun geïnstalleerde
elektriciteitsproductiecapaciteit[2].
De EEPR-projecten hebben reeds aanzienlijk bijgedragen tot het bereiken van die
doelstelling. De EEPR-projecten hebben reeds aanzienlijk
bijgedragen tot het bereiken van de EU-doelstellingen en de lopende projecten
blijven nog steeds relevant voor de nieuw voorgestelde doelstellingen/streefcijfers.
In dit verslag wordt, voor elk onderdeel van het EEPR, de voortgang beschreven
bij de uitvoering van de projecten en het EEE-F. Dit is een vervolgrapport op
het verslag dat in 2013 is opgesteld[3],
en heeft betrekking op de tenuitvoerlegging van de projecten tussen oktober 2013
en 31 augustus 2014 en op de betalingen die zijn verricht tussen 1 juli
2013 en 31 augustus 2014. II. ALGEMENE PROJECTUITVOERING Op het einde van 2013 waren reeds 30 van de 61
projecten in technisch opzicht volledig voltooid en was een totaalbedrag van 1 499 826 548
aan de begunstigden uitbetaald. Het tempo van de betalingen blijft laag, maar
zoals kan worden gezien in het in bijlage toegevoegde werkdocument van de
Commissiediensten, zijn de meeste projecten nu afgerond en zullen de promotoren
ervan hun definitief betalingsverzoek eind dit jaar indienen. Dit bevestigt de
moeilijkheden bij de planning van dergelijke grote en ingewikkelde projecten.
De complexiteit van de betrokken technologieën, in het bijzonder wat de
integratie van offshore-windenergie in het net en de CCS-projecten betreft, de
moeilijkheden voor de overheden, zowel op regerings‑ als op regelgevingsniveau,
bij het opstellen van een passend regelgevingskader, het gebrek aan publieke
acceptatie en de moeilijkheden die verband houden met milieuaspecten en
openbare aanbestedingen, zijn extra grote uitdagingen gebleken voor de
projectpromotoren. Voorts hebben de vergunningverleningsprocedures aan de
basis gelegen van vele vertragingen. Momenteel is een bedrag van 42 miljoen
EUR aan niet-uitgegeven middelen aan het Duitse CCS-project onttrokken. Verder
is een bedrag van 12 miljoen EUR vrijgemaakt uit stopgezette elektriciteits‑
en gasinfrastructuurprojecten. Dit is gedeeltelijk het gevolg van het feit dat
de uiteindelijke kosten onder de aanvankelijk geraamde kosten lagen. 1. Gas- en elektriciteitsinfrastructuur
Het EEPR-deelprogramma voor infrastructuur
ondersteunt 44 projecten op drie hoofdgebieden. De projecten worden uitgevoerd door de
transmissiesysteembeheerders (TSB's) in de afzonderlijke lidstaten of door
projectontwikkelaars. Er is een bedrag van 2,268 miljard EUR vastgelegd,
waarvan 897 973 693 EUR, dat is ongeveer 40%, in april 2014
was uitgekeerd aan de begunstigden. Betalingen worden alleen verricht als de
projectontwikkelaars de vaste toezegging doen het project op basis van een
definitief investeringsbesluit uit te voeren. De projecten hebben betrekking op drie
gebieden: - Projecten voor gasinfrastructuur en ‑opslag:
de infrastructuur voor het transport van en de handel in gas in de EU moet
verder worden geïntegreerd door de bouw van de ontbrekende schakels tussen de
lidstaten. De energiebronnen en ‑routes van de EU, ook die voor vloeibaar
aardgas (LNG), dienen verder te worden gediversifieerd. - Projecten voor bidirectionele gaspijpleidingen: tijdens de gascrisis
van 2009 tussen Rusland en Oekraïne kwamen de meeste Midden- en Oost-Europese
lidstaten zonder gas te zitten, niet omdat er niet genoeg gas in Europa was,
maar omdat de bestaande infrastructuur niet over de technische middelen en
mogelijkheden beschikte om de gastoevoer om te keren, zodat deze van west naar
oost zou stromen in plaats van andersom. Dit probleem is met EEPR-financiering
aangepakt en er is inmiddels bidirectionele infrastructuur beschikbaar in
Midden- en Oost-Europa. De meest prominente voorbeelden van voltooide projecten
zijn de 4 projecten in Oostenrijk die de Oostenrijkse opslagfaciliteiten in
Baumgarten gemakkelijker toegankelijk maken voor alle buurlanden, twee projecten
in Slowakije om bidirectionele gasstromen tussen Slowakije en Tsjechië en tussen
Slowakije en Oostenrijk mogelijk te maken en verbeterde toegang tot
ondergrondse opslagfaciliteit in Slowakije; de 3 projecten in Tsjechië die de
transmissiecapaciteit in de noordwest-oost-richting verhoogde; en een project
in Hongarije dat een veilige west-oost-aardgasstroom binnen Hongarije naar
Roemenië mogelijk maakt. - Infrastructuurprojecten voor elektriciteit:
De integratie van de toenemende elektriciteitstoevoer uit variabele
hernieuwbare bronnen vergt gigantische investeringen in nieuwe infrastructuur.
Bovendien zijn bepaalde lidstaten nog steeds echte "energie-eilanden"
vanwege hun gebrekkige aansluiting op de buurlanden en op de interne
energiemarkt. 1.1 Reeds geboekte vooruitgang Er zijn inmiddels 27 van de 44
infrastructuurprojecten voltooid (begin 2013 waren dat er 19). Voorts is de
financiële steun voor 4 projecten beëindigd. In de elektriciteitssector zijn 7
projecten voltooid. De overige 5 projecten vorderen goed, een aantal hiervan
wordt naar verwachting dit jaar of uiterlijk in 2015 voltooid. In de gassector
zijn er 20 projecten voltooid; 8 projecten liggen op schema en 4 worden weldra
voltooid. Het merendeel van de projecten (12 van de 14) op het gebied van
bidirectionele gaspijpleidingen en interconnecties in Midden- en Oost-Europa is
voltooid. Onder meer dankzij EEPR-middelen was het mogelijk de financiering van
de projecten sluitend te krijgen en ervoor te zorgen dat deze zonder vertraging
operationeel werden. Hierdoor zijn de veiligheid en betrouwbaarheid van het
gasnetwerk verbeterd, zijn de continuïteit van de energievoorziening en de
diversificatie versterkt en zijn kritieke knelpunten weggenomen. Er kunnen verschillende voorbeelden worden
belicht. Met behulp van EEPR-middelen is de toename van de grensoverschrijdende
gastransportcapaciteit tussen Frankrijk en België zeker gesteld en versneld. Aan
de Belgische zijde zijn twee nieuwe compressiestations (in Berneau en Winksele)
gebouwd die ondertussen operationeel zijn. Aan de Franse zijde zijn de
pijpleidingen voor de segmenten Pitgam-Nedon en Cuvilly-Dierrey-Voisines aanbesteed
en zijn de aanlegwerkzaamheden aan de gang. EEPR-middelen hebben het mogelijk gemaakt het
Deense transmissiesysteem uit te breiden en te versterken zodat voortaan meer
gas kan worden geleverd aan Zweden en gas uit Duitsland kan worden ingevoerd
via het Ellund-interconnectiepunt. In de toekomst kan dit project zorgen voor
de levering van Noors aardgas aan afnemers in Midden-Europa en in de Baltische
regio via mogelijke routes van Noorwegen door Denemarken. De voltooiing in 2011 van de twee
elektriciteitsinterconnecties tussen Portugal en Spanje, in de regio's Douro en
Algarve, heeft bijgedragen tot de netintegratie van hernieuwbare bronnen. De EEPR-middelen
hebben aanzienlijk bijgedragen tot de modernisering en uitbreiding van het Portugese
netwerk en als gevolg daarvan tot de toename van de uitwisselingscapaciteit met
Spanje. EEPR-middelen zijn ook gebruikt om de
verwezenlijking van de eerste elektriciteitsinterconnectie tussen Ierland en
Groot-Brittannië te ondersteunen. Met deze interconnectie zijn de energievoorzieningszekerheid
en de diversificatie van energiebronnen voor Ierland verbeterd, doordat de
interconnectiecapaciteit is toegenomen en de integratie van
offshore-windenergie wordt vergemakkelijkt. Drie EEPR-projecten in het Oostzeegebied zijn gericht op het verbeteren
van de werking van de interne energiemarkt en het waarborgen van gelijke
concurrentievoorwaarden. Als deze projecten zijn voltooid, is er een
significante bijdrage geleverd tot de versterking van de energievoorzieningszekerheid,
omdat elektriciteitshandel mogelijk wordt en de invoerafhankelijkheid van de
regio terugloopt. In deze context hebben de EEPR-middelen het mogelijk gemaakt
de aanleg te versnellen van de onderzeese elektriciteitsinterconnectie tussen
Estland en Finland (Estlink2) die in maart 2014 in gebruik is genomen. Estlink2
is een belangrijke verbinding voor de integratie van de toekomstige elektriciteitsmarkt
tussen de Baltische lidstaten en Nord Pool Spot. Bovendien zal Estlink2 ook de
betrouwbaarheid van het Baltische elektriciteitssysteem versterken en de
invoerafhankelijkheid van Rusland doen afnemen. Hoewel er enige vooruitgang is geboekt, zijn
bij vier projecten in de gassector echter grote moeilijkheden gerezen, waardoor
zij in 2014 zullen worden stopgezet. Dit zijn de Nabucco‑, Galsi‑
en Poseidon‑projecten en het reverse flow-project in Roemenië. Wat
de eerste 3 projecten betreft, konden de commerciële onderhandelingen voor de
gasvoorziening niet met succes worden afgerond. In het geval van het reverse
flow-project in Roemenië, kon het project om technische redenen niet ten
uitvoer worden gelegd. 1.2 Geleerde lessen Bij de projecten op het gebied van
elektriciteits- en gasinfrastructuur zijn aanzienlijke vorderingen gemaakt. De
grote meerderheid van de projecten (40 van de 44) is al voltooid of is in een
gevorderd stadium. Voor een aantal projecten is de uiterste termijn voor de
tenuitvoerlegging verschoven (zie het werkdocument van de Commissiediensten). Het EEPR zorgt voor een concrete verbetering
van de werking van de interne markt, door te voorzien in interconnecties tussen
het westen en het oosten van de EU en door de verbetering van de energievoorzieningszekerheid
in de betrokken landen en regio's. Op sommige terreinen wordt momenteel
aanzienlijke vooruitgang geboekt: de projecten voor bidirectionele
gaspijpleidingen zijn operationeel en hebben tijdens de vorstperiode in
februari 2012 een gascrisis afgewend. De ondersteunde elektriciteitsprojecten
geven een krachtige impuls aan de voltooiing van de interne markt. De projecten
op het gebied van elektriciteitsnetten zullen bijdragen tot een gemakkelijker
absorptie van uit hernieuwbare bronnen geproduceerde elektriciteit. Door het
uit de weg ruimen van knelpunten en de geleidelijke integratie van
"energie-eilanden" zoals de drie Baltische staten, het Iberisch
Schiereiland, Ierland, Sicilië en Malta, vordert de voltooiing van een EU-breed
systeem van energie-infrastructuren gestaag. Naar verwachting zullen de meeste van de 13 nog
lopende projecten in de jaren 2014 en 2015 worden voltooid. Slechts een klein
aantal projecten zal tot in 2017 doorlopen. De EEPR-oefening heeft aangetoond dat bepaalde
projecten zijn vertraagd ten gevolge van voornamelijk: de vergunningsprocedures,
regelgevingsmoeilijkheden in het geval van grensoverschrijdende projecten en ontoereikende
commerciële levensvatbaarheid. In deze context ondersteunt het EEPR de
ontwikkeling van een Europees beleid voor energie-infrastructuur dat één van de
voornaamste prioriteiten van het energiebeleid moet zijn. In de richtsnoeren
voor de trans-Europese energie-infrastructuur[4]
worden maatregelen omschreven voor de tijdige ontwikkeling van projecten van
gemeenschappelijk belang in acht geïdentificeerde prioritaire corridors. Met
name zijn voor projecten van gemeenschappelijk belang versnelde procedures (die
maximaal drie en een half jaar mogen duren) voor het verkrijgen van
vergunningen mogelijk, alsook regelgevingsstimulansen om de tenuitvoerlegging
van grensoverschrijdende projecten te vergemakkelijken; zij komen tevens in
aanmerking voor financiële steun uit de middelen van de Connecting Europe-faciliteit
(CEF)[5].
2. Offshore-windenergieprojecten 2.1 Reeds geboekte vooruitgang Het EEPR sub-programma bestond uit 9 projecten
waarbij 565 miljoen EUR steun wordt verleend, verdeeld over twee
belangrijke activiteitstypes: ·
grootschalige beproeving, fabricage en
ingebruikname van innovatieve windturbines en offshore funderingsstructuren (6
projecten); en ·
ontwikkeling van modulegebaseerde oplossingen voor
de netwerkintegratie van grote hoeveelheden windelektriciteit (3 projecten). 3 van deze projecten zijn afgerond en 1 is
voortijdig stopgezet. Aan de projecten is reeds 226 981 500 EUR
uitbetaald. 2.2 Voortgang per sector 2.2.1 Vooruitgang op het gebied van innovatieve turbines en
offshore-structuren Sinds het laatste verslag zijn 2 verdere
projecten met succes voltooid, Bard I en Borkum West II. Samen met het reeds
voltooide Thornton Bank-project hebben deze drie projecten een extra
windcapaciteit van 925 MW opgeleverd die dankzij de EEPR-steun beschikbaar
komt. Een ander project, Nordsee Ost, zit op schema
en het windpark zal eind 2014 worden opgeleverd. Voor de resterende twee projecten, Aberdeen
Offshore Wind Farm – Wind Deployment Centre en Global Tech I, rijzen bij
de uitvoering nog steeds grote moeilijkheden. In Aberdeen hebben moeilijkheden bij
het verkrijgen van toestemming voor de planning het project vertraagd; de beste
raming voor de definitieve investeringsbeslissing is het tweede kwartaal van 2015
(met voltooiing in 2018). Voor Global Tech zijn de vergunningen verkregen, maar
het project heeft een mede-investeerder nodig voordat significante vooruitgang
kan worden geboekt. De Commissie blijft de situatie van nabij volgen en zal het
project stopzetten als binnen de komende 12 maanden geen bevredigende voortgang
waarneembaar is. 2.2.2 Vooruitgang
bij de integratie van windenergie in het net Eén project, HVDC Hub, is stopgezet. De twee
resterende projecten, Kriegers Flak en Cobra Cable, zijn nog verscheidende
jaren verwijderd van realisatie. Wat Kriegers Flak betreft, hebben de
projectontwikkelaars de offertes van de aanbesteding voor de bouw van het
project ontvangen. De in de offertes vervatte prijzen voor de bouw van bepaalde
cruciale technologische componenten lagen aanzienlijk hoger dan begroot. Dit
heeft de projectontwikkelaars ertoe gedwongen het projectontwerp te herzien om de
desbetreffende kosten te verminderen. Deze evaluatie is lopende en de Commissie
wacht op een voorstel van de promotoren voor een wijziging van het project en
van de looptijd ervan. Zij zal het voorstel controleren om na te gaan of het
verenigbaar is met het EEPR. Als dat het geval is, zal voor bepaalde onderdelen
van het project een nieuwe aanbesteding worden uitgeschreven alvorens de
definitieve investeringsbeslissing wordt genomen. Wat Cobra Cable betreft, is er sinds het
laatste verslag aanzienlijke vooruitgang geboekt. De subsidieovereenkomst is
gewijzigd en de actie is verlengd tot december 2017. Na de vaststelling van de
wijziging zullen de projectontwikkelaars de benodigde vergunningen aanvragen
zodat de definitieve investeringsbeslissing in het tweede kwartaal van 2016 kan
worden genomen. De kabel zou dan twee jaar later operationeel moeten zijn. 3. Koolstofafvang en –opslag (CCS) Het EEPR sub-programma bestond uit 6 projecten
waarbij voor een bedrag van 1 miljard EUR steun werd verleend aan
projecten voor de demonstratie van het volledige koolstofafvang, ‑transport
en ‑opslagproces. Op 30 april
2014 was de situatie als volgt: 1 project met betrekking tot operationele
proefinstallaties voor afvang, vervoer en opslag is afgerond. 3 projecten zijn
voortijdig stopgezet. 2 projecten lopen nog. Voor deze projecten is 374 871 355
EUR uitbetaald. Voortgang van de CCS-projecten Het deel van het Compostilla-project waarvoor
EEPR-subsidies waren toegekend, is in oktober 2013 voltooid met als
resultaat de succesvolle bouw van drie proefinstallaties voor afvang, vervoer
en opslag. De resultaten van de tests in de proefinstallaties en andere
voorbereidende werkzaamheden hebben bijgedragen tot de gedeelde kennis in het
CCS-projectnetwerk[6]
dat tevens een rapport over het project heeft gepubliceerd. De projectontwikkelaar
heeft op die basis besloten niet over te gaan tot de bouw van een, niet door
EEPR-subsidies gedekte, demonstratiefabriek. De proefinstallaties blijven
bestaan als zeer nuttige testfaciliteiten die operationeel zullen blijven
dankzij de steun van de Spaanse regering en die ook hun diensten op de markt
zullen aanbieden[7].
De resterende twee projecten, ROAD (in Nederland)
en Don Valley (in het VK), blijven grote moeilijkheden ondervinden bij het
verwerven van de nodige financiering voor zowel bouw als exploitatie. Het Don Valley-project heeft grote vooruitgang
geboekt bij de voorbereiding van de bouw van infrastructuur voor het CO2-transport
en de opslag in een zoutwatervoerende laag. De toekomst van het Don Valley-project
hangt echter geheel af van het verkrijgen van operationele steun van de 'Contract
for Difference'-regeling in het VK. In augustus 2014 heeft de regering van het
VK een beleidsdocument gepubliceerd waarin haar volgende stappen inzake
mogelijke CCS-ontwerpen werden beschreven voor een 'Contract for Difference'-regeling
die geschikt was voor CCS-projecten als dat van Don Valley. De Commissie zal
haar overleg met zowel het project als de VK-regering over het tijdschema en de
vooruitzichten van het project voortzetten met het oog op het verkrijgen van
een definitieve investeringsbeslissing. Wat het ROAD-project betreft, houdt het
investeringstekort, voornamelijk ten gevolge van de lage CO2-tarieven, in dat
extra financiering moet worden gevonden. De Europese Commissie heeft grote
inspanningen geleverd in een poging om de betrokken lidstaten, die het
potentieel van het project erkennen, de betrokken industriële partners en
Noorwegen samen te brengen om een oplossing te vinden. Dit hield onder meer het
voorstel in dat alle partijen de projectfinanciering zouden voorschieten,
alsook voorstellen om Horizon 2020-middelen te gebruiken als hefboom voor het opwekken
van aanvullende financiering door de lidstaten voor de operationele fase van
het project. Er moet een oplossing worden gevonden voor het huidige
financieringstekort vóór 31 december 2014, de huidige einddatum van de
EEPR-subsidieovereenkomst voor LOAD. III. EUROPEES FONDS VOOR ENERGIE-EFFICIËNTIE (EEE-F) Het EEE-F is in juli 2011 opgericht met een EU-bijdrage van 146,3 miljoen
EUR ter ondersteuning van energie-efficiëntieprojecten. Het omvat een bijdrage
van 125 miljoen EUR voor een fonds waarin tot dusverre een totaalbedrag
van 265 miljoen EUR is verzameld[8],
ondersteund door een faciliteit voor technische bijstand met een begroting van 20 miljoen
EUR en een subsidiepot van 1,3 miljoen EUR voor bewustmakingsactiviteiten. Sinds het in november 2013 aangenomen tussentijdse evaluatieverslag,
dat een onderdeel was van het jaarlijkse EEPR-verslag, zijn 7 nieuwe projecten
goedgekeurd. In het totaal heeft het fonds een bedrag van 219 miljoen EUR toegewezen
aan 13 projecten, doorgaans in de energie-efficiëntiesector. De volledige EU-bijdrage aan het fonds (125 miljoen EUR) is dus op
31 maart 2014 met succes toegewezen aan projectinvesteringen, zoals
vereist bij de verordening[9].
1. Reeds geboekte
vooruitgang Fonds Eind 2013 heeft het fonds zijn tweede
participatie-investering in een biomassa-warmtekrachtcentrale in Rennes
ondertekend, vergelijkbaar met een soortgelijke investering in Orléans (beide
in Frankrijk). Het EEE-F heeft ook haar eerste partnerschap met een financiële
instelling voltooid: een groene financieringsfaciliteit met de Roemeense bank
"Banca Transilvania", die bedoeld is om kleine leningen te verstrekken
aan overheidsinstellingen in Roemenië samen met technische bijstand voor
energie-efficiëntieprojecten. De volledige lijst van goedgekeurde en
ondertekende projecten is te vinden in bijlage bij dit verslag. Technische bijstand Met de enveloppe voor technische bijstand (20 miljoen
EUR) zijn 20 projecten ondersteund als hulp bij de structurering ervan.
Ongeveer 2,2 miljoen EUR, afkomstig uit die enveloppe, is (nog) niet
toegewezen. Dit kan worden verklaard door het feit dat de meeste van de tot
dusverre gefinancierde projecten geen technische bijstand behoefden. De eerste
in de startfase van het fonds geïdentificeerde projecten hadden reeds een hoog
voorbereidings‑ en projectrijpheidsniveau om te kunnen voldoen aan het in
de verordening vervatte tijdschema en de doelstelling van economisch herstel. De
laatste in 2013 verstrekte technische ondersteuning was voor de
overheidsinstanties van Ringkøbing-Skjern (Denemarken) voor de ontwikkeling van
een biomassaproject, en van het departement Rhône-Alpes (Frankrijk) voor de
voorbereiding van een schoolrenovatieprogramma, voor de Ore Valley Housing
Association met het oog op de aanleg van een stadsverwarmingssysteem en voor Elche
(Spanje) voor de ontwikkeling van een moderniseringsprogramma voor openbare
verlichting en gebouwen. Bewustmakingsacties EPEC[10]
heeft zijn bewustmakingscampagne afgerond met een focus op 3 aspecten:
ondersteuning van de vaststelling van energieprestatiecontracten in de
lidstaten, bevordering van een optimaal gebruik van de structuur‑ en
cohesiefondsen voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en verspreiding
van informatie over recente beleidsontwikkelingen en ‑prioriteiten voor
het meerjarig financieel kader 2014-2020. Uitgaande van een op factsheets en
landenstrategieën gebaseerde voorbereiding zijn in verschillende lidstaten
gespecialiseerde workshops en follow-upactiviteiten georganiseerd. 2.
Voornaamste conclusies & vooruitzichten Het fonds heeft zijn doelstellingen bereikt door de volledige
EU-bijdrage tegen het einde van de in de verordening vastgestelde
investeringsperiode toe te wijzen en innoverende financieringsoplossingen voor
energie-efficiëntieprojecten uit te werken. Ook de technische bijstand is zeer
succesvol gebleken bij de ondersteuning van overheidsinstanties bij de
voorbereiding van projecten die dan later door het fonds zullen worden
gefinancierd. Het EEE-F zal
zich blijven inspannen voor een evenwichtige investeringsaanpak en zal zijn
geografisch bereik uitbreiden om aan de diverse behoeften van Europese lokale
en regionale overheden te voldoen. Het fonds beschikt vandaag over een
geleidelijk opgebouwde track record van renderende investeringen (nettowinst
geregistreerd in 2013) en zal nu actief uitkijken naar nieuwe belangrijke
investeerders die het EU-hefboomeffect verder kunnen versterken. IV. ALGEMENE CONCLUSIES Het EEPR heeft
goede resultaten opgeleverd. De meerderheid van de projecten is afgerond, met
name in de interconnectiegedeelten van het programma. Daardoor is de veerkracht
van de EU ten aanzien van crises op het gebied van de
energievoorzieningszekerheid toegenomen en is bijgedragen tot vooruitgang op
het gebied van de energie‑ en klimaatveranderingsdoelstellingen van de EU. Het EEE-F is
ook succesvol geweest: er is een commercieel fonds opgezet dat zal blijven
groeien, dat financiële oplossingen zal leveren en winst zal maken waarmee de
administratieve kosten, het dividend van de aandeelhouders en de
vestigingskosten kunnen worden gedekt. Het meest
problematische gebied is dat van koolstofafvang en ‑opslag. Zoals reeds
opgemerkt in vorige verslagen, houdt dit verband met verschillende factoren
waarvan de belangrijkste de gewijzigde business-case voor de technologie sinds
de start van het EEPR-programma is. De Commissie blijft zich maximaal
beleidsmatig inspannen om de twee resterende projecten vooruit te helpen. Hun
succes zal echter vooral afhangen van de inspanningen van particuliere
investeerders en de nationale regeringen. Waar de
tenuitvoerlegging van het programma op sommige gebieden trager is verlopen dan
verwacht, was dit doorgaans om redenen waarop de Commissie geen vat had.
Vergunningsproblemen (bv. Aberdeen), problemen met de kosten van vernieuwende
technologieën (bv. Kriegers Flak), nieuwe regelgeving op nationaal niveau (bv.
Cobra Cable) en moeilijkheden om de financiering rond te krijgen, hebben allen
bijgedragen tot vertragingen. Ondanks deze
vertragingen blijft de waarde van grootschalige infrastructuur, innovatieve technologieën
en vernieuwende EU-financiering voor de versterking van de EU-doelstellingen op
het gebied van energievoorzieningszekerheid, interne energiemarkt en
klimaatverandering groot. Dit is door de Raad en het Europees Parlement
onderstreept wanneer zij binnen het nieuwe financiële kader de EU-middelen voor
energie-infrastructuur en innovatie in de Connecting Europe-faciliteit,
Horizon 2020 en de structuurfondsen hebben verhoogd. De voltooiing van de
resterende EEPR-projecten zal deze programma's aanvullen en zal waardevolle
ervaring opleveren waarop kan worden voortgebouwd bij de verdere uitrol van
deze programma's. [1] COM(2014)
330 final. [2] In
de Europese strategie voor energiezekerheid wordt voorgesteld dit streefcijfer
op te trekken tot 15% in 2030. [3] COM(2013)
791 final. [4] Verordening (EU) nr. 347/2013 van het
Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren
voor de trans-Europese energie-infrastructuur, PB L 115
van 25.4.2013, blz. 39. [5] Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het
Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de
financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (Connecting
Europe Facility), PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129. [6] http://ccsnetwork.eu/ [7] http://www.ciuden.es/index.php/en/tecnologias/instalaciones [8] Er zijn extra investeringen gebeurd
door: de Europese Investeringsbank, 75 miljoen EUR, Cassa Depositi e
Prestiti SpA (CDP), 60 miljoen EUR, en de Investment Manager Deutsche Bank
(DB), 5 miljoen EUR. [9] Verordening (EU)
nr. 1233/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 663/2009 tot vaststelling van
een programma om het economisch herstel te bevorderen via financiële bijstand
van de Gemeenschap aan projecten op het gebied van energie, PB L 346
van 30.12.2010, blz. 5. [10] Het
Europese PPP-expertisecentrum EPEC is een gemeenschappelijk initiatief van de EIB,
de Europese Commissie en de EU-lidstaten en kandidaat-lidstaten. EPEC helpt de
capaciteit te versterken van zijn leden uit de overheidssector om
publiek-private partnerschappen (PPP) aan te gaan. http://www.eib.org/epec/. BIJLAGE 1 Betalingen
in het kader van het EEPR Totale hoeveelheid betalingen voor EEPR-projecten (EUR) op 31 augustus 2014 BL || Jaar || Totaal Interconnectoren || 2010 || 360 855 255,05 || 2011 || 224 168 978,21 2012 || 129 803 680,81 2013 || 126 931 210,31 2014 || 56 214 568,83 Totaal |||| 897 973 693,21 CCS || 2010 || 193 746 614,74 2011 || 192 003 911,76 2012 || -5 616 118,92 2013 || 26 844 338,79 2014 || -32 107 391,30 Totaal |||| 374 871 355,07 Offshore-windenergie || 2010 || 146 307 027,84 || 2011 || 41 300 324,67 2012 || 15 624 303,94 2013 || 11 990 156,27 2014 || 11 759 687,45 Totaal |||| 226 981 500,17 Europees fonds voor energie-efficiëntie |||| || 2011 || 30 000 000,00 || 2012 || 934 251,15 2013 || 24 892 026,95 2014 || 32 333 453,99 Totaal || || 88 159 732,09 TOTAAL/JAAR || 2010 || 700 908 897,63 2011 || 487 473 214,64 || 2012 || 140 746 116,98 2013 || 190 657 732,32 2014 || 68 200 318,97 ALGEMEEN TOTAAL || || 1 587 986 280,54 Onttrokken bedragen zijn afgetrokken van de betalingen