EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014DC0022
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS on the implementation of the European Union Work Plan for Sport 2011-2014
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S over de invoering van een werkplan van de Europese Unie voor sport voor 2011-2014
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S over de invoering van een werkplan van de Europese Unie voor sport voor 2011-2014
/* COM/2014/022 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S over de invoering van een werkplan van de Europese Unie voor sport voor 2011-2014 /* COM/2014/022 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN
DE REGIO'S over de invoering van een werkplan van de
Europese Unie voor sport voor 2011-2014 1. INLEIDING Nu sport is opgenomen
in het Verdrag van Lissabon, hebben de Europese Unie (EU) en de lidstaten, in
overeenstemming met artikel 165 VWEU, hun samenwerking versterkt in
een poging de Europese dimensie van de sport naar een hoger plan te tillen. Naar aanleiding van de
mededeling van de Commissie van 2011 over sport[1],
leidde de resolutie van de Raad over een werkplan van de Europese Unie voor
sport (2011-2014)[2]
een nieuw hoofdstuk in voor Europese samenwerking op het gebied van
sportbeleid. Voor het eerst werden de lidstaten, de voorzitterschappen van de
Raad en de Commissie uitgenodigd om samen te werken aan de hand van
overeengekomen leidende beginselen, zich te concentreren op prioritaire thema's
("integriteit van de sport", "sociale waarden van de
sport", "economische aspecten van de sport") en specifieke
acties uit te voeren[3].
Op een terrein waar de EU een ondersteunende bevoegdheid heeft, vormde dit
werkplan een waardevol kader voor alle actoren om op gecoördineerde wijze en
met wederzijds respect van nationale en EU-bevoegdheden samen te werken. Ter ondersteuning van
de uitvoering van het werkplan zijn op het gebied van sport nieuwe werkmethoden
ingevoerd, met name deskundigengroepen en aangescherpte dialoogstructuren. De
Commissie werd gevraagd een verslag over de uitvoering van het werkplan op te
stellen als basis voor een nieuw werkplan vanaf medio 2014. In dit verslag wordt de
voortgang in de uitvoering van acties in overeenstemming met de in het werkplan
geformuleerde prioritaire thema's en het gebruik van voorgestelde werkmethoden
beoordeeld, onder meer met gebruikmaking van het werk van de deskundigengroepen[4], schriftelijke
bijdragen van de lidstaten[5]
en raadplegingen van belanghebbenden[6].
Op basis van deze evaluatie heeft de Commissie haar conclusies geformuleerd. 2. VOORTGANG BIJ DE UITVOERING
VAN SPECIFIEKE ACTIES VAN HET WERKPLAN De uit hoofde van dit
werkplan verrichte activiteiten hebben over het algemeen tot zeer goede
resultaten binnen de omschreven prioriteitsgebieden geleid. Dit wordt door de
raadpleging bevestigd: de overgrote meerderheid van de lidstaten was het erover
eens dat het werkplan een positief effect heeft op de sportsector in hun land
(24 lidstaten) en dat het belangrijk is voor de ontwikkeling (24 lidstaten) en
de uitvoering (19 lidstaten) van het sportbeleid op nationaal niveau. Het
werkplan voldoet over het algemeen aan de verwachtingen van de regeringen (25
lidstaten), concentreert zich op de juiste prioriteiten (25 lidstaten) en heeft
tot vruchtbare resultaten voor beleidsprocessen geleid (24 lidstaten). Deze
positieve beoordeling werd in het algemeen gedeeld door belanghebbenden in de
sportsector. De lidstaten zijn minder positief gestemd over de invloed die het
werkplan heeft op beleidsprocessen in de sport buiten de EU (16 lidstaten). De
volgende paragrafen beschrijven de voortgang bij de uitvoering van de
prioritaire acties en geven daarnaast aan op welke andere EU-beleidsterreinen
er rekening is gehouden met sportaspecten. 2.1. Actie 1: Opstellen van ontwerp-opmerkingen van de EU voor
de herziening van de WADA-code De EU en haar lidstaten
blijven zich inzetten voor de strijd tegen doping en het waarborgen van de
evenredigheid en eerbiediging van de EU- en nationale waarden, de juridische
tradities en het geldende recht. De opmerkingen van de Commissie in haar
mededeling over sport uit 2011 blijven van toepassing. Terwijl het
Wereldantidopingagentschap (WADA) streeft naar een geharmoniseerde aanpak van
dopingcontroles, kunnen de individuele rechten van sporters in de EU beschermd
zijn; flexibiliteit is dus vereist en er moeten aanpassingen worden gedaan om
aan de EU- en nationale wetgeving te voldoen. Vier keer werden
overeenkomstig de raadplegingscyclus van het WADA opmerkingen van de
deskundigengroep "Bestrijding van doping" over de herziening van de
WADA-code geformuleerd en aan de Raad voorgelegd[7].
Evenzo werden de bij de code behorende internationale normen door de EU drie
keer voorzien van commentaar[8].
Met haar vierde bijdrage deed de EU het WADA een uitgebreid voorstel om
passende niet-bindende richtsnoeren bij de desbetreffende code en
internationale normen uit te werken als onderdeel van de toepassing daarvan na
2015. 2.2. Actie 2: Een reeks
aanbevelingen ter bestrijding van dopinggebruik bij recreatieve sportbeoefening
doen die zowel op EU- als op nationaal niveau toegepast kunnen worden In 2012 breidde de Raad
het mandaat van de deskundigengroep "Bestrijding van doping" uit naar
het verzamelen, onder meer in samenwerking met belanghebbende partijen, van de
beste praktijken voor de bestrijding van dopinggebruik bij recreatieve
sportbeoefening in de lidstaten van de EU, en het invoeren, op basis hiervan,
eind 2013 van een reeks aanbevelingen die zowel op EU- als op nationaal niveau
kunnen worden toegepast. Een voorstel is uitgewerkt door een deskundigengroep
"Dopinggebruik bij recreatieve sportbeoefening" en zal aan de Raad
worden voorgelegd. 2.3. Actie 3: Ontwikkelen van een
Europese dimensie van de integriteit van de sport met als eerste aandachtspunt
de bestrijding van wedstrijdvervalsing De strijd tegen
wedstrijdvervalsing is, als een van de grootste bedreigingen voor de
integriteit van de sport, een van de prioriteiten van de Commissie op het
gebied van sport, de strijd tegen corruptie en online gokken met betrekking tot
weddenschapgerelateerde wedstrijdvervalsing.[9]
Ook het Europees Parlement heeft een aantal resoluties daaromtrent goedgekeurd[10]. De Raad keurde in
november 2011 conclusies op dit gebied goed[11].
Het werk van de deskundigengroep "Goed bestuur" betekende een
belangrijke stap in het proces naar verbetering van sectoroverschrijdende
samenwerking en coördinatie op EU- en internationaal niveau, omdat de groep er
voor het eerst in slaagde om alle relevante belanghebbenden op EU-niveau samen
te laten komen. De aanbevelingen van de groep vormden de basis voor de
conclusies van het voorzitterschap van november 2012[12] en hebben de
goedkeuring van de Verklaring van Nicosia over wedstrijdvervalsing tijdens het
EU Sportforum 2012[13]
vergemakkelijkt. De groep coördineerde haar werkzaamheden met parallelle
initiatieven van het IOC en de Raad van Europa; ze sprak haar steun uit voor
een internationaal verdrag tegen de manipulatie van sportwedstrijden onder de
auspiciën van de Raad van Europa. De Commissie
vertegenwoordigt de EU in de lopende onderhandelingen over dat verdrag op basis
van twee besluiten van de Raad tot vaststelling van de desbetreffende
onderhandelingsrichtsnoeren[14].
Het verdrag zal naar verwachting in de loop van 2014 klaar zijn om ondertekend
en geratificeerd te worden; het kan een nuttig kader vormen voor een betere
internationale coördinatie en samenwerking van de belanghebbenden. De Commissie
is voornemens om in 2014, met het oog op maatregelen tegen wedstrijdvervalsing,
een aanbeveling over goede praktijken inzake de preventie en bestrijding van
weddenschapgerelateerde wedstrijdvervalsing goed te keuren die de grens- en
sectoroverschrijdende samenwerking tussen sportorganen, gokexploitanten en
toezichthouders moet vergemakkelijken. In dit verband heeft de Commissie twee
studies besteld die in grote lijnen betrekking hebben op 1) de uitwisseling van
informatie en de melding van verdachte gokactiviteiten door de belanghebbenden
en 2) de bepalingen inzake de beoordeling van risico's en het beheer van
belangenconflicten. 2.4. Actie 4: Ontwikkelen van
beginselen inzake transparantie met betrekking tot goed bestuur In de mededeling over
sport uit 2011 staat dat goed bestuur een voorwaarde is voor de autonomie en de
zelfregulering van sportorganisaties. Tegen deze achtergrond spitst het werk van
de deskundigengroep "Goed bestuur in de sport" zich toe op het
samenstellen van een lijst van beginselen voor goed bestuur in de sport.
Inbreng daarvoor kwam zowel van de lidstaten als van goede praktijken van
belanghebbenden in de sportsector en andere organisaties. De voorgestelde
beginselen zijn minimumnormen waar een groot aantal sportinstanties aan kan
voldoen. Het voorstel is om een flexibele benadering te hanteren om rekening te
houden met de verschillende adressaten van de beginselen. In plaats van strenge
handhavingsmaatregelen voor te stellen, zoals de financiële ondersteuning door
de overheid laten afhangen van de naleving van de beginselen, stelde de groep
een geleidelijke aanpak voor, met een eerste fase van onderwijs en informatie
van de sportinstanties. Indien nodig kunnen in een later stadium instrumenten
voor striktere naleving worden overwogen. 2.5. Actie 5: Werken aan de
geselecteerde aspecten van de toegang tot en het toezicht op het beroep van
spelersmakelaar en van transfers in teamsporten De resultaten van het
onafhankelijk onderzoek uit 2013 naar de economische en juridische aspecten van
de transfers van spelers[15],
het onderzoek naar spelersmakelaars in de EU[16]
en de resultaten van de EU-conferentie over sportmakelaars[17] vormden de basis voor
de werkzaamheden van de deskundigengroep "Goed bestuur in de sport"
met betrekking tot actie 5. De door de groep aangenomen aanbevelingen
moeten worden gezien in de context van de lopende werkzaamheden van de FIFA om
het systeem voor de licentie van spelersmakelaars te herzien. Hoewel voetbal
het voornaamste aandachtspunt was bij de werkzaamheden van de groep, kwamen
tijdens de besprekingen ook andere teamsporten ter sprake. De aanbevelingen van de
groep zijn voornamelijk gericht aan de belanghebbenden in de sportsector,
waarbij het belang van de autonomie van de sport bij het vaststellen van haar
regels wordt erkend, maar tegelijkertijd erop wordt gewezen dat de
toepasselijke wetgeving, met name EU-wetgeving, in acht moet worden genomen. De
sportwereld wordt verzocht om meer transparantie aan te brengen in transacties
waar spelers en makelaars bij betrokken zijn en de jongste spelers beter te
beschermen. De Commissie is van oordeel dat de relevante EU-sectorcomités voor
sociale dialoog een geschikt forum zijn om de samenhang tussen aanbevelingen en
de toepassing van het arbeidsrecht te bespreken. 2.6. Actie 6: Opstellen van een
voorstel voor Europese richtsnoeren inzake dubbele loopbanen Steeds meer atleten
staan, op steeds jongere leeftijd, voor de uitdaging om hun sportcarrière te
combineren met opleiding of werk. Op grond van het verzoek van de Europese Raad
van 2008 om de dialoog over "dubbele loopbanen"[18] te versterken, heeft
de Commissie in haar mededeling over sport uit 2011 voorgesteld om richtsnoeren
inzake dubbele loopbanen te ontwikkelen. Ingevolge het mandaat van de Raad
heeft de deskundigengroep "Sportonderwijs en -opleiding" met behulp
van op dit gebied gespecialiseerde deskundigen EU-richtsnoeren inzake dubbele
loopbanen van atleten uitgewerkt. De in kaart gebrachte maatregelen moeten
Europese atleten uiteindelijk helpen om goed te presteren, om te concurreren op
hoog internationaal niveau, om uitval in het onderwijs en de sport te vermijden
en om zich voor te bereiden op een baan na hun sportcarrière. De Raad, die de
richtsnoeren in zijn conclusies van 2013 over dubbele loopbanen verwelkomde,
stelde concrete acties voor met als doel meer mogelijkheden voor atleten te
creëren om studie of werk met een sportcarrière te combineren[19]. De Raad erkende de
Europese dimensie van de dubbele loopbaanregelingen, gezien het feit dat
getalenteerde sporters en topsporters zich vaak in het buitenland bevinden.
Internationale regelingen vereisen meer samenwerking tussen sportorganisaties,
onderwijsinstellingen, nationale opleidingscentra en ondersteunende diensten. 2.7. Actie 7: Follow-up van de
opneming van sportgerelateerde kwalificaties in de nationale
kwalificatiekaders, met verwijzing naar het Europees kwalificatiekader In 2010 hebben de
Europese ministers van Sport hun intentie uitgesproken om verder te gaan met de
uitvoering van het Europees kwalificatiekader (EKK) op het gebied van sport en
hebben zij de lidstaten opgeroepen om sportkwalificaties in overeenstemming te
brengen met dit kader[20].
De Raad heeft besloten om dit in het werkplan op te volgen. De deskundigengroep
"Sportonderwijs en -opleiding" leverde in het najaar van 2013 een
uitgebreid verslag in over de opname van kwalificaties die door
onderwijsaanbieders worden verstrekt, met inbegrip van individuele
landenrapporten. De conclusie in het verslag luidt dat het proces om
sportkwalificaties in de nationale kwalificatiekaders van het reguliere
onderwijs op te nemen in volle gang is en dat het opnemen van
sportkwalificaties die zijn behaald via het onderwijssysteem van landelijke
sportorganisaties in de nationale kwalificatiekaders op nationaal niveau tot
belangrijke uitdagingen heeft geleid. Het toont de noodzaak tot ondersteuning
van sportbonden om kennis te ontwikkelen over de omzetting van bestaande
onderwijsprogramma's en de ontwikkeling van nieuwe programma's. Er zullen op
nationaal en Europees niveau maatregelen moeten worden genomen, inclusief
afstemming van nationale kwalificaties op de internationale kwalificatienormen
van internationale sportbonden. De groep is van mening dat de Raad op dit
terrein maatregelen moet nemen en de integratie van alle sportkwalificaties in
de nationale kwalificatiekaders moet ondersteunen. Dit kan in het kader van het
opzetten van een Europese ruimte voor vaardigheden en kwalificaties worden
overwogen. 2.8. Actie 8: Nagaan hoe gezonde
lichaamsbeweging en deelname aan breedtesport kunnen worden bevorderd In het huidige werkplan
voor sport is getracht het belang van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging
in het EU-beleid te vergroten, in het licht van het hoge percentage aan fysieke
inactiviteit in de Unie dat direct en indirect aanzienlijke economische kosten
met zich meebrengt. De Raad heeft in zijn conclusies van 2012 over de
bevordering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging de noodzaak voor
aanvullende maatregelen erkend[21].
Voortbouwend op de bijdrage van de deskundigengroep "Sport, gezondheid en
deelname", bijdragen van belanghebbenden en de resultaten van een
onderzoek, heeft de Commissie een nieuw beleidsinitiatief over
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging ontwikkeld[22]. Op basis hiervan
heeft de Raad in november 2013 een aanbeveling goedgekeurd over de
sectordoorsnijdende bevordering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging,
die de lidstaten ondersteunt bij hun inspanningen om effectief beleid met het
oog op gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging te ontwikkelen en uit te
voeren, hierbij rekening houdend met de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging.[23]. De aanbeveling bouwt
voort op bestaande initiatieven met betrekking tot lichaamsbeweging. Voor de
uitvoering ervan vanaf 2014 zal beleidscoördinatie op nationaal niveau en
samenwerking met relevante EU-structuren en met de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) noodzakelijk zijn. Lichaamsbeweging krijgt
ook meer aandacht binnen de activiteiten van de Unie met betrekking tot actief
ouder worden, met name in het kader van en de follow-up van het Europees Jaar
voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties in 2012. De
richtsnoeren van de Raad van 6 december 2012[24]
roepen alle betrokkenen op om gelegenheden voor lichamelijke en geestelijke
activiteit te creëren die zijn aangepast aan de capaciteiten van ouderen. De
deskundigengroep "Sport, gezondheid en deelname" ontwikkelde
beginselen inzake de bijdrage van sport aan actief ouder worden die aan dit
proces hebben bijgedragen en die in 2012 in de conclusies over gezond ouder
worden door de Raad zijn verwelkomd[25].
Laatstgenoemde verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de lidstaten beter
gebruik maken van de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging en roept op tot
strategieën ter bestrijding van risicofactoren, zoals het gebrek aan
lichaamsbeweging. Nieuwe bepalingen voor
de ontwikkeling van hoogwaardige statistieken over lichaamsbeweging zijn
opgenomen in het Europees statistisch programma 2013-2017[26]. De Commissie heeft
een Eurobarometer-enquête over sport en lichaamsbeweging laten uitvoeren
waarvan de resultaten begin 2014 beschikbaar komen. 2.9. Actie 9: Aanbevelingen doen
ter bevordering van het verzamelen van gegevens om de economische baten van de
sportsector te meten, conform de definitie van Vilnius, en evalueren van de
resultaten Het werk dat vanaf 2006
op EU-niveau is geleverd om een gemeenschappelijke Europese aanpak te
ontwikkelen voor het meten van het economische belang van de sport, heeft
geleid tot een akkoord over de definitie van sport van Vilnius als basis voor
het verzamelen en het produceren van gegevens op nationaal niveau en als
geharmoniseerd kader voor het ontwikkelen van sportsatellietrekeningen.
Sportsatellietrekeningen verschaffen macro-economische statistieken over de
sporteconomie. Er kan meer vooruitgang worden geboekt door de empirische basis
te versterken met betrekking tot het economisch belang van de sector en zijn
potentie om aan bredere beleidsdoelstellingen bij te dragen, zoals de Europa
2020-strategie. Aangemoedigd door de mededeling over sport uit 2011, het
werkplan en de conclusies van de Raad van 2012 over de versterking van de
feitenbasis voor het uitstippelen van sportbeleid[27] en na intensieve
samenwerking binnen de deskundigengroep "Sportstatistieken", hebben
zes lidstaten (Cyprus, Duitsland, Nederland, Oostenrijk, Polen, Verenigd
Koninkrijk) en Zwitserland nationale sportsatellietrekeningen ontwikkeld.
Andere lidstaten hebben zich ook bij het proces aangesloten. De resultaten van
de groep, zoals de handleidingen voor het opzetten van
sportsatellietrekeningen, speelden in deze context een cruciale rol. In
2011/2012 werd er een onderzoek naar de bijdrage van sport aan de economische
groei en werkgelegenheid in de EU uitgevoerd[28].
Hieruit blijkt dat 1,76 % van de EU-brede bruto toegevoegde waarde en
2,12 % van de werkgelegenheid sportgerelateerd is[29]. De Raad heeft in zijn
conclusies van 2013 over jeugdwerkloosheid[30]
benadrukt dat groei in de sport werkgelegenheidsintensief is en dat sport dus
de potentie heeft om bij te dragen aan de bestrijding van de werkloosheid. De
deskundigengroep "Sportstatistieken" deed ook voorstellen voor
toekomstige prioriteiten, onder meer gebaseerd op het onderzoek uit 2013 over
een mogelijke toekomstige sportmonitoringfunctie in de EU[31]. 2.10. Actie 10: Aanbevelingen doen
ter versterking van de mechanismen voor solidariteit binnen de sport Op basis van de
EU-studie naar de financiering van breedtesport in Europa[32], heeft de
deskundigengroep "Duurzame financiering van de sport" gekeken naar de
belangrijkste publieke en private geldstromen die van invloed zijn op de
solidariteitsmechanismen in de sport en naar de mogelijkheden die de
sportbeweging heeft om fondsen te werven en publieke en private investeringen
te gebruiken, alsook naar de obstakels die dit in de weg staan. De groep
beklemtoonde in het bijzonder a) de behoefte aan vooruitgang met betrekking tot
richtsnoeren voor de toepassing van de EU-wetgeving over steunmaatregelen op de
sport, b) het belang van richtsnoeren voor de btw-regeling voor de non-profit
sportsector, c) de waarde van de inzet van de EU-structuurfondsen ter
ondersteuning van de sport en d) gelet op de duurzaamheid van de sportfinanciering
op de lange termijn, de noodzaak om de maatregelen ter bescherming van de
commerciële eigendomsrechten van sport te herzien en een terugkeer naar de
breedtesport aan te moedigen. De Commissie heeft een onderzoek ingesteld om de
rechten van organisatoren van sportevenementen in de EU te analyseren[33]. Tijdens het Ierse
voorzitterschap is verder van gedachten gewisseld over de aanbevelingen van de
groep. Wat staatssteun
betreft, heeft de Commissie een uitgebreid hervormingsprogramma opgezet voor de
modernisering van het staatssteunbeleid, waardoor een aantal daarmee
samenhangende instrumenten herzien moet worden. In juni 2013 heeft de Raad
vervolgens twee herziene verordeningen over vrijstellingen inzake staatssteun (machtigingsverordening)
en procedures inzke staatssteun (procedureverordening)
formeel goedgekeurd. De machtigingsverordening introduceert nieuwe soorten
steunmaatregelen, waaronder nu ook sport valt, die de Commissie kan vrijstellen
van de verplichting tot voorafgaande aanmelding
("groepsvrijstellingen")[34].
De Commissie kan nu verordeningen goedkeuren waarin de criteria staan opgenomen
volgens welke de steun op deze gebieden kan worden vrijgesteld van de
aanmeldingsplicht. 3. WERKMETHODEN EN STRUCTUREN Naast de bestaande
EU-samenwerkingsstructuren voor de sport, heeft het werkplan werkmethoden
ingevoerd, in het bijzonder zes deskundigengroepen, en heeft het opgeroepen tot
een nauwe en gestructureerde samenwerking met de sportsector. De Commissie is
van mening dat het werkplan heeft bijgedragen aan de verstevigde samenwerking
op het gebied van sport. Dit wordt bevestigd door de resultaten van de
raadplegingen: vrijwel alle lidstaten spraken hun algemene steun uit voor de
structuren die in het werkplan worden aangedragen en waren het erover eens dat
de politieke coördinatie in de sport op EU-niveau en de samenwerking tussen de
EU en de sportwereld was verbeterd. De lidstaten waren ook positief over de
steun van de Commissie, de mondelinge en schriftelijke verslagleggingen en de
betrokkenheid van waarnemers. De standpunten van belanghebbenden in de sport
bevestigden over het algemeen deze positieve beoordeling. De Commissie deelt
echter ook de mening van lidstaten en belanghebbenden die hebben gewezen op de
beperkingen van deze werkstructuren. 3.1. Het werk van de deskundigengroepen 3.1.1. Algemene beoordeling In het algemeen heeft
het systeem van deskundigengroepen, die door de lidstaten zijn aangewezen en
verslag uitbrengen aan de Raad maar door de Commissie worden ondersteund, goed
gewerkt: De deskundigengroepen hebben overeenkomstig hun respectieve mandaat
resultaten geboekt en tot beleidsoutputs geleid die als bron voor de documenten
van de Raad dienden, input aan het beleidsdebat over sport op EU-niveau boden
of de ontwikkeling en uitvoering van beleid in de lidstaten beïnvloedden. Dit
kwam in het bijzonder doordat de aandacht op een paar prioriteiten was gericht
en de deskundigengroepen een mandaat hadden waarin de maatregelen, outputs en
een volledig tijdschema waren omschreven. De Commissie is van mening dat een
soortgelijk systeem heel goed toegepast kan worden voor een toekomstig
werkplan, rekening houdend met de specifieke kwesties die hieronder worden
genoemd. 3.1.2. Specifieke kwesties Het was een uitdaging
om een hoog en coherent niveau van participatie in het werk van zes
deskundigengroepen over sport op EU-niveau te waarborgen. De ministeries van
Sport van de lidstaten slaagden er niet in om voor alle groepen deskundigen te
benoemen; niet alle deskundigen waren in staat om alle bijeenkomsten bij te
wonen en niet alle deskundigen waren benoemde ambtenaren, sommigen waren
afkomstig uit de niet-gouvernementele sector. Hoewel deze laatstgenoemde
vertegenwoordigers de standpunten van hun regering moesten overbrengen, bleek
dat ze niet altijd over een duidelijk mandaat beschikten om dat te doen. De
samenstelling van de groepen was dus niet homogeen en vertoonde verschillen in
de mate van representativiteit en het kennisniveau. Ondanks de nieuwe
mogelijkheid in de werkschema's van de groepen om voor specifieke onderwerpen
leidende deskundigen aan te wijzen, konden concrete werkresultaten meestal
alleen worden bereikt door extra "deskundigengroepen" op te zetten en
door input van medewerkers van de Commissie, die verder ging dan haar initiële
ondersteunende rol zoals voorzien in het werkplan. In het nieuwe werkplan kan
een systeem worden opgenomen waardoor lidstaten in staat zijn om schaarse
middelen aan de meest relevante kwesties te besteden. De prioritaire acties
in de bijlage bij het werkplan verschaften de deskundigengroepen een politiek
mandaat, maar zij waren in sommige gevallen niet helder genoeg geformuleerd.
Een aantal lidstaten was van mening dat er tijdens vergaderingen meer tijd zou
moeten worden ingeruimd voor actuele kwesties en voor de uitwisseling van
informatie en goede praktijken. Sommigen stelden voor om de samenwerking en
uitwisseling tussen de groepen te versterken en om de resultaten beter af te
stemmen op specifieke actoren. De resultaten van de
deskundigengroepen, die aan de werkgroep voor sport zijn overlegd, dienden in
veel gevallen als bron voor de politieke discussie over sport op EU-niveau.
Enkele van de resultaten die door de deskundigengroepen zijn geboekt, waaronder
richtsnoeren of aanbevelingen, moeten eerst worden uitgevoerd alvorens hun
waarde voor het nationaal beleid goed beoordeeld kan worden. Het idee dat
belanghebbenden in de sport als waarnemers aan het werk van de
deskundigengroepen kunnen deelnemen, werd door iedereen verwelkomd. De
lidstaten vonden echter ook dat het aantal waarnemers in sommige
deskundigengroepen te groot was, waardoor er niet genoeg ruimte voor debat
tussen de groepsleden was. Hoewel de interactie met "andere
deelnemers" moet doorgaan, zou het goed zijn als in het nieuwe werkplan de
rol van belanghebbenden in de sport in het kader van structuren die voornamelijk
voor vertegenwoordigers van de lidstaten zijn opgezet, wordt verduidelijkt. 3.2. Gestructureerde dialoog met
de sportsector 3.2.1. Algemene beoordeling De gestructureerde
dialoog met belanghebbenden uit de sportwereld werd met het oog op het werkplan
verder versterkt door de invoering van de praktijk waarbij
sportvertegenwoordigers met de lidstaten van gedachten wisselen in de
deskundigengroepen en, zij het in veel mindere mate, door een dialoog op hoog
niveau in de marge van de Raad. De traditionele, door de Commissie aangestuurde
gestructureerde dialoog voor de sport is met blijvend succes in stand gehouden,
met het jaarlijks Europees sportforum als het belangrijkste EU-platform voor de
uitwisseling met belanghebbenden in de sport. Bovendien werd in 2013 een jaarlijkse
dialoog op hoog niveau tussen de Commissie en het Internationaal Olympisch
Comité geïntroduceerd als middel om de bilaterale samenwerking te verdiepen.[35] Volgens de Commissie
is er dus vooruitgang geboekt in de EU-dialoog met de sportsector, maar is er
ruimte om dit in de toekomst nog verder te versterken door de hieronder
genoemde kwesties aan te pakken. 3.2.2. Specifieke kwesties Met de nieuwe rol van
de EU op het gebied van sportbeleid is ook het aantal actoren binnen de sport
die op EU-niveau hun stem willen laten horen aanzienlijk toegenomen. De
instellingen van de EU worden geconfronteerd met de uitdaging om met de
belanghebbenden een inclusieve gestructureerde dialoog over sport te voeren en
tegelijkertijd te zorgen voor blijvende doeltreffendheid. Ondanks de enorme
waarde ervan, hebben slechts een paar lidstaten een periodieke dialoog over
sportvraagstukken op EU-niveau opgezet met nationale belanghebbenden in de
sport. De Commissie is het
eens met de standpunten die tijdens raadplegingen naar voren kwamen volgens
welke de gestructureerde dialoog in de vorm van een in de marge van de Raad
Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport georganiseerde lunch verder kan worden
verbeterd, aangezien de doelstellingen niet zijn bereikt. De standpunten van de
sportsector moeten een belangrijke rol blijven spelen bij het ontwikkelen en
uitvoeren van EU-beleid en -maatregelen die van belang zijn voor de sport. Een
nieuw werkplan kan verbeterde dialoogstructuren bevatten die dit mogelijk
maken. 4. LEERZAME LESSEN VOOR DE
TOEKOMST 4.1. Prioriteiten voor toekomstig werk Veel bevoegdheden op
het gebied van sport liggen bij de lidstaten. Daarom is het belangrijk dat de
prioriteit voor een nieuw EU-werkplan ligt bij maatregelen die op EU-niveau
ondubbelzinnig toegevoegde waarde hebben. De Raad zal de prioriteiten voor een
nieuw werkplan met het oog op dergelijke maatregelen beoordelen. Volgens de
Commissie moeten de toekomstige prioriteiten daarom a) in overeenstemming zijn
met en bijdragen tot de overkoepelende prioriteiten van de economische en
sociale beleidsagenda van de EU, b) voortbouwen op de resultaten van het
huidige werkplan, in het bijzonder de uitvoering van de resultaten van de
werkzaamheden, c) betrekking hebben op andere relevante prioritaire gebieden voor
samenwerking (zoals vermeld in de mededeling van 2011 over sport, afhankelijk
van de actualiteit) en d) de noodzaak weerspiegelen om sport te integreren in
andere beleidsvormen. Met dit in het achterhoofd kan een toekomstig werkplan de
volgende thema's bevatten[36]: 1) Sport en
samenleving, met inbegrip van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging: ·
Sociale inclusie en sport: Bij toekomstige samenwerking op sportgebied moet er aandacht uitgaan
naar sociale inclusievraagstukken, in het bijzonder naar de follow-up van
werkzaamheden inzake gendergelijkheid waar in 2013 mee van start is gegaan.
Werk van deskundigen kan de kennis over vraagstukken inzake participatie,
begeleiding, leiderschap, intimidatie en stereotypen vergroten en de
uitwisseling van goede praktijken en ideeën ter bevordering van
gendergelijkheid in de sport bevorderen. ·
Gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging: De uitvoering van de aanbeveling van 2013 van de Raad in nauwe
samenwerking met de EU-lidstaten en de WHO, alsmede de coördinatie met de lopende
processen, zal prioriteit hebben. Ook lichaamsbeweging in het onderwijs en
samenwerking met de gezondheidssector zijn terreinen die politieke aandacht
vereisen. De werkzaamheden van deskundigen moeten gericht zijn op vraagstukken
die samenhangen met gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, zoals sedentair
gedrag, blessurepreventie en specifieke risicogroepen. ·
Onderwijs en opleiding in de sport: De werkzaamheden met betrekking tot de uitvoering van de richtsnoeren
inzake dubbele loopbaan en de opname van sportkwalificaties in de nationale
kwalificatiekaders moeten worden voortgezet, bijvoorbeeld in de vorm van
vergaderingen met collega's. Het vraagstuk van de kwalificaties van
internationale sportbonden en de wijze waarop zij zich verhouden tot de nationale
en Europese kwalificatiekaders moet ook op EU-niveau worden aangepakt. Extra
aandacht moet uitgaan naar de erkenning van het niet-formeel leren door sport
en van de inzetbaarheid van jongeren door middel van sport, met inbegrip van
het educatieve deel van de dubbele loopbaan van jonge talentvolle sporters. 2) Economische
dimensie van sport: ·
Empirische basis voor sport: Het werk op deskundigenniveau om meer informatie en gegevens over
sport en lichaamsbeweging te verzamelen moet worden voortgezet, voortbouwend op
de bestaande methodologieën. Aandacht moet uitgaan naar de versterking van de
empirische basis van de economische kant, zoals de rol van sport bij het
verhogen van de inzetbaarheid en de besparingen in de gezondheidszorg. ·
Duurzaamheid van sport:
Verdere maatregelen op het niveau van de Raad kunnen ervoor zorgen dat de
belangen van de sector worden geïntegreerd in het EU-beleid dat van invloed is
op de financiering van sportstructuren en -activiteiten. Deskundigenwerk kan de
impact van het in ontwikkeling zijnde EU-rechtskader (bijvoorbeeld op het
gebied van staatssteun) op de financiering van sport beter in kaart brengen en
kan tot specifieke richtsnoeren leiden; het voeren van een dialoog met
sportorganisaties moet de solidariteitsmechanismen binnen de sport verder
blijven versterken; deskundigen moeten de economische, sociale en ecologische
duurzaamheid van mega-sportevenementen onderzoeken. 3) Integriteit van
sport: ·
Antidoping: Het werk
moet voort worden toegespitst op de naleving van de EU-wetgeving en de
bescherming van de rechten van sporters. Als onderdeel van de uitvoering van de
wereldantidopingcode 2015 door de lidstaten, moet de EU het WADA, de Raad van
Europa en de lidstaten hulp aanbieden bij de ontwikkeling van passende niet-bindende
richtsnoeren. De werkzaamheden ter preventie van doping moeten naar een hoger
plan worden getild op basis van de conclusies van de Raad van 2012. De
vraagstukken die in de documenten van de Commissie ter sprake zijn gekomen,
zoals illegale handel en mogelijke strafrechtelijke initiatieven, en de sociale
dialoog, kunnen weer worden opgepakt. ·
Bestrijding van wedstrijdvervalsing: Het werk zal worden voortgezet, met name om de uitvoering van de
hierboven genoemde aanbeveling over goede praktijken bij de preventie en
bestrijding van weddenschapgerelateerde wedstrijdvervalsing en van het
toekomstige verdrag van de Raad van Europa tegen het manipuleren van
sportuitslagen te waarborgen. ·
Bescherming van de lichamelijke en morele
integriteit van jonge atleten: Er moet worden gezocht
naar manieren om jonge sporters te beschermen en ethisch gedrag, met name
inzake seksuele intimidatie, te versterken. Het hoofdstuk over
sport in Erasmus+ biedt financiële ondersteuning voor breedtesportactiviteiten
en omvat een reeks middelen om de samenwerking en acties op het merendeel van
deze gebieden te ondersteunen. 4.2. Werkmethoden en structuren Om voort te bouwen op
de positieve ervaringen van het eerste werkplan en tegelijkertijd de
bovengenoemde uitdagingen aan te pakken, acht de Commissie het waardevol om de
werkmethoden aldus aan te passen dat de relevante actoren in staat worden
gesteld om doeltreffend samen te werken en bovengenoemde prioriteiten in het
kader van een nieuw werkplan te behandelen. Op basis van haar eigen waarnemingen
en in reactie op de standpunten die tijdens de raadplegingen naar voren kwamen,
concludeert de Commissie dat het nuttig is om de volgende verbeteringen door te
voeren en de huidige werkafspraken te vervangen: ·
In plaats van de huidige zes deskundigengroepen
zouden er drie sportstrategiegroepen, elk samengesteld uit vertegenwoordigers
van de lidstaten en de Commissie, moeten worden ingesteld om de belangrijkste
algemene prioriteiten voor EU-samenwerking in de sport te behandelen, te weten "Sport
en samenleving, met inbegrip van gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging", "Economische dimensie van de sport" en
"Integriteit van de sport". Sportstrategiegroepen zouden
ontwikkelingen in gang zetten (zoals de uitvoering van de resultaten van het
huidige werkplan) en standpunten uitwisselen over de voortgang bij de
uitvoering van het nieuwe werkplan. Ook zouden ze als platform kunnen dienen
voor de aanpak van sportintegratie, voor de bespreking van actuele kwesties en
de uitwisseling van goede praktijken, met inbegrip van de resultaten van
Erasmus+. Sportstrategiegroepen zouden stukken voorbereiden voor de structuren
van de Raad, voornamelijk inzake kwesties die politieke steun of follow-up
vereisen. De Commissie zou de sportstrategiegroepen ondersteunen en deelnemen
aan de werkzaamheden van de groepen om richting te geven en blijvende
betrokkenheid te waarborgen. Sportstrategiegroepen zouden een duidelijk
omschreven mandaat moeten krijgen op basis van de door de Raad gevraagde
resultaten, met specifieke streefdata. ·
Voor bepaalde taken van technische aard moet het
werk op deskundigenniveau worden georganiseerd. Onder auspiciën van de
sportstrategiegroepen moeten "deskundigengroepen" worden opgesteld om
het werk dat onder het huidige werkplan is opgezet, voort te zetten en om
nieuwe taken die bijzondere expertise vereisen, uit te voeren. ·
Om belanghebbenden in de sportsector nauw te
betrekken bij de uitvoering van het nieuwe werkplan moeten er dialoogplatforms
worden opgericht, die beantwoorden aan de inhoud van de drie
sportstrategiegroepen en onder leiding staan van de Commissie en de voorzitters
van de sportstrategiegroepen. Vertegenwoordigers van deze platforms zouden
worden uitgenodigd op vergaderingen van de sportstrategiegroepen om de
standpunten van de belanghebbenden uiteen te zetten. ·
De huidige gestructureerde dialoog in de vorm van
een lunch in de marge van de Raad zou moeten worden vervangen door een van de
volgende opties voor vergaderingen, bijeengeroepen door het voorzitterschap,
waaraan toonaangevende vertegenwoordigers van de EU-overheden en de sportwereld
deelnemen[37]: –
Twee bijeenkomsten op hoog niveau per jaar, aan het
begin van elk voorzitterschap, om de prioriteiten voor dat semester vast te
stellen; –
Twee bijeenkomsten op hoog niveau per jaar, één
gericht op actuele onderwerpen met betrekking tot professionele sporten, één
over actuele onderwerpen met betrekking tot de breedtesport; –
Een jaarlijkse bijeenkomst op hoog niveau,
voorafgaand aan de Raadszitting of als onderdeel van een informele bijeenkomst
van de Europese ministers van Sport. Een dergelijke
structuur zou het voordeel hebben dat a) het aantal groepen en bijeenkomsten
beheersbaar blijft, rekening houdend met de schaarse middelen in de lidstaten,
en tegelijkertijd inspelen op de beleidsbehoeften, b) de resultaten van het
huidige werkplan worden opgevolgd, terwijl de mogelijkheid wordt gecreëerd om
nieuwe prioriteiten aan te pakken, c) er een homogene samenstelling van de
groepen zal zijn en dat er onderscheid is tussen het beleid en het werk op
deskundigenniveau, en d) de gestructureerde dialoog met belanghebbenden uit de
sportsector wordt versterkt. 5. CONCLUSIE Het Europees Parlement,
de Raad, het Comité van de Regio's en het Economisch en Sociaal Comité worden
uitgenodigd om kennis te nemen van dit verslag. Het voorzitterschap
wordt verzocht dit verslag als basis te gebruiken voor de voorbereiding van het
volgende EU-werkplan voor sport tijdens de eerste helft van 2014. De Raad wordt verzocht
om als onderdeel van het volgende EU-werkplan voor sport de in dit verslag
vermelde prioriteiten voor toekomstige werkzaamheden en de invoering van de
herziene werkafspraken in overweging te nemen. [1] COM(2011)
12 definitief van 18.1.2011. [2] PB
C 162, 1.6.2011, http://register.consilium.europa.eu/pdf/nl/11/st09/st09509-re01.nl11.pdf [3] Bijlage
I bij het werkplan. [4] Verslagen
van deskundigengroepen:
http://ec.europa.eu/sport/library/consultation-and-co-operation_en.htm [5] Reacties
van 27 lidstaten: http://ec.europa.eu/sport/library/documents/b22/eu-workplan-sport-results-consultation-ms.pdf [6] Overlegronden
tijdens het EU Sportforum 2013; schriftelijke bijdragen van belanghebbenden. [7] De eerste EU-bijdrage aan de herziening, door de Raad
goedgekeurd op 14 maart 2012 en ingediend bij het WADA, betreft de bestaande
code uit 2009. De tweede EU-bijdrage, door Raad goedgekeurd op 5 oktober 2012
en ingediend bij het WADA, betreft de ontwerpcode 2015, versie 1.0. De derde
EU-bijdrage, door de Raad goedgekeurd op 28 februari 2013 en ingediend bij het
WADA, betreft de ontwerpcode 2015, versie 2.0. De vierde EU-bijdrage, door de
Raad goedgekeurd op 22 juli 2013 en ingediend bij het WADA, betreft de
ontwerpcode 2015, versie 3.0. [8] De tweede EU-bijdrage aan de herziening betreft de
bestaande internationale normen (goedkeuring of herziening in verschillende
jaren). De derde EU-bijdrage betreft het ontwerp van internationale normen
2015, versie 1.0. De vierde EU-bijdrage betreft het ontwerp van internationale
normen 2015, versie 2.0. [9] Mededelingen van de Commissie: COM(2011) 12 final.
COM(2011) 308 final. COM(2012) 596 final. [10] Resoluties van het Europees Parlement van 10 maart 2009
(2008/2215(INI)), 15 november 2011 (2011/2084(INI)), 2 februari 2012
(2011/2087(INI)) en 10 september 2013 (2012/2322(INI)). [11] Conclusies van de Raad over het tegengaan van
wedstrijdvervalsing (2011/C 378/01). [12] http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/educ/133873.pdf
[13] http://ec.europa.eu/sport/library/documents/b1/eusf2012-nicosia-declaration-fight-against-match-fixing.pdf [14] Besluiten van de Raad 10178/13 en 10180/13. [15] http://ec.europa.eu/sport/library/documents/f-studies/cons-study-transfers-final-rpt.pdf [16] http://ec.europa.eu/sport/documents/study_on_sports_agents_in_the.pdf [17] http://ec.europa.eu/sport/library/sport-and_en.htm#C10_Sports-Agents [18] http://register.consilium.europa.eu/pdf/nl/08/st17/st17271-re01.nl08.pdf [19] http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2013:168:0010:01:NL:HTML [20] http://ec.europa.eu/sport/documents/summary_be_presidency_imm_en.pdf [21] http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2012:393:0022:0025:NL:PDF [22] COM(2013) 603 final. [23] http://ec.europa.eu/sport/news/documents/hepa_en.pdf [24] http://register.consilium.europa.eu/pdf/nl/12/st17/st17468.nl12.pdf [25] http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2012:396:0008:0011:NL:PDF [26] http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2011:0928:FIN:NL:PDF [27] http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2012:393:0020:0021:NL:PDF [28] Eindverslag, november 2012:
http://ec.europa.eu/sport/library/documents/f-studies/study-contribution-spors-economic-growth-final-rpt.pdf [29] De
cijfers zijn gebaseerd op de "brede definitie", d.w.z., alleen
directe effecten, geen versterkende effecten van leveranciers van
halffabricaten. De totaalcijfers en de structuren lopen per lidstaat
aanzienlijk uiteen. [30] http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/educ/139733.pdf [31] http://ec.europa.eu/sport/library/documents/f-studies/final-rpt-may2013-study-monitoring-function.pdf [32] http://ec.europa.eu/internal_market/top_layer/services/sport/study_en.htm [33] Aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de
Europese Unie op 6 juli 2012 (2012/S 128-211223). [34] http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2013:204:0011:0014:NL:PDF [35] De
aanpak van de Raad en de Commissie van de gestructureerde dialoog zijn in
beleidsdocumenten vastgelegd: PB C 322/1 van 7.11.2010; COM(2007) 391
definitief; COM(2011) 12 definitief. De Commissie heeft ook regels vastgesteld
voor de deelname aan het sportforum. [36] Het feit dat bepaalde onderwerpen in deze mededeling niet
verder worden uitgewerkt, betekent niet dat ze niet belangrijk zijn voor de
Commissie, maar dat bestaande beleidsdocumenten voldoende basis bieden om ze
aan te pakken. [37] In
overeenstemming met de resolutie van de Raad van 18 november 2010 over de
gestructureerde EU-dialoog over sport (zie voetnoot 35).