EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011DC0500

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Een begroting voor Europa 2020

/* COM/2011/0500 definitief */

52011DC0500

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Een begroting voor Europa 2020 /* COM/2011/0500 definitief */


Woord vooraf

De Europese Unie beijvert zich elke dag om de verwachtingen van haar 500 miljoen inwoners te helpen inlossen. Het is mijn overtuiging dat de Unie de vernieuwing van de uiterst concurrerende sociale markteconomie in Europa en in de wereld mee kan sturen. Daarvoor hebben we een vernieuwende begroting nodig. Een begroting die aan de nieuwe realiteit van de globalisering is aangepast. Een begroting die inspeelt op de uitdagingen van vandaag en kansen creëert voor morgen.

Dit is een vernieuwende begroting. Ik nodig u uit om voorbij de cijfers te zien en te kijken naar wat de begroting betekent voor het verwezenlijken van de Europa 2020-doelstellingen die wij gezamenlijk hebben vastgesteld. Er is sprake van een breuk met de cultuur van recht op en vrije beschikking over de middelen uit de Europese begroting die bij sommige overheden bestaat. Elk verzoek moet voortaan duidelijk gelinkt zijn aan onze gemeenschappelijke doelstellingen en prioriteiten. Zo zal elke euro die wordt uitgegeven, meerdere keren effect kunnen sorteren: om de onderlinge samenhang te versterken, de energie-efficiëntie te vergroten en de strijd tegen de klimaatverandering op te voeren, de sociale doelstellingen dichterbij te brengen, de werkgelegenheid te bevorderen en terzelfder tijd de armoede terug te dringen. Zo kan van de begroting op tal van gebieden een krachtige hefboomwerking uitgaan.

Overal in Europa wegen regeringen, ondernemingen en huishoudens zorgvuldig af waaraan ze hun geld besteden. Het is tijd om goed na te denken over waar moet worden bezuinigd en waar moet worden geïnvesteerd voor de toekomst. We moeten zuinig zijn, maar tegelijkertijd ook investeren in groei in Europa.

De Europese Unie mag daarbij niet boven haar stand leven. Wij hebben met slechts ongeveer 1% van het bruto nationaal inkomen (bni) van Europa, of één vijftigste van de begrotingen van de lidstaten, een relatief bescheiden begroting, maar een begroting waarmee we het verschil moeten maken en waarvan we elke euro optimaal moeten inzetten.

Vandaag maken we keuzes voor de periode van 2014 tot 2020.

De EU-begroting die we voorstellen, kost de belastingbetaler niet meer dan nu, maar zal wel een grotere return opleveren. Door de begroting te moderniseren, kunnen we bezuinigen op sommige gebieden en meer besteden aan de echte prioriteiten. De begroting die ik presenteer, is een ambitieuze begroting waar het gaat om de gebieden waar Europa het verschil kan maken. Het is een begroting met een overkoepelende Europese logica, toegespitst op de synergetische effecten van het samenvoegen van middelen en op de financiering van acties die de lidstaten alleen meer geld zouden kosten.

De nieuwe begroting zal eenvoudiger, transparanter en billijker zijn. Het moet een begroting zijn die tot de mobilisering van privékapitaal leidt. We stellen ook voor om de begroting te financieren met nieuwe inkomstenbronnen die de afdrachten van de lidstaten, gebaseerd op hun bruto nationaal inkomen, gedeeltelijk moeten vervangen. Hiermee zijn de burgers en de regeringen naar onze mening beter af en krijgen we een waarlijk Europese begroting. Een integratiegerichte begroting. Een begroting die dubbele uitgaven door de lidstaten voorkomt en een meerwaarde biedt door de synergetische effecten van op Europees niveau genomen maatregelen die zonder dit Europees perspectief niet mogelijk zouden zijn.

Een groot deel van de begroting zal worden uitgetrokken om mensen aan het werk te helpen en de economie te doen groeien, overeenkomstig de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Zo wordt een financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen voorgesteld die de ontbrekende schakels in de energie-, vervoers- en IT-netwerken moet bekostigen en zodoende de interne markt completer moet maken door alle delen van het EU-grondgebied met elkaar te verbinden en een werkelijke territoriale samenhang waar iedereen beter van wordt, tot stand te brengen. De begroting zal investeren in de intellectuele capaciteit van Europa en meer geld uittrekken voor onderwijs, opleiding, onderzoek en innovatie. Deze gebieden zijn met het oog op de wereldwijde concurrentiepositie van Europa cruciaal om de banen en de ideeën voor morgen te kunnen creëren. In een wereld waarin wij met andere grote blokken concurreren, is het zaak voor Europa om de beschikbare middelen te bundelen en een sterk concurrerende sociale markteconomie tot stand te brengen die aan de doelstellingen van Europa 2020 beantwoordt. Nu onze economieën meer dan ooit met elkaar verweven zijn, hebben wij er allemaal belang bij het economisch herstel in elk van onze lidstaten te versterken.

Het landbouwaandeel van de begroting is vitaal voor dit werkelijk Europese beleidsterrein dat een strategisch belang bekleedt en waar ruim 70% van de financiering niet langer nationaal is en minder duur dan 27 keren een nationaal landbouwbeleid voeren zou kosten. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid zal worden gemoderniseerd en gericht op de productie van veilig en gezond voedsel, de bescherming van het milieu en verbetering van de situatie van de kleine producent. Het is een illustratie van hoe met een euro terzelfder tijd meerdere doelen kunnen en moeten worden nagestreefd.

De afstanden in de wereld worden kleiner. Door veranderende allianties en opkomende nieuwe machten moet Europa meer inspanningen leveren om zijn invloed te doen gelden. De investeringen in de interactie van Europa met de rest van de wereld zullen worden verhoogd. Er zal meer geld worden uitgetrokken voor onze nabuurschap en meer geld om onze verbintenissen de armsten in de wereld te helpen, na te komen. Wij hebben het nu niet gemakkelijk, maar zij hebben het altijd het moeilijkst.

Solidariteit loopt als een rode draad door dit voorstel: solidariteit met de armste lidstaten en regio's, solidariteit bij het samen aanpakken van de migratieproblematiek, solidariteit inzake energiezekerheid en solidariteit met de bevolking van derde landen.

De gangbare opvatting dat Europa het grootste deel van het geld uitgeeft aan ambtenaren en gebouwen, klopt niet. In werkelijkheid gaat het om niet meer dan 6% van de begroting. Ik ben er wel van overtuigd dat de Europese instellingen zich eveneens solidair moeten tonen met de Europese burgers nu overal van hoog tot laag fors moet worden bezuinigd en maximale efficiëntie wordt verlangd. Daarom zullen de administratieve uitgaven niet toenemen en zal het personeelsbestand van de Europese instellingen met 5% worden ingekrompen de komende zeven jaar.

Deze voorstellen zijn naar mijn mening ambitieus maar te verantwoorden. Op sommige terreinen wordt bespaard om aan de prioritaire terreinen meer te geven. Wij hebben ons niet laten verleiden tot kleine aanpassingen hier en daar die tot dezelfde begroting als altijd zouden hebben geleid. En bovenal streven wij ernaar de Europese burger waar voor zijn geld te geven.

Het Europees Parlement, de lidstaten en de Commissie moeten elkaar nu vinden om van deze voorstellen een akkoord te maken. Ik verwacht de komende maanden vele en lastige debatten, maar met een waarlijk Europese geest bij alle partijen kunnen wij het eens worden over een ambitieuze en vernieuwende begroting die voor het leven van de burger een reëel verschil kan maken.

Jose Manuel Durão Barroso

Voorzitter van de Europese Commissie

1. Context

Bij het uitwerken van de voorstellen voor de toekomstige begroting van de Europese Unie bestond de uitdaging van de Commissie erin om voor een groeiend aantal beleidsterreinen waar de EU door een optreden op EU-niveau het verschil kan maken de financiering rond te krijgen terwijl de lidstaten bezuinigingen doorvoeren en hun begroting consolideren. Dit heeft haar ertoe gebracht een begroting met een sterke overkoepelende Europese logica voor te stellen die de motor achter de Europa 2020-groeistrategie moet zijn. Het vernieuwende van dit voorstel schuilt in de nadruk op de kwaliteit van de bestedingen en in de financiering van de EU-begroting in de toekomst, waarbij minder direct beslag wordt gelegd op de nationale begrotingen en sprake is van een waarlijk Europese begroting.

De Europese Unie heeft in de nasleep van de economische en financiële crisis belangrijke stappen gezet om de economische governance beter te coördineren en het herstel te ondersteunen. Het Europees Parlement en de lidstaten hebben ingezien dat het voordelen heeft het beheer van de onderlinge afhankelijkheid binnen de EU volgens de gestructureerde methode van het Europees semester van economische beleidscoördinatie aan te pakken. De opzet van het toekomstige financieel kader is dit proces te ondersteunen. Het weerspiegelt een langetermijnvisie op de Europese economie en kijkt voorbij de huidige begrotingsproblemen van sommige lidstaten. De EU-begroting is geen begroting voor "Brussel", maar voor de burgers van de EU; het is een in omvang bescheiden begroting waarvan de middelen worden geïnvesteerd in de lidstaten om baten voort te brengen voor de Europese Unie als geheel en haar burgers. De begroting draagt bij tot het verwezenlijken van de groeistrategie van de EU omdat er een sterk katalysatoreffect kan van uitgaan, in het bijzonder wanneer zij wordt toegespitst op de doelstellingen van de Europa 2020-strategie.

Slimme, duurzame en inclusieve groei is het centrale thema van dit voorstel. De Commissie stelt voor om meer middelen uit te trekken voor onderzoek en innovatie, onderwijs en ontwikkeling van het MKB, en het potentieel van de eengemaakte markt beter te ontsluiten door de infrastructuur tot stand te brengen die aangepast is aan de eisen van de eenentwintigste eeuw. Daarnaast stelt de Commissie voor om het gemeenschappelijk landbouwbeleid middelenefficiënter te maken en niet alleen te richten op de productie van levensmiddelen van hoge kwaliteit, maar ook op het bijdragen tot milieubeheer en bestrijding van de klimaatverandering. Een ander centraal thema van dit voorstel is solidariteit – solidariteit met de armste lidstaten en regio's door de cohesie-uitgaven op hun behoeften te concentreren, solidariteit bij het gezamenlijk aanpakken van de migratieproblematiek en van rampen, solidariteit inzake energiezekerheid en solidariteit met de bevolking van derde landen die op onze steun rekenen voor hun onmiddellijke humanitaire behoeften en hun langetermijnontwikkeling.

De Commissie deelt de bekommernis van het Europees Parlement[1] dat "de wijze waarop het stelsel van eigen middelen zich heeft ontwikkeld, […] een onevenredige nadruk legt op de nettosaldo's van de lidstaten, waardoor het beginsel van solidariteit binnen de EU in het gedrang komt, het Europees gemeenschappelijk belang verwatert en de Europese meerwaarde grotendeels genegeerd wordt". De Commissie streeft er met deze voorstellen naar de EU-financiën op een andere leest te schoeien en een begin te maken met de omschakeling van een begroting uit bijdragen op basis van het bruto nationaal inkomen op een EU-begroting die gedeeltelijk uit echte "eigen middelen" bestaat, wat meer in overeenstemming zou zijn met het Verdrag ("de begroting wordt volledig uit eigen middelen gefinancierd").

De Commissie heeft bij het opstellen van dit voorstel voor het volgende meerjarig financieel kader (MFK) onderzocht welke impact de huidige uitgaveninstrumenten en –programma's hebben, op grote schaal de belanghebbenden geraadpleegd[2] en de opties ontleed voor de instrumenten en programma's van dat kader[3].

2. Het meerjarig financieel kader dat wordt voorgesteld

De Commissie heeft zich bij vaststelling van het voor het volgende MFK voor te stellen bedrag laten leiden door de opvatting van het Europees Parlement "dat het bevriezen van het volgende MFK op het niveau van 2013 […] geen realistische optie is […] en dat de middelen van het volgende MFK met ten minste 5% moeten worden verhoogd"[4]. Tevens heeft zij rekening gehouden met de conclusies van de Europese Raad[5] dat het van essentieel belang is "dat in het komende meerjarig financieel kader de inspanningen van de lidstaten tot uitdrukking komen om door middel van consolidatie tekorten en schulden beter in de hand te houden. [..], met inachtneming van de rol van de onderscheiden instellingen en de noodzaak om de doelstellingen van Europa te realiseren, […] bespreken hoe de uitgaven op Europees niveau hieraan een passende bijdrage kunnen leveren".

De Commissie is ervan overtuigd dat EU-bestedingen een meerwaarde opleveren. De bestedingen in het kader van het huidige MFK maken iets meer dan 1% van het bni van de EU uit en zijn bescheiden in verhouding tot de pan-Europese behoeften waarnaar met een zekere regelmaat wordt verwezen door het Europees Parlement en de Raad. Het financieel kader dat de Commissie hierbij voorstelt, bedraagt in termen van het bni 1,05% aan vastleggingen, resulterend in 1% aan betalingen uit de EU-begroting. Het totaal komt uit op 1,11% als daarbij 0,02% aan potentiële bestedingen buiten het MFK en 0,04% aan bestedingen buiten de begroting om worden opgeteld: dit omvat financiële middelen die worden ingeboekt om te reageren op (onvoorzienbare) crisissen en noodsituaties (zoals humanitaire interventies) en uitgaven waarvoor de lidstaten ad hoc-bijdragen betalen (zoals het EOF, waarvoor een andere bijdragesleutel geldt dan voor de EU-begroting). De Commissie heeft met haar voorstel voor dit kader gekozen voor een evenwicht tussen ambitie enerzijds en realisme anderzijds, gelet op de tijd waarin de begrotingsonderhandelingen zullen plaatsvinden.

Zoals voor het meerjarig financieel kader gebruikelijk is, gaat het bij het voorstel dat de Commissie presenteert om financiële vastleggingen voor de toekomst. Met het oog op de voorspelbaarheid wordt ook het verwachte tempo van de betalingen weergegeven, wat niet onbelangrijk is in tijden van begrotingsconsolidatie, die vereist dat de betalingsniveaus strikt onder controle worden gehouden bij het begin van de volgende periode.

Een en andere brengt de Commissie ertoe het volgende meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 voor te stellen:

·

3. De financiering van de EU-begroting

De behoefte aan een moderner financieel kader slaat niet alleen op de uitgavenzijde en de prioriteiten, maar ook op de financiering van de EU-begroting, die de jongste jaren in toenemende mate ter discussie staat. In het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt het oorspronkelijke plan om de EU-begroting volledig uit eigen middelen te financieren, weer opgenomen. De realiteit is echter dat de EU momenteel voor meer dan 85% wordt gefinancierd op basis van statistische grootheden die afgeleid zijn van het bruto nationaal inkomen (bni) en de btw. Het gevolg hiervan is dat bij de nettobetalers een mentaliteit van "my money back" (billijke tegenprestatie) is ontstaan, die haaks staat op de logica van een EU-begroting en het overkoepelende solidariteitsbeginsel van de Unie op losse schroeven zet. Het heeft ook geleid tot een overdreven focus op nettobetalingen en –saldi en belemmerd dat de begroting ten volle haar rol als meerwaardebezorger voor de EU als geheel kan spelen.

Het is tijd om de financiering van de EU te herijken aan de hand van de beginselen van autonomie, transparantie en billijkheid, en de EU de middelen te geven om haar overeengekomen beleidsdoelstellingen te verwezenlijken. Het doel van het voorstel is niet de EU-begroting in omvang te doen toenemen, maar de "my money back"-mentaliteit om te buigen en het systeem transparanter te maken. Het is niet de bedoeling budgettaire soevereiniteit te verlenen aan de EU, maar terug te grijpen naar financieringsmechanismen zoals deze oorspronkelijk door de verdragen waren bedoeld. Het voorstel van de Commissie zou ertoe leiden dat de directe afdrachten uit de nationale begrotingen verminderen.

De Commissie heeft in haar begrotingsevaluatie[6] een niet-exhaustieve lijst opgenomen van alternatieve financieringsbronnen die geleidelijk de nationale afdrachten zouden kunnen vervangen en de druk op de nationale begrotingen verlichten. De lijst gaat vergezeld van een aantal bij het afwegen van de mogelijkheden in acht te nemen criteria. De Commissie heeft de opties grondig geanalyseerd[7] en besloten een nieuwe stelsel van eigen middelen voor te stellen dat is gebaseerd op een heffing op financiële transacties en een nieuwe btw-bron. Deze nieuwe eigen middelen zouden de EU-begroting voor een stuk financieren en de bestaande complexe btw-bron, die de Commissie wil afschaffen, volledig kunnen vervangen en het gewicht van de bni-bron verminderen. Het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad betreffende een nieuw stelsel van eigen middelen wordt nader uitgewerkt in een begeleidende wetgevende tekst[8]. De Commissie sluit zich in dit verband aan bij de vraag van het Europees Parlement naar een interparlementaire conferentie over deze kwestie met de nationale parlementen.

De Commissie stelt om de hierboven aangehaalde redenen tevens voor de regeling van kortingen en correcties drastisch te vereenvoudigen. De pogingen om de verschillen uit te vlakken tussen wat de lidstaten aan de EU-begroting bijdragen en wat zij in het kader van het Europees beleid ontvangen, geven aanleiding tot scheeftrekkingen in de begroting en tasten het vermogen aan om met de EU-bestedingen een meerwaarde te creëren. Daarom stelt de Commissie voor om, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Fontainebleau van 1984, de afdrachten te beperken voor de lidstaten die zonder die maatregel buitensporig hoge begrotingslasten zouden moeten dragen in verhouding tot hun relatieve welvaartspeil.

4. De beginselen waarop de EU-begroting rust

De EU-begroting, die per definitie "pan-Europees" van opzet is, verschilt in die zin van de nationale begrotingen dat de EU bijvoorbeeld niet rechtstreeks uitgaven voor gezondheidszorg, onderwijs, politie of defensie doet. De middelen zijn relatief beperkt en worden daarom geconcentreerd waar de EU de grootste meerwaarde brengt[9]. Het is niet de bedoeling de begrotingsmiddelen van de EU te gebruiken voor maatregelen die de lidstaten zelf kunnen financieren. De bestaansreden van de EU-begroting is dat er activiteiten moeten worden gefinancierd zonder welke de EU niet zou kunnen functioneren of die voordeliger en efficiënter kunnen worden verricht als ze collectief uit de EU-begroting worden gefinancierd. De EU-begroting is er om:

(a) gemeenschappelijk beleid te financieren dat volgens de lidstaten op EU-niveau moet worden gevoerd (bv. het gemeenschappelijk landbouwbeleid);

(b) uiting te geven aan de solidariteit tussen de lidstaten en de regio's, ter ondersteuning van de ontwikkeling van de zwakste regio's, waardoor de EU als een eengemaakte economische ruimte kan functioneren (bv. via het cohesiebeleid);

(c) maatregelen ter voltooiing van de interne markt te financieren die zelfs de meest welvarende lidstaten niet alleen zouden kunnen dragen. De EU-begroting maakt het mogelijk de zaken vanuit een pan-Europees en niet vanuit een puur nationaal perspectief te bekijken (bv. financiering van pan-Europese investeringen in infrastructuur). Bovendien kan veel geld worden bespaard door duplicatie van nationale maatregelen die gedeeltelijk dezelfde doelstellingen nastreven, te voorkomen;

(d) synergieën en schaalvoordelen tot stand te brengen, door samenwerking te bevorderen en gemeenschappelijke oplossingen voor problemen die door de lidstaten afzonderlijk niet kunnen worden aangepakt (bv. onderzoek en innovatie van internationaal topniveau, samenwerking inzake binnenlandse zaken, migratie en justitie);

(e) een beleidsantwoord te formuleren op bestaande hardnekkige of nieuwe uitdagingen die om een gemeenschappelijke, pan-Europese aanpak vragen (bv. milieukwesties, de klimaatverandering, humanitaire hulp, de demografische ontwikkeling en culturele aangelegenheden).

Gelet op deze context, heeft de Commissie zich bij het ontwerpen van het MFK van de toekomst laten leiden door de beginselen die zij in de begrotingsevaluatie van 2010 heeft geschetst, namelijk:

· Focussen op de grote beleidsprioriteiten

· Focussen op punten waar de EU voor een meerwaarde zorgt

· Focussen op concrete resultaten

· Wederzijdse baten brengen, overal in de Europese Unie.

De EU-begroting is "beleid in cijfers uitgedrukt" en de financiering moet dan ook een afspiegeling zijn van het rechtskader waarbinnen beleid wordt gevoerd en van de beleidsprioriteiten. Er moet een koppeling zijn tussen de financiering en de vooropgestelde resultaten: de overheden hebben geen "recht" op begrotingsmiddelen die zij naar believen kunnen uitgeven, maar zij moeten in overleg vastgestelde EU-doelstellingen verwezenlijken en ontvangen daartoe middelen van de EU. Daarom stond bij het opzetten van de programma's en instrumenten die deel uitmaken van dit MFK-voorstel voorop dat zij de grote beleidsprioriteiten van de EU vooruit moeten helpen. De kernwoorden van de financiële programma's en instrumenten van de volgende generatie zijn: resultaatgerichtheid, toenemend gebruik van conditionaliteit en vereenvoudiging van uitvoering.

· Er zal een duidelijk verband worden gelegd tussen de resultaten en de verwezenlijking van de Europa 2020-strategie en de binnen dat kader gestelde doelen. Dit betekent dat de programma's worden geconcentreerd op een beperkt aantal prioritaire zwaartepunten en acties met voldoende kritische massa en dat versnippering en ongecoördineerd optreden worden vermeden. Waar dat mogelijk is, zullen bestaande programma's worden samengevoegd (bijvoorbeeld inzake binnenlandse zaken, onderwijs en cultuur) en/of herwerkt (inzake onderzoek en cohesie) om ervoor te zorgen dat de programmering geïntegreerd verloopt en dat er voor uitvoering, verslaglegging en controle dezelfde mechanismen worden gebruikt.

· Vereenvoudiging: de aanscherping van de verantwoordingsplicht voor de besteding van overheidsgeld en het verhelpen van mettertijd gerezen problemen hebben geleid tot de financieringsregels zoals we die vandaag kennen: zeer verscheiden en gecompliceerd, en lastig toe te passen en te controleren. Deze complexiteit brengt zowel voor de begunstigden als voor de Commissie en de lidstaten zware administratieve lasten mee, met als nefast gevolg dat kandidaat-deelnemers aan een programma worden afgeschrikt en dat de uitvoering wordt vertraagd. Er wordt momenteel gewerkt aan een vereenvoudiging van zowel de algemene regels (het Financieel Reglement) als de sectorspecifieke regels.

· Conditionaliteit: er zullen aan de programma's en instrumenten voorwaarden worden gekoppeld waardoor de nadruk meer op de resultaten dan op de inputs komt te liggen. Dit geldt met name voor de terreinen waar het om massale uitgaven gaat, zoals het cohesiebeleid en landbouw, waar de lidstaten en de begunstigden zullen moeten aantonen dat de financiering wordt gebruikt ten behoeve van de beleidsprioriteiten van de EU. Meer in het algemeen zal de Commissie waken over de samenhang van het overkoepelende economisch beleid van de EU en de EU-begroting, in het bijzonder om situaties te vermijden waarin de effectiviteit van de EU-financiering wordt ondermijnd door een ongezond macrobudgettair beleid;

· Hefboom voor investeringen: door samen met de particuliere sector innovatieve financieringsinstrumenten op te zetten, is het mogelijk de impact van de begrotingsmiddelen van de EU te vermeerderen, meer strategische investeringen te doen en zodoende het groeipotentieel van de EU te versterken. Samenwerken met met name de EIB-groep (Europese Investeringsbank) en met nationale en internationale publiekrechtelijke financiële instellingen was een positieve ervaring, die in het volgende MFK een verlengstuk zal krijgen. Garanties en risicodelingsregelingen kunnen de financiële sector in staat stellen meer kapitaal te verschaffen en meer krediet te verstrekken aan innovatieve bedrijven of voor infrastructuurprojecten. Op die manier kunnen dergelijke financieringsinstrumenten ook bijdragen tot de algemene ontwikkeling van de financiële markten na de crisis.

5. De grote nieuwe elementen

De ambitie van de Commissie voor de toekomstige EU-begroting is de uitgaven op een andere leest te schoeien, met meer nadruk op resultaten en prestaties, zich te concentreren op de Europa 2020-agenda door de voorwaarden in het cohesiebeleid aan te scherpen, en de rechtstreekse betalingen aan landbouwproducenten groener te maken. De volgende begroting moet aan de tijd worden aangepast door middelen te herschikken en toe te wijzen aan prioritaire gebieden zoals pan-Europese infrastructuur, onderzoek en innovatie, onderwijs en cultuur, beveiliging van de buitengrenzen van de EU en extern beleid (bv. het nabuurschapsbeleid). Horizontale beleidsprioriteiten, zoals milieubescherming en de strijd tegen de klimaatverandering, zijn een integrerend deel van alle grote begrotingsinstrumenten en –maatregelen. In deel II van deze mededeling wordt nader ingegaan op de aanpak per beleidsterrein. In de punten hierna worden de belangrijkste veranderingen op de grote uitgaventerreinen behandeld.

5.1. Horizon 2020: een gemeenschappelijke kaderstrategie voor onderzoek, innovatie en technologische ontwikkeling

De EU heeft op het gebied van innovatie een significante achterstand[10] waaraan iets moet worden gedaan om te kunnen concurreren met andere ontwikkelde economieën en met de opkomende, nieuwe economieën. Inzake een aantal kernindicatoren zoals het aantal geregistreerde octrooien, de export van technologisch geavanceerde tot zeer geavanceerde producten en de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling als percentage van het bbp, loopt de EU als geheel achter op Japan en de Verenigde Staten.

Onderzoek en innovatie zorgen voor werkgelegenheid, welvaart en een hogere kwaliteit van het leven. De EU is weliswaar wereldleider inzake tal van technologieën, maar wordt in toenemende mate uitgedaagd door zowel haar traditionele concurrenten als opkomende economieën. Gezamenlijke programma's bundelen de onderzoeksinspanningen en kunnen bijgevolg resultaten opleveren die afzonderlijke lidstaten niet kunnen bereiken.

Om de Europa 2020-doelstelling van 3% van het bbp te halen, moeten overal in de EU investeringen in onderzoek en ontwikkeling worden bevorderd. De EU moet er ook voor zorgen dat wetenschappelijke kennis vaker uitmondt in geoctrooieerde processen en producten, niet alleen ten behoeve van de hightechsectoren, maar ook en vooral voor gebruik in de traditionele sectoren. Daarvoor zullen inspanningen moeten worden geleverd door de overheid, de particuliere sector en de onderzoeksgemeenschap. De oprichting van de Europese Onderzoeksraad door de Commissie was het begin van een ingrijpende hervorming van de beheerstructuren voor het Europese onderzoek die nu positieve resultaten begint af te werpen. De Commissie stelt voor op de ingeslagen weg verder te gaan en de huidige EU-instrumenten voor de financiering van onderzoek en innovatie (met name de onderzoekskaderprogramma's en het programma voor concurrentievermogen en innovatie) te reorganiseren om de link te versterken met de gestelde beleidsdoelen en om de uitvoeringsprocedures te vereenvoudigen, en zodoende tevens de administratieve lasten voor de begunstigden te verlichten.

De Commissie stelt voor de toekomstige financiering van onderzoek en innovatie te concentreren op drie zwaartepunten met een stevige verankering in de Europa 2020-strategie:

· excelleren in fundamenteel wetenschappelijk onderzoek;

· aanpakken van maatschappelijke uitdagingen;

· industrieel leiderschap creëren en de concurrentiepositie versterken.

Versnippering moet worden vermeden en de onderlinge samenhang versterkt, onder andere met de nationale onderzoeksprogramma's, door middel van een gemeenschappelijk strategisch kader ("Horizon 2020" te noemen), dat sterk zal worden gelinkt aan de grote prioriteiten in beleidssectoren zoals gezondheid, voedselzekerheid, bio-economie, energie en klimaatverandering. Het Europees Instituut voor technologie zal deel uitmaken van het Horizon 2020-programma en via zijn kennis- en innovatiegemeenschappen een belangrijke rol spelen bij het samenbrengen van de drie zijden van de kennisdriehoek onderwijs, innovatie en onderzoek. Eén van de kenmerken van de nieuwe benadering van de onderzoeksfinanciering is het grootschaliger gebruik van innovatieve financieringsinstrumenten, naar het voorbeeld van de financieringsfaciliteit voor risicodeling.

De Commissie stelt voor om in de periode 2014-2020 80 miljard EUR uit te trekken voor het gemeenschappelijk strategisch kader voor onderzoek en innovatie. Deze financiering zal in belangrijke mate worden aangevuld met steun voor onderzoek en innovatie uit de Structuurfondsen. Voor de periode 2007-2013 bijvoorbeeld, is circa 60 miljard EUR uitgegeven voor onderzoek en innovatie in alle regio's van Europa en in de toekomst mogen uitgaven in dezelfde orde van grootte worden verwacht.

5.2. Solidariteit en investeringen voor groei en werkgelegenheid

Het cohesiebeleid is een belangrijke uiting van solidariteit met de armere en zwakkere regio's van de EU, maar het is meer dan dat. Een van de grootste successen van de EU is de verhoging van de levensstandaard van alle inwoners. Dat komt niet alleen door de steunverlening voor de ontwikkeling en de groei van de armere lidstaten en regio's, maar ook door de bijdrage aan de integratie van de interne markt, die door zijn omvang commerciële mogelijkheden en schaalvoordelen biedt aan alle delen van de EU, rijk of arm, groot of klein. De evaluatie die de Commissie heeft verricht van de in het verleden gedane bestedingen, levert tal van voorbeelden op van meerwaarde en van groei- en banenscheppende investeringen die zonder de steun uit de EU-begroting niet mogelijk zouden zijn geweest. Er zijn echter ook voorbeelden van versnippering en gebrek aan duidelijke prioriteitenstelling. Nu de overheidsmiddelen schaars en groeibevorderende investeringen meer dan ooit nodig zijn, heeft de Commissie besloten belangrijke veranderingen van het cohesiebeleid voor te stellen.

Het cohesiebeleid is een van de cruciale instrumenten om de doelstellingen en streefcijfers van Europa 2020 in alle delen van de EU te verwezenlijken. De Commissie stelt voor om krachtiger op resultaten en effectiviteit van de cohesie-uitgaven te focussen door het cohesiebeleid stelselmatiger te koppelen aan de doelstellingen van Europa 2020. Daarenboven stelt zij een nieuwe categorie – "overgangsregio's" – voor ter vervanging van het huidige uitfaserings- en infaseringssysteem. Deze categorie zal alle regio's omvatten met een bbp per inwoner tussen 75 en 90% van het EU27-gemiddelde.

De werkloosheid en de aanhoudend hoge armoedecijfers vragen om een aanpak op het niveau van de EU en de lidstaten. De Unie wordt in toenemende mate geconfronteerd met tekorten aan bepaalde kwalificaties, ondermaatse prestaties van actief arbeidsmarktbeleid en onderwijssystemen, sociale uitsluiting en marginalisering, en een lage arbeidsmobiliteit. Er is zowel behoefte aan beleidsinitiatieven als aan concrete steunmaatregelen. Veel van deze problemen zijn verergerd door de financieel-economische crisis, de demografische ontwikkeling en de migratietrends, en het snelle tempo van de technologische verandering. Zonder een krachtige aanpak vormen zij een ernstige bedreiging voor de sociale cohesie en het concurrentievermogen. Het is daarom essentieel dat groeibevorderende investeringen in infrastructuur, concurrentievermogen van de regio's en ontwikkeling van het bedrijfsleven gepaard gaan met actie op het gebied van de arbeidsmarkten, onderwijs en opleiding, sociale integratie, het aanpassingsvermogen van werknemers, ondernemingen en ondernemerschap, en administratieve capaciteit.

Hierbij is een sleutelrol weggelegd voor het Europees Sociaal Fonds (ESF). Er wordt voorgesteld dat de lidstaten aangeven op welke manier de verschillende financieringsinstrumenten zouden moeten bijdragen tot het bereiken van de kerndoelstellingen van Europa 2020, onder andere door ESF-minimumaandelen per categorie van regio's vast te stellen (25% voor convergentieregio's, 40% voor overgangsregio's, 52% voor minder concurrentiekrachtige regio's, met als uitgangspunt dat het aandeel van het Cohesiefonds in de toewijzing voor het cohesiebeleid in de lidstaten die in aanmerking komen één derde blijft, exclusief de territoriale samenwerking). Dit betekent dat het minimumaandeel van het ESF in de begrotingstoewijzing voor het cohesiebeleid in elk geval 25% bedraagt, of 84 miljard EUR. Het ESF zal worden aangevuld met een aantal direct door de Commissie beheerde instrumenten, zoals Progress en het EURES-netwerk, om het scheppen van banen te ondersteunen.

Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is een flexibel fonds dat buiten het financieel kader valt en dat werknemers die door de veranderende wereldwijde handelspatronen hun baan verliezen, helpt zo snel mogelijk ander werk te vinden. Omdat de benodigde sommen van jaar tot jaar variëren, stelt de Commissie voor om het EFG buiten het financieel kader te houden. Het EFG kan eveneens worden aangesproken om hulp te verlenen aan personen in de landbouwsector van wie de bestaansmiddelen door de globalisering zouden worden bedreigd.

Om de effectiviteit van de EU-bestedingen te vergroten, stelt de Commissie – overeenkomstig de territoriale benadering van het Verdrag van Lissabon – voor om op EU-niveau voor alle structuurfondsen een gemeenschappelijk strategisch kader vast te stellen waarin de Europa 2020-doelstellingen worden omgezet in investeringsprioriteiten. Bedoeling is de doelstelling van territoriale cohesie van het Verdrag van Lissabon te dynamiseren. Concreet stelt de Commissie voor om met elke lidstaat een partnerschapscontract te sluiten. Daarin zullen de verbintenissen worden vastgelegd die de partners op nationaal en regionaal niveau aangaan om de toegewezen middelen te gebruiken voor de verwezenlijking van de Europa 2020-strategie.

Er moet een nauwe band zijn met de nationale hervormingsprogramma's en de stabiliteits- en convergentieprogramma's die de lidstaten uitwerken en met de landspecifieke aanbevelingen die de Raad op basis daarvan geeft. Om te voorkomen dat de effectiviteit van de cohesie-uitgaven door een ongezond macrobudgettair beleid wordt aangetast, zullen naast de sectorspecifieke voorafgaande voorwaarden in elk contract, ook voorwaarden worden gesteld die gekoppeld zijn aan de nieuwe economische governance.

De contracten zullen duidelijke doelstellingen en indicatoren bevatten, evenals een beperkt aantal (zowel vooraf in acht te nemen als aan het bereiken van bepaalde, te controleren resultaten gekoppelde) voorwaarden en de verbintenis om jaarlijks de gemaakte vorderingen te verantwoorden in het jaarverslag over het cohesiebeleid. De financiële middelen zullen op een beperkt aantal prioriteiten worden toegespitst, waarbij de concurrentiekrachtregio's en de overgangsregio's hun volledige begrotingstoewijzing – met uitzondering van het ESF – hoofdzakelijk zouden besteden aan energie-efficiëntie, duurzame energiebronnen, concurrentiekracht van het MKB en innovatie, en de convergentieregio's aan een bredere waaier van prioriteiten (zo nodig ook aan institutionele capaciteitsopbouw).

Om meer uit de financiering door de EU te halen, zullen nieuwe voorwaarden worden gesteld die een resultaatgerichte concentratie van de middelen moeten waarborgen en de lidstaten via het cohesiebeleid krachtig moeten motiveren om ervoor te zorgen dat de Europa 2020-doelstellingen effectief worden gehaald. De conditionaliteit zal zowel voorafgaande voorwaarden omvatten, waaraan moet zijn voldaan voordat er middelen worden overgemaakt, als resultaatvoorwaarden achteraf, waaraan de vrijmaking van extra middelen zal zijn gekoppeld. Indien onvoldoende vooruitgang bij het vervullen van deze voorwaarden wordt geboekt, zullen de middelen worden opgeschort of geschrapt.

Er zullen resultaatvoorwaarden worden gesteld (de "conditionaliteit") en stimulansen worden gegeven om die hervormingen tot stand te brengen die ervoor zorgen dat de financiële middelen doelmatig worden gebruikt. Om de focus op resultaten en het bereiken van de Europa 2020-doelstellingen te verscherpen, zal 5% van het cohesiebudget opzij worden gezet en naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie worden toegewezen aan de lidstaten en regio's waarvan de programma's de referentiepunten op het traject naar de programmadoelstellingen – binnen het ruimere kader van de streefcijfers en doelstellingen van Europa 2020 – hebben bereikt. De referentiepunten zullen worden vastgesteld overeenkomstig de regelgeving voor het cohesiebeleid.

De ervaring van het huidige financieel kader is dat heel wat lidstaten het moeilijk hebben om grote volumes EU-middelen te absorberen binnen een korte tijdsspanne. Vertragingen bij het uitwerken van projecten, het vastleggen van middelen en het doen van betalingen zijn er de oorzaak van dat er aan het einde van de huidige financieringsperiode een aanzienlijk volume ongebruikte kredieten overblijft. Bovendien bemoeilijkt de begrotingssituatie in sommige lidstaten het vrijmaken van de nodige middelen voor de medefinanciering door de lidstaat. Om de opname van middelen te verbeteren, stelt de Commissie een aantal maatregelen voor:

· de aftoppingspercentages voor de cohesietoewijzingen vaststellen op 2,5% van het bni;

· toestaan dat het medefinancieringspercentage tijdelijk met 5 à 10 procentpunten wordt verhoogd wanneer een lidstaat financiële bijstand ontvangt op grond van de artikelen 136 of 143 VWEU, waardoor de nationale begrotingen in tijden van begrotingsconsolidatie minder sterk moeten worden aangesproken, terwijl de EU-financiering in totaal toch op hetzelfde niveau blijft;

· in de partnerschapscontracten bepaalde voorwaarden opnemen inzake versterking van de administratieve capaciteit.

De Commissie stelt voor om het merendeel van de cohesiemiddelen van het toekomstige MFK te concentreren op de armste regio's en lidstaten. Zij stelt tevens voor om de regio's die de status van "convergentieregio" verliezen, te helpen om de plotselinge overgang naar de status van "minder concurrentiekrachtige regio" op te vangen door de daarmee gepaard gaande verlaging van de steunintensiteit te beperken. Wat de Commissie voorstelt, is dat de betrokken regio's in de volgende MFK-periode tweederde van hun vroegere toewijzingen blijven ontvangen. Zij zouden samen met andere regio's met een vergelijkbaar bbp-niveau (tussen 75 en 90% van het bbp van de EU) een nieuwe categorie van "overgangsregio's" vormen.

De Commissie stelt voor om in de periode 2014-2020 376 miljard EUR uit te trekken voor de instrumenten van het cohesiebeleid. Dit bedrag omvat: · 162,6 miljard EUR voor convergentieregio's, · 38,9 miljard EUR voor overgangsregio's, · 53,1 miljard EUR voor concurrentiekrachtregio's, · 11,7 miljard EUR voor territoriale samenwerking, · 68,7 miljard EUR voor het Cohesiefonds, en 40 miljard EUR voor de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (zie punt 5.3 hierna). Het Europees Sociaal Fonds zal (op basis van de 25/40/52-formule voor de categorieën regio's) minstens 25% van het cohesiebudget uitmaken (de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen buiten beschouwing gelaten), ofwel 84 miljard EUR Buiten het MFK: · 3 miljard EUR voor het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering · 7 miljard EUR voor het Europees Solidariteitsfonds

5.3. Verbindingen voor Europa

Opdat de eengemaakte markt volledig zou kunnen functioneren, is moderne, performante infrastructuur nodig die Europa verbindt, met name op het gebied van transport, energie en informatie- en communicatietechnologie (ict).

Naar schatting is in de periode 2014-2020 ongeveer 200 miljard EUR nodig om de trans-Europese energienetwerken te voltooien en dient 540 miljard EUR te worden geïnvesteerd in het trans-Europese vervoersnetwerk en ruim 250 miljard EUR in ict. Het merendeel van de noodzakelijke investeringen kan en moet weliswaar van de markt komen, maar waar deze tekortschiet moeten initiatieven worden genomen om langdurige leemtes te vullen, knelpunten weg te nemen en de nodige grensoverschrijdende verbindingen tot stand te brengen. De ervaring is evenwel dat de nationale begrotingen nooit een voldoende hoge prioriteit zullen toekennen aan transnationale, grensoverschrijdende investeringen in de infrastructuur waaraan de eengemaakte markt behoefte heeft. Hier kan de EU-begroting dus de meerwaarde brengen waarop eerder werd gewezen, door ertoe bij te dragen dat pan-Europese projecten die het centrum in eenieders belang met de periferie verbinden, gefinancierd geraken.

De Commissie heeft daarom besloten de creatie voor te stellen van een financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen ("Connecting Europe Facility") om de totstandkoming van de infrastructuur die de EU nodig heeft, te versnellen. Deze groeibevorderende verbindingen zullen voor een betere toegang tot de eengemaakte markt zorgen en het isolement van sommige economische "eilanden" doorbreken. Zo zijn bijvoorbeeld de delen van de EU die nog niet op de belangrijke elektriciteits- en gasnetwerken zijn aangesloten, voor hun energievoorziening afhankelijk van investeringen in andere lidstaten. De financieringsfaciliteit zal een cruciale bijdrage leveren tot energiezekerheid door overal in Europa de toegang mogelijk te maken tot verschillende bronnen en leveranciers, van binnen en buiten de Unie. Daarnaast zal zij ertoe bijdragen het nieuwe, bij het Verdrag van Lissabon geïntroduceerde begrip van territoriale samenhang in praktijk te brengen. De beschikbaarheid overal in Europa van ict-netwerken met hoge snelheid en pan-Europese ict-diensten zal een remedie zijn voor de versnippering van de interne markt en kleine en middelgrote ondernemingen helpen bij hun zoektocht naar groeimogelijkheden buiten hun thuismarkt.

Uit de faciliteit zullen vooraf aangewezen, prioritaire infrastructuurvoorzieningen van Europees belang op het gebied van transport, energie en ict, en zowel fysieke als it-infrastructuur, worden gefinancierd met inachtneming van criteria van duurzame ontwikkeling. Een voorlopige lijst van voorgestelde infrastructuurvoorzieningen (de "ontbrekende schakels") is bij dit voorstel gevoegd.

De financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen zal centraal worden beheerd; de middelen zullen afkomstig zijn van een specifiek begrotingsonderdeel en van afgeschermde bedragen voor vervoer in het Cohesiefonds. Het percentage medefinanciering uit de EU-begroting zal hoger liggen voor investeringen in "convergentieregio's" dan voor investeringen in "concurrentiekrachtregio's". Infrastructuur van lokaal en regionaal belang zal worden gekoppeld aan de prioritaire EU-infrastructuur en alle EU-burgers met elkaar verbinden, en kan worden (mee)gefinancierd door de structuurfondsen (Cohesiefonds en/of EFRO, afhankelijk van de situatie van de lidstaat/regio). Gelet op de achterstand inzake infrastructuur van de nieuwe lidstaten, heeft de Commissie besloten om de toewijzing voor het Cohesiefonds in haar voorstel nagenoeg ongewijzigd te laten. Hierdoor zullen vervoersinvesteringen in de regio's die daarvoor in aanmerking komen, worden aangezwengeld en koppelingen met de rest van de EU worden bevorderd.

De faciliteit biedt mogelijkheden om gebruik te maken van innovatieve financieringsinstrumenten en om sneller meer investeringen te verwezenlijken dan met overheidsmiddelen alleen mogelijk zou zijn. De Commissie zal nauw samenwerken met de EIB en andere overheidsinvesteringsbanken om de financiering van de betrokken projecten te bundelen. Zij zal in het bijzonder het gebruik van EU-projectobligaties[11] aanmoedigen om deze belangrijke projecten te helpen verwezenlijken.

Sommige van de infrastructuurprojecten met belang voor de EU zullen over het grondgebied van buurlanden en kandidaat-lidstaten lopen. De Commissie zal voorstellen om deze op een vereenvoudigde manier via de nieuwe faciliteit te koppelen en te financieren, om de samenhang tussen de instrumenten voor interne en voor externe acties te verzekeren. Dit vereist dat de toepasselijke regelgevingen worden geïntegreerd, zodat de financiële middelen voor de projecten vanaf verschillende onderdelen van de EU-begroting ter beschikking kunnen worden gesteld.

De Commissie stelt voor om in de periode 2014-2020 40 miljard EUR uit te trekken voor de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, aan te vullen met een bedrag van 10 miljard EUR dat voor gerelateerde investeringen in vervoer binnen het Cohesiefonds wordt afgeschermd. Dit totaal omvat 9,1 miljard EUR voor de energiesector, 31,6 miljard EUR voor vervoer (met inbegrip van 10 miljard EUR binnen het Cohesiefonds) en 9,1 miljard EUR voor ict.

5.4. Een gemeenschappelijk landbouwbeleid gericht op efficiënt gebruik van de middelen

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is één van de weinige werkelijk Europese vormen van beleid. Het is erop gericht in Europa een duurzame landbouwsector tot stand te brengen door de concurrentiepositie ervan te versterken, voor zekerheid van de voedselvoorziening te zorgen, het milieu en het platteland in stand te houden en de landbouwgemeenschap een redelijke levensstandaard te verzekeren. Het komt in de plaats van 27 vormen van nationaal landbouwbeleid en bespaart de nationale begrotingen geld, want de directe steun aan de producenten wordt uit de EU-begroting betaald zonder nationale medefinanciering.

De Commissie integreert het GLB via de voorgestelde wijzigingen volwaardiger in de Europa 2020-strategie en waarborgt de Europese landbouwproducenten terzelfder tijd een stabiel inkomensniveau. Het landbouwbudget zal in de toekomst niet alleen worden gebruikt om de landbouwproductiviteit te verhogen, de landbouwgemeenschap een redelijke levensstandaard te verzekeren, de markten te stabiliseren en een voldoende aanbod tegen redelijke prijzen te waarborgen, maar ook om het duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen, klimaatmaatregelen en een evenwichtige territoriale ontwikkeling overal in Europa te ondersteunen. De drie componenten van Europa 2020 – slimme, duurzame en inclusieve groei – zullen in de volgende fase in de ontwikkeling van het GLB worden geïntegreerd.

De wijzigingen die de Commissie voorstelt, moeten een eerlijker en billijker systeem van steun in de EU opleveren, landbouw en milieubeleid bijeenbrengen in een duurzaam plattelandsbeheer en ervoor zorgen dat de landbouw blijft bijdragen tot een dynamische plattelandseconomie. In de loop der jaren zijn in het GLB verplichtingen en taken opgenomen die eigenlijk bij andere beleidsterreinen thuishoren. De Commissie zal van het nieuwe MFK gebruikmaken om het GLB opnieuw te focussen op de kernactiviteiten en de nieuwe activiteiten. Zo zijn de voor voedselveiligheid geoormerkte middelen verplaatst naar rubriek 3 van het kader en zal voedselhulp voor de meest behoeftigen in de toekomst worden gefinancierd uit rubriek 1, wat beter aansluit bij de doelstelling van armoedebestrijding van de Europa 2020-strategie. De Commissie zal voorstellen om uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering ook steun te verlenen aan producenten van wie de bestaansmiddelen worden bedreigd door de globalisering.

De basisstructuur van het GLB met twee pijlers wordt bewaard. De belangrijkste wijzigingen die de Commissie voorstelt, zijn:

Vergroening van de rechtstreekse betalingen: opdat het GLB ertoe zou bijdragen dat de EU haar milieu- en klimaatdoelstellingen haalt, bovenop de milieuvereisten van de huidige wet- en regelgeving, zal aan 30% van de rechtstreekse betalingen een "vergroeningsvoorwaarde" worden gekoppeld. Dit betekent dat alle producenten wettelijk omschreven en controleerbare milieuvriendelijke methoden moeten toepassen om de landbouwsector in een resoluut duurzamere richting te sturen, waarbij producenten worden betaald om collectieve goederen aan hun medeburgers te leveren.

Convergentie van de betalingen: om de rechtstreekse steun gelijker te verdelen, zonder voorbij te gaan aan de verschillen die er nog steeds zijn inzake lonen en inputkosten, zullen de niveaus van de rechtstreekse hectaresteun geleidelijk worden aangepast. Dit zal als volgt worden bewerkstelligd: alle lidstaten die minder ontvangen dan 90% van het gemiddelde aan rechtstreekse betalingen, zullen – gespreid over de periode – de kloof tussen hun huidige niveau en dat niveau met een derde verminderd zien. Deze convergentie zal naar evenredigheid worden gefinancierd door alle lidstaten die meer dan het EU-gemiddelde rechtstreekse betalingen ontvangen. Insgelijks zal de toewijzing van middelen voor plattelandsontwikkeling op basis van objectievere criteria worden herzien en beter op de doelstellingen van het beleid worden afgestemd. Dit moet een eerlijkere behandeling waarborgen van producenten die dezelfde werkzaamheden verrichten. Opdat het GLB zou kunnen inspelen op de uitdagingen van de eigen sociaaleconomische, ecologische en geografische aard van de Europese landbouw in de 21e eeuw en daadwerkelijk zou kunnen bijdragen tot de Europa 2020-doelstellingen, zal de Commissie voorstellen doen om flexibiliteit tussen de twee pijlers mogelijk te maken.

Plafonnering van de rechtstreekse betalingen door een grenswaarde in te stellen voor de basislaag aan rechtstreekse inkomenssteun die grootschalige landbouwbedrijven mogen ontvangen, zonder uit het oog te verliezen dat grotere structuren schaalvoordelen opleveren en directe werkgelegenheid creëren. De Commissie stelt voor dat de besparingen zouden worden gerecycled in de begrotingstoewijzing voor plattelandsontwikkeling en behouden zouden blijven voor de "nationale" budgetten van de lidstaat die de besparingen heeft gerealiseerd.

Volgens de Commissie kunnen deze nieuwe elementen in de huidige tweepijlerstructuur van het GLB worden ingepast. Het GLB van de toekomst zal bijgevolg bestaan uit een groenere, billijkere eerste pijler en een tweede pijler waarin meer de nadruk wordt gelegd op concurrentiekracht en innovatie, klimaatverandering en milieu. Een doelgerichter beleid zou moeten leiden tot een efficiënter gebruik van de beschikbare financiële middelen. De tweede pijler van het GLB (plattelandsontwikkeling) zal blijven bijdragen tot het voorzien in specifieke nationale en/of regionale behoeften, met inachtneming van de prioriteiten van het EU-beleid, en worden onderworpen aan dezelfde resultaatvoorwaarden als de andere structurele middelen wat betreft de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen. Na 2013 zal het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) worden opgenomen in de gemeenschappelijke kaderstrategie voor alle structuurfondsen en in de met alle lidstaten te sluiten partnerschapscontracten. Door de territoriale dimensie van de sociaaleconomische ontwikkeling te benadrukken en alle beschikbare EU-middelen in één contract samen te brengen, zal de economische ontwikkeling van plattelandsgebieden in de EU in de toekomst beter worden ondersteund.

Tot slot stelt de Commissie een herstructurering voor van de marktmaatregelen, die onder de eerste pijler van het GLB vallen. De Europese landbouw van vandaag moet op zeer verscheiden behoeften kunnen inspelen, in het bijzonder reageren op onvoorziene omstandigheden of de aanpassingen mogelijk maken die uit internationale handelovereenkomsten voortvloeien. De Commissie stelt daarom voor om buiten het meerjarig financieel kader twee instrumenten in het leven te roepen waarvoor dezelfde snelle procedure als voor de reserve voor noodhulp zal gelden: een urgentiemechanisme om op crisissituaties te reageren (bv. een probleem met de voedselveiligheid) en een uitbreiding van de werkingssfeer van het Europees Fonds voor de aanpassing aan de globalisering.

De Commissie stelt voor om in de periode 2014-2020 281,8 miljard EUR uit te trekken voor de eerste pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en 89,9 miljard EUR voor plattelandsontwikkeling. Dit zal worden aangevuld met nog eens 15,2 miljard EUR: · 4,5 miljard EUR voor onderzoek en innovatie op het gebied van voedselzekerheid, bio-economie en duurzame landbouw (in het gemeenschappelijk strategisch kader voor onderzoek en innovatie); · 2,2 miljard EUR voor voedselveiligheid in rubriek 3; · 2,5 miljard EUR voor voedselhulp aan de meest behoeftigen in rubriek I; · 3,5 miljard EUR in een nieuwe reserve voor crisissen in de landbouwsector; · tot 2,5 miljard EUR in het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering.

5.5. Investeren in mensen

Zonder meer investeringen in mensen is het onmogelijk de Europa 2020-kerndoelstellingen van meer afgestudeerden met een tertiaire opleiding en minder voortijdige schoolverlaters te halen. De belangrijkste financiële bijdrage uit de EU-begroting voor die investeringen wordt geleverd door het Europees Sociaal Fonds. Daarnaast is het opportuun meer EU-steun uit te trekken voor alle niveaus van formeel onderwijs (van lager tot hoger onderwijs, beroepsopleiding, volwassenenonderwijs) en voor informeel en niet-formeel leren en diverse opleidingsactiviteiten. De grotere transnationale leermobiliteit is één van de belangrijkste verwezenlijkingen van de programma's Een leven lang leren, Erasmus Mundus en Jeugd. Om de kwalificatieniveaus te verhogen en de hoge jongerenwerkloosheid in heel wat lidstaten te helpen aanpakken, zullen in de volgende MFK-periode de acties worden opgevoerd die thans worden ondersteund door het programma Leonardo, dat mensen helpt om onderwijs en opleiding te genieten in een andere EU-lidstaat (bv. initieel beroepsonderwijs) en steun verleent voor de ontwikkeling van en de overdracht tussen lidstaten van innoverende beleidsvormen. Momenteel is er heel weinig financiële steun beschikbaar voor wie op masterniveau in een andere lidstaat wil studeren. De Commissie zal voorstellen om een innovatief programma op te zetten dat garanties verstrekt voor mobiele masterstudenten en de EIB daarbij betrekken. De Commissie stelt daarom voor de gemeenschappelijke programma's voor onderwijs en opleiding uit te breiden en meer middelen te geven.

De EU-financiering van cultuur en media ondersteunt het gemeenschappelijk cultureel erfgoed van de Europese bevolking en draagt ertoe bij dat Europese creatieve verwezenlijkingen vlotter kunnen circuleren binnen en buiten de EU. De huidige programma's zijn essentieel om grensoverschrijdende samenwerking te stimuleren, "peer learning" te bevorderen en de betrokken sectoren te professionaliseren. Dat het economische belang van de culturele en creatieve sectoren voortdurend toeneemt, spoort geheel met de doelstellingen van de Europa 2020-strategie.

In de huidige opzet lijden de programma's en instrumenten evenwel onder versnippering en een wildgroei van kleinschalige projecten, waarvan sommige de kritische massa missen om een blijvende impact te hebben. Tevens zijn er acties die mekaar overlappen, met hogere beheerskosten en verwarring bij kandidaat-inschrijvers tot gevolg.

De Commissie stelt daarom voor de huidige structuur rationeler en eenvoudiger te maken en één, geïntegreerd programma voor onderwijs, opleiding en jeugd op te zetten, met de klemtoon op het ontwikkelen van menselijke vaardigheden en mobiliteit. Om dezelfde redenen zal ook naar synergieën worden gezocht in de programma's op het gebied van cultuur.

De aanvraagprocedures en het toezicht op en de evaluatie van projecten zullen worden vereenvoudigd, onder andere door projecten te laten beheren door nationale instanties.

De Commissie stelt voor om in de periode 2014-2020 15,2 miljard EUR uit te trekken voor onderwijs en opleiding en 1,6 miljard EUR voor cultuur. Deze financiering zal in belangrijke mate worden aangevuld met steun voor onderwijs en opleiding in de Structuurfondsen. Voor de periode 2007-2013 bijvoorbeeld, is circa 72,5 miljard EUR besteed aan onderwijs en opleiding in alle regio's van Europa en in de toekomst mogen uitgaven in dezelfde orde van grootte worden verwacht.

5.6. Het migratievraagstuk aanpakken

Het beleid op het gebied van binnenlandse zaken, dat veiligheid, migratie en het beheer van de buitengrenzen omvat, heeft de jongste jaren gestaag aan belang gewonnen. Het belang van deze terreinen, waar het Verdrag van Lissabon wezenlijke veranderingen heeft meegebracht, is erkend in het Stockholm-programma[12] en het daaraan gekoppelde actieplan[13].

Het tot stand brengen van een ruimte zonder binnengrenzen waar EU-burgers en onderdanen van derde landen die over de nodige inreis- en verblijfsrechten beschikken, vrij kunnen (in)reizen, leven en werken, in het volste vertrouwen dat hun rechten worden gerespecteerd en hun veiligheid wordt gewaarborgd, is van het allergrootste belang. De burger maakt zich in toenemende mate echter zorgen om illegale migratie en integratie. Een toekomstgericht beleid van legale migratie en integratie is van vitaal belang voor het versterken van de concurrentiepositie en de sociale samenhang van de EU, het verrijken van onze samenlevingen en het creëren van kansen voor iedereen. De voltooiing van een veiliger en efficiënter gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat onze waarden weerspiegelt, blijft een prioriteit. Het inzetten van de EU-begroting biedt overduidelijk een meerwaarde op dit gebied.

De Commissie stelt voor om in het volgende meerjarig financieel kader de structuur van de bestedingsinstrumenten te vereenvoudigen en het aantal programma's te verminderen tot twee grote pijlers: een Migratie- en asielfonds, en een Fonds voor interne veiligheid. Beide fondsen zullen ook een externe dimensie hebben ter waarborging van de continuïteit van de financiering, beginnende in de EU en doorlopend in derde landen, bijvoorbeeld voor de hervestiging van vluchtelingen, overname en regionale beschermingsprogramma's. De Commissie is ook gewonnen voor de omschakeling van jaarlijkse naar meerjarige programmering, wat de werklast van zowel de Commissie als de lidstaten en de eindbegunstigden zou verminderen.

Het Verdrag van Lissabon voorziet in samenwerking op EU-niveau ter bestrijding van criminele netwerken, mensenhandel, wapensmokkel en drugshandel, alsook op het gebied van civiele bescherming om de burgers en het milieu beter te beschermen tegen natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen. De toename van het aantal rampen met gevolgen voor de Europese burgers vraagt om een meer systematische aanpak op Europees niveau en daarom stelt de Commissie voor om de doeltreffendheid, de samenhang en de zichtbaarheid van de EU-respons op rampen te vergroten.

De Commissie stelt voor om in de periode 2014-2020 8,2 miljard EUR uit te trekken voor binnenlandse zaken en 455 miljoen EUR voor civiele bescherming en de Europese responscapaciteit voor noodsituaties.

5.7. De EU in de wereld

Gebeurtenissen buiten het grondgebied van de EU hebben – potentieel – rechtstreekse gevolgen voor de welvaart en de veiligheid van de burgers van de EU. Het is daarom in het belang van de EU actief mee te werken aan het vormgeven van de wereld rondom ons, onder andere door het inzetten van financiële instrumenten.

Het Verdrag van Lissabon betekent een nieuwe start voor de betrekkingen van de EU met de rest van de wereld. De instelling van de functie van hoge vertegenwoordiger, die tevens vicevoorzitter is van de Commissie en een sterke coördinerende rol vervult, vloeit voort uit het verlangen naar een eensgezinde en effectieve interactie met onze internationale partners, gebaseerd op de grondbeginselen van democratie, de rechtsstaat, mensenrechten en fundamentele vrijheden, en op eerbiediging van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht. De EU zal over haar grenzen heen de mensenrechten, democratie en de rechtsstaat blijven bevorderen en verdedigen. Dit is een prominent onderdeel van het externe optreden van de EU en het verdedigen van de waarden waar zij voor staat.

Een andere topprioriteit is de gestanddoening van de formele toezegging van de EU om 0,7% van het bruto nationaal product (bnp) te besteden aan overzeese ontwikkelingshulp. Daartoe dient het aandeel van de EU-begroting in de gezamenlijke inspanning die de EU als geheel tegen 2015 levert, op hetzelfde peil te worden gehandhaafd, zodat een beslissende stap kan worden gezet tot het bereiken van de millenniumdoelstellingen. Er zal binnen het ontwikkelings- en samenwerkingsinstrument (DCI) een pan-Afrikaans instrument worden gecreëerd om de tenuitvoerlegging van de gezamenlijke strategie Afrika-EU te ondersteunen, waarbij de nadruk zal worden gelegd op de duidelijke meerwaarde van transregionale en continentale activiteiten. De opzet zal flexibel genoeg zijn om bijdragen van EU-lidstaten, Afrikaanse staten, financiële instellingen en de particuliere sector op te nemen. Het ontwikkelings- en samenwerkingsinstrument (DCI) zal zich daarnaast toespitsen op armoedebestrijding en de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen (MDG's) in de betrokken regio's van de wereld.

De partners van de EU variëren van ontwikkelingslanden tot de minst ontwikkelde landen die een specifieke bijstand van de EU nodig hebben en daarom moet het engagement van de EU aan de specifieke omstandigheden worden aangepast. Zoals in de recente mededeling betreffende het Europees nabuurschapsbeleid[14] is aangegeven, hecht de EU er veel belang aan om op langere termijn een ruimte van stabiliteit, welvaart en democratie in haar onmiddellijke omgeving tot stand te brengen. De historische ontwikkelingen in de Arabische wereld vereisen dat op duurzame wijze wordt geïnvesteerd in ondersteuning van de transformatie waarbij iedereen overduidelijk gebaat is. De EU zal haar actie op het gebied van crisispreventie opvoeren om de vrede te bewaren en de internationale veiligheid te vergroten.

Onze instrumenten moeten de EU ook in staat stellen haar engagement tegenover derde landen inzake mondiale aangelegenheden zoals de klimaatverandering, milieubescherming, ongecontroleerde migratie en instabiliteit in sommige regio's waar te maken, en overal ter wereld snel en afdoende te reageren op natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen. De EU wil financieel bijdragen om haar internationale verbintenissen op het gebied van klimaatverandering en biodiversiteit na te komen. De instrumenten zijn in 2003 ingrijpend gerationaliseerd en dat begint nu vruchten af te werpen. Volgens de Commissie zijn geen verdere ingrijpende veranderingen van de wet- en regelgeving nodig voor de komende MFK-periode, al stelt zij wel een aantal verbeteringen voor en worden de totale investeringen opgetrokken.

De Commissie stelt voor om rekening te houden met de veranderingen die zich op internationaal vlak voltrekken en de financiering van programma's in geïndustrialiseerde en opkomende landen te heroriënteren en in plaats daarvan een nieuw partnerschapsinstrument te creëren om onze economische belangen in de rest van de wereld te behartigen. Door de bevordering van handel en convergentie van de regels in die gevallen waar financiering tot het versterken van de wereldwijde economische relaties van de EU kan bijdragen, kunnen voor het bedrijfsleven in de EU grotere kansen ontstaan. Dit optreden moet ervoor zorgen dat het Europese bedrijfsleven de vruchten kan plukken van de economische transformatie die plaatsvindt in tal van delen van de wereld waar ongekende mogelijkheden ontstaan, maar de concurrentie ook ongemeen fel is.

De humanitaire hulp van de EU is door het Verdrag van Lissabon erkend als een zelfstandig beleidsterrein binnen het externe optreden van de EU dat een grote meerwaarde biedt. Een coherente, complementaire en gecoördineerde EU-aanpak van de humanitaire hulpverlening moet garanderen dat de schaarse middelen efficiënt worden ingezet waar er grote behoeften zijn en zal bijdragen tot het streven naar grotere doeltreffendheid van de internationale reactie op humanitaire noodsituaties. De toename van het aantal en de economische gevolgen van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen vraagt om structurele maatregelen op Europees niveau om de paraatheid en de reactiecapaciteit te vergroten, zowel binnen de EU als daarbuiten. De Commissie stelt voor om voor crisisrespons, -preventie en –beheer gebruik te maken van het instrument voor humanitaire hulp, en voor de respons op natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen – die zullen aanhouden naarmate de gevolgen van de klimaatverandering zich doen gevoelen – van het mechanisme voor civiele bescherming.

Zij is de mening toegedaan dat het ook mogelijk zou moeten zijn de financieringsinstrumenten voor sommige terreinen van het intern beleid, zoals onderwijs en migratie, aan te spreken om acties in derde landen te steunen, gelet op de evidente voordelen van stroomlijning en vereenvoudiging van de werkmethoden.

De Commissie stelt voor om in de periode 2014-2020 70 miljard EUR uit te trekken voor de instrumenten van het extern beleid. Buiten het MFK: · het Europees Ontwikkelingsfonds (ACS-landen), 30 miljard EUR · het Europees Ontwikkelingsfonds (landen en gebiedsdelen overzee), 321 miljoen EUR · het Wereldklimaat- en -biodiversiteitsfonds · de reserve voor noodhulp, 2,5 miljard EUR

5.8. Items met een bijzondere status

De activiteiten die namens of in het kader van het beleid van de EU worden verricht, kunnen op verschillende manieren worden gefinancierd. Om diverse redenen worden sommige activiteiten volgens een andere begrotingssleutel of slechts door een aantal lidstaten gefinancierd. In dit MFK-voorstel gaat de Commissie ook in op een aantal voorgestelde uitgavenposten met een bijzondere status.

5.8.1. Het Europees Ontwikkelingsfonds

Uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) wordt ontwikkelingssteun gefinancierd voor de ontwikkelingspartnerlanden van de EU. De financiering van het fonds vond tot hiertoe plaats buiten de EU-begroting om vanwege de bijzondere historische relaties van sommige lidstaten met bepaalde delen van de wereld. De Commissie vindt dat vooralsnog, gelet op het verstrijken van de Overeenkomst van Cotonou (op grond waarvan het EOF steun aan de ACS-landen verleent) in 2020, niet aan de voorwaarden is voldaan om het EOF volledig in de begroting op te nemen. Om de weg te effenen voor een opneming in de toekomst, zal de Commissie in overweging nemen een voorstel te doen om de verschillen tussen de bijdragesleutel voor het EOF en die voor de EU-begroting kleiner te maken. Dat moet ook meer zichtbaarheid geven aan de absolute bedragen die aan ontwikkelingshulp worden verstrekt. Er wordt ook voorgesteld de democratische toetsing van het EOF te versterken door het te aligneren op het DCI, rekening houdende met de bijzondere kenmerken van dit instrument.

5.8.2. Grootschalige projecten

Door de jaren heen is gebleken dat grootschalige projecten met een EU-belang een buitensporige last voor de kleine EU-begroting meebrengen. Vanwege hun specifieke aard gaan zij vaak gepaard met overschrijdingen van de oorspronkelijke kostenramingen en om de additionele financiering rond te krijgen, moeten middelen worden herschikt die reeds voor andere prioriteiten waren geoormerkt. Dit is geen duurzame oplossing en daarom heeft de Commissie besloten alternatieven voor te stellen voor de toekomstige financiering van grootschalige wetenschappelijke projecten, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen Galileo en andere projecten.

Het Galileo-project is exclusief in handen van de EU en in het kader van dit pakket worden toereikende begrotingsmiddelen voor de toekomstige behoeften voorgesteld. In de verordening tot vaststelling van het MFK zullen garanties worden opgenomen om de kosten onder controle te blijven houden. De fase van volledige ontplooiing en de operationele fase van het project zouden moeten zijn bereikt aan het begin van de looptijd van het volgende financieel kader, wanneer nieuwe governance-afspraken voor de langere termijn moeten worden overwogen.

Wat betreft projecten zoals ITER en GMES, waarbij de kosten en/of de kostenoverschrijdingen te groot zijn om door de EU-begroting alleen te worden gedragen, stelt de Commissie voor om na 2013 de financiering buiten het MFK om te regelen. Dit zal de EU in staat stellen om haar internationale verplichtingen volledig te blijven nakomen.

6. Instrumenten en uitvoering 6.1. Vereenvoudiging voor een betere uitvoering

De uitvoeringsprocedures en de controlevoorschriften voor EU-programma's moeten waarborgen dat het geld verantwoord wordt besteed, maar moeten ook kosteneffectief zijn. Door veranderingen in de loop van de jaren is een systeem ontstaan dat alom als te complex wordt beschouwd en dat kandidaat-deelnemers vaak ontmoedigt en/of de uitvoering vertraagt. De Commissie heeft daarom besloten een radicale vereenvoudiging voor het gehele toekomstige MFK voor te stellen. Het is van belang dat in de toekomstige rechtsgrondslagen van de programma's in alle sectoren een goed evenwicht wordt aangehouden tussen de beleidsdoelstellingen, de wijze van uitvoering en de beheers- en controlekosten. Het kader waarbinnen de beleidsdoelstellingen moeten worden gerealiseerd, dient in het bijzonder kosteneffectiviteit mogelijk te maken, duidelijke subsidiabiliteitsvoorwaarden vast te stellen en te voorzien in een passend niveau van controle waarmee het fouten- en frauderisico tegen redelijke kosten tot een aanvaardbaar peil wordt beperkt.

Een ingrijpende vereenvoudiging van de financiering door de EU is maar mogelijk met een gezamenlijke inspanning van alle instellingen om de lopende herziening van zowel de algemene regels (het Financieel Reglement) als de sectorspecifieke regels tot een goed einde te brengen. De inspanningen op EU-niveau zullen evenwel slechts hun volle effect kunnen sorteren als zij gepaard gaan met soortgelijke inspanningen op nationaal niveau, betreffende bijvoorbeeld de uitgaven onder gedeeld beheer. De Commissie zal eind 2011 een specifiek aan vereenvoudiging gewijde mededeling uitbrengen, zodra alle sectorspecifieke voorstellen zijn ingediend.

6.1.1. Het aantal programma's verminderen

Een eerste manier om vereenvoudiging tot stand te brengen, is het aantal afzonderlijke programma's en instrumenten terug te dringen. Het is mogelijk meer dan één beleidsdoelstelling te realiseren zonder telkens een apart uitvoeringsinstrument en onderling sterk verschillende beheersregels in het leven te roepen. Complexe programma's die geen succes zijn gebleken, zullen worden herwerkt in een vereenvoudigde en effectievere vorm of worden stopgezet. Deze aanpak wordt voorgesteld op een aantal terreinen, zoals maritieme zaken en visserij, justitie en grondrechten, binnenlandse zaken, onderwijs en cultuur.

6.1.2. Eén kader voor verschillende instrumenten

Een andere manier om het beheer van programma's te vereenvoudigen, is het creëren van één overkoepelend kader met gemeenschappelijke regels en tot het minimum beperkte uitzonderingen of specifieke regelingen, bijvoorbeeld:

· De Commissie stelt voor de drie belangrijkste financieringsbronnen voor onderzoek en innovatie (het huidige 7e kaderprogramma, het huidige innovatiegedeelte van het kaderprogramma voor concurrentiekracht en innovatie en het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT)) samen te brengen in één gemeenschappelijk strategisch kader voor onderzoek en innovatie.

· Voor de fondsen onder gedeeld beheer – het EFRO, het ESF, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het toekomstige Europees Maritiem en Visserijfonds – zal een gemeenschappelijk strategisch kader in de plaats komen van de huidige aanpak waarbij per instrument aparte strategische richtsnoeren worden vastgesteld.

6.1.3. Externalisering

De Commissie stelt tevens voor meer gebruik te maken van de mogelijkheid om de bestaande uitvoerende agentschappen aan te spreken. Zoals door de Rekenkamer is erkend, verloopt de dienstverlening door deze agentschappen efficiënter en verhogen zij de zichtbaarheid van de EU. Deze werkwijze is met name relevant voor de voortzetting van lopende kleinere, nog niet geëxternaliseerde programma's met voldoende kritische massa aan homogene, gestandaardiseerde activiteiten waardoor schaalvoordelen mogelijk zijn. Hiertoe zijn geen nieuwe uitvoerende agentschappen nodig, maar eventueel een herziening van het mandaat van de bestaande. Deze aanpak wordt gevolgd in de voorstellen voor de programma's voor onderwijs en cultuur.

6.1.4. Prioriteiten integreren in alle beleidsterreinen

Om de doelstellingen op sommige beleidsterreinen zoals klimaatactie, milieu, consumentenrechten, gezondheid en grondrechten optimaal te kunnen verwezenlijken, moet daarvan ook in de instrumenten van andere beleidsterreinen een prioriteit worden gemaakt. Zo moeten de klimaatactie- en milieudoelstellingen worden weerspiegeld in de instrumenten om een koolstofarme en klimaatbestendige economie tot stand te brengen, de concurrentiekracht van Europa te vergroten, meer en groenere banen te creëren, de energiezekerheid te vergroten en de gezondheidssituatie te verbeteren. Wat ontwikkelingssamenwerking betreft, zullen klimaat- en milieuvoorwaarden, met name op het gebied van de biodiversiteit, worden gekoppeld aan alle relevante programma's.

Het aandeel daarvoor in de EU-begroting zal derhalve toenemen als gevolg van de effectieve mainstreaming in alle grote EU-beleidsterreinen (zoals cohesie, onderzoek en innovatie, landbouw en externe samenwerking). Aangezien met dezelfde actie verschillende doelstellingen tegelijk kunnen en moeten worden nagestreefd, zal mainstreaming synergieën inzake het gebruik van middelen voor verschillende prioriteiten bevorderen en leiden tot meer coherentie en een grotere kosteneffectiviteit van de bestedingen.

6.1.5. Een efficiëntere administratie

Administratieve uitgaven maken momenteel 5,7% van de uitgaven. Uit die begroting worden alle instellingen van de Europese Unie – het Europees Parlement (20%), de Europese Raad en de Raad (7%), de Commissie (40%) en de kleinere instellingen en organen (15%) gefinancierd. De Commissie heeft de voorbije tien jaar aanzienlijke inspanningen geleverd om het beheer van haar deel van de menselijke en financiële middelen te hervormen en deze efficiënter te gebruiken. De hervorming van 2004 alleen heeft sinds 2004 3 miljard EUR aan bezuinigingen opgeleverd en daar zal tot 2020, naarmate het hervormingsproces vordert, nog eens 5 miljard EUR bijkomen. In het kader van haar verbintenis om de beheerskosten van de EU-beleidsvoering te drukken, hanteert de Commissie sinds 2007 een "nulgroei" op het gebied van personeel.

De Commissie stelt voor de administratie van de EU-instellingen, agentschappen en andere organen door vereenvoudiging en rationalisering verder om te vormen tot een moderne, slagvaardige en dynamische organisatie, conform de doelstellingen van Europa 2020. Zich rekenschap gevende van de druk op de begrotingen van de lidstaten en de bezuinigingen op de uitgaven van de nationale overheidsdiensten, heeft de Commissie de administratieve uitgaven van de instellingen bekeken om na te gaan waar nog efficiëntiewinst en kostenbesparingen mogelijk zijn. Zij heeft besloten om in het kader van het volgende MFK een inkrimping van het personeelsbestand van alle instellingen/diensten, agentschappen en andere organen met 5% voor te stellen. Hierdoor zal samen met andere besparingen het aandeel van de administratieve uitgaven in het volgende MFK minimaal worden gehouden.

De Commissie heeft niet gewacht tot het begin van het volgende MFK in 2014 om een aantal wijzigingen voor te stellen van het Statuut dat van toepassing is op de ambtenaren van de EU-instellingen. Deze omvatten een nieuwe berekeningsmethode voor de aanpassing van de salarissen, langere werktijden (van 37,5 uur per week nu tot 40 uur) zonder salariscompensatie, een verhoging van de pensioenleeftijd en een modernisering van sommige verouderde voorwaarden, naar analogie van de ontwikkelingen in de overheidsdiensten van de lidstaten. De Commissie werkt aan een ontwerpverordening die eerst met de vertegenwoordigers van het personeel zal worden besproken in het kader van het sociaal overleg en daarna ter goedkeuring formeel aan het Europees Parlement en de Raad zal worden voorgelegd.

7. Looptijd, structuur en flexibiliteit van het meerjarig financieel kader

Rekening houdende met het standpunt van het Europees Parlement, heeft de Commissie besloten om voor te stellen dat het volgende MFK een looptijd van zeven jaar zou hebben. Hiermee zal een duidelijke link worden gelegd met het tijdig verwezenlijken van de Europa 2020-doelstellingen. De Commissie zal in 2016 een evaluatie uitbrengen van de uitvoering van het financieel kader, zo nodig vergezeld van passende voorstellen. Zij stelt voor om de rubrieken van het financieel kader 2007-2013 zo aan te passen dat zij de doelstellingen van de Europa 2020-strategie weerspiegelen.

De Commissie is het met het Europees Parlement eens dat meer flexibiliteit binnen en tussen de begrotingsrubrieken onderling nodig is om de Europese Unie in staat te stellen in te spelen op nieuwe uitdagingen en de besluitvorming binnen de instellingen te vergemakkelijken. De Commissie stelt daarom voor vijf instrumenten buiten het financieel kader te houden (de reserve voor noodhulp, het Flexibiliteitsinstrument, het Solidariteitsfonds en het Fonds voor aanpassing aan de globalisering, alsook een nieuw instrument om crisissituaties in de landbouwsector op te vangen), plus een aantal andere wijzigingen die worden uiteengezet in de begeleidende voorstellen voor de MFK-verordening en het nieuwe Interinstitutioneel Akkoord betreffende samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer. Bovendien zal in de toekomstige basisbesluiten voor de verschillende instrumenten worden voorgesteld om zoveel mogelijk gebruik te maken van gedelegeerde handelingen met het oog op een flexibeler beheer van de beleidsvormen tijdens de financieringsperiode, met inachtneming van de prerogatieven van de beide wetgevende takken.

Tevens zal bij het beheer van de programma's meer moeten worden gewaakt over een zorgvuldige planning van de uitgaven om te vermijden dat de achterstand inzake te verrichten betalingen te sterk oploopt. De Commissie zal daarom maatregelen voorstellen die strengere regels inzake de financiële planning en het beheer van door de EU gefinancierde programma's moeten waarborgen, in het bijzonder bij de Structuurfondsen, mede rekening houdende met de verantwoordelijkheden van de lidstaten bij het beheer van die fondsen.

8. Slotopmerkingen

De Commissie stelt in de begeleidende wetgevingsteksten een verordening voor tot vaststelling van het nieuw meerjarig financieel kader, een interinstitutioneel akkoord (IIA) betreffende samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, en een eigenmiddelenbesluit (met de nodige uitvoeringsvoorschriften).

In de komende maanden (voor eind 2011) zal de in deze mededeling geschetste aanpak nader worden uitgewerkt in de wetgevingsvoorstellen betreffende de uitgavenprogramma's en de instrumenten van de verschillende beleidsterreinen.

Het Europees Parlement en de Raad worden uitgenodigd zich achter de oriëntaties van deze mededeling te scharen en de nodige stappen in het onderhandelingsproces te zetten opdat de verschillende wetgevingshandelingen, met inbegrip van de sectorale uitgavenprogramma's en instrumenten, tijdig worden goedgekeurd om een vlotte uitvoering van het nieuw meerjarig financieel kader per 1 januari 2014 mogelijk te maken. De Commissie zal de nodige aanpassingen van dit kader voorstellen indien de Republiek Kroatië, zoals de verwachting is, tot de Europese Unie toetreedt voordat het volgende meerjarig financieel kader in werking treedt.

[1]               Resolutie van het Europees Parlement van 8 juni 2011 over investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa.

[2]               Een voorbeeld is de raadpleging die aan de EU-begrotingsevaluatie is voorafgegaan; zie http://ec.europa.eu/budget/reform/issues/read_en.htm.

[3]               Nadere informatie over de evaluatie die de Commissie heeft gemaakt van de bestedingen in het kader van het MFK 2007-2013 en de analyse van de impact van de huidige voorstellen is te vinden in het begeleidende document van de diensten van de Commissie SEC(2011) 868.

[4]               Resolutie van het Europees Parlement van 8 juni 2011over investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa.

[5]               Conclusies van de Europese Raad van 29 oktober 2010.

[6]               COM(2010)700.

[7]               Zie het begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie SEC(2011) 876 voor nadere informatie.

[8]               COM(2011)510.

[9]               Voor voorbeelden van de meerwaarde van EU-bestedingen, zie het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie SEC(2011) 867.

[10]             Zie het Innovation Union Competitiveness Report 2011, SEC (2011) 739.

[11]             Zie het begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie SEC(2011) 868 voor nadere informatie.

[12]             Document van de Raad 17024/09.

[13]             COM (2010) 171.

[14]             COM(2011)303.

INHOUDSOPGAVE

Landbouw en plattelandsontwikkeling............................................................................................ 3

Burgers......................................................................................................................................... 8

Civiele bescherming.................................................................................................................... 10

Klimaatactie................................................................................................................................ 14

Concurrentiekracht en KMO's.................................................................................................... 20

Douane-unie en belastingen......................................................................................................... 25

Economische, sociale en territoriale cohesie................................................................................. 28

Onderwijs en cultuur................................................................................................................... 33

Werkgelegenheid en sociale zaken............................................................................................... 37

Milieu......................................................................................................................................... 42

Extern beleid............................................................................................................................... 47

Fraudebestrijding........................................................................................................................ 53

Gezondheid en consumenten....................................................................................................... 55

Binnenlandse Zaken.................................................................................................................... 58

Infrastructuur – Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen................................................ 61

Innovatieve Financiële Instrumenten............................................................................................. 83

Justitie........................................................................................................................................ 86

Maritiem en visserijbeleid............................................................................................................ 89

Onderzoek en innovatie............................................................................................................... 92

Administratie............................................................................................................................... 97

Landbouw en plattelandsontwikkeling

1. Beleidsdoelstellingen

Landbouwgronden en bossen bedekken het grootste deel van ons grondgebied en spelen een centrale rol in de gezondheid van plattelandseconomieën en het rurale landschap. Landbouwers vervullen tal van functies op terreinen variërend van de productie van voedsel en niet voor de voeding bestemde landbouwproducten tot het plattelandsbeheer, natuurbehoud, en toerisme.

Met het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GBL) wordt beoogd een moderne, duurzame en efficiënte landbouwsector in Europa tot stand te brengen. Het is erop gericht de concurrentiekracht van de sector te bevorderen, te zorgen voor een toereikende en veilige voedselvoorziening en het milieu en het platteland in stand te houden, en evens de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te bieden.

Het GLB is een echt Europees beleid. In plaats van elk van de 27 lidstaten zijn eigen landbouwbeleid te laten voeren met een eigen landbouwbegroting, bundelen de lidstaten hun middelen voor de uitvoering van één Europees beleid en één Europese begroting. Dit houdt natuurlijk in dat een aanzienlijk deel van de EU-begroting is gewijd aan het GLB. Deze benadering is echter zowel efficiënter als economischer dan een ongecoördineerde nationale benadering.

Vandaag de dag ziet de Europese landbouw zich voor een reeks van uitdagingen gesteld. In de afgelopen jaren zijn de landbouwprijzen met 50% gestegen, maar de energie- en kunstmestprijzen zijn met respectievelijk 200 en 150% gestegen. Dit heeft op de lange termijn een scherpe daling van het landbouwinkomen tot gevolg gehad. De sector moet ook een antwoord formuleren op de uitdagingen op het gebied van klimaatverandering en de achteruitgang van het milieu en op de grote bezorgdheid inzake voedselzekerheid, territoriaal evenwicht en het streven naar duurzame groei.

Gesteld voor deze uitdagingen heeft het GLB zich in de afgelopen jaren aanzienlijk ontwikkeld. De komende hervorming zal dit proces bestendigen en resulteren in een moderner, groener beleid, dat zo is opgezet dat het actief bijdraagt tot het bereiken van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie door het vrijmaken van economisch potentieel in plattelandsgebieden, het ontwikkelingen van lokale markten en banen, het begeleiden van de hervorming van de landbouw en het ondersteunen van het inkomen van landbouwers teneinde een duurzame landbouwsector in heel Europa te handhaven.

Het hervormde GLB zal slimme, duurzame en inclusieve groei stimuleren door het bevorderen van een efficiënt gebruik van hulpbronnen zodat de basis voor de productie van voedsel, voeder en hernieuwbare energie in de hele EU behouden blijft; door acties die het tegengaan van en de aanpassing aan klimaatverandering, de bescherming van ecosystemen en de strijd tegen biodiversiteitsverlies stimuleren; en door het ondersteunen van diversificatie van de economische activiteit in plattelandsgebieden zodat een evenwichtige territoriale ontwikkeling in heel Europa wordt bevorderd.

2. Instrumenten

De Commissie stelt voor de huidige twee-pijlerstructuur van het GLB te handhaven:

· De eerste pijler zal rechtstreekse steun aan landbouwers blijven geven en marktmaatregelen blijven ondersteunen. Rechtstreekse steun en marktmaatregelen worden volledig gefinancierd uit de EU-begroting zodat de toepassing van een gemeenschappelijk beleid in de hele eengemaakte markt is gewaarborgd en een geïntegreerd beheers- en controlesysteem mogelijk is.

· De tweede pijler van het GLB zal verder specifieke collectieve milieugoederen leveren, het concurrentievermogen van de land- en de bosbouwsector verbeteren en de diversificatie van de economische activiteit en de levenskwaliteit in plattelandsgebieden bevorderen. De lidstaten genieten flexibiliteit bij het ontwerpen van de maatregelen, die zijn gebaseerd op specifieke, nationale en regionale behoeften, maar wel de prioriteiten van EU weergeven. De maatregelen in het kader van de tweede pijler worden door de lidstaten gecofinancierd, wat helpt te garanderen dat de onderliggende doelstellingen worden bereikt en het hefboomeffect van het plattelandsbeleid versterkt. Door middel van hogere medefinancieringspercentages voor de armere regio's van de EU draagt de tweede pijler ook bij aan het bereiken van de cohesiedoelstellingen van de EU.

Binnen de twee-pijlerstructuur zal de beleidsvorming algeheel worden gemoderniseerd en vereenvoudigd zodat een eerlijker en groener beleid tot stand komt dat in overeenstemming is met de Europa-2020-doelstellingen.

De voornaamste elementen van de hervormingen bestaan in:

· Een rechtvaardiger verdeling van de rechtstreekse inkomenssteun

Op historische gronden zijn er aanzienlijke verschillen in het niveau van rechtstreekse steun voor EU-landbouwers per hectare in de EU. Zo is bijvoorbeeld de gemiddelde rechtstreekse betaling per hectare potentieel subsidiabele grond en per begunstigde voor het jaar 2013 94,7 EUR in Letland en 457,5 EUR in Nederland. Het gemiddelde is voor de 27 landen van de EU 269,1 EUR.

Het hervormde GLB zal een "convergentie"-systeem bevatten om deze ongelijkheden te verminderen en een eerlijkere verdeling van financiële steun te bevorderen. Dit opnieuw in evenwicht brengen van steun is een belangrijk element van de hervorming, die een effectiever gebruik van begrotingsmiddelen beoogt door billijker en beter gerichte directe betalingen alsook door een betere afstemming tussen de toekomstige verdeling van steun voor plattelandsontwikkeling en de beleidsdoelstellingen. Dit zal op de volgende manier worden bereikt: alle lidstaten waarvan de directe betalingen minder dan 90% van het gemiddelde van de EU-27 bedragen, zullen in de loop van de periode een derde opvullen van de kloof tussen hun huidige niveau en 90% van het EU-gemiddelde van de rechtstreekse betalingen. 

De toekenning van steun voor plattelandsontwikkeling zal ook worden gemoderniseerd, waarbij de bedragen zullen worden bepaald op basis van een reeks objectieve territoriale en economische criteria overeenkomstig de toekomstige economische, sociale, milieu- en territoriale doelstellingen.

· Vergroening van de rechtstreekse betalingen

De verplichte vergroening van rechtstreekse betalingen is een fundamentele pijler van de hervorming. Deze vergroening zal de milieuprestaties van de sector verbeteren en toont duidelijk aan hoe het hervormde GLB zal bijdragen tot een groter bereik van de prioriteiten van de Unie.

Met name zal in de toekomst voor 30% van de directe betalingen de voorwaarde gelden dat een reeks van ecologisch verantwoorde praktijken in acht wordt genomen, die verder gaan dan de randvoorwaarden.

· Steun voor actieve landbouwers

Om een efficiënt gebruik van GLB-middelen te waarborgen, zal directe steun alleen ten goede komen aan actieve landbouwers.

· Beperking van het niveau van directe betalingen voor de grootste landbouwers

Thans ontvangen grote landbouwbedrijven een onevenredig deel van de rechtstreekse inkomenssteun uit hoofde van het GLB. Het hervormde GLB zal een gematigd en progressief systeem van "plafonnering" van het niveau van de directe inkomenssteun voor de grootste bedrijven invoeren, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de schaalvoordelen van grotere structuren en de rechtstreekse werkgelegenheid die deze structuren genereren.

· Een resultaatgericht beleid voor plattelandsontwikkeling

Om de synergieën tussen het beleid inzake plattelandsontwikkeling en de andere EU-fondsen voor territoriale ontwikkeling te optimaliseren, zal het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) geïncorporeerd worden in de tussen de Commissie en de afzonderlijke lidstaten gesloten partnerschapscontracten. Deze contracten zullen worden gekoppeld aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie en de nationale hervormingsprogramma's. Zij zullen een geïntegreerde, door alle relevante EU-structuurfondsen ondersteunde strategie ontvouwen voor territoriale ontwikkeling, waaronder plattelandsontwikkeling. Zij zullen doelstellingen omvatten die zijn gebaseerd op overeengekomen indicatoren, strategische investeringen en een aantal voorwaarden.

· Vereenvoudigde regeling voor kleinere landbouwers

Veel van de begunstigden van rechtstreekse steun zijn kleinere landbouwers; een vereenvoudigd mechanisme voor de toekenning van steun hieraan zal de administratieve lasten voor lidstaten en landbouwers aanzienlijk verminderen en gelijkertijd voor de EU-begroting neutraal zijn.

· Marktuitgaven en crisismechanismen

Op dit moment ziet de Europese landbouw zich tegenover een reeks uitdagingen gesteld, met name de noodzaak om te reageren op onvoorzienbare situaties die een onverwacht effect op het landbouwinkomen hebben, of de noodzaak om mee te werken aan de door internationale handelsovereenkomsten vereiste aanpassingen/overgang.

Daarom wordt voorgesteld om de thans in de eerste pijler gehergroepeerde marktmaatregelen te herstructureren, teneinde twee instrumenten buiten het meerjarige financieel kader in te voeren en uit te breiden. Er zal een noodmechanisme worden ingesteld om te kunnen reageren op crisissituaties (als gevolg van bijvoorbeeld een probleem inzake voedselveiligheid of plotselinge marktontwikkelingen), waarmee landbouwers onmiddellijk steun zullen kunnen krijgen door middel van een versnelde procedure. De procedure om dit fonds te activeren zal dezelfde zijn als die voor het activeren van de reserve voor spoedhulp.

Ook wordt voorgesteld de reikwijdte van de interventies van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering uit te breiden om overgangssteun te bieden aan landbouwers, zodat zij zich gemakkelijker kunnen aanpassen aan een door de indirecte gevolgen van globalisering ontstane, nieuwe marktsituatie. Verder stelt de Commissie voor om de financiering van voedselhulp voor de meest behoeftigen over te hevelen naar titel I, teneinde acties voor de bestrijding van armoede en uitsluiting te hergroeperen en de financiering van voedselveiligheid samen met acties inzake volksgezondheid over te hevelen.

3. Tenuitvoerlegging

Met de oprichting van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) werd de rechtsgrondslag van het GLB zodanig geherstructureerd dat de twee pijlers van het GLB met elkaar in overeenstemming werden gebracht. Voorgesteld wordt om voor de periode na 2013 de overeenstemming van beide fondsen zoveel mogelijk te handhaven.

Het voorstel voor een nieuwe artikel in het Financieel Reglement inzake gedeeld beheer is in overeenstemming met de huidige beheers- en controlesystemen die worden toegepast voor het ELGF en het ELFPO.

Er heeft een belangrijke stroomlijning plaatsgevonden van de EU-wetgeving inzake de ordening van de landbouwmarkten met de gemeenschappelijke marktordening (integrale GMO-Verordening (EG) nr. 1234/2007), waardoor de bepalingen die voorheen door de sectorale GMO's werden bestreken, in één verordening zijn bijeengebracht.

Met betrekking tot de periode na 2013 wordt een herziening van alle rechtsgrondslagen van het GLB uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de vereenvoudiging waar mogelijk en nodig wordt voortgezet.

4. Begrotingstoewijzing

Cijfers uitgedrukt in constante prijzen voor 2011

Totale voorgestelde begroting voor 2014-20 waarvan · Eerste pijler – rechtstreekse betalingen en marktuitgaven · Tweede pijler – plattelandsontwikkeling · Voedselveiligheid · Meest behoeftigen · Reserve voor crises in de landbouwsector · Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering · Onderzoek en innovatie inzake voedselzekerheid, bio-economie en duurzame landbouw (in het Gemeenschappelijk strategisch kader voor onderzoek en innovatie) || 386,9 miljard EUR 281,8 miljard EUR 89,9 miljard EUR 2,2 miljard EUR 2,5 miljard EUR 3,5 miljard EUR Tot 2,5 miljard EUR 4,5 miljard EUR

Burgers

1. Beleidsdoelstellingen

Het Verdrag van Lissabon geeft burgers en verbanden van burgers het recht om volledig deel te nemen aan het democratische leven in de EU.

Het programma "Europa voor de burger " ondersteunt grensoverschrijdende projecten op het gebied van participatie van burgers en Europese identiteit. Terwijl er op diverse beleidsterreinen specifieke maatregelen bestaan, is het programma "Europa voor de burger" het enige instrument waarmee burgers actief betrokken kunnen zijn bij Europese aangelegenheden, of het nu om institutionele kwesties – zoals bijvoorbeeld de EU-Verdragen of de verkiezingen voor het Europees Parlement – of horizontale kwesties gaat.

Communicatie, dat wil zeggen het informeren van het algemene publiek over EU-beleid, is een andere manier om burgers bewuster te maken van Europese aangelegenheden en hun rechten. Communicatiemaatregelen vergroten daarom het besef van de politieke prioriteiten van de Unie en ondersteunen deze.

2. Instrumenten

Het grootste deel van het programma "Europa voor de burger" ondersteunt grensoverschrijdende jumelage tussen steden. Het programma biedt ook structurele steun aan overkoepelende organisaties van het maatschappelijk middenveld en denktanks op EU-niveau. Deze strategische partnerschappen zorgen ervoor dat Europese groeperingen van algemeen belang hun inbreng in discussies binnen de EU kunnen ontwikkelen. Dit versterkt de zeggenschap over de EU-agenda bij het maatschappelijk middenveld en EU-burgers en bevordert een cultuur van burgerparticipatie ten gunste van de EU en de lidstaten. Het programma draagt ook bij tot de ontwikkeling van een gedeelde opvatting van de Europese geschiedenis (met name wat betreft de holocaust en het stalinisme) door de ondersteuning van herdenkingsprojecten.

· Sinds 2007 hebben ongeveer 1 miljoen Europese burgers per jaar rechtstreeks deelgenomen aan door het programma ondersteunde activiteiten.

· Tussen 2007 en 2010 waren er ongeveer 800 projecten op het gebied van het maatschappelijk middenveld en herdenking, en meer dan 4000 jumelageprojecten.

· Het programma ondersteunt ook meer dan 50 belangrijke denktanks, koepelorganisaties en netwerken op EU-niveau, die cruciale gesprekspartners voor de EU-instellingen en multipliers zijn.

In aanvulling op dit specifieke programma zijn er meer efficiency in de communicatie met het brede publiek en sterkere synergie tussen de communicatieactiviteiten van de Commissie nodig om ervoor te zorgen dat de politieke prioriteiten van de Unie effectief over het voetlicht worden gebracht. Daarom zal voor de nieuwe generatie rechtsinstrumenten in de periode 2014-2020  in elke rechtsgrondslag een bepaling inzake communicatie, waaronder bedrijfscommunicatie, worden opgenomen.

3. Tenuitvoerlegging

Het programma "Europa voor de burger" wordt door de Commissie centraal beheerd; zij wordt daarbij bijgestaan door het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (EACEA). Zij worden ondersteund door een programmacomité dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten. In de meeste van de deelnemende landen werden "Europa voor de burger"-contactpunten opgericht om degenen voor wie het programma is bedoeld op nationaal niveau bij te staan en de Europese Commissie feedback te geven over de uitvoering van het programma. In het kader van het programma vindt er een regelmatige dialoog met de belanghebbenden plaats.

Synergie en het bundelen van middelen uit hoofde van de diverse rechtsgrondslagen voor communicatie zal zorgen voor meer consistentie, schaalvoordelen en een beter gebruik van middelen voor tot het brede publiek gerichte communicatiemaatregelen.

4. Voorgestelde begrotingstoewijzing 2014-2020

Cijfers uitgedrukt in constante prijzen voor 2011

Totale voorgestelde begroting voor 2014-2020 || 203  miljoen EUR

Civiele bescherming

1. Beleidsdoelstellingen

De samenwerking van de EU op het gebied van civiele bescherming heeft als algemene doelstellingen een betere bescherming te waarborgen van mensen, het milieu, eigendom en cultureel erfgoed in geval van ernstige natuurrampen, technologische rampen en door de mens veroorzaakte rampen.

Het toegenomen aantal natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen en de toegenomen intensiteit en economische gevolgen daarvan roept op tot stelselmatige actie op Europees niveau teneinde de paraatheid en de responscapaciteit te versterken, zowel binnen als buiten de EU. Europese samenwerking en solidariteit stellen de EU als geheel in staat om collectief voorbereid te zijn op ernstige rampen en maakt het lidstaten en andere deelnemende staten (Noorwegen, Liechtenstein, IJsland en Kroatië) mogelijk om middelen te bundelen en collectieve te reageren, wat het effect van de respons op een ramp maximaliseert en het verlies aan mensen en materiaal zoveel mogelijk beperkt. Wanneer zich binnen de EU of in derde landen een ramp voordoet, kunnen de autoriteiten van het getroffen land gebruik maken van onmiddellijke en concrete hulp door middel van het EU-mechanisme voor civiele bescherming.

De EU-samenwerking op het gebied van civiele bescherming is gericht op:

– het bevorderen van een snelle en efficiënte respons op rampen;

– het waarborgen van voldoende paraatheid van de actoren op het gebied van civiele bescherming ten aanzien van noodsituaties; en

– de ontwikkeling van maatregelen voor het voorkomen van rampen.

De EU heeft een geïntegreerde benadering van rampenbeheersing ontwikkeld door middel van activiteiten op het gebied van respons, paraatheid en preventie. De Commissie heeft een mededeling "Naar een krachtigere Europese respons bij rampen"[1] vastgesteld, die door de Raad in 2010 is bekrachtigd. Het voornaamste doel is het verbeteren van de effectiviteit, de samenhang en de zichtbaarheid van de respons van de EU. Dit zal gebeuren door het voortbouwen op de ervaring die is opgedaan bij de natuurrampen die zich in 2010 binnen en buiten Europa voordeden (zoals de storm Xynthia, de overstromingen in Oost-Europa, de bosbranden in Zuid-Europa, de rode-modderoverstroming in Hongarije, de aardbeving in Haïti en de overstromingen in Pakistan).

De oprichting van de Europese responscapaciteit voor noodsituaties zal in hoofdzaak gebaseerd zijn op de bestaande capaciteiten van de lidstaten, zodat extra kosten worden vermeden. Op EU-niveau zal de oprichting van het Europees Centrum voor respons in noodsituaties, met verzwaarde taken op het gebied van planning en coördinatie, voor de hele EU winst opleveren door op het niveau van de lidstaten voor besparingen te zorgen die de op de EU-begroting drukkende kosten zouden moeten compenseren, hoewel natuurlijk de voordelen van een snelle en effectieve respons op rampen niet in louter financiële termen kunnen worden uitgedrukt waar het om het redden van mensenlevens gaat.

De beleidsmaatregelen inzake preventie en paraatheid die in de mededelingen van de Commissie en de conclusies van de Raad[2] zijn uiteengezet, omvatten steun voor opleiding en oefeningen, de uitwisseling van deskundigen en samenwerkingsprojecten waarbij nieuwe benaderingen om het risico van rampen te verminderen worden getest. Onafhankelijke studies voor organisaties als de Wereldbank hebben aangetoond dat het rendement van investeringen in rampenpreventie tussen de 400 en 700% ligt.

2. Instrumenten

De Commissie stelt voor om het financieringsinstrument voor civiele bescherming (CPI) te hernieuwen om financiële steun te geven voor activiteiten die gericht zijn op de verschillende aspecten van de rampenbeheersingscyclus, te weten een coherentere en beter geïntegreerde respons bij noodsituaties, verbeterde paraatheid ten aanzien van rampen en innovatieve acties om het risico op rampen te verminderen. Het CPI zal ook worden gebruikt voor de instelling van de Europese responscapaciteit voor noodsituaties, gebaseerd op het vrijwillig bundelen van de middelen voor civiele bescherming van de lidstaten, zodat er een grotere kosteneffectiviteit ontstaat door de gecoördineerde beschikbaarheid van middelen voor civiele bescherming.

Het hernieuwde CPI zal voorts de rampenbeheersingscapaciteit van de EU versterken en vergroten door een verschuiving naar voorspelbare en van tevoren geplande systemen. Dit zal gebeuren door de verzameling van uitgebreidere realtime-informatie over rampen, een verbeterde inventarisering van de middelen van de lidstaten voor civiele bescherming en een gecoördineerde benadering bij het faciliteren van de snelle inzet van personeel en materiaal in het rampengebied. Het zal ook activiteiten ondersteunen inzake paraatheid, met een nadruk op het verbeteren van de kwaliteit van opleiding, het verruimen van de inhoud van opleiding zodat deze ook preventie omvat en het integreren van opleiding en oefeningen. Het zal ook de inspanningen van de lidstaten ondersteunen om de planning van risicomanagement te versterken en innovatieve financieringsmechanismen te ontwikkelen (zoals de bundeling inzake regionale verzekeringen).

3. Tenuitvoerlegging

De hernieuwing van het CPI zal rekening houden met de resultaten van de evaluatie en de voorstellen van de belanghebbenden op het gebied van civiele bescherming over de wijze waarop procedures en financieringsmechanismen vereenvoudigd kunnen worden, alsook met de ervaring die is opgedaan door proefprojecten en voorbereidende acties inzake snelle respons.

De activiteiten inzake civiele bescherming die door de civiele-beschermingsorganen van de lidstaten ten uitvoer worden gelegd, zullen worden ondersteund en aangevuld door EU-activiteiten, onder andere door het bevorderen van gecoördineerd optreden. Dit zal de vorm aannemen van activiteiten als het vrijwillige bundelen van middelen, opleiding en het bijdragen aan de kosten voor het vervoeren van middelen naar de plaats van de noodsituatie.

Dit zal de vereenvoudiging bevorderen van de procedures in het kader van het huidige instrument en zal de administratieve procedures stroomlijnen, met name op het gebied van subsidies, waarbij rekening wordt gehouden met de beginselen van transparantie en gelijke behandeling. De opties die worden beoordeeld houden verband met het type operaties dat moet worden ondersteund – opleiding, oefeningen in verband met noodsituaties, vervoersondersteuning voor lidstaten tijdens een ramp, samenwerkingsprojecten inzake preventie en paraatheid ten aanzien van rampen.

4. Voorgestelde begrotingstoewijzing 2014-2020

Cijfers uitgedrukt in constante prijzen voor 2011

Totale voorgestelde begroting voor 2010-2020 voor het financieringsinstrument voor civiele bescherming waarvan || 455  miljoen EUR

Civiele bescherming – intern || 245  miljoen EUR

Civiele bescherming – extern en Europese responscapaciteit voor noodsituaties || 210 miljoen EUR

Klimaatactie

1. Beleidsdoelstellingen

Het aanpakken van klimaatverandering is een van de grote uitdagingen waarvoor de EU en haar mondiale partners zich gesteld zien. De noodzaak om snel te handelen komt duidelijk tot uitdrukking in de Europa 2020-strategie en in de ambitieuze 20-20-20-doelstellingen van de EU, te weten:

– het beperken van de uitstoot van broeikasgassen met 20% (30% onder de juiste omstandigheden);

– het beperken van het energieverbruik met 20% door middel van grotere energie-efficiëntie; alsmede

– het in 20% van de energiebehoefte voorzien door middel van duurzame energie.

Het verwezenlijken van een koolstofarme en klimaatbestendige economie zal het concurrentievermogen van Europa vergroten, nieuwe, groenere banen scheppen, de energiezekerheid versterken en gezondheidsvoordelen opleveren als gevolg van de schonere lucht.

Willen de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2020 en daarna gehaald worden, dan zullen voortdurend inspanningen en investeringen nodig zijn. De EU heeft een centrale rol gespeeld in het bewaken en nastreven van deze doelstellingen. Zo moeten er aanzienlijk meer inspanningen worden gedaan om de doelstelling van 20 % inzake energie-efficiëntie te bereiken (aangezien de actuele schattingen er vanuit gaan dat minder dan 10% zal worden gehaald),  wat kan leiden tot een vermindering met 25% van de uitstoot van broeikasgassen. De Commissie heeft de maatregelen in kaart gebracht waarmee de EU de uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 met 80 tot 95% zou kunnen verminderen.[3]

Er is voor de EU-begroting een belangrijke rol weggelegd bij het bevorderen van klimaatactiviteiten in alle sectoren van de Europese economie en als katalysator voor de specifieke investeringen die nodig zullen zijn om de klimaatdoelstellingen te bereiken en klimaatbestendigheid te garanderen. Deze investeringen hebben betrekking op een breed scala aan technologieën ter verbetering van de energie-efficiëntie, op hernieuwbare energiebronnen en daarmee verband houdende infrastructuren en op investeringen voor aanpassingen aan klimaatverandering.

De kosten van deze investeringen om de gevolgen van klimaatverandering te beperken, die op zo'n 125 miljard EUR per jaar worden geraamd[4], moeten in de periode 2014–2020 hoofdzakelijk ten laste van particuliere investeerders komen, maar de EU-begroting kan als stimulans voor nationale uitgaven dienen en particuliere investeerders voorspelbaarheid op lange termijn bieden. Bij de meestbelovende gebieden gaat het onder andere om de renovatie van gebouwen, innovatie van vervoer en de inzet van nieuwe technologieën als intelligente netwerken alsook hernieuwbare energie.

Dergelijke investeringen zijn in hoge mate geschikt om concurrentie en groei in de hele EU te bevorderen. De EU-begroting kan met name een sterke meerwaarde voor de EU hebben wanneer deze bijdraagt tot investeringen in lidstaten die zeer goed in staat zijn tot kosteneffectieve emissiereducties, maar een relatief geringe investeringscapaciteit hebben. Wanneer in alle lidstaten in energie-efficiëntie wordt geïnvesteerd zal ook de algehele productiviteit toenemen en een bijdrage worden geleverd tot het oplossen van problemen op het gebied van energiezekerheid en -schaarste. Door deze investeringen te ondersteunen, kan de EU-begroting helpen bijdragen tot een aanzienlijke beperking van de algemene kosten die met het bereiken van de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU zijn gemoeid.

2. Instrumenten 2.1. Integratie van klimaatactiviteiten

Klimaatactiviteiten maken tegenwoordig deel uit van veel beleidsterreinen; zij worden uitgevoerd door middel van een reeks instrumenten die diverse EU-doelstellingen ondersteunen, zoals bijvoorbeeld het beleid inzake biodiversiteit en het beleid om klimaatverandering tegen te gaan.  Nu reeds is een deel van de EU-begroting gerelateerd aan de integratie van klimaatdoelstellingen en draagt dus bij tot de overgang van Europa naar een koolstofarme en klimaatbestendige samenleving. De Commissie is voornemens om het aandeel tot minstens 20% te verhogen, waaraan vanuit verschillende beleidsgebieden zal worden bijgedragen, afhankelijk van op een effectbeoordeling gebaseerd bewijs.

Om de doelstellingen van Europa 2020 te halen en andere delen van de wereld te helpen hun strijd tegen klimaatverandering op te voeren, moet in de toekomst een beduidend groter deel van de EU-begroting op het klimaat betrekking hebben, onder andere door investeringen in projecten die niet uitsluitend klimaatgericht zijn, maar wel een aanzienlijke klimaatcomponent hebben.

Om dit doel te bereiken zullen activiteiten inzake het tegengaan van en de aanpassing aan klimaatverandering in alle belangrijke EU-programma's worden geïntegreerd.

· Cohesie-, energie- en vervoersbeleid zijn uiterst relevant voor het klimaat. Wat het cohesiebeleid betreft, zullen een sterke nadruk op resultaten en strengere voorwaarden ervoor zorgen dat de door de EU-begroting ondersteunde projecten actief bijdragen tot het bereiken van de klimaatdoelstellingen van de EU. De met lidstaten gesloten partnerschapsovereenkomsten zullen worden aangewend om de vooruitgang van investeringen die bijdragen tot het bereiken van de 20-20-20-doelstellingen te bevorderen en te volgen. Integratie moet gericht zijn op het "klimaatbestendig maken" van investeringen. Voor de operationele programma's van het cohesiebeleid is in de hele EU een cruciale rol weggelegd bij het opvoeren van de inspanningen om de energie-efficiëntiedoelstelling van 20% te bereiken.

· Onderzoek en innovatie: Klimaatactiviteiten zullen een hoofdpijler zijn voor het toekomstige Gemeenschappelijk strategisch kader voor onderzoek en innovatie, waarmee activiteiten zullen worden ondersteund die een direct of indirect positief gevolg voor het klimaat zullen hebben, op gebieden als vervoer, energie, materiaalonderzoek en duurzame bio-economie. Het Europees strategisch plan voor energietechnologie schat dat er voor de periode 2010-2020 50 miljard euro nodig is voor technologische ontwikkeling om klimaatverandering tegen te gaan, de energievoorziening voor de EU veilig te stellen en het concurrentievermogen te waarborgen. Een substantieel deel van het budget zou via financiële instrumenten (schulden en aandelen) moeten worden geïnvesteerd om tekortkomingen van de markt bij de introductie van koolstofluwe en aanpassingstechnologieën te verhelpen[5].

· De vergroening van rechtstreekse betalingen aan boeren zal een van de voornaamste elementen zijn van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) Bovenop de bestaande randvoorwaarden zal voor 30% van de betalingen aan landbouwers de voorwaarde gelden dat een aantal goede milieupraktijken moet worden toegepast die zullen bijdragen tot een klimaatvriendelijkere landbouw. Op die manier zal het hervormde GLB een belangrijke bijdrage leveren tot het bereiken van de klimaatdoelstellingen van de EU, zowel wat betreft het tegengaan van klimaatverandering (bijvoorbeeld toename van organisch materiaal in de bodem, emissiebeperking door gebruik van kunstmest en compost) als  aanpassing (bijvoorbeeld toename van de weerstand tegen plagen, aanpassing aan geringere beschikbaarheid van water).

· Bovendien zal het beleid inzake plattelandsontwikkeling in toenemende mate aan klimaatactiviteiten worden gekoppeld. Het integreren van klimaat en milieu zal  landbouwers sterk stimuleren om collectieve voorzieningen in de EU te leveren en de invoering van efficiënte technologie te verbeteren ten behoeve van een groenere en klimaatvriendelijkere en –bestendigere  landbouwsector.

2.2. LIFE + Programma

De Commissie stelt voor om naast de integratie van de doelstellingen inzake klimaatactiviteiten en milieu door te gaan met het LIFE+programma en om dit meer in overeenstemming te brengen met de Europa 2020-doelstellingen, onder andere door het aandeel van klimaatactiviteiten te vergroten. LIFE+ zal als platform blijven functioneren voor de uitwisseling van beste praktijken tussen lidstaten en als katalysator voor effectievere investeringen. Het programma zal bijdragen tot bottum-up klimaatactiviteiten, voor zowel de ontwikkeling van projecten voor capaciteitsopbouw op lokaal/regionaal niveau als voor de ondersteuning van particuliere actoren, met name mkb-bedrijven, bij het testen van kleinschalige koolstofarme en aanpassingstechnologieën.

Voor proefprojecten op het gebied van zowel aanpassing aan als het tegengaan van klimaatverandering is startkapitaal nodig om te waarborgen dat er met betrekking tot het beleid inzake deze nieuwe EU-prioriteiten sprake is van een leerproces en van ontwikkeling. Het subprogamma inzake klimaatactiviteiten zal met name gericht zijn op proefprojecten en kleinschalige demonstratieprojecten. Ook zullen geïntegreerde projecten worden gebruikt, zoals projecten om grensoverschrijdende aanpassingsstrategieën te bevorderen in gebieden die vaak door overstromingen worden getroffen.

Het subprogramma inzake klimaatactiviteiten zal met name inspanningen ondersteunen die bijdragen tot de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:

(1) Tegengaan van klimaatverandering: steun voor  vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Maatregelen voor het opzetten van proefprojecten die kunnen worden gebruikt om innovatieve benaderingen te testen, onder andere door steun aan mkb-bedrijven, om de kennisbasis te verbeteren en de tenuitvoerlegging van het acquis op klimaatgebied te vergemakkelijken.

(2) Aanpassing: steun voor inspanningen die leiden tot grotere bestendigheid tegen klimaatverandering. Maatregelen ter ondersteuning van de ontwikkeling of uitvoering van nationale/regionale/lokale aanpassingsstrategieën. Maatregelen die besluitvormers in staat stellen om gebruik te maken van kennis en informatie over gevolgen van klimaatverandering, met name voor planning in verband met aanpassing.

(3) Governance en voorlichting: steun voor inspanningen die leiden tot groter bewustzijn, meer communicatie en meer samenwerking inzake maatregelen voor het tegengaan van en de aanpassing aan klimaatverandering en tot een grotere verspreiding van die maatregelen. Maatregelen om EU-burgers en belanghebbenden in de EU bewuster te maken, onder andere inzake gedragsverandering.

2.3. De mondiale dimensie

Het Verdrag van Lissabon heeft van de bestrijding van klimaatverandering op internationaal niveau een specifieke doelstelling van de EU gemaakt. De EU kan als de grootste donor ter wereld en voorloper op het gebied van op de markt gebaseerde mechanismen unieke expertise inbrengen. Financiële bijdragen en deelname aan de bestuursorganen van de internationale instrumenten en fondsen zullen ervoor zorgen dat de EU een belangrijke rol blijft spelen bij het vormgeven van het toekomstige internationale klimaatbeleid. De EU is vastbesloten om te voldoen aan haar internationale financiële verplichtingen inzake het klimaat.

Het klimaatbeleid zal geïntegreerd en opgewaardeerd worden in de geografische instrumenten met betrekking tot extern optreden teneinde aan klimaatgerelateerde financiering in het kader van het extern optreden aanzienlijk meer gewicht toe te kennen; met betrekking tot de thematische instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) zou de EU ernaar moeten streven om niet minder dan 25% van het programma uit te geven aan "mondiale collectieve voorzieningen" met betrekking tot klimaatverandering en milieudoelstellingen. De EU-begroting zal bijdragen aan de internationale klimaatfinanciering waarin de onderhandelingen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering tegen 2020 (100 miljard per jaar) voor de ontwikkelingslanden voorzien.

De Commissie denkt erover na om naast de integratie van klimaatmaatregelen in de begroting voor het extern optreden, een mechanisme/fonds buiten de begroting op te zetten, waarmee de bijdragen van de lidstaten en uit de EU-begroting kunnen worden gebundeld.

3. Tenuitvoerlegging 3.1. Integratie

Integratie maximaliseert de synergie tussen klimaatbeleid en andere beleidsterreinen, maar moet zichtbaar en robuust zijn. Integratie zal vergezeld gaan van een duidelijke horizontale verplichting om aan te geven op welke punten programma's klimaatactiviteiten of energie-efficiëntie bevorderen, zodat de EU in staat is om duidelijk aan te geven hoeveel van haar uitgaven op klimaatactiviteiten betrekking hebben.

Er wordt voorgesteld om voor alle desbetreffende beleidsinstrumenten van de EU duidelijke criteria en regels inzake controle en rapportering vast te stellen. De structuur moet eenvoudig en pragmatisch zijn en gebaseerd worden op twee elementen: 1) algemene controleprocedures voor uitgaven in verband met het klimaat; en 2) doelstellingen vaststellen op alle betrokken beleidsterreinen en controle van de resultaten.

De controle van uitgaven inzake klimaat zal worden geïntegreerd in de bestaande methode die wordt gebruikt voor het meten van resultaten van EU-programma's. Alle instrumenten zullen een specifieke doelstelling bevatten die met het klimaat verband houdt, met daarbij een resultaatsindicator.

Alle uitgaven zullen in één van drie categorieën worden ingedeeld: uitsluitend klimaatgerelateerd (100%);  aanzienlijk klimaatgerelateerd (40%);  en niet klimaatgerelateerd (0%). Dit is gebaseerd op een gebruikelijke OESO-methode ("Rio markers"), maar sluit het gebruik van preciezere methoden op beleidsterreinen waar deze voorhanden zijn, niet uit.

Wanneer wordt gecontroleerd of er resultaten worden behaald, zal dat de effectiviteit waarborgen van de integratie-inspanningen tijdens de volgende begrotingscyclus. Dit zal ook bijdragen tot het vaststellen van de effectiviteit van de verschillende uitgavenprogramma's en de daaraan verbonden voorwaarden.

3.2. LIFE +

Het huidige LIFE+programma wordt door de Commissie beheerd volgens de direct gecentraliseerde beheersvorm. De Commissie is van mening dat het toekomstige programma centraal beheerd moet blijven, maar dat beheerstaken in ruime mate kunnen worden gedelegeerd aan een bestaand uitvoerend agentschap. Bij de voorwaarden voor de delegatie zal rekening moeten worden gehouden met de noodzaak voor de Commissie om beleidsmatig sterke banden te handhaven met geïntegreerde projecten.

4. Voorgestelde begrotingstoewijzing 2014-2020

Cijfers uitgedrukt in constante prijzen voor 2011. Uitgesloten zijn financiële middelen voor integratie die zijn opgenomen in de begrotingstoewijzingen voor sectorale financieringsinstrumenten.

LIFE+-programma (klimaatsubprogramma) || 800 miljoen EUR

Concurrentiekracht en KMO's

1. Beleidsdoelstellingen

De bevordering van de concurrentiekracht van de EU-industrie – in het bijzonder van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) - en het ondersteunen van de aanpassing van de productieprocessen en diensten aan een koolstofarme, klimaatbestendige, hulpbronnenefficiënte economie behoren tot de kerndoelstellingen van de Europa 2020-strategie. De EU streeft naar een verbetering van het ondernemingsklimaat en wil de ontwikkeling ondersteunen van een sterke en gediversifieerde industriële basis die op wereldschaal kan concurreren.

Bijzondere inspanningen zijn nodig om de ontwikkeling van de KMO's te bevorderen. KMO's zijn een belangrijke bron van economische groei en werkgelegenheid in de EU, die goed is voor meer dan 67% van de werkgelegenheid in de particuliere sector en meer dan 58% van de totale omzet in de EU genereert. Het tot stand brengen van de voorwaarden waarin de KMO's kunnen groeien, maakt deel uit van de strategie voor groei en werkgelegenheid van de EU, die is uiteengezet in de mededeling van de Commissie over het vlaggenschipinitiatief "Industrieel beleid" in het kader van de Europa 2020-strategie[6].

De EU heeft een belangrijke rol te vervullen bij het ontsluiten van het groeipotentieel van KMO's, onder meer een gericht gebruik van de EU-begroting. De activiteiten op dit gebied zijn toegespitst op het verhelpen van aanzienlijke markttekortkomingen waardoor de groei van KMO's wordt belemmerd - bijvoorbeeld op het vlak van de toegang tot financiering - en moeten ervoor zorgen dat de KMO's de enorme mogelijkheden van de Europese interne markt ten volle kunnen benutten.

De strategische en innovatieve besteding van middelen uit de EU-begroting zal aanzienlijk bijdragen tot deze inspanningen. Met middelen uit de EU-begroting zal worden gezorgd voor het broodnodige eigen vermogen en schuldfinanciering via het gebruik van innovatieve financiële instrumenten en zal steun worden verleend aan een brede waaier van activiteiten om de ontwikkeling van KMO's op Europees niveau te bevorderen. Samen zullen deze activiteiten de KMO's een krachtige impuls geven.

2. Instrumenten

De Europese strategie voor industriële concurrentiekracht en KMO's zal zich toespitsen op de bevordering van KMO-vriendelijke activiteiten binnen de brede waaier van het EU-beleid en uitgavenprogramma's en op het verstrekken van specifieke steun en diensten waarmee kan worden ingespeeld op de specifieke behoeften van de KMO's op Europees niveau.

2.1. Bevordering van industriële concurrentiekracht en KMO's

Het is essentieel dat bij de ontwikkeling van het EU-beleid en de financieringsprogramma's rekening wordt gehouden met de specifieke belangen en omstandigheden van KMO's.

Bij het opstellen van het toekomstig financieel kader zal met name ernaar gestreefd worden om de deelname van kleine ondernemingen aan financieringsprogramma's te bevorderen, bijvoorbeeld door een vereenvoudiging van de regels, een verlaging van de deelnamekosten, een versnelling van de toekenningsprocedures en de oprichting van een centraal aanspreekpunt om de begunstigden van EU-financiering het leven makkelijker te maken.

2.2. Een specifiek programma voor industriële concurrentiekracht en KMO's

Naast de bevordering van de belangen van de KMO's en de maatregelen voor een versterking van de coördinatie en vereenvoudiging van de financieringsprogramma's zal de EU-begroting ook voorzien in gerichte financiële steun voor KMO's. De Commissie stelt voor een specifiek "Programma voor concurrentievermogen en KMO's" te ontwikkelen als opvolger voor het onderdeel van het huidige "Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie" (CIP) dat geen betrekking heeft op innovatie. Alle steun aan KMO's voor onderzoek en innovatie (inclusief het onderdeel innovatie van het CIP) zal worden opgenomen in het gemeenschappelijk strategisch kader voor onderzoek en innovatie. Het "Programma voor concurrentievermogen en KMO's" zal grotendeels toegespitst zijn op maatregelen om meer dynamische en internationaal concurrerende KMO's te ondersteunen. Het gaat hierbij om de volgende maatregelen:

2.2.1. Toegang tot financiering: de financiële instrumenten voor groei

Financiële instrumenten voor groei zullen de toegang van KMO's tot financiering bevorderen door middel van het gebruik van innovatieve financiële instrumenten. Deze instrumenten zullen ten volle gebruik maken van de nieuwe mechanismen voor eigenvermogen en schuldinstrumenten om zowel eigenvermogenfaciliteiten als borgstellingen ter beschikking te stellen. In het gemeenschappelijk strategisch kader voor onderzoek en innovatie voor innovatieve ondernemingen en KMO's wordt voorzien in financiële instrumenten, voor startende en groeiende ondernemingen, en met name in durfkapitaal. Het Programma voor concurrentiekracht en KMO's omvat onder meer volgende instrumenten:

(4) Een eigenvermogenfaciliteit voor investeringen in groeiende bedrijven, dat via financiële intermediairs commerciële, terug te betalen aandelenfinanciering hoofdzakelijk in de vorm van durfkapitaal aan KMO's zal verstrekken. Hierbij worden twee maatregelen beoogd:

– investeringen in durfkapitaalfondsen die binnen de EU grensoverschrijdend actief zijn en zich toespitsen op groeigerichte ondernemingen, waarbij de ontwikkeling van een durfkapitaalmarkt voor de gehele EU wordt bevorderd;

– een "dakfonds" (of "Europees fonds") dat grensoverschrijdend zal investeren in durfkapitaalfondsen die vervolgens in ondernemingen investeren, met name in bedrijven die internationaal uitbreiden.

(5) Een leningsfaciliteit, waarbij rechtstreekse of andere risicodelingsmechanismen met financiële intermediairs worden verstrekt om leningen voor KMO's te dekken. De faciliteit zal een significant hefboomeffect genereren en zal kunnen voorzien in grensoverschrijdende en meerlandenfinanciering die niet gemakkelijk tot stand zou kunnen komen met faciliteiten op nationaal niveau.

Om de complementariteit te waarborgen, zullen deze activiteiten nauwgezet gecoördineerd worden met acties die binnen het cohesiebeleid onder het gedeeld beheer worden uitgevoerd.

2.2.2. De concurrentiekracht en duurzaamheid van de EU-industrie verbeteren

Dit onderdeel van het Programma voor concurrentiekracht en KMO's zal onder meer volgende acties ondersteunen:

· Activiteiten ter verbetering van de Europese concurrentiekracht: de EU-actie op dit vlak zal zich toespitsen op steun voor de samenhang en consistentie bij de uitvoering alsook op een beleidsvorming met kennis van zaken op Europees niveau. Hierbij zullen met name het economisch en regelgevend kader worden verbeterd door middel van benchmarking, de uitwisseling van goede werkmethoden en sectorale initiatieven.

· Ontwikkeling van het KMO-beleid en bevordering van het concurrentievermogen van KMO's overeenkomstig de doelstellingen van de Small Business Act (hierna "SBA" genoemd). De EU-acties zullen voorzien in een versterkte toepassing van "denk eerst aan de kleintjes"-beginsel bij de beleidsvorming in de EU en de lidstaten, waarbij goede werkmethoden worden vastgesteld en uitgewisseld om bij te dragen tot de tenuitvoerlegging van de SBA, met behoud van een centraal aanspreekpunt voor het EU-beleid – het portaal van kleine en middelgrote ondernemingen en steun voor KMO's om de mogelijkheden van de interne markt te benutten.

· Toerisme: EU-maatregelen op het vlak toerisme zullen onder andere toegespitst zijn op het verstrekken van betrouwbare gegevens over de tendensen inzake de toeristische vraag op Europees niveau; het ontwikkelen van innovatie in de toeristische industrie en het bevorderen van de verbreiding van ict in toeristische sector; het veranderen van toeristische seizoenspatronen; het bevorderen van duurzame toeristische producten en bestemmingen; het ontwikkelen van een kader voor vaardigheden en bekwaamheden voor werknemers en werkgevers uit de toeristische sector; het bevorderen van de uitwisseling van goede werkmethoden en partnerschappen. Overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag van Lissabon hebben de EU-toerismemaatregelen tot doel de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen door de diversificatie van het transnationale toeristische aanbod in de hand te werken, de nationale inspanningen voor een grotere zichtbaarheid van Europa in derde markten te coördineren en nieuwe, niet-traditionele Europese bestemmingen gezamenlijk te bevorderen.

· Nieuwe bedrijfsmodellen voor duurzame, op basis van behoeften van de gebruiker ontworpen producten. Dit initiatief zal zich toespitsen op het commerciële gebruik van relevante concepten en ideeën in de textiel-, schoenen- en sportsector en in andere sectoren van consumptiegoederen.

2.2.3. Toegang tot markten

Hierbij gaat het onder meer om de volgende activiteiten:

· Groeigerichte bedrijfsondersteunende dienstverlening via het Enterprise Europe Network: Als een centraal aanspreekpunt voor KMO's zal het Enterprise Europe Network met 600 partnerorganisaties in 49 landen een brede en geïntegreerde dienstverlening aan KMO's blijven verstrekken, met onder meer:

– voorlichting en adviesverlening over EU-aangelegenheden;

– bevordering van grensoverschrijdende partnerschappen door het beheer van een samenwerkingsdatabase met 13 000 actieve verzoeken en voorstellen tot samenwerking;

– diensten voor internationalisering binnen de EU, hetgeen jaarlijks resulteert in 2 500 partnerschapsovereenkomsten op het vlak van samenwerking tussen bedrijven, technologie en O&O;

– KMO's voorlichten over EU-wetgeving en bekendmaken van de EU-financieringsprogramma's, onder meer over het gemeenschappelijk strategisch kader voor onderzoek en innovatie;

– ontwikkeling van een communicatiekanaal tussen KMO's en de Commissie waarbij 10 000 KMO's betrokken zijn;

– ondersteuning voor een verbetering van de financiële kennis van KMO's; en

– toegang voor KMO's tot knowhow over energie-efficiëntie, klimaat en milieu.

· Bedrijfsondersteuning van KMO's op markten buiten de EU: Om met succes toegang te krijgen tot markten van de derde landen moeten KMO's een beroep kunnen doen op passende vaardigheden en kennis over het regelgevingskader in het derde land. De voorgestelde activiteiten op dit vlak omvatten een vergelijking tussen de vraag naar diensten en de huidige dienstverlening, de oprichting van een online portaal en waar nodig in specifieke gevallen de oprichting van en/of voortzetting van de steunverlening aan EU-centra voor het mkb, in samenwerking met lokale, Europese en nationale brancheorganisaties. De EU-centra voor het mkb zorgen voor een brede ondersteunende dienstverlening voor KMO's die actief zijn in markten buiten de EU.

· Internationale industriële samenwerking: de activiteiten hebben tot doel de verschillen te verkleinen op het gebied van het regelgevings- en ondernemingsklimaat tussen de EU en haar belangrijkste handelspartners en de landen in de "Europese nabuurschap" door een bilaterale dialoog over de regelgeving tussen regeringen, overleg tussen bedrijven en "eigen werkzaamheden" met de derde landen zoals thematische workshops en conferenties.

2.2.4. Bevordering van ondernemerschap

De activiteiten op dit werkterrein omvatten de vereenvoudiging van administratieve procedures en de ontwikkeling van ondernemersvaardigheden en –attitudes, in het bijzonder bij nieuwe ondernemers, jongeren en vrouwen. Alle activiteiten zullen een sterke Europese dimensie hebben.

Met het uitwisselingsprogramma Erasmus voor ondernemers krijgen jonge of toekomstige ondernemers de mogelijkheid om gedurende zes maanden te werken bij een ervaren ondernemer in een ander EU-land. Met deze Europese mobiliteitsregeling wordt ernaar gestreefd ondernemerschap te bevorderen en de internationalisering en de concurrentiekracht van micro- en kleine ondernemingen te bevorderen.

3. Tenuitvoeringlegging

Het beheer van het nieuwe Programma voor concurrentievermogen en KMO's wordt grotendeels toevertrouwd aan externe organen, in het bijzonder de EIB-groep voor de "Financiële instrumenten voor groei" en de (opvolger van het) Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie (EACI) voor andere activiteiten met betrekking tot KMO's.

4. Voorstel begrotingstoewijzing 2014-2020

Alle cijfers in constante prijzen voor 2011

Programma voor concurrentievermogen en KMO's || 2,4 miljard EUR

Douane-unie en belastingen

5. 1.       Beleidsdoelstellingen

Een van de hoekstenen van de interne markt is de douane-unie. Deze maakt het mogelijk dat een interne markt zonder grenzen functioneert door ervoor te zorgen dat goederen die uit derde landen afkomstig zijn bij binnenkomst of het in verkeer brengen aan overeengekomen regels voldoen en dus vrij binnen de interne markt kunnen worden verhandeld. De douane-unie is ook de operationele tak van het gemeenschappelijk handelsbeleid, waarmee bilaterale en multilaterale handelsovereenkomsten worden uitgevoerd, douanerechten worden geïnd en handelsmaatregelen (zoals oorsprongsregels), embargo's en andere beperkingen worden toegepast.

Bovendien heeft de douane steeds meer een beschermende taak, zoals het bijdragen tot de veiligheid van de voedselketen, de strijd tegen terrorisme en internationale misdaad (bijvoorbeeld witwassen van geld, drugsprecursoren, en illegale wapenhandel) en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aan de grens. Hij draagt bij aan gelijke spelregels door ervoor te zorgen dat geïmporteerde goederen aan dezelfde technische, gezondheids- en veiligheidsnormen voldoen als EU-goederen.

De internationale handel neemt gestadig toe en efficiënte procedures voor in- en uitvoer zijn cruciaal voor het concurrentievermogen van de economie van de EU. Tegelijkertijd nemen de risico's op het gebied van zekerheid en veiligheid toe. De EU ziet zich daarom voor een dubbele uitdaging gesteld die haar prioriteiten voor de toekomst zal bepalen en de uitdaging om de goederenstroom voor bonafide handelaars te bevorderen en tegelijkertijd burgers te beschermen tegen de risico's voor hun veiligheid en zekerheid.

Nationale douanebeambten zijn ieder dag verantwoordelijk voor de soepele werking van de douane-unie. Dit vereist een intensief operationeel netwerken tussen de douanediensten, onder andere door middel van geavanceerde IT-infrastructuur en –systemen die hen in staat stellen om als een enkele douanedienst van wereldklasse te functioneren. Het financieren van bepaalde acties vanuit de EU-begroting in plaats van in het kader van afzonderlijke nationale programma's is economisch zinvol. Dat is de reden waarom een door de EU gefinancierd programma – het Samenwerkingsprogramma voor douanediensten – dit netwerken en deze samenwerking op diverse praktische manieren ondersteunt.

Ondernemingen en burgers in de EU hebben te maken met verschillende fiscale belemmeringen wanneer zij zich bezighouden met grensoverschrijdende activiteiten. Zulke belemmeringen zijn het gevolg van de versnipperde en uiteenlopende manier waarop  eenzelfde transactie in verschillende lidstaten wordt behandeld. Daarom is de opheffing van deze barrières en het streven naar verdere fiscale coördinatie tussen de lidstaten – met volledige eerbiediging van de bevoegdheden van de lidstaten op dit gebied – een van de prioriteiten voor het versterken en verdiepen van de interne markt.

Belastingfraude is en blijft voor de EU en de lidstaten een serieuze uitdaging, des te meer in een tijd waarin fiscale discipline van het grootste belang is. De strijd tegen belastingfraude binnen de interne markt staat daarom hoog op de agenda van het fiscale beleid van de EU. Om belastingfraude binnen de interne markt te bestrijden zijn regelingen voor intensieve   administratieve samenwerking  tussen de belastingdiensten van de lidstaten en een efficiënte uitwisseling van gegevens over transacties, ondernemingen of fraudeconstructies noodzakelijk. Zo wordt de strijd tegen btw- en accijnsfraude sterk vereenvoudigd door systemen die de snelle uitwisseling van informatie tussen overheidsdiensten mogelijk maken.

De EU vervult een onmisbare rol door de lidstaten te helpen de noodzakelijke systemen en processen in te voeren voor effectieve grensoverschrijdende samenwerking. Met name het Fiscalis-samenwerkingsprogramma is cruciaal voor het bevorderen van deze samenwerking en zet tevens de eigen inspanningen van de lidstaten op dit terrein kracht bij.

6. 2.       Instrumenten

De Commissie stelt een nieuwe generatie van douane- ("Douane 2020") en belastingheffings- ("Fiscalis 2020") programma's voor.

Beide programma's zullen in het komende decennium bijdragen tot de ondersteuning en versterking van de interne markt. Alle belanghebbenden zullen de voordelen daarvan genieten in de vorm van een efficiëntere en veiligere bedrijfsomgeving, grotere veiligheid en zekerheid voor burgers, en een efficiëntere en effectievere uitvoering van overheidsbeleid voor regeringen.

Deze programma's zullen de belasting- en douanediensten van de lidstaten helpen efficiënter op elkaar te reageren, met ondersteuning van moderne en efficiënte systemen voor de uitwisseling van gegevens zodat de bonafide handel wordt bevorderd en tegelijkertijd frauduleuze praktijken worden bestreden. Dergelijke pan-Europese faciliteiten kunnen het meest efficiënt en economisch worden geboden op EU-niveau. Zo levert de beschikbaarheid van een veilig trans-Europees computernetwerk dat de hele EU bestrijkt en de douane-en belastingdiensten met elkaar verbindt, de lidstaten jaarlijks een besparing van 35 miljoen EUR op, terwijl het op het centrale niveau van de EU slechts 11 miljoen EUR kost.

De programma's zullen de volgende activiteiten ondersteunen:

· Trans-Europese IT-systemen waarmee gegevens en procedures tussen nationale douane- en belastingautoriteiten kunnen worden uitgewisseld met behulp van interoperabele IT-toepassingen zodat overheidsdiensten kunnen samenwerken en als een geheel functioneren en de e-administratie voor bedrijven en burgers verder wordt versterkt;

· Hechtere netwerken tussen mensen en opbouw van competentie ter stimulering van praktische samenwerking, het delen van kennis en de vaststelling en verspreiding van beste praktijken en opleiding tussen nationale douaneambtenaren, nationale belastingambtenaren en vertegenwoordigers van de handel;

· Capaciteitsopbouw inzake infrastructuur om de aankoop te cofinancieren van specifieke operationele uitrusting die nodig is voor het uitvoeren van taken op het gebied van douanecontrole en douanetoezicht aan de buitengrenzen van de EU, wat in het belang van alle lidstaten is.

7. 3.       Tenuitvoerlegging

Bij de tenuitvoerlegging van het Douane- en het Fiscalis-programma wordt uitgegaan van prioriteiten. In overleg met de belanghebbenden worden werkprogramma's vastgesteld die de prioriteiten voor een bepaalde periode bepalen. De rechtsgrondslagen van deze programma's zullen opnieuw worden opgesteld zodat zij worden verschoven van jaarlijkse naar meerjarige werkprogramma's en de huidige regelingen vereenvoudigd worden.

De methode van direct gecentraliseerd beheer die thans wordt gehanteerd, zal gehandhaafd blijven en voor beide programma's volledig worden gestroomlijnd zodat maximale efficiency in de zin van dagelijkse managementondersteuning op het niveau van de Commissie en op nationaal niveau is gewaarborgd en de uitvoeringsregels door alle belanghebbenden beter kunnen worden begrepen.

Overheidsopdrachten, die het grootste deel van het budget voor de programma's voor hun rekening nemen, zullen in hoofdzaak worden uitgevoerd door de Commissie overeenkomstig de EU-regels en met gebruikmaking van de normale regels inzake kwaliteitsgarantie en aanvaarding.

Beide programma's zijn zo opgezet dat de EU passend en snel kan reageren in situaties die zich snel ontwikkelen. De beschikbaarheid in het kader van de programma's van een pasklaar beleidsinstrumentarium alsook een flexibel mechanisme voor het indienen van voorstellen zal de efficiënte tenuitvoerlegging van programma-activiteiten mogelijk maken.

Er is duidelijk aanleiding voor het toepassen van alternatievere financieringsmethoden om de kosten van deelname en organisatie te dekken. De Commissie zal de huidige toepassing van werkelijk gemaakte kosten (op zijn minst gedeeltelijk) vervangen door de betaling van vaste bedragen.

8. 4.       Voorgestelde begrotingstoewijzing 2014-2020

Cijfers uitgedrukt in constante prijzen voor 2011

Totale voorgestelde begroting voor 2014-2020 Voor Douane 2020 en Fiscalis 2020 || 690  miljoen EUR

Economische, sociale en territoriale cohesie

9. 1.       Beleidsdoelstellingen

Het hoofddoel van het cohesiebeleid van de EU is de vermindering van de aanzienlijke economische, sociale en territoriale ongelijkheden die nog steeds tussen de Europese regio's bestaan.  Wanneer niet zou worden opgetreden om deze ongelijkheden te verminderen zou dat een aantal van de hoekstenen van de EU ondermijnen, waaronder haar interne markt en haar munteenheid, de euro.

Voor het cohesiebeleid is ook een centrale rol weggelegd om de Europa 2020-doelstellingen in de hele EU te bereiken. Doelgerichte uitgaven op het gebied van cohesie kunnen een werkelijke toegevoegde waarde hebben door het stimuleren van groei en het scheppen van banen in de regio's van Europa. In overeenstemming met de conclusies van het vijfde cohesierapport[7] stelt de Commissie voor om sterkere nadruk te leggen op resultaten en toegevoegde waarde voor de EU door het cohesiebeleid systematischer te verbinden met de Europa 2020-doelstellingen.

Met name stelt de Commissie belangrijke wijzigingen voor in de wijze van opzet en tenuitvoerlegging van het cohesiebeleid. Financiering zal worden geconcentreerd op een kleiner aantal prioriteiten, op de vooruitgang bij het bereiken van overeengekomen doelen zal beter worden toegezien en in de partnerschapscontracten met de lidstaten zullen strikte voorwaarden worden opgenomen. Hierdoor zal het EU-cohesiebeleid een zo groot mogelijke bijdrage kunnen leveren tot de economische, sociale en territoriale cohesie en het scheppen van groei en banen.

10. 2.       Instrumenten 10.1. 2.1     Een gemeenschappelijk strategisch kader

De Commissie stelt voor om het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds samen te brengen binnen een gemeenschappelijk strategisch kader dat ook het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees maritiem en visserijfonds zal bestrijken. Dit zal zorgen voor meer samenhang tussen de financieringsbronnen en een veel sterkere nadruk op Europa 2020.

10.2. 2.2     Grotere concentratie op Europa 2020

Om de effectiviteit van cohesie-uitgaven te vergroten, zal de financiering in de toekomst op een beperkt aantal, aan de prioriteiten van Europa 2020 gekoppelde doelstellingen zijn gericht.

De financiering voor cohesie zal geconcentreerd blijven op de minder ontwikkelde regio's en lidstaten. Gelet op de moeilijkheden die lidstaten ondervinden bij het absorberen van structurele financiering en het bijeenbrengen van de nodige medefinanciering zal de toekenning van middelen voor cohesie gebonden zijn aan een maximum van 2,5% van het BNP.

Er zal een nieuwe categorie regio's – "overgangsregio's" – worden geïntroduceerd ter vervanging van het huidige systeem van "phasing-out" en "phasing-in". Deze categorie zal alle regio's omvatten met een BBP per hoofd van de bevolking tussen 75% en 90% van het EU27-gemiddelde, en meer in het bijzonder:

· regio's die thans in aanmerking komen in het kader van de convergentiedoelstelling, maar waarvan het BBP per hoofd van de bevolking tot meer dan 75% van het EU-27 gemiddelde is toegenomen. Deze regio's zullen bij wijze van veiligheidsnet twee derde van hetgeen hun thans is toegekend behouden; en

· regio's die, ofschoon zij thans niet op grond van de convergentiedoelstelling in aanmerking komen, een BBP per hoofd van de bevolking hebben tussen 75% en 90% van het EU27-gemiddelde. Het niveau van de steun zal afhangen van het niveau van het BBP, zodat de regio's met een BBP van bijna 90% van het EU-gemiddelde steun zullen krijgen met een intensiteit die vergelijkbaar is met die van de meer ontwikkelde regio's.

Onder de doelstelling "concurrentievermogen" vallende regio's met een BBP van meer dan 90% van het EU-gemiddelde zullen voor een beperkt aantal prioriteiten steun blijven ontvangen in het kader van het cohesiebeleid.

Overgangsregio's en regio's die onder de doelstelling "concurrentievermogen" vallen zouden verplicht worden om alle toegekende cohesie-middelen (met uitzondering van middelen uit het ESF) hoofdzakelijk in te zetten voor energie-efficiëntie en duurzame energie, concurrentievermogen van mkb-bedrijven en innovatie. In deze regio's zullen investeringen in energie-efficiëntie en duurzame energie tenminste 20% bedragen.  Convergentieregio's zullen in staat zijn om de toegewezen middelen te besteden aan een breder scala van doelstellingen in overeenstemming met hun bredere reeks van ontwikkelingsbehoeften.

Tot slot zal territoriale samenwerking haar rol blijven spelen door hulp aan regio's vanwege  de nadelen van hun situering langs binnen- of buitengrenzen, door bij te dragen tot een ambitieus nabuurschapsbeleid en door het oplossen van gedeelde grensoverschrijdende en transnationale problemen.

De cohesie-instrumenten zullen worden ingezet om duidelijke, maar complementaire doelstellingen na te streven:

· Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

Het EFRO is erop gericht de economische en sociale cohesie in de Europese Unie te versterken door het corrigeren van onevenwichtigheden tussen haar regio's. Het EFRO ondersteunt regionale en lokale ontwikkeling door het cofinancieren van O&O en innovatie, klimaatverandering en milieu, bedrijfsondersteuning voor mkb-bedrijven, diensten van algemeen economisch belang, telecommunicatie-, energie- en vervoersinfrastructuren, gezondheids-, onderwijs- en sociale infrastructuren, en duurzame stadsontwikkeling.

In tegenstelling tot de huidige periode zullen al deze soorten investeringen niet alleen door middel van subsidies gefinancierd kunnen worden, maar ook door middel van financiële instrumenten (risicokapitaalfondsen, lokale ontwikkelingsfondsen, etc.).

· Europees Sociaal Fonds

Het Europees sociaal fonds is erop gericht de economische en sociale cohesie te versterken door ondersteuning van werkgelegenheidsbevordering, investering in vaardigheden, onderwijs en levenslang leren, sociale inclusie en de strijd tegen armoede en versterking van institutionele capaciteit en efficiënt openbaar bestuur.

Er zullen minimumpercentages voor het Europees Sociaal Fonds worden vastgesteld voor elke categorie regio's (25% voor convergentieregio's, 40% voor overgangsregio's, en 52% voor regio's die onder de doelstelling "concurrentievermogen" vallen) en de reikwijdte van het Europees sociaal fonds zal worden uitgebreid zodat het de kosten van benodigdheden in verband met investeringen in sociaal en menselijk kapitaal dekt.

· Cohesiefonds

Het Cohesiefonds helpt lidstaten met een BNP per hoofd van de bevolking van minder dan 90% van het EU27-gemiddelde met het doen van investeringen in TEN-T-vervoersnetwerken en het milieu. Een deel van de toewijzingen uit het Cohesiefonds (10 miljard EUR) zal worden gereserveerd voor het financieren van essentiële vervoersnetwerken in het kader van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (zie ook het afzonderlijke fiche). Het Cohesiefonds kan ook projecten in verband met energie ondersteunen wanneer deze een duidelijk voordeel voor het milieu bieden, bijvoorbeeld door het bevorderen van energie-efficiëntie en het gebruik van duurzame energie.

11. 3.       Tenuitvoerlegging 11.1. 3.1     Gedeeld beheer

Voor de in het kader van het Cohesiebeleid geboden steun zal het gedeeld beheer blijven gelden door de Europese Commissie en de lidstaten, die verplicht zullen zijn tot cofinanciering; dit geldt niet voor  de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, die centraal zal worden beheerd.  Landen die financiële steun ontvangen op grond van artikel 136 of artikel 143 VWEU zullen de mogelijkheid hebben om een hoger percentage cofinanciering te genieten.

11.2. 3.2     Partnerschapscontracten

In de partnerschapscontracten tussen de Commissie en de individuele lidstaten zullen de verplichtingen van de partners op nationaal en regionaal niveau en van de Commissie uiteen worden gezet. Zij zullen worden gekoppeld aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie en de nationale hervormingsprogramma's. Zij zullen een geïntegreerde strategie voor territoriale ontwikkeling bevatten, die door alle betrokken EU-structuurfondsen wordt ondersteund en omvatten doelstellingen die zijn gebaseerd op overeengekomen indicatoren, strategische investeringen en een aantal voorwaarden. Zij zullen verplichtingen bevatten om jaarlijks verslag uit te brengen over de vooruitgang in jaarverslagen over cohesiebeleid en in andere openbare verslagen.

11.3. 3.3     Geïntegreerde programmering

Lidstaten zullen in de toekomst worden aangemoedigd om gebruik te maken van meerfondsenprogramma's met gezamenlijke procedures voor voorbereiding, onderhandeling, beheer en tenuitvoerlegging, met name daar waar de noodzaak van een betere coördinatie van investeringen in menselijke kapitaal en infrastructuur het grootst is.

In voorkomend geval zal een "lead fund" worden opgericht, gekoppeld aan het beleidsterrein of de beleidsterreinen van het programma. De interventies van dit fonds zullen worden aangevuld door interventies via de andere structuurfondsen zodat de samenhang van de steun voor de verschillende thematische doelstellingen in het kader van het cohesiebeleid wordt gewaarborgd.

11.4. 3.4     Voorwaarden

Er zullen nieuwe bepalingen met voorwaarden worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat EU-financiering resultaatgericht is en de lidstaten sterk stimuleert ervoor te zorgen dat de Europa 2020-doelstellingen via het cohesiebeleid ook daadwerkelijk worden gehaald. Teneinde de effectiviteit van de uitgaven inzake cohesie niet te ondermijnen door verkeerd macrofiscaal beleid zullen de sectorspecifieke ex-ante voorwaarden in elk contract, worden aangevuld met voorwaarden die verband houden met de nieuwe economische governance.

De voorwaarden zullen zowel "ex-ante" voorwaarden zijn, waaraan moet zijn voldaan voordat de middelen ter beschikking worden gesteld, als "ex-post"-voorwaarden, die het ter beschikking stellen van aanvullende middelen zullen laten afhangen van het bereiken van van tevoren vastgestelde resultaten. Om dit te bevorderen zullen duidelijke mijlpalen en indicatoren worden vastgesteld en zal door middel van jaarverslagen zeer nauwgezet worden toegezien op de vooruitgang. Gebrek aan vooruitgang zal aanleiding zijn voor het opschorten of beëindigen van financiering.

11.5. 3.5     Prestatiereserve

Om de focus op resultaten en het bereiken van de Europa 2020-doelstellingen te versterken, zal 5% van het cohesiebudget afgescheiden worden en, tijdens een tussentijdse evaluatie, worden toegewezen aan de lidstaten en regio's waarvan de programma's de mijlpalen hebben gehaald voor het bereiken van de doelstellingen van het programma inzake de doelstellingen van Europa 2020. De mijlpalen zullen worden vastgesteld in overeenstemming met de regelgeving inzake het cohesiebeleid.

11.6. 3.6     Innovatieve financiering

Voorgesteld wordt om steun inzake cohesie aan ondernemingen en projecten die naar verwachting aanzienlijke financiële opbrengsten zullen genereren, hoofdzakelijk te verlenen  door middel van innovatieve financiële instrumenten,  naast het verlenen van subsidies.  (Zie ook het afzonderlijke fiche inzake innovatieve financiële instrumenten)

12. 4.       Voorgestelde begrotingstoewijzing 2014-2020

Cijfers uitgedrukt in constante prijzen voor 2011

Totale voorgestelde begroting voor 2014-2020 waarvan || 376 miljard EUR

· Convergentieregio's · Overgangsregio's · Onder de doelstelling "concurrentievermogen" vallende regio's · Territoriale samenwerking · Cohesiefonds · Extra toewijzingen voor meest veraf gelegen en dun bevolkte regio's || 162,6 miljard EUR 39 miljard EUR 53,1 miljard EUR 11,7 miljard EUR 68,7 miljard EUR 926 miljoen EUR

· Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen voor vervoer, energie en ICT || 40 miljard EUR plus 10 miljard EUR gereserveerd binnen het Cohesiefonds

Onderwijs en cultuur

13. 1.       Beleidsdoelstellingen

Onderwijs en opleiding zijn van wezenlijk belang voor de ontwikkeling en groei van de Europese economie en zullen een cruciale rol spelen bij het gezamenlijk nastreven van de Europa 2020-doelstellingen. Hogere investeringen in menselijk kapitaal en de modernisering van onderwijs- en opleidingssystemen zullen de EU helpen een slimme, duurzame en inclusieve economie te worden.

Veel van deze investeringen zullen op nationaal niveau plaatsvinden. Omdat steeds meer Europese burgers voor onderwijs- en opleidingskansen over de nationale grenzen heen kijken, heeft de EU echter de belangrijke rol ervoor te zorgen dat iedereen gebruik kan maken van de kansen die de interne markt biedt.

De EU zet zich op tal van manieren in om onderwijs en opleiding te bevorderen. Programma's om transnationale leermobiliteit te bevorderen, zoals het Erasmus-programma, zijn een groot succes gebleken en helpen mensen nieuwe vaardigheden te verwerven die nodig zullen zijn voor de banen van morgen. Grotere mobiliteit kan ook bijdragen tot de hervorming van onderwijs- en opleidingssystemen doordat zij de grensoverschrijdende verspreiding van ideeën en beste praktijken bevordert. Door een combinatie van doelgerichte financieringsprogramma's en in combinatie met andere financieringsbronnen als de structuurfondsen, kan de EU-begroting werkelijk toegevoegde waarde hebben door mobiliteit te bevorderen, samenwerking en uitwisseling van beste praktijken eenvoudiger te maken en lidstaten te ondersteunen bij de modernisering van hun onderwijs- en opleidingssystemen.

De culturele diversiteit van Europa is een van onze sterkste punten; zij verrijkt en inspireert burgers en biedt concrete economische voordelen. De economische en sociale rol van culturele en creatieve industrieën wordt steeds duidelijker, met een aandeel van 4,5% in het totale Europese BBP in 2008 en een aandeel van 3,8 %  in de beroepsbevolking. De EU werkt op dit gebied nauw samen met de lidstaten teneinde het potentieel van de interne markt in te zetten en de juiste voorwaarden te scheppen waaronder culturele en creatieve industrieën kunnen bloeien.

De volgende, uit de EU-begroting gefinancierde generatie programma's zal de zwakheden die het groeipotentieel van deze sector beperken, aanpakken door marktversnippering tegen te gaan, het concurrentievermogen in de culturele en audiovisuele sectoren te versterken en de nadruk te leggen op maatregelen voor capaciteitsopbouw en steun voor de verspreiding van culturele werken.

14. 2.       Instrumenten

De Commissie stelt voor om uit de EU-begroting het onderwijs- en cultuurbeleid via twee hoofdinstrumenten te steunen:

14.1. 2.1     Een programma voor onderwijs, opleiding en jeugd – "Onderwijs in Europa"

Dit programma zal de nu nog afzonderlijke hulpprogramma's van het programma "Een leven lang leren", de internationale aspecten van Hoger Onderwijs, waaronder het Erasmus Mundus-programma, en Jeugd in Actie verenigen. Dit zal leiden tot  meer  efficiency, een sterkere strategische focus en gebruikmaking van de synergie tussen de verschillende aspecten van het programma.

Hoewel zij de meest efficiënte onderwijsgraden bieden voor innovatieve banen en innovatief onderzoek, zijn de huidige EU-mobiliteitsinstrumenten niet geschikt voor masterstudenten. De meest kostenefficiënte manier om deze categorie studenten te bereiken is de inzet van de EU-begroting om fondsen te werven in de particuliere sector, in hoofdzaak banken, zodat wordt gewaarborgd dat studenten leningen en subsidies kunnen meenemen.

De acties die momenteel door het Leonardo-progamma worden ondersteund, zullen worden geïntensiveerd als onderdeel van de inspanningen om jeugdwerkloosheid te bestrijden en de Commissie zal met de EIB samenwerken om garanties te bieden voor leningen aan masterstudenten die hun mastergraad in een andere lidstaat willen halen.

De aandachtspunten van het nieuwe programma zijn:

– het bieden van doelgerichte, grensoverschrijdende leermogelijkheden;

– het op de vraag op de arbeidsmarkt afstemmen van vaardigheden, zodat de inzetbaarheid, de ondernemingsgeest en de deelname van jonge mensen wordt vergroot;

– vrijwilligerswerk en niet-formeel en informeel leren; en

– de ondersteuning van brede hervormingen en de modernisering van onderwijs- en opleidingssystemen in heel Europa en daarbuiten.

Concreet zal het programma drie prioritaire actiegebieden omvatten:

(6) transnationale leermobiliteit – Er kunnen jaarlijks 800 000 EU-burgers, hoofdzakelijk studenten, geholpen worden om mobiel te zijn.

(7) Activiteiten inzake samenwerking tussen onderwijsinstellingen en de wereld van de praktijk zullen worden ondersteund om de modernisering van onderwijs, innovatie en ondernemerschap te bevorderen.

(8) Er zal beleidsondersteuning worden geboden om bewijs te verzamelen over de effectiviteit van investeringen in onderwijs en om lidstaten te helpen om effectief beleid ten uitvoer te leggen.

Strikte kwaliteitsvoorwaarden voor mobiliteit, concentratie op essentiële beleidsdoelstellingen waar kritieke massa kan worden bereikt en complementariteit met andere EU-programma's zullen bijdragen tot het verzekeren van een zeer hoge Europese toegevoegde waarde.

Het programma Onderwijs in Europa zal bestaande internationale programma's als Erasmus Mundus, Tempus, Alfa en Edulink en samenwerkingsprogramma's met geïndustrialiseerde landen in een en hetzelfde instrument incorporeren en zal nuttig zijn voor verschillende doelstellingen (aantrekkelijkheid van het terrein van Europees Hoger Onderwijs, uitmuntendheid, solidariteit en billijkheid).

Deze benadering zal een einde maken aan de huidige fragmentatie van de EU-instrumenten ter ondersteuning van internationale samenwerking binnen het hoger onderwijs, die de toegang van studenten en universiteiten tot informatie over de mogelijkheden voor hoger onderwijs in Europa en de zichtbaarheid van het hoger onderwijs in EU op het wereldtoneel bemoeilijkt.

14.2. 2.2     Sport

Het voorgestelde subprogramma voor sport zal als onderdeel van het programma Onderwijs in Europa gericht zijn op:

· het aanpakken van grensoverschrijdende bedreigingen die typisch voor de sport zijn, zoals doping, geweld, racisme en onverdraagzaamheid, of kwesties inzake de eerlijkheid van competities en integriteit van sporters; 

· het ontwikkelen van Europese samenwerking binnen de sport door middel van bijvoorbeeld richtlijnen voor dubbele carrières van atleten of criteria voor goed bestuur van sportorganisaties; en

· de ondersteuning van sportorganisaties die aan de basis staan en die een rol kunnen spelen bij het oplossen van bredere socio-economische problemen als sociale inclusie.

Dit programma zal toegevoegde waarde op EU-niveau opleveren voor kwesties die het gevolg zijn van het specifieke karakter van sport, door te zorgen voor financiering vanuit de particuliere sector door actoren op het gebied van sport, en door het ondersteunen van organisaties aan de basis van de sportpiramide – niet het professionele topniveau.

14.3. 2.3     Een programma voor cultuur en de audiovisuele industrie – "Creatief Europa"

Dit programma zal het lopende Cultuurprogramma en de lopende programma's MEDIA en MEDIA Mundus samenbrengen teneinde de steun te concentreren op het bereiken van de Europa 2020-doelstellingen en te helpen het potentieel voor het scheppen van banen in de culturele en creatieve sectoren te mobiliseren.  Dit programma zal andere EU-programma's aanvullen door zich specifiek te richten op de behoeften van de culturele en creatieve sectoren die ernaar streven buiten de nationale grenzen actief te zijn, sterk gekoppeld aan de bevordering van culturele en taalkundige verscheidenheid. Met de bijzonderheden van elke sector zal rekening worden gehouden, onder andere door een doelgerichte begrotingstoewijzing, en een derde onderdeel zal horizontale steun bieden aan de creatieve en culturele industrieën door het gebruik van innovatieve financiële instrumenten.

15. 3.       Tenuitvoerlegging

De tenuitvoerlegging van de nieuwe programma's zal zeer vereenvoudigd zijn.

Het nieuwe programma Onderwijs in Europa zal een aanzienlijk vereenvoudiging betekenen van acties en regels door het opheffen van subprogramma's, een vermindering van het totale aantal activiteiten en een groter gebruik van vaste bedragen.

Het programma Creatief Europa zal centraal worden beheerd door middel van het Uitvoerend agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (EACEA), zoals thans het geval is voor zowel het Cultuurprogramma als MEDIA. Een klein aantal acties zal rechtstreeks worden beheerd door de Commissie (bijvoorbeeld de Europese Cultuurhoofdsteden, culturele prijzen van de EU, gezamenlijke acties met internationale instellingen).

De onderdelen Cultuur en MEDIA van het programma Creatief Europa zullen worden aangevuld met een innovatief financieel instrument dat wordt geleid door de EIB-groep, teneinde culturele en creatieve industrieën (CCI) kredietfinanciering en risicokapitaal te verschaffen. Dit zal een van de hoofdbelemmeringen voor de ontwikkeling van culturele en creatieve inhoud – te weten toegang tot financiering – aanpakken en culturele en creatieve industrieën bereiken die niet door andere EU-programma's worden ondersteund.

16. 4.       Voorgestelde begrotingstoewijzing 2014-2020

Cijfers uitgedrukt in constante prijzen voor 2011

Totale voorgestelde begroting voor 2014-2020 waarvan || 16,8 miljard EUR

· Onderwijs in Europa || 15,2 miljard EUR

· Creatief Europa || 1,6 miljard EUR

Werkgelegenheid en sociale zaken

1. Beleidsdoelstellingen

De Europese Unie staat voor grote uitdagingen op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken. Momenteel zijn bijna 23 miljoen mensen werkloos en naar schatting lopen meer dan 113 miljoen het risico van armoede en uitsluiting[8]. Sociale kwesties en de werkgelegenheid zijn een belangrijk punt van zorg voor de Europese burgers en een gebied waarop van de Unie meer verwacht wordt. Ondanks een recente verbetering van de economische perspectieven blijven de vooruitzichten inzake werkgelegenheid op de middellange termijn ongelijk, hetgeen onder meer te wijten is aan de ongelijke situatie van de lidstaten en de verwachte impact die de mondiale economie op economische herstructureringen zal hebben.

De werkloosheid en blijvend hoge armoedepercentages vereisen alomvattende maatregelen. Beleidsmaatregelen die reeds uitgevoerd worden, moeten worden geactualiseerd en versterkt nu de Unie zich voor dringende uitdagingen geplaatst ziet: tekortkomingen in de kwalificatieniveaus, slechte prestaties in het actieve arbeidsmarktbeleid en het onderwijs, sociale uitsluiting van marginale groepen en een lage arbeidsmobiliteit. Vele van deze problemen zijn nog erger geworden door de financiële en economische crisis, demografische en migratietrends en de snelle vooruitgang van de technologische ontwikkeling. Indien deze problemen niet doeltreffend worden aangepakt, vormen zij een significante bedreiging voor de sociale cohesie en het concurrentievermogen.

De belangrijkste verantwoordelijkheid voor de modernisering van de arbeidsmarkt en de sociale beleidssystemen ligt bij de lidstaten. De katalysatorfunctie van de EU is echter een extra pluspunt voor de bevordering en facilitering van deze hervormingen in de lidstaten, met name door financiële steun via het Europees Sociaal Fonds en een versterkte betrokkenheid van de sociale partners, de maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden die een cruciale rol spelen bij de verwezenlijking van de hervormingen.

2. Instrumenten

Via gemeenschappelijke actie op het gebied van onderwijs en beroepsonderwijs, werkgelegenheid en integratie zal een Europees initiatief voor werkgelegenheid en sociale integratie worden opgezet. De financiering op dit gebied zal hoofdzakelijk via drie belangrijke instrumenten geschieden. Deze instrumenten zullen volledig worden geharmoniseerd met de doelstellingen van Europa 2020 en de verwezenlijking ervan zal worden verbeterd door een grotere complementariteit met andere instrumenten en een vereenvoudiging van de relevante procedures.

2.1. Europees Sociaal Fonds

Het Europees Sociaal Fonds (ESF) zal financiering verstrekken voor structurele acties voor economische, sociale en territoriale cohesie. De financiering zal vooral gericht zijn op de kernprioriteiten van de strategie Europa 2020, meer bepaald de vier invalshoeken voor investeringen:

– de bevordering van de werkgelegenheid;

– investeringen in vaardigheden, onderwijs en een-leven-lang leren;

– sociale integratie en armoedebestrijding; alsmede

– de bevordering van institutionele capaciteit en een goed werkende overheidsadministratie.

Vanuit deze invalshoeken zal het ESF ook bijdragen aan andere beleidsdoelstellingen, zoals steun voor de overgang naar een koolstofarme en zuinige economie, de bevordering van onderzoek en innovatie, speciaal op sociaal gebied, een versterking van gelijke kansen en de bestrijding van discriminatie. Er wordt voorgesteld een aantal acties, met name voor sociale integratie, samen te brengen, door het schema van voedselsteun aan de meest behoeftigen onder te brengen bij het ESF.

Voor de periode na 2013 zal het ESF vallen onder het gemeenschappelijke strategische kader voor de structuurfondsen[9]. De financiering zal worden geprogrammeerd als onderdeel van de partnerschapscontracten waarover met de lidstaten zal worden onderhandeld. De doelstellingen zullen worden afgestemd op de nationale hervormingsprogramma's en de overeengekomen doelstellingen zullen worden omgezet in besluiten tot investeringen.

Met het oog op een grotere resultaatgerichtheid zal een voorwaardelijkheidsmechanisme worden opgezet, gebaseerd op een omvattend geheel van op voorhand vastgestelde vereisten. Het is de bedoeling de impact van de EU-begroting te maximaliseren en de noodzakelijke hervormingen in de lidstaten in te leiden en te steunen.

Om te bewerkstelligen dat het ESF een reële bijdrage levert aan de strategische doelstellingen van Europa 2020 is een kritische massa aan financieringen vereist zowel op EU-niveau als op het niveau van de operationele programma's. Het noodzakelijke minimumaandeel van de investeringen die in het kader van het cohesiebeleid aan het ESF zijn toegewezen, zal worden aangepast aan de verschillende categorieën van regio's, naargelang van de intensiteit van de steun en de aan te pakken problemen. Dit zal gebeuren door voor het ESF minimumaandelen vast te stellen van de structuurfondsen voor elke categorie van regio (25% voor convergentieregio’s, 40% voor overgangsregio's, 52% voor concurrentievermogen-regio's, gebaseerd op het Cohesiefonds dat één derde van de toewijzing van de middelen van het cohesiebeleid in de betrokken lidstaten blijft vertegenwoordigen, en met uitzondering van territoriale samenwerking). De toepassing van deze aandelen resulteert in een minimaal algemeen aandeel voor het ESF van 25% van de middelen die zijn toegewezen voor het cohesiebeleid.

2.2. Een geïntegreerd programma voor werkgelegenheid, sociaal beleid en integratie

Het geïntegreerde programma voor werkgelegenheid, sociaal beleid en integratie zal bijdragen tot de verwezenlijking van de strategie Europa 2020 en de elkaar versterkende hoofddoelstellingen ervan door steunverlening aan acties ter bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid en passende sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting en armoede, en verbeterde arbeidsvoorwaarden. Het programma zal als katalysator fungeren voor hervormingen in de lidstaten en uit de volgende elementen bestaan:

· een Europees platform voor de uitwisseling van leerprocessen om de wetenschappelijke grondslag voor het opzetten van hervormingen en de uitvoering ervan te versterken en de betrokkenheid van de belanghebbenden bij de beleidsvorming te vergroten, zodat zij een grotere inbreng hebben in de doelstellingen van het werkgelegenheids-, sociale en integratiebeleid van de EU, voortbouwend op de succesvolle ervaringen met het Progress-programma;

· de bevordering van wetenschappelijk verantwoorde sociale innovatie ter ondersteuning van de inspanningen van de lidstaten om hun stelsels voor het sociale en werkgelegenheidsbeleid te moderniseren met gebruikmaking van beproefde methoden voor ontwerp, uitvoering en evaluatie van innovatie en een meer doeltreffende verspreiding van informatie;

· de bevordering van arbeidsmobiliteit en een betere toegang tot arbeidskansen binnen de EU, meer bepaald voor jongeren, voortbouwend op de activiteiten van het EURES-netwerk;

· steun voor ondernemerschap en zelfstandige beroepsactiviteiten als een middel voor het creëren van banen en de bestrijding van sociale uitsluiting, door betere beschikbaarheid van en betere toegang tot microfinanciering voor kwetsbare groepen, microbedrijven en de sociale economie, voortbouwend op de Progress-microfinancieringsfaciliteit.

2.3. Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) zal specifieke steun verlenen aan werknemers die hun baan verliezen ten gevolge van grotere herstructureringen.

Via het EFG zal de EU de lidstaten verder blijven steunen voor het verstrekken van op maat gesneden steun voor werknemers die hun baan verloren hebben ten gevolge van grotere herstructureringen in het kader van de groeiende globalisering van de productie en de handel. Daarnaast zal het EFG ontslagen op grote schaal aanpakken die het gevolg zijn van een ernstige verstoring van de lokale, regionale of nationale economie door een plotse en onverwachte crisis. Het EFG zal ernaar streven dat 50% van de werknemers aan wie steun wordt verleend, na 12 maanden een nieuwe en stabiele baan hebben gevonden[10].

De Commissie zal voorstellen de werkingssfeer van het EFG uit te breiden zodat in bepaalde gevallen compensatie kan worden verleend voor de gevolgen van de mondialisering in bepaalde landbouwsectoren.

2.4. Autonome begrotingslijnen

Naast deze instrumenten en krachtens de bevoegdheden die haar volgens het Verdrag toekomen, zal de Commissie autonome begrotingslijnen[11] ten uitvoer blijven leggen, met als doel:

– de sociale dialoog in Europa te vergemakkelijken die een cruciaal onderdeel is van het Europese sociale model;

– belangrijke trends in de nationale wetgeving inzake het vrije verkeer van personen te analyseren en te evalueren en de coördinatie van de nationale socialezekerheidsstelsels te bevorderen; alsmede

– de sociale situatie en de gevolgen van demografische wijzigingen te analyseren.

3. Tenuitvoerlegging

De vermindering van het aantal financieringsinstrumenten en begrotingslijnen en de integratie van de methoden en systemen voor beheer en tenuitvoerlegging zullen een grotere integratie mogelijk maken tussen de instrumenten en een aanzienlijke vereenvoudiging, met name voor de begunstigden, impliceren.

3.1. Europees Sociaal Fonds

De tenuitvoerlegging van het ESF zal zich speciaal richten op een combinatie van een meer op resultaten gebaseerde aanpak, door de opname van het ESF binnen het algemene strategische kader voor alle gemeenschappelijke beheersinstrumenten en de partnerschapscontracten met de lidstaten.

De tenuitvoerlegging zal ook worden vereenvoudigd. Er zal groter gebruik worden gemaakt van vereenvoudigde kostenopties, meer bepaald voor kleine projecten, waardoor de administratieve lasten voor de lidstaten en regio's worden teruggebracht en een gemakkelijker toegang wordt gecreëerd tot financiering voor lokale initiatieven. Voorts zal een nauwere bundeling van de betalingen voor de verwezenlijking van doelstellingen die in de partnerschapscontracten vooraf zijn vastgesteld, mogelijk worden gemaakt op basis van gezamenlijke actieplannen.

Ten slotte zullen er op resultaten gebaseerde stimulansen worden ingevoerd om succesvolle programma's en maatregelen te belonen en aan te moedigen tot aanpassingen in slecht functionerende programma's en maatregelen.

3.2. Een geïntegreerd programma (rechtstreeks beheer) voor werkgelegenheid, sociaal beleid en integratie

Een nieuw geïntegreerd programma voor werkgelegenheid en sociale integratie zal door de Commissie rechtstreeks worden beheerd. De voornaamste procedures omvatten aanbestedingen, oproepen tot het indienen van voorstellen en gezamenlijk beheer, meer bepaald voor de uitvoering van de faciliteit voor microfinanciering met het Europees Investeringsfonds. De nieuwe programma's zullen zich voornamelijk richten op grote projecten met een duidelijke meerwaarde voor de EU ten einde een kritische massa te bereiken en de administratieve lasten te verminderen. Er zullen geharmoniseerde en vereenvoudigde regels en procedures worden opgezet om de toegang tot het programma te vergemakkelijken, meer bepaald voor kleine organisaties.

Daarnaast zal een meerjarige programmering worden opgezet om de doelstellingen op lange termijn te bepalen samen met de jaarlijkse financiering, waardoor wordt verzekerd dat het programma een echt beleidsgestuurd instrument is. Het programma zal worden uitgevoerd via een op resultaten gebaseerde beheersaanpak op grond van regelmatige controle van de vooruitgang aan de hand van duidelijke indicatoren.

3.3. Steun aan ontslagen werknemers

Voor de toepassing van het EFG zal ook in de toekomst een besluit van de begrotingsautoriteit noodzakelijk zijn. De Commissie zal ernaar streven dat de werking van het EFG wordt vereenvoudigd en beter aangepast aan de wisselende economische omstandigheden.

3.4. Autonome begrotingslijnen

De tenuitvoerlegging van autonome begrotingslijnen zal volledig worden gecoördineerd met beide instrumenten zodat er geen overlappingen zijn en de synergieën worden versterkt. Hun aantal zal worden teruggebracht en er zal prioriteit worden gegeven aan grotere projecten ten einde een kritische massa te bereiken en de administratieve lasten te verminderen.

4. Voorstel begrotingstoewijzing 2014-2020

Alle cijfers in constante prijzen voor 2011.

Totaal voorgestelde begroting 2014-2020 waarvan || 88,3 miljard euro

· Europees Sociaal Fonds (gebaseerd op de formule 25/40/52 per categorie van regio's, resulterend in 25% van de cohesie-envelope, met uitzondering van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen) || 84 miljard euro

· Geïntegreerd programma voor werkgelegenheid, sociaal beleid en integratie || 850 miljoen euro

· Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering || 3 miljard euro

· Autonome begrotingslijnen || 400 miljoen euro

Milieu

1. Beleidsdoelstellingen

Het milieubeleid van de Europese Unie levert een bijdrage tot de Europese doelstellingen voor "slimme, duurzame en inclusieve groei" voor 2020. Investeringen in milieubescherming zijn investeringen in de modernisering van onze maatschappij en helpen Europa om te vormen tot een op kennis gebaseerde en hulpbronefficiënte economie. Zij zijn absoluut noodzakelijk om de kwaliteit van het milieu te beschermen en te verbeteren.

De economie groener maken betekent de milieukosten terugdringen door een efficiënter gebruik van de middelen, en daardoor bij te dragen tot groei, concurrentievermogen en meer werkgelegenheid. De bescherming van de biodiversiteit (ons natuurlijk kapitaal) en de versterking van de weerbaarheid van de ecosystemen zijn een belangrijke bijdrage tot onze doelstellingen voor duurzame groei. Ecosystemen verschaffen voedsel, vers water, grondstoffen en vele andere baten, waardoor zij bijdragen tot de productiviteit en de levenskwaliteit en de kosten voor de volkgezondheid verminderen. Het herstel van de ecosystemen en de diensten die zij verlenen, dragen bij tot een groene economie door nieuwe vaardigheden, banen en bedrijfskansen, door het stimuleren van innovatie en door problemen in verband met het tegengaan van en de aanpassing aan de klimaatverandering aan te pakken.

Er bestaat een brede consensus over de toegevoegde waarde van samenwerking op Europees niveau voor het bereiken van gezamenlijke milieudoelstellingen, aangezien milieuproblemen niet binnen nationale grenzen blijven. Een nauwe samenwerking met de buurlanden van de EU en met opkomende economieën is een basisvoorwaarde voor een groener Europa. Een duurzaam milieu is ook een van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling die de EU heeft onderschreven.

Naast de voordelen die de Europese milieuwetgeving biedt, kan ook de EU-begroting bijdragen aan de milieudoelstellingen, zowel door specifieke programma's als door de vaste verankering van milieudoelstellingen in alle activiteiten die door de EU-begroting worden gesteund.

2. Instrumenten 2.1. Integratie

De prioriteiten van het milieubeleid zullen worden geïntegreerd in alle belangrijke EU-financieringsinstrumenten, met inbegrip van cohesie, landbouw, maritieme zaken en visserij, onderzoek en innovatie, alsook de programma's voor externe hulp. Deze aanpak zal leiden tot maximale synergieën tussen het milieubeleid en de andere beleidsgebieden, met aandacht voor het feit dat met dezelfde maatregelen een spectrum van complementaire doelstellingen kan en moet worden nagestreefd. Met deze aanpak kan ook de proliferatie van programma's worden vermeden en de administratieve last worden verlicht.

· Landbouw. Een belangrijke doelstelling van de hervorming van het gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB) is de bevordering van milieudoelstellingen door de vergroening van de rechtstreekse betalingen aan de landbouwers. 30% van de rechtstreekse betalingen zal afhankelijk worden gesteld van de naleving van een reeks optimale werkwijzen op milieugebied, bovenop de bestaande verplichtingen in het kader van de randvoorwaarden. Voorts zal de plattelandsontwikkeling in het kader van het GLB verder in grotere mate worden gericht op de levering van collectieve voorzieningen, met inbegrip van de milieumaatregelen in de landbouw. Deze maatregelen zullen bijdragen tot een duurzame landbouwsector in de EU die zodoende de voornaamste garant zal zijn van de verstrekking van collectieve voorzieningen op milieugebied, zoals schoon water, biodiversiteit, bodembescherming, schonere lucht en landschapsbescherming.   Dit zal ook bijdragen tot de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de EU, met name wat mitigatie en aanpassing betreft.

· Visserij- en maritiem beleid. Een duurzaam milieu zal de kern vormen van het toekomstige visserij- en maritiem beleid. Dit zal onder meer worden bereikt door de reductie van overbevissing en overcapaciteit en door het terugbrengen van de directe impact (zoals bijvangst of gevolgen voor de zeebodem), alsook door steun aan beschermde mariene zones. Het geïntegreerde maritiem beleid zal voorts de grenzen bepalen van de duurzaamheid van menselijke activiteiten die een impact hebben op de mariene ontwikkeling, als onderdeel van de tenuitvoerlegging van de kaderrichtlijn mariene strategie.

· Cohesiebeleid. Er zal meer aandacht worden besteed aan het cohesiebeleid in de prioriteiten voor Europa 2020, met inbegrip van het streven om van Europa een hulpbronefficiënte, groene en concurrentiebekwame economie te maken. Dit zal worden verwezenlijkt door een sterke nadruk op resultaten en voorwaardelijkheid, ook in verband met milieudoelstellingen. Deze doelstellingen omvatten de bevordering van de tenuitvoerlegging van het milieuacquis (water, afval, marien milieu, nitraten, richtlijn industriële emissies, luchtkwaliteit, wetgeving inzake overstromingen) en de financiering van de desbetreffende milieu-infrastructuur; de bescherming en het herstel van de biodiversiteit en de ecosysteemdienstverrichtingen, met name door de ontwikkeling van groene infrastructuur en de bestrijding en het voorkomen van woestijnvorming. De milieucontrole zal worden versterkt als onderdeel van het cohesiebeleid.

· Onderzoek en innovatie. Het nieuwe gemeenschappelijke strategische kader voor onderzoek en ontwikkeling zal bijdragen tot de wetenschappelijke en technologische doorbraken die nodig zijn voor de overgang naar een hulpbronefficiënte economie. Een voortgezette financiële steun voor eco-innovatie in het algemeen zal ook helpen slimme en duurzame groei te verwezenlijken. Partnerschappen voor innovatie zullen een directe impact hebben op de hulpbronefficiëntie, bijvoorbeeld inzake water, ecosystemen, grondstoffen en intelligente steden.

· Wat de externe actie betreft, zal het pretoetredingsinstrument de kandidaat-lidstaten helpen om de milieu-infrastructuur en de capaciteitsopbouw te financieren die nodig zijn om te voldoen aan het EU-acquis. Door een beleidsdialoog op het regionale en nationale niveau zal de Commissie de steun voor het milieu blijven coördineren in het kader van het Europese nabuurschapsinstrument. Milieukwesties dienen ook verder te worden geïntegreerd in steunprogramma's voor de ontwikkelingslanden. Biodiversiteit en ecosystemen zijn essentiële mondiale openbare voorzieningen en zullen een onderdeel zijn van het geplande thematische programma voor mondiale openbare voorzieningen en uitdagingen. Het Verdrag van Lissabon geeft de EU een grotere rol in multilaterale milieuovereenkomsten en optimaal internationaal milieubeheer, hetgeen zijn uitdrukking zal vinden in grotere financiering.

2.2. Een specifiek instrument voor milieu- en klimaatactie

Naast de integratie stelt de Commissie voor het LIFE+-programma voort te zetten en het nauwer af te stemmen op de doelstellingen van Europa 2020. Zoals in de lopende programmeringsperiode zal het nieuwe instrument in één programma een heel spectrum van acties bestrijken op het gebied van milieu- en klimaatactie.

In het kader van het subprogramma Milieu[12] zal het instrument vooral aandacht hebben voor twee typen projecten: nieuwe geïntegreerde projecten, waarvan het aantal en het financiële aandeel in de loop van het programma geleidelijk zullen toenemen; en "traditionele" projecten. De Commissie is van oordeel dat geïntegreerde projecten een essentiële rol kunnen spelen om doelstellingen te helpen bereiken als de bescherming en het herstel van de biodiversiteit en de ecosystemen, het doeltreffende beheer van het Natura 2000-netwerk, de bevordering van optimaal milieubeheer, afval- en waterbeheer en een doeltreffende besteding van andere middelen daartoe. Projecten zullen verder op grond van hun toegevoegde waarde voor de EU en hun potentieel voor de overdracht van deskundigheid worden geselecteerd.

Geïntegreerde LIFE-projecten zijn opgezet om de duurzame tenuitvoerlegging van de milieu-actieplannen[13] aan te tonen die betrekking hebben op belangrijke milieurichtlijnen van de EU, zoals de habitatrichtlijn en de water-kaderrichtlijn. De geïntegreerde projecten zullen een reeks specifieke activiteiten en maatregelen ondersteunen. Extra financiering voor deze projecten zal worden gehaald uit andere steunprogramma's van de EU alsook uit nationale, regionale en particuliere fondsen en zal gezamenlijk worden gericht op de milieudoelstellingen. De LIFE-financiering zal dus als stimulans dienen om de samenhang en de strategische gerichtheid op het milieu te verzekeren en synergieën volledig te benutten; daarnaast zal een meer gestructureerde samenwerking met andere EU-fondsen worden opgezet via het gemeenschappelijke strategische kader.

Het subprogramma Milieu zal worden georganiseerd volgens de volgende prioriteiten:

(a) LIFE-Biodiversiteit, tot dusver voornamelijk gericht op Natura 2000 en op de ontwikkeling en de uitwisseling van optimale praktijken inzake biodiversiteit, zal het zich ook op meer algemene problemen met biodiversiteit richten, overeenkomstig de biodiversiteitsstrategiedoelstelling van Europa 2020 om de ecosystemen en hun  diensten te behouden en te herstellen;

(b) LIFE-Milieu zal zich richten op steun voor de tenuitvoerlegging van het milieubeleid van de EU door de openbare en de particuliere sector en meer bepaald de uitvoering van de milieuwetgeving die relevant is voor de doelstellingen van Europa 2020 op het gebied van hulpbronefficiëntie (zoals de water-kaderrichtlijn of de afval-kaderrichtlijn);

(c) LIFE-Governance zal steun bieden voor het opzetten van fora voor de uitwisseling van optimale werkwijzen voor de betere naleving van de beleidsprioriteiten van de EU inzake milieu en de handhaving ervan, voor beleidsontwikkeling en besluitvorming met kennis van zaken (bv. brede verspreiding van projectresultaten), met de nadruk op goede governance. Dit onderdeel zal ook steun verlenen aan milieu-ngo's en bewustmaking, belangenbehartiging en verspreiding van milieu-informatie bevorderen, aangezien dit alles nauw verbonden is met het bereiken van goede governance en een volledige tenuitvoerlegging en naleving.

2.3. Financiering van biodiversiteit

Voor de financiering van de biodiversiteitsstrategie van de EU tot 2020[14] is het nodig biodiversiteit in de EU-begroting te integreren, zowel binnen de EU in de voornaamste financieringsinstrumenten als in de externe financiering. Om de doeltreffendheid van de EU-financiering te vergroten, is het ook van belang de synergieën met de klimaatgerelateerde financiering maximaal te benutten via de financiering van op ecosystemen gebaseerde aanpassings- en mitigatieprojecten die ook verdere ecosysteemdiensten verlenen, zowel binnen als buiten de EU.

Het effectieve beheer en herstel van in het kader van Natura 2000 beschermde zones zijn centrale punten voor het bereiken van de in 2010 door de Europese Raad vastgestelde Europa 2020-doelstelling om de neergang van de biodiversiteit in de EU tot staan te brengen en om te buigen. Op EU-niveau zal een meer geïntegreerde aanpak met gebruikmaking van diverse sectorale fondsen van de EU een sterke basis bieden voor de nieuwe financieringsstrategie van Natura 2000, waarbij de samenhang met de prioriteiten van de actiekaders van Natura 2000 moet worden gevrijwaard en de component LIFE-Biodiversiteit moet worden versterkt.

Extern verbond de EU zich tezamen met de andere deelnemende partijen op de tiende vergadering van de conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (CBD COP10) in oktober 2010 in Nagoya tot een substantiële verhoging van de financiële middelen voor mondiale biodiversiteit tegen 2020. De financiering uit de EU-begroting zal worden verstrekt via de geografische en regionale toewijzingen van de EU-programma's voor externe actie alsook via het thematische programma voor mondiale openbare voorzieningen.

Naast de integratie van biodiversiteit binnen de begroting voor externe actie, stelt de Commissie tevens voor een mechanisme of fonds buiten de begroting op te zetten om de bijdragen van de EU-lidstaten en de EU-begroting samen te voegen.

3. Tenuitvoerlegging 3.1. Integratie

De integratie zal geschieden via de structuren en instrumenten die elders zijn beschreven in de sectorale beleidsfiches. Om resultaten te verzekeren zullen er duidelijk afgesproken ijkpunten zijn, naast toezichts- en rapportagevoorschriften voor alle relevante EU-beleidsinstrumenten, met passende indicatoren.

Om de synergieën tussen de diverse beleidsdoelstellingen te maximaliseren, wordt het opzetten van een traceringsprocedure overwogen voor milieugerelateerde uitgaven, vergelijkbaar met die voor klimaatgerelateerde uitgaven.

Wat biodiversiteit betreft, zullen de Rio-indicatoren die door de OESO zijn vastgesteld en door de Commissie reeds worden gebruikt voor externe instrumenten, worden geïntegreerd in de bestaande methode voor prestatiemeting die wordt gebruikt voor EU-programma's. Deze indicatoren zullen ook de positieve neveneffecten van de klimaat- en biodiversiteitsuitgaven helpen aantonen en de neveneffecten voor de biodiversiteit van de klimaatuitgaven in de REDD+-acties ("Reducing Emissions from Deforestation and Forest Degradation") belichten.

3.2. Een specifiek instrument voor milieu en klimaatactie

Het lopende LIFE+-programma wordt beheerd door de Commissie via rechtstreeks gecentraliseerd beheer. De Commissie is van oordeel dat het toekomstige programma in centraal beheer moet blijven, maar dat de beheerstaken in grote mate kunnen worden gedelegeerd naar een bestaand uitvoerend agentschap. De mate waarin, de voorwaarden en de modaliteiten van de delegatie moeten worden bepaald overeenkomstig de verplichting van de Commissie om voor de geïntegreerde projecten sterke banden met het beleid te behouden.

4. Voorstel begrotingstoewijzing 2014-2020

Alle cijfers in constante prijzen voor 2011. Uitgezonderd financiering van integratie die is begrepen in de begrotingstoewijzingen voor de sectorale financieringsinstrumenten.

LIFE+-programma (subprogramma Milieu) || 2,4 miljard euro

Extern beleid

1. Beleidsdoelstellingen

De Europese Unie speelt wereldwijd een belangrijke rol door haar bevolkingsaantal en economische macht. Met 500 miljoen inwoners is de Unie goed voor 25% van het bruto binnenlands product van de wereld en een vijfde van de wereldhandel. De Unie speelt ook een actieve politieke rol met regionale (met name in de buurlanden) en mondiale veiligheidsbelangen en verantwoordelijkheden. Meer bepaald toont de Unie haar solidariteit door meer dan de helft van alle internationale ontwikkelingshulp voor haar rekening te nemen; daarnaast is de Unie 's werelds grootste donor van humanitaire hulp. De Unie is actief betrokken bij de bescherming van de mensenrechten, de bevordering van fatsoenlijk werk, andere universele waarden en respect voor internationale milieu- en sociale overeenkomsten.

De EU is steeds meer actief op het gebied van conflictpreventie, crisisbeheersing en de bevordering van de vrede, door de EU-missies voor crisisbeheersing en de EU-instrumenten voor crisisrespons en stabilisatie. De EU biedt ook steun aan de missies voor vredesbewaring en vredesherstel van de VN en de Afrikaanse Unie in fragiele en door oorlog getroffen landen. Voorts engageert zich de EU voor het multilaterale systeem en de hervorming ervan, de multilaterale handelsovereenkomsten van Doha, de in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering gevoerde onderhandelingen over klimaatverandering, de onderhandelingen voor het Verdrag inzake biologische diversiteit (CBD) over biodiversiteit, onderhandelingen over andere multilaterale overeenkomsten, hervormingen van de G-8 en G-20, en de mondiale agenda voor goed bestuur.

Extern beleid is bijgevolg een belangrijk actieterrein van de EU, dat binnen het nieuwe institutionele kader van het Verdrag van Lissabon nog is versterkt.

De EU maakt gebruikt van de financiële instrumenten voor de externe betrekkingen ter ondersteuning van dit externe beleid, met name:

(1) Bevordering en verdediging van EU-waarden buiten de EU. De mensenrechten, democratie en de rechtsstaat centraal stellen. Recente gebeurtenissen in diverse gebieden van de wereld maken een herziening noodzakelijk van de EU-steunverlening aan overgangs- en democratische processen en aan de maatschappelijke organisaties.

(2) Versterkt EU-beleid opzetten ter ondersteuning van of tot aanpak van belangrijke mondiale uitdagingen zoals de bestrijding van de klimaatverandering, het herstel van de biodiversiteit en de bescherming van mondiale openbare voorzieningen en hulpbronnen. De Commissie stelt voor een proactieve agenda op te stellen van EU- en wederzijdse belangen met derde landen, met speciale aandacht voor de strategische partners.

(3) Versterking van de impact van de ontwikkelingssamenwerking van de EU, met als voornaamste doel de armoede uit te bannen. De EU zal de steun concentreren op die gebieden waar de EU bijzondere expertise kan aanbieden, en daarbij differentiëren tussen de partnerlanden en regio's om te verzekeren dat de steun wordt besteed volgens de behoeften, capaciteiten, belangen en verbintenissen;  de coördinatie van de steun en de beleidssamenhang voor de ontwikkeling verbeteren; een adequate financiering van ontwikkeling verzekeren. Er zal een pan-Afrikaans instrument worden opgezet om de tenuitvoerlegging van de gezamenlijke strategie Europa-Afrika te ondersteunen, met speciale aandacht voor de toegevoegde waarde van regio-overschrijdende en continentale activiteiten. Het instrument zal flexibel genoeg zijn om bijdragen uit EU-lidstaten, Afrikaanse staten, financiële instellingen en de particuliere sector te kunnen ontvangen.

(4) Investering in de welvaart en stabiliteit op de lange termijn van de buurlanden van de EU. Het doel om een ruimte van stabiliteit, welvaart en democratie te creëren zal worden nagestreefd door (potentiële) kandidaat-lidstaten op het lidmaatschap voor te bereiden en door een vernieuwd nabuurschapsbeleid. De EU zal de democratische waarden en beginselen bij haar buurlanden actief bevorderen en een eerlijker verdeling van de baten van de groei bepleiten door grotere politieke samenwerking en een verdergaande economische integratie in het zuiden en het oosten.

(5) Bevordering van Europese solidariteit na natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen. Met inachtneming van de internationaal overeengekomen beginselen van humanitair recht en een versterking van de capaciteit ervan op het gebied van de humanitaire hulp en de civiele bescherming, zal de EU-begroting steun verlenen aan acties ter voorkoming van rampen, voor een betere rampenparaatheid en een snellere reactie op rampen, alsook op een flexibeler manier deelnemen aan ontwikkelingsacties voor heropbouw en ter versterking van de weerbaarheid voor de toekomst.

(6) Betere crisispreventie en –oplossing. Versterkte EU-actie voor crisisbeheersing en –oplossing, het behoud van de vrede en de versterking van de internationale veiligheid, met inbegrip van de versterking van de EU-capaciteit voor crisisparaatheid.

Europa profiteert het meest van de mondialisering als het zich openstelt binnen een gereguleerd internationaal kader. Dit zal de groei en werkgelegenheid ten goede komen.

2. Instrumenten

De Commissie stelt de volgende structuur voor de toekomstige instrumenten voor externe actie van de EU voor:

2.1. Ontwikkelingssamenwerking

De Commissie stelt voor voort te bouwen op het bestaande instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) wat de geografische en thematische reikwijdte ervan betreft. De Commissie stelt voor dat het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), dat bevoegd is voor de samenwerking met de ACS-landen (Afrika, Caribisch gebied, Stille Oceaan) en de LGO (Landen en gebieden overzee), buiten de begroting blijft voor de periode van het volgende meerjarige financiële kader.

2.2. Instrument voor de uitbreidingslanden

Er wordt één geïntegreerd pretoetredingsinstrument voorgesteld als financiële pijler van de uitbreidingsstrategie, omvattende alle dimensies van intern beleid en thematische kwesties. Het is de bedoeling te verzekeren dat de kandidaat-lidstaten en de potentiële kandidaat-lidstaten goed zijn voorbereid op hun geleidelijke toetreding. De nadruk zal liggen op sociaal-economische ontwikkeling, regionale samenwerking, aanneming en uitvoering van de EU-verworvenheden, voorbereiding op het beheer van het interne beleid na toetreding. Het instrument zal in overleg met de begunstigden ten uitvoer worden gelegd via nationale programma's en programma's met meerdere begunstigden en worden afgestemd op het Structuurfonds, het Cohesiefonds en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, met inbegrip van de specifieke gerichtheid op de verstrekking van openbare voorzieningen. Daarnaast zullen de politieke en financiële crisis-gerelateerde instrumenten (macrofinanciële bijstand, stabiliteitsinstrument) beschikbaar blijven voor gebruik in de uitbreidingslanden, indien nodig.

2.3. Europees nabuurschapsinstrument (ENI)

Het Europees nabuurschapsinstrument zal de buurlanden van de EU ten goede komen door steun te verlenen aan een verdergaande politieke samenwerking, nauwere economische integratie met de EU en steun aan een doeltreffende en duurzame overgang naar de democratie. De samenwerking met de buurlanden van de EU zal worden gebaseerd op het beginsel "meer voor meer", overeenkomstig de conclusies van de mededeling van de Commissie "Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden". Het ENI zal het hoofdaandeel van de EU-financiering aan de buurlanden voor zijn rekening nemen en worden aangevuld door andere externe instrumenten indien nodig[15].

2.4. Partnerschapsinstrument

Dit nieuwe programma zal ad-hoc steun bieden voor samenwerking met alle derde landen (ontwikkelingslanden en niet-ontwikkelingslanden) met speciale nadruk op de strategische partners en opkomende economieën. Het zal activiteiten financieren ter ondersteuning van de verspreiding van het EU-beleid buiten de Unie door bilaterale samenwerking en het gemeenschappelijk aanpakken van problemen, economische partnerschappen en samenwerking tussen bedrijven, activiteiten en netwerken van de openbare diplomatie en contacten van persoon tot persoon; het voeren van beleidsdiscussies en gezamenlijke activiteiten met individuele partnerlanden; en de bevordering van handel en investeringen en convergentie van de regelgeving met de strategische partners.

2.5. Bevordering van de mensenrechten wereldwijd

Een versterkt Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) zal zich toespitsen op twee activiteiten. Ten eerste versterkte steun aan de ontwikkeling van goed functionerende maatschappijen en de specifieke rol van de maatschappelijke organisaties als actoren voor verandering en tot ondersteuning van de mensenrechten en de democratie. Dit behelst een versterkte capaciteit voor de EU om onmiddellijk te reageren op probleemsituaties met de mensenrechten alsook meer steun voor internationale en regionale mensenrechtenobservatie en mechanismen. Ten tweede steun voor verkiezingswaarnemingsmissies en de verbetering van electorale processen.

2.6. Solidariteit en steun voor bevolkingsgroepen die worden getroffen door natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen

Humanitaire steun en civiele bescherming zullen worden versterkt en verder worden beheerd volgens een op behoeften en beginselen gebaseerde aanpak.

– Het instrument voor humanitaire hulp biedt antwoorden op natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen, gebaseerd op de beginselen van humanitair recht, en via gespecialiseerde organisaties.

– Het mechanisme voor civiele bescherming biedt antwoorden op natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen in derde landen via de coördinatie van de civielebeschermingsorganisaties van de EU-lidstaten.

2.7. Crisispreventie en -beheersing

Er zijn op dit punt verschillende componenten van de activiteit van de EU:

· Reactie op crisissituaties via het stabiliteitsinstrument, bestrijkt natuurrampen, gericht op conflictpreventie, vredesopbouw en staatsopbouw. De capaciteit op de lange termijn bestrijkt mondiale en regio-overschrijdende bedreigingen zoals de proliferatie van massavernietigingswapens, de strijd tegen terrorisme en georganiseerde misdaad, de preventie van smokkel, enz.

· Aanpakken van de financieringsbehoeften op korte termijn van landen die vallen onder stabilisatie- en aanpassingsprogramma's via de macrofinanciële bijstand.

· Bevordering van de nucleaire veiligheid ter ondersteuning van internationale regelgeving via het Instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC). De bedoeling is de bevordering te ondersteunen van een hoog niveau van nucleaire veiligheid, de bescherming tegen straling en de toepassing van efficiënte en effectieve veiligheidscontroles voor kernmateriaal in derde landen.

· Daarnaast zal de begroting van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid acties ondersteunen zonder militaire of defensie-implicaties.

3. Tenuitvoerlegging

De tenuitvoerlegging van de nieuwe programma's zal verder worden vereenvoudigd, meer bepaald met het oog op de doeltreffendheid van de steun. De nieuwe instrumenten zullen waar nodig een wederzijdse verantwoordingsplicht inbouwen in de toewijzing en de uitbetaling van de middelen. Er zal worden gestreefd naar een versterking van synergieën voor het gebruik van externe middelen voor diverse beleidsdoelstellingen van de EU, bv. voor het bereiken van resultaten met de bestrijding van de armoede in de EU en de financiële verbintenissen inzake klimaat en biodiversiteit.

Er zal ook een grotere flexibiliteit worden voorgesteld voor de externe acties. De begrotingsmechanismen buiten het financiële kader voor het aanpakken van grote onvoorziene gebeurtenissen zullen worden versterkt (reserve voor noodhulp, flexibiliteitsinstrument).

De vereenvoudiging zal worden verwezenlijkt door een duidelijker afbakening en een vermindering van overlappingen tussen de instrumenten, zodat zij individueel met duidelijk afgelijnde beleidsdoelstellingen identificeerbaar zijn. Er zal ook een vereenvoudiging worden voorgesteld van de regelgeving en procedures voor de verlening van EU-bijstand, meer bepaald voor de programmering met het oog op gezamenlijke actie met de lidstaten.

In het kader van alle instrumenten wordt verdere gebruikmaking voorgesteld van innovatieve financiële instrumenten (meer bepaald via regionale investeringsfaciliteiten), waardoor een groter aandeel van de subsidies met leningen kan worden vermengd, zulks met het oog op extra financiering om de investeringsbehoeften van de partnerlanden te bestrijken.

Er wordt ook geoordeeld dat de democratische controle van de externe steun moet worden verbeterd. Dit kan worden bereikt door gebruikmaking van gedelegeerde besluiten overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag voor bepaalde aspecten van de programma's, waarbij niet alleen de medewetgevers op gelijke voet worden geplaatst, maar ook grotere flexibiliteit in de programmering verzekerd is. Voor het EOF wordt voorgesteld de controle op één lijn te brengen met het DCI, zonder de specificiteit van het instrument uit het oog te verliezen.

4. Voorstel begrotingstoewijzing 2014-2020

Alle cijfers in constante prijzen voor 2011.

Totaal voorgestelde begroting 2014-2020 waarvan || 70 miljard euro

· Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) || 20,6 miljard euro

· Pretoetredingsinstrument || 12,5 miljard euro

· Europees nabuurschapsinstrument (ENI) || 16,1 miljard euro

· Partnerschapsinstrument || 1 miljard euro

· Stabiliteitsinstrument || 2,5 miljard euro

· Europees instrument voor democratie en mensenrechten || 1,4 miljard euro

· Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid || 2,5 miljard euro

· Instrument voor humanitaire hulp || 6,4 miljard euro

· Capaciteit voor civiele bescherming en respons in noodsituaties || 0,2 miljard euro

· Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening || 0,2 miljard euro

· Instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid || 0,56 miljard euro

· Macrofinanciële bijstand || 0,6 miljard euro

· Garantiefonds voor externe acties || 1,26 miljard euro

Reserve voor noodhulp || 2,45 miljard euro

Totaal voorgestelde begroting onder het 11e EOF || 30,3 miljard euro

Fraudebestrijding

1. Beleidsdoelstellingen

Het fraudebestrijdingsbeleid van de EU heeft tot doel de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen door fraude tegen de EU-begroting te voorkomen, af te schrikken, te onderzoeken en te vervolgen. Het beleid wordt uitgevoerd door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) dat ressorteert onder de Commissie maar zijn onderzoek in volledige onafhankelijkheid uitvoert.

Als een dienst van de Commissie beheert OLAF de programma's als hieronder beschreven ter ondersteuning van het antifraudebeleid van de Unie. Een specifieke component van het antifraudebeleid is de bescherming van de euro tegen vervalsing van biljetten en munten, hetgeen essentieel is voor het functioneren van de eenheidsmunt.

2. Instrumenten

Er zijn drie programma's opgezet om de actie van de lidstaten voor de bestrijding van fraude tegen de begroting te coördineren, overeenkomstig de nauwe en geregelde samenwerking als voorgeschreven in artikel 325 VWEU.

· Het Hercules II-programma bevordert de fraudebestrijding door de bevordering van transnationale en multidisciplinaire samenwerking, opleiding, gespecialiseerde rechtsstudies, de verstrekking van andere gespecialiseerde antifraudediensten aan de autoriteiten van de lidstaten die op dit punt verantwoordelijkheid dragen (politie en douanediensten, openbare aanklagers, enz.), het opzetten van professionele netwerken met inbegrip van de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten, en de financiering van technische uitrusting voor de lidstaten. Het Hercules-programma heeft een bijzondere rol in de bestrijding van de cigarettensmokkel.

· Het antifraude-informatiesysteem (AFIS) biedt een veilige infrastructuur voor de uitwisseling van fraudegerelateerde informatie tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie. Deze infrastructuur maakt ook gezamenlijke douaneoperaties tussen de lidstaten en derde landen mogelijk voor de coördinatie van diverse diensten in zaken van gemeenschappelijk belang met een hoog risico.

· Het Pericles-programma dat is bedoeld voor de bescherming van de euro tegen vervalsing, voorziet in de uitwisseling van personeel, bijstand en opleidingsprogramma's. De strijd tegen vervalsing van de euro is succesvol geweest dankzij een coherent geheel van maatregelen met bijzondere aandacht voor nauwe samenwerking tussen alle betrokkenen op nationaal en Europees niveau, alsook opleiding en bewustmaking.

Naast het specifieke uitgavenprogramma voor fraudebestrijding zal ook een grotere coherentie van de antifraudemaatregelen over het hele spectrum van de uitgavenprogramma's ertoe bijdragen dat de verbintenis van de Unie voor fraudebestrijding doeltreffend wordt uitgevoerd. Daarom zullen antifraudebepalingen worden opgenomen in elke rechtsgrondslag voor de nieuwe generatie programma's voor 2014-2020.

3. Tenuitvoerlegging

Evaluaties van de voorbije Hercules-programma's hebben een aanzienlijk effect aangetoond wat betreft de verbetering van het niveau van de technische uitrusting die door de lidstaten wordt gebruikt, de vergemakkelijking van grensoverschrijdende operaties en de kwaliteit van het bewijsmateriaal. De contacten tussen gespecialiseerde wetshandhavers werden versterkt. Juridische studies over specifieke punten in verband met grensoverschrijdende antifraudeoperaties hebben de basis voor samenwerking vergroot.

Na invoering van nieuwe technologie in 2010 is het gebruik van AFIS in de lidstaten aanzienlijk toegenomen. Er zijn nog verdere verbeteringen gepland, met name voor een betere risicoanalyse. De capaciteit om gezamenlijk douaneoperaties door te voeren, zal worden vergroot.

Het Pericles-programma heeft bijgedragen tot een relatief laag niveau van vervalsing van eurobiljetten en -munten en tot succesvolle acties om te beletten dat vervalste biljetten en munten in omloop werden gebracht. Met ongeveer 110 acties en bijna 6000 opgeleide agenten is Pericles een belangrijk onderdeel van de reeks maatregelen die de euro moet beschermen tegen vervalsingen.

Deze programma's worden uitgevoerd via subsidies en openbare aanbestedingen.

Het voorstel voor alle drie programma's is de huidige aanpak te verbeteren in het licht van de opgedane ervaringen, overeenkomstig de antifraudestrategie van de Commissie, en met handhaving van een redelijk uitgavenniveau.

4. Voorstel begrotingstoewijzing 2014-2020

Alle cijfers in constante prijzen voor 2011.

Totaal voorgestelde begroting 2014-2020 voor HERCULES, PERICLES en AFIS || 150 miljoen euro

Gezondheid en consumenten

1. Beleidsdoelstellingen

Het gezondheids- en consumentenbeleid van de Europese Unie betreft kwesties die van centraal belang zijn voor alle Europese burgers, hun gezondheid en veiligheid en de beschikbaarheid van een breed spectrum aan levensmiddelen en consumptiegoederen op een efficiënte en veilige interne markt. Het EU-beleid op dit gebied heeft de bedoeling de Europese consumenten mondig te maken en te beschermen, de gezondheid van de Europese burgers te verbeteren, te verzekeren dat levensmiddelen gezond en veilig zijn, alsook de gezondheid van planten en het welzijn en de gezondheid van dieren te beschermen.

De Commissie heeft een bijzondere verantwoordelijkheid om de gezondheidsstatus en de leefomstandigheden van dieren, voornamelijk voedselproducerende dieren, in de Gemeenschap te helpen beschermen en verbeteren, en tegelijkertijd het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer van dieren en dierlijke producten toe te staan in overeenstemming met de toepasselijke gezondheidsnormen en internationale verplichtingen. Evenzo houdt de EU toezicht op het op de markt brengen en gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen, en legt normen vast voor de monitoring en de controle van pesticideresidu's. Zij legt preventieve maatregelen op om de invoering en verspreiding van organismen die schadelijk zijn voor planten of plantproducten in de EU tegen te gaan. Zij stelt ook kwaliteitsvoorwaarden vast voor de verkoop van zaaizaad en teeltmateriaal in de EU. Deze taak wordt op een doeltreffender en zuiniger manier doorgevoerd via de EU-begroting dan via 27 verschillende nationale begrotingen.

De bevordering van de volksgezondheid is een integraal onderdeel van de doelstellingen voor slimme en inclusieve groei van Europa 2020. Mensen langer gezond en actief houden heeft een positief gevolg voor de productiviteit en het concurrentievermogen. Innovatie in de gezondheidszorg draagt positief bij tot duurzaamheid in de sector in de context van de demografische ontwikkeling.

Daarnaast draagt het consumentenbeleid aanzienlijk bij tot de doeltreffendheid van de Europese economie door de burgers ertoe aan te zetten hun rol in de interne markt volledig op te nemen en hun vermogen en vertrouwen te vergroten om goederen en diensten grensoverschrijdend te kopen, met name via internet. Met 56% van het bbp van de EU besteed aan consumentenuitgaven, kan een doeltreffend consumentenbeleid gevoerd worden met het oog op de doelstellingen Europa 2020.

De programma's die worden gefinancierd als onderdeel van het gezondheids- en consumentenbeleid van de EU, dragen bij tot het welzijn van de Europese burgers. De toegevoegde waarde van de EU-programma's ten bate van de gezondheid en de consumenten ligt in hun vermogen om problemen aan te gaan die niet zo doeltreffend door de lidstaten alleen kunnen worden aangepakt. Activiteiten om aankopen over de grens te bevorderen of op belangrijke problemen te reageren, zoals ziekten of pandemieën die verschillende lidstaten treffen, vereisen een gecoördineerde en coherente respons. Ook dieren- en plantenziekten blijven niet aan de nationale grenzen stilstaan. Een uniform en hoog niveau van diergezondheid en voedselveiligheid binnen de EU verzekeren betekent dat levende dieren en dierlijke producten vrij kunnen worden vervoerd, hetgeen essentieel is voor het functioneren van de interne markt; het komt de consumenten ten goede door een grotere keuze en meer concurrentie, en bezorgt de levensmiddelenproducenten van de EU schaalvoordelen.

2. Instrumenten

De Commissie stelt de volgende programma's voor om het gezondheids- en consumentenbeleid van de EU te verwezenlijken.

2.1. Gezondheid 2.1.1. Programma Gezondheid voor groei

Het nieuwe programma Gezondheid voor groei zal betrekking hebben op acties met een duidelijke EU-meerwaarde, overeenkomstig de beginselen van Europa 2020 en de nieuwe wettelijke verplichtingen. De voornaamste bedoeling is met de lidstaten samen te werken om de burgers te beschermen tegen grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen, om de duurzaamheid van de gezondheidsdiensten te vergroten en de volksgezondheid te verbeteren, en daarnaast innovatie op gezondheidsgebied te bevorderen. Bijvoorbeeld zal het programma het gezondheidsbeleid ondersteunen door optimale werkwijzen te ontwikkelen en richtlijnen voor de diagnose en de behandeling van zeldzame ziekten, door steun te verlenen aan Europese referentienetwerken over ziekten, door optimale werkwijzen te ontwikkelen en richtlijnen voor kankerdetectie en een gezamenlijke EU-aanpak van beoordelingen van gezondheidstechnologie en e-gezondheid. In het kader van het gemeenschappelijke strategische kader voor onderzoek en innovatie zal steun worden verleend aan acties voor onderzoek en innovatie op gezondheidsgebied.

2.1.2. Diergezondheid, plantengezondheid en voedselveiligheid

Het programma Diergezondheid, plantengezondheid en voedselveiligheid richt zich op de uitroeiing van dierziekten, het veterinaire noodfonds en verwante acties zoals de financiering van referentielaboratoria in de EU, opleidingsprogramma's en vaccinbanken. Het toekomstige programma zal deze activiteiten voortzetten met nog meer aandacht voor resultaten. Het programma zal ook aanvullende, dringend noodzakelijke activiteiten financieren ter bestrijding van plantenziekten die in de EU steeds meer voorkomen.

2.2. Consumenten

Programma Consumenten

Het programma Consumenten zal de mondigheid van consumenten bevorderen als een essentieel middel om een hoog niveau van bescherming binnen de interne markt te bereiken. Het programma zal zich in het bijzonder richten op de verbetering van de informatiestroom naar de consumenten en de vertegenwoordiging van de consumentenbelangen. Het programma zal de effectieve toepassing van de regelgeving inzake consumentenbescherming ondersteunen, door samenwerking tussen de autoriteiten en de organisaties die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging, voorlichting, onderwijs en geschillenbeslechting. Het nieuwe programma zal voortbouwen op de positieve resultaten van het lopende programma met enkele bijsturingen om de nieuwe sleutelprioriteiten aan te pakken. Meer bepaald stelt de Commissie voor de middelen te vergroten voor alternatieve geschillenbeslechting en voor capaciteitsopbouw voor de advisering van consumenten bij grensoverschrijdende aankopen.

3. Tenuitvoerlegging

De begroting gezondheid en consumenten wordt ten uitvoer gelegd via direct en indirect gecentraliseerd beheer. Het grootste deel van de begroting m.b.t. levensmiddelen en diervoeder wordt ten uitvoer gelegd via direct gecentraliseerd beheer, meer bepaald door subsidies aan de autoriteiten van de lidstaten.

In 2004 zette de Commissie een uitvoerend agentschap voor gezondheid en consumenten op om het volksgezondheidsprogramma te beheren. In 2008 werd het mandaat van dit agentschap uitgebreid om de uitvoering van het programma Consumenten en opleidingsmaatregelen inzake voedselveiligheid in het kader van de begroting m.b.t. levensmiddelen en diervoeder eronder te laten vallen. Een aantal andere regelgevingsinstanties zijn op dit gebied actief: het Communautair Bureau voor Plantenrassen (CPVO), het Europees Centrum voor ziektepreventie en –bestrijding (ECDC), de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA). Het CPVO financiert zich volledig zelf door lidgelden. Het ECDC en EFSA worden gefinancierd door een jaarlijkse subsidie uit de begroting, terwijl EMA een subsidie uit de begroting ontvangt naast provisies uit de particuliere sector. Deze organen zullen worden gebruikt om de nieuwe programma's op hun respectieve gebied van deskundigheid ten uitvoer te leggen.

4. Voorstel begrotingstoewijzing 2014-2020

Alle cijfers in constante prijzen voor 2011.

Totaal voorgestelde begroting 2014-2020 waarvan || 2,75 miljard euro

· Voedselveiligheid || 2,2 miljard euro

· Programma Gezondheid voor groei || 396 miljoen euro

· Programma Consumenten || 175 miljoen euro

Binnenlandse Zaken

1. Beleidsdoelstellingen

De bedoeling van het beleid voor binnenlandse zaken van de EU is een ruimte te creëren zonder interne grenzen, waar mensen kunnen binnenkomen, zich verplaatsen, leven en werken in alle vrijheid, met de zekerheid dat hun rechten volledig zullen worden gerespecteerd en hun veiligheid gewaarborgd.

De EU heeft een sleutelrol voor het aanpakken van bedreigingen door ernstige en georganiseerde misdaad, computercriminaliteit en terrorisme, voor het verzekeren van het effectieve beheer van de buitengrenzen van de EU en voor spoedige reactie op ontstane crisissituaties die door de mens of de natuur worden veroorzaakt. In deze tijd van mondialisering, waarin de bedreigingen toenemen en deze steeds meer een grensoverschrijdende dimensie hebben, kan geen lidstaat op zijn eentje doeltreffend reageren. Er is een coherent en alomvattend Europees antwoord nodig om te verzekeren dat de wetshandhavingsautoriteiten doeltreffend kunnen optreden over grenzen en rechtsgebieden heen.

Samenwerking en solidariteit op EU-niveau hebben er reeds voor gezorgd dat aanzienlijke vooruitgang is geboekt met het creëren van een meer open en veiliger Europa. De EU zal verder belangrijke problemen blijven aanpakken, ook in het licht van een verouderende bevolking en een afnemend personeelsbestand.  Een toekomstgericht beleid voor wettige immigratie en integratie is cruciaal om het concurrentievermogen en de sociale cohesie van de EU te verbeteren, onze maatschappijen te verrijken en iedereen kansen te bieden. Irreguliere migratie en mensenhandel en andere vormen van moderne slavernij moeten worden aangepakt. Tegelijkertijd moet de EU solidariteit betonen met wie behoefte heeft aan internationale bescherming. De voltooiing van een veiliger en doeltreffend gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat onze waarden weerspiegelt, blijft een prioriteit.

Steun uit de EU-begroting kan op dit punt een reële toegevoegde waarde betekenen. De EU-steun is een tastbaar bewijs van de solidariteit en de gedeelde verantwoordelijkheid die noodzakelijk zijn om aan onze gemeenschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden. Bijvoorbeeld is de controle van de buitengrenzen van de EU een grondvoorwaarde voor het vrije verkeer en deze wordt door een aantal lidstaten in het belang van en namens de gehele EU uitgevoerd. In een situatie waarin een lidstaat onder uitzonderlijke druk komt te staan aan zijn grenzen, moet de EU bovendien in staat zijn passende steun te verlenen. Evenzo moeten de lidstaten die ten gevolge van hun geografische situatie onevenredig hoge kosten oplopen door de migratiestromen, passende financiële steun uit de EU-begroting ontvangen.

EU-steun kan ook de doeltreffendheid helpen bevorderen door de samenvoeging van middelen en de versterking van grensoverschrijdende praktische samenwerking tussen de lidstaten, en tussen de lidstaten en derde landen. Dit is bijzonder relevant op het gebied van de interne veiligheid, waar financiële steun voor gezamenlijke operaties zoals de gezamenlijke onderzoeksteams, een stimulans is voor de samenwerking tussen de politie, douane, grenswacht en het gerecht.

Naast steunverlening aan de interne aspecten van het beleid voor binnenlandse zaken, moet ook voldoende EU-steun beschikbaar zijn voor de versterking van de externe dimensie van het beleid voor binnenlandse zaken in volledige overeenstemming met de externe actie van de EU; bijvoorbeeld door steun aan de uitvoering van overname-overeenkomsten en mobiliteitspartnerschappen, steun aan derde landen om hun capaciteit voor grenscontrole te ontwikkelen, of financiële steun aan de strijd tegen internationale criminele netwerken, mensenhandel en de smokkel van wapens en drugs.

2. Instrumenten

De Commissie stelt voor de structuur van de EU-financiering op dit gebied te vereenvoudigen door het aantal financiële programma's terug te brengen tot twee:

– Het Fonds voor migratie en asiel zal acties ondersteunen in verband met asiel en migratie, de integratie van onderdanen van derde landen en hun terugkeer.

– Het Fonds voor interne veiligheid zal financiële steun verlenen aan initiatieven op het gebied van de buitengrenzen en interne veiligheid.

Beide fondsen moeten beschikken over een voldoende grote externe dimensie om te verzekeren dat de EU de middelen heeft om haar prioriteiten inzake het beleid voor binnenlandse zaken te voeren ten aanzien van derde landen en de belangen van de EU waar te nemen. Financiële steun zal beschikbaar worden gesteld om de territoriale continuïteit van de financiering te verzekeren, beginnend in de EU en doorlopend in derde landen. Bijvoorbeeld in verband met de hervestiging van vluchtelingen, overname-overeenkomsten, regionale beschermingsprogramma's, de strijd tegen irreguliere migratie, versterkt grensbeheer en politiesamenwerking met bv. de buurlanden.

De instrumenten zullen tevens voorzien in een snelle respons in crisisituaties, waarbij de middelen zo zijn geconcipieerd dat de EU passend kan reageren in snel evoluerende situaties.

3. Tenuitvoerlegging

De vermindering van het aantal programma's en de daarmee overeenstemmende uitvoeringsbepalingen zal de procedures integreren en een beter begrip van de regels door alle belanghebbenden mogelijk maken.

De toepassing, waar mogelijk, van gezamenlijk beheer in plaats van direct beheer zal onnodige bureaucratische hindernissen wegnemen. Direct beheer zal worden gehandhaafd voor specifieke grensoverschrijdende en bijzonder vernieuwende projecten en voor steun aan niet-overheidsactoren, alsook voor de bevordering van evenementen en studies. Direct beheer zal ook worden gehandhaafd voor het mechanisme voor de flexibele noodrespons en de externe dimensie.

Voor de middelen onder gezamenlijk beheer wordt voorgesteld te komen tot een systeem van resultaatgerichte meerjarige programmering, in plaats van jaarlijkse programma's. Hierdoor zullen de doelstellingen en resultaten beter kunnen worden in de verf gezet, de werklast voor alle belanghebbenden teruggebracht, de tijd die nodig is voor de goedkeuring van de nationale programma's ingekort, en daardoor de vrijmaking van de middelen versneld.

Een aantal agentschappen steunt de werkzaamheden van de EU op dit vlak, o.m. Europol, Frontex, het Europees ondersteuningsbureau voor asielzoekers, de Europese Politieacademie, het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, het IT-agentschap. Er is ruimte en behoefte om de synergie en samenhang tussen de activiteiten van de Commissie en haar agentschappen te verbeteren om de doeltreffendheid van de agentschappen te verzekeren bij de praktische samenwerking tussen de lidstaten.

Grootschalige IT-systemen (zoals SIS II en VIS) nemen een groot deel van de begroting voor hun rekening op dit gebied. Zij zorgen echter voor een aanzienlijke meerwaarde voor de EU. Deze systemen worden momenteel door de Commissie beheerd, maar het beheer ervan zal geleidelijk aan worden overgedragen naar het toekomstige IT-agentschap, dat in 2012 met zijn werkzaamheden zal beginnen. Het IT-agenstchap zal ook verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling en het beheer van de toekomstige IT-systemen op dit gebied.

4. Voorstel begrotingstoewijzing 2014-2020

Alle cijfers in constante prijzen voor 2011.

Totaal voorgestelde begroting 2014-2020 waarvan || 8,23 miljard euro

· Fonds voor migratie en asiel || 3,4 miljard euro

· Fonds voor interne veiligheid || 4,1 miljard euro

· IT-systemen || 730 miljoen euro

Infrastructuur – Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen

1. Beleidsdoelstellingen

Voor de economische toekomst van Europa zijn slimme en duurzame transport-, energie- en digitale netwerken nodig die volledig op elkaar zijn aangesloten. Zij zijn een noodzakelijke voorwaarde voor de voltooiing van de Europese interne markt. Zij zullen ook bijdragen tot het behalen van de EU-doelstellingen op het vlak van duurzame groei die in de Europa 2020-strategie zijn opgenomen en de ambitieuze "20-20-20"-doelstellingen van de EU op het vlak van energie en klimaatbeleid[16].Er moet worden van uitgegaan dat de markt een belangrijke rol zal vervullen bij het totstandbrengen van de vereiste infrastructuur door de werking van de geschikte investerings- en prijszettingsmechanismen, maar zonder een inbreng van financiële middelen door de overheid (met inbegrip van middelen uit de EU-begroting) zullen sommige investeringen in infrastructuur niet plaatsvinden of zullen zij worden uitgesteld tot ver na de uiterste termijn van 2020.

In de energiesector heeft de Commissie in 2010 prioritaire corridors afgebakend voor het transport van elektriciteit (vier), gas (drie) en olie. Geraamd wordt dat tegen 2020 ongeveer 200 miljard EUR in gasleidingen en stroomnetwerken moet worden geïnvesteerd. Van deze totale investering zou 100 miljard EUR zonder overheidsinterventie door de markt moeten kunnen worden opgebracht, terwijl voor de andere 100 miljard EUR overheidsingrijpen vereist is om een beroep te kunnen doen op de noodzakelijke particuliere middelen.

In de transportsector moet bij de planning van de infrastructuur worden gestreefd naar zo groot mogelijke positieve effecten op de economische groei en een zo gering mogelijke impact op het milieu. De vervoersinfrastructuur in het oosten van de EU minder sterk ontwikkeld dan in het westen, terwijl beide dichter bij elkaar moeten worden gebracht. Europa heeft nood aan een pan-Europees "kernnetwerk" met corridors, voor een uiterst efficiënt vracht- en personenverkeer met geringe emissies, waarbij de bestaande infrastructuur ten volle wordt benut, de nog ontbrekende verbindingen worden aangelegd, de knelpunten worden ontlast en gebruik wordt gemaakt van een meer efficiënte dienstverlening bij multimodale combinaties. Dit kernnetwerk wordt ondersteund door de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen en aangevuld door een uitgebreid netwerk van nationale infrastructuur (dat door structuurfondsen van de EU kan worden ondersteund). Bij de ontwikkeling van het kernnetwerk zal gebruik worden gemaakt van een pan-Europese planningsmethode. Naast het behoud van de bestaande activa moet het uitgebreid netwerk gebaseerd zijn op het huidige trans-Europees vervoersnet (TEN-T) en de geplande en bestaande infrastructuur in de lidstaten. De kosten om de EU-infrastructuur af te stemmen op de vervoersvraag worden geraamd op meer dan 1,5 triljoen euro in de periode 2010-2030. Voor de voltooiing van het TEN-V-netwerk is tot 2020 ongeveer 500 miljard EUR nodig, waarvan ongeveer 250 miljard EUR voor het wegwerken van de belangrijkste knelpunten.

Digitale netwerken, zowel fysiek als service-gebaseerd, zijn cruciale werkinstrumenten voor slimme groei. Als onderdeel van de digitale agenda, moet elke Europeaan tegen 2013 toegang hebben tot basisbreedband en tegen 2020 tot snelle en ultrasnelle breedband. In september 2010 heeft de Commissie aangegeven welke stappen zij en de lidstaten kunnen nemen om de aanzet te geven tot investeringen voor 180 tot 270 miljard EUR die nodig zijn om tegen 2020 alle gezinnen toegang te geven tot snelle breedband. Bij een geringe belangstelling van de markt is een gericht overheidsoptreden noodzakelijk om de particuliere investeringen te stimuleren. Nu Europa moderniseert, zal een gemeenschappelijke architectuur voor digitale diensten de mobiele burgers steeds meer ondersteunen, het ontstaan van een digitale interne markt mogelijk maken, de groei van grensoverschrijdende diensten stimuleren en de transactiekosten voor ondernemingen verlagen, in het bijzonder voor KMO's die op zoek zijn naar groeimogelijkheden buiten hun thuismarkten.

2. instrumenten

Binnen de rubriek waarin alle acties ter ondersteuning van economische, sociale en territoriale cohesie zijn bijeengebracht, stelt de Commissie voor een financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen op te richten om de voltooiing te bevorderen van het "kernnetwerk voor vervoer", de "prioritaire energiecorridors" en de digitale infrastructuur die Europa nodig heeft voor haar toekomstige duurzame concurrentiekracht. De financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen zal infrastructuur ondersteunen met een Europese en internemarktdimensie, waarbij de EU-steun wordt toegespitst op prioritaire netwerken die tegen 2020 moeten zijn verwezenlijkt en waar Europese actie het meest gerechtvaardigd is. Gezien de toenemende complexiteit van de netwerken kan een doeltreffende coördinatie die de kosten voor alle burgers zal beperken, alleen op Europees niveau tot stand komen.

Voorts komt het erop aan een klimaat te creëren dat bevorderlijk is voor particuliere investeringen en instrumenten te ontwikkelen die aantrekkelijke vehikels zijn voor gespecialiseerde investeerders in infrastructuur. De lidstaten en de Europese Unie moet de voorwaarden creëren om particuliere investeringen te stimuleren en moeten ook hun eigen inspanningen opvoeren ondanks en juist vanwege de huidige financiële moeilijkheden waarmee alle overheidsinstanties worden geconfronteerd. Met het oog op een zo groot mogelijke doeltreffendheid moet deze vehikels multisectoraal en plurinationaal zijn om de diversificatie te maximaliseren en de risico's te beperken. Dit kan alleen tot stand komen op Europees niveau en op basis van duidelijk afgebakende corridors en gerichte investeringen. Groeigerichte investeringen trekken spaargelden op lange termijn aan, stimuleren de economie, creëren werkgelegenheid, bevorderen de consumptie en ondersteunen de door alle betrokken partijen goedgekeurde doelstellingen als onderdeel van de Europa 2020-strategie.

De financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen ondersteunt pan-Europese projecten waarbij een gecoördineerde en geoptimaliseerde benadering de collectieve kosten zal beperken of een oplossing zal bieden voor het vraagstuk van ongelijke opbrengsten. Daarnaast zal de financieringsfaciliteit door de gezamenlijke oprichting van financiële instrumenten voorzien in mechanismen om middelen uit de particuliere sector van zowel binnen als buiten de EU aan te trekken. De inzet van EU-middelen wordt dus aangevuld en versterkt door projectfinanciering. De financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen zal ook synergie-effecten benutten in vaste infrastructuur (bijvoorbeeld door gezamenlijk grote grensoverschrijdende transport- en energieverbindingen tot stand te brengen) en door het inzetten van slimme informatietechnologie in transport- en energie-infrastructuur.

3. tenuitvoerlegging

De Faciliteit voor infrastructuur zal beschikken over één fonds van 40 miljard EUR voor de periode 2014-2020. Binnen dit bedrag is specifieke financiering bestemd voor energie, vervoer en digitale netwerken. De faciliteit wordt centraal beheerd door de Commissie met de steun van een uitvoerend agentschap (zoals het huidige Uitvoerend Agentschap voor het TEN-T) en financiële intermediairs. De daadwerkelijke technische uitvoering van projecten (bv. overheidsopdrachten en aanbestedingen) komt tot stand via projectontwikkelaars. De Faciliteit zal worden aangevuld met een extra bedrag ten belope van 10 miljard EUR dat bestemd is voor gerelateerde investeringen in transportinfrastructuur binnen het Cohesiefonds.

Afhankelijk van de sectoren, de ligging en het soort project zijn verschillende cofinancieringspercentages van toepassing, waarbij wordt gestreefd naar een evenwicht tussen de totstandbrenging van een zo groot mogelijk hefboomeffect en een aanzienlijke versnelling van de uitvoering van het project. Maximumpercentages van cofinanciering zullen worden gemoduleerd op basis van een kosten-baten analyse van elk project, de beschikbaarheid van budgettaire middelen en de noodzaak om de hefboomwerking van de EU-financiering te maximaliseren. Voor de drie sectoren is de impact van het toe te passen cofinancieringspercentage sterk afhankelijk van de economische/ontwikkelingsstatus van de desbetreffende landen[17]. Wat de energiesector betreft, heeft het Europees economisch herstelplan (EERP) ook aangetoond dat een hoger cofinancieringspercentage noodzakelijk was om de aanzet te geven voor projecten voor een grotere voorzieningszekerheid[18].

De financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen zal marktinstrumenten combineren met rechtstreekse EU-steun met het oog op een optimale impact van de financiering. De significante hefboomeffecten van innovatieve financiële instrumenten (bv. à rato van 1:25 voor projectobligaties) en de geslaagde opname van rechtstreekse EU-steun (zoals bij het EERP of het TEN-T programma) zullen aanzienlijk bijdragen tot een beperking van de risico's en vlottere toegang tot kapitaal voor de grote investeringsbehoeften.

De Commissie heeft essentiële prioritaire netwerkbehoeften die op geheel Europa betrekking hebben, respectievelijk vastgesteld in de herziene TEN-T richtsnoeren (die in september 2011 moeten worden aangenomen), in het energie-infrastructuurpakket (COM (2010) 677) dat op 4 februari 2011 door de Europese Raad is goedgekeurd en in de digitale agenda voor Europa (COM (2010) 245).

Bijgaand is een lijst opgenomen van de te financieren verbindingen.

4. Voorstel begrotingstoewijzing 2014-2020

Alle cijfers in constante prijzen voor 2011

Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen waarvan || 40 miljard EUR

· Energie || 9,1 miljard EUR

· Vervoer || 21,7 miljard EUR

· Ict/digitaal || 9,2 miljard EUR

Bedragen uit het Cohesiefonds bestemd voor transportinfrastructuur || 10 miljard EUR

Totaal || 50 miljard EUR

Voorlopige lijst van projecten voor Europese mobiliteitscorridors en kernnetwerken voor het vervoer

Horizontale prioriteiten

Innovatief beheer en diensten || Gemeenschappelijk Europees luchtruim - SESAR

Innovatief beheer en diensten || Verkeersbeheerssystemen met betrekking tot het vervoer over de weg, per spoor en over de binnenwateren (ITS, ERTMS en RIS)

Innovatief beheer en diensten || Havens en luchthavens van het kernnetwerk

|| || ||

Europese Corridors

Project Pijplijn op de TEN-V kernnetwerkcorridors || Tot 2020 te financieren onderdelen || Vervoers-wijze || Belangrijkste data

1. Corridor Oostzee – Adriatische Zee - Helsinki – Tallinn – Riga – Kaunas – Warszawa – Katowice - Gdynia – Katowice - Katowice – Ostrava – Brno- Wien - Katowice – Žilina – Bratislava – Wien - Wien – Graz – Udine (including Koralm) – Venezia - Graz – Maribor – Ljubljana – Trieste / Koper – Venezia - Venezia – Bologna - Ravenna || || ||

|| Tallinn - Riga - Kaunas - Warszawa || Multimodaal || Haalbaarheidsstudie afgerond, upgrading van de bestaande lijn voltooid tegen 2015, werken voor nieuwe lijn moeten voor 2020 van start gaan

Multimodale verbinding Gdynia - Katowice || Multimodaal || Upgrading voor snelheid van 160 km/u aan de gang

Katowice - Ostrava - Brno & Katowice - Žilina - Bratislava || Spoorwegen || upgrading aan de gang

Spoorwegverbinding Bratislava – Wien luchthaven - Wien || Spoorwegen || aanleg verbinding naar luchthaven

Spoorwegverbinding Wien - Graz - Klagenfurt (Semmering, Koralm) || Spoorwegen || gedetailleerde studies voor Semmering, aanleg voor Koralm tot 2024

Spoorwegverbinding Klagenfurt - Udine (Pontebbana) || Spoorwegen || ingebruikname van verkeersbeheerssystemen

Spoorwegverbinding Graz - Maribor || Spoorwegen || te voltooien na 2020

Spoorwegverbinding Maribor - Ljubljana - Trieste || Spoorwegen || studies en gedeeltelijke upgrading aan de gang

Spoorwegverbinding Koper || Spoorwegen || upgrading aan de gang

Venezia – Bologna - Ravenna || Spoorwegen || ingebruikname van verkeersbeheerssystemen, upgrading van modale interconnectie

|| || ||

2. Warszawa – Berlin – Amsterdam Corridor - Amsterdam (Rotterdam) – Hannover – Berlin – Poznań – Warzsawa || || ||

|| Multimodale verbinding Warszawa - Poznań -DE Border || Multimodaal || upgrading wegen en spoor lopende,  studies voor hogesnelheidsspoorlijn lopende

Spoorwegverbinding PL Border - Berlin - Hannover - Amsterdam || Spoorwegen || studies lopende, ingebruikname van verkeersbeheerssystemen

Sluizen van Amsterdam || Binnenwateren || studies lopende

|| || ||

3. Mediterrane corridor - Algeciras – Madrid – Tarragona - Valencia – Tarragona - Tarragona – Barcelona – Perpignan – Lyon – Torino – Milano - Milano – Venice - Ljubljana – Budapest – UA border || || ||

|| Spoorwegverbinding Algeciras - Madrid || Spoorwegen || Studies lopende, werkzaamheden moeten vóór 2015 worden opgestart, voltooiing gepland tegen 2020

Spoorwegverbinding Valencia - Taragona - Barcelona || Spoorwegen || Aanleg tussen 2014 -2020

Barcelona - Perpignan || Spoorwegen || werken lopende, voltooid tegen 2015

Perpignan - Montpellier directe verbinding per spoor || Spoorwegen || ringweg Nîmes - Montpellier operationeel in 2017, Montpellier - Perpignan voor 2020

Spoorwegverbinding Lyon - Torino || Spoorwegen || Werkzaamheden voltooid in 2025

Milano - Brescia || Spoorwegen || upgrading aan de gang

Brescia - Venezia - Trieste || Spoorwegen || start werkzaamheden voor 2014 op verschillende secties

Trieste - Divača || Spoorwegen || studies en gedeeltelijke upgrading aan de gang

Maribor - Budapest – Záhony || Spoorwegen || Werkzaamheden lopende

|| || ||

4. Hamburg – Rostock – Constanta – Burgas – Piraeus – Lefkosia Corridor - Hamburg – Berlin - Rostock – Berlin - Berlin – Praha – Brno – Bratislava – Budapest - Arad - Arad – Bucureşti – Constanţa - Arad – Timişoara – Sofia – Burgas - Sofia – Thessaloniki – Piraeus – Lefkosia || || ||

|| Hamburg - Berlin & Rostock – Berlin - Dresden || || Ingebruikname van verkeersbeheerssystemen

Dresden - Praha || || Ingebruikname van verkeersbeheerssystemen, studies voor hogesnelheidsspoorlijn lopende

Děčín locks || Binnenwateren || studies lopende

multimodal connection Bratislava - Budapest (including Budapest ring) || Multimodaal || werkzaamheden lopende

Multimodal connection Budapest - Bucureşti – Constanţa, Arad - Timişoara - Calafat || Multimodaal || upgrading in Hongarije bijna afgerond, lopende in Roemenië

Multimodale connectie Calafat - Sofia - Burgas Sofia - Thessaloniki || Multimodaal || studies Calafat - Sofia- Thessaloniki lopende, upgrading Sofia - Burgas lopende

Haven investeringen & multimodale verbindingen in CY || Multimodaal || ingebruikname van verkeersbeheerssystemen, upgrading van modale interconnectie

|| || ||

5. Helsinki – Valletta Corridor - Helsinki – Turku – Stockholm – Malmö – København – Hamburg (inclusief Fehmarn) - Hamburg – Hannover – Nurnberg – München – Verona (inclusief Brenner Base Tunnel) – Bologna – Roma – Napoli – Bari – Valletta || || ||

|| Helsinki - Turku || Multimodaal || Werkzaamheden lopende

Stockholm - Malmö (Noordse driehoek) || Multimodaal || Werkzaamheden lopende

Uitsluitend Fehmarn || Multimodaal || Studies lopende, aanleg van de Fehmarn tussen 2014 en 2020

Multimodale verbinding København - Hamburg via Fehmarn: toegangswegen || Multimodaal || Deense toegangsroutes voltooid tegen 2020, afwerking Duitse toegangsroutes in twee fasen (2020 - 2027)

Spoorknooppunten tussen  Hamburg en München || Spoorwegen || Voltooiing verwacht tegen 2017

München - Wörgl: toegang tot Brenner Base Tunnel en grensoverschrijdend deel || Spoorwegen || Studies lopende

Brenner Base Tunnel || Spoorwegen || Werkzaamheden aan de hoofdtunnel 2010-2024

Brenner Base Tunnel toegangsroutes tot Verona || Spoorwegen || studies lopende

Verona - Bologna - Roma - Napoli || Spoorwegen || Upgrading van modale interconnectie

Napoli - Bari - Valletta || Spoorwegen || studies lopende

Investeringen in havens & multimodale verbindingen  in MT || Multimodaal || ingebruikname van verkeersbeheerssystemen, upgrading van modale interconnectie

|| || ||

6. Genova – Rotterdam Corridor - Genova – Milano/Novara – Basel – Mannheim – Köln - Köln– Düsseldorf – Rotterdam - Köln– Liège – Bruxelles/Brussel– Zeebrugge || || ||

|| Terzovalico - Milano/Novara - Genova || Spoorwegen || Studies en werkzaamheden lopende

Spoorwegverbinding Karlsruhe - Basel || Spoorwegen || Werkzaamheden voltooid tegen einde 2020

Spoorwegverbinding Frankfurt - Mannheim || Spoorwegen || studies lopende

Spoorwegverbinding Rotterdam - Oberhausen || Spoorwegen || Werkzaamheden voltooid tegen 2017

Maritieme sluizen in Zeebrugge || Maritiem || studies lopende

|| || ||

7. Atlantische Corridor - Sines / Lisboa – Madrid - Valladolid - Lisboa - Aveiro - Oporto - Aveiro – Valladolid – Vitoria – Bordeaux – Paris || || ||

|| Hogesnelheidsspoorlijn Sines/Lisboa - Madrid || Spoorwegen || Studies en werkzaamheden lopende, upgrading van modale interconnectie

Hogesnelheidsspoorlijn Porto - Lisboa || Spoorwegen || studies lopende

Spoorverbinding Aveiro - ES || Spoorwegen || Grensoverschrijdende werkzaamheden lopende

Spoorverbinding Bergara - San Sebastián - Bayonne || Spoorwegen || Voltooiing verwacht in Spanje tegen 2016, in Frankrijk tegen 2020

Bayonne - Bordeaux || Spoorwegen || lopende publieke raadpleging

|| || ||

8. Dublin – London – Paris – Brussel/Bruxelles Corridor - Belfast – Dublin - Dublin – Holyhead - Holyhead – Birmingham – London – Lille – Brussel/Bruxelles - Lille – Paris (including Canal Seine – Escaut) || || ||

|| Spoorwegverbinding Dublin - Belfast || Spoorwegen || Werkzaamheden lopende tot 2018

Multimodale verbindingen in Engeland (inclusief hogesnelheidslijn 2) || multimodaal || te voltooien tegen 2025

Canal Seine - Escaut || Binnenwateren || Ontwerp afgerond, concurrentiegerichte dialoog gestart, volledig afgerond tegen 2018)

Waterways upgrade in Wallonia || Binnenwateren || studies lopende

|| || ||

9. Antwerp – Lyon – Basel Corridor - Rotterdam – Antwerp – Brussel/Bruxelles – Luxembourg - Luxembourg – Dijon – Lyon - Luxembourg – Strasbourg – Basel || || ||

|| Upgrade van de  Maas || Binnenwateren || te voltooien tegen 2015

Upgrade de sluizen in Terneuzen || Binnenwateren || studies lopende

Maritieme sluizen in Antwerpen || Maritiem || studies lopende

Eurocaprail || Spoorwegen || werkzaamheden lopende

Spoorwegverbindingen Luxemburg Dijon Lyon (TGV Rhin - Rhône) || Spoorwegen || studies lopende

Canal Saône - Moselle || Binnenwateren || studies lopende

Strasbourg - Mulhouse - Basel || Multimodaal || studies en upgrading aan de gang

|| || ||

10. Seine – Donau Corridor - Le Havre – Paris – Strasbourg – Stuttgart – München – Wien || || ||

|| Hogesnelheidsspoorlijn Le Havre - Paris || Spoorwegen || studies lopende

Spoorwegverbinding - Paris Strasbourg: 2de fase LGV Est || Spoorwegen || te voltooien tegen 2016

Spoorwegverbinding Strasbourg - Kehl Appenweier || Spoorwegen || te voltooien tegen 2016

Karlsruhe - Stuttgart - München || Spoorwegen || Studies en werkzaamheden lopende

Spoorwegverbinding München - Salzburg || Spoorwegen || Studies en werkzaamheden lopende

Spoorwegverbinding Wels - Wien || Spoorwegen || Voltooiing verwacht tegen 2017

Donau Upgrade || Binnenwateren || Studies en werkzaamheden lopende

|| || ||

Andere delen van het kernnetwerk

|| || ||

Grensoverschrijding || Spoorwegverbinding Sofia - Plovdiv - Istanbul || Spoorwegen || upgrading aan de gang

Grensoverschrijding || Wegverbinding Sofia - Bucureşti via Ruse || Weg || studies lopende

Grensoverschrijding || Spoor- en  wegverbinding Sofia - Skopje || Multimodaal || studies lopende

Grensoverschrijding || Spoor- en wegverbinding Timişoara - Belgrade || Multimodaal || studies lopende

Grensoverschrijding || Spoorwegverbinding Nürnberg - Praha || Spoorwegen || Studies en werkzaamheden lopende

Grensoverschrijding || Spoor- en wegverbinding Wrocław - Dresden || Multimodaal || upgrading aan de gang

Grensoverschrijding || Multimodale verbinding Nürnberg - Linz || Multimodaal || werkzaamheden lopende

Knelpunt || Spoorwegnetwerk Noordwestelijk Spanje en Portugal || Spoorwegen || werkzaamheden lopende

Knelpunt || Spoorwegverbinding Frankfurt - Fulda - Erfurt - Berlin || Spoorwegen || studies lopende

Knelpunt || Halle - Leipzig - Nürnberg || Spoorwegen || werkzaamheden lopende, voltooid tegen 2017

Knelpunt || HSL Provence - Côte d'Azur || Spoorwegen || studies lopende

Knelpunt || Spoorweg Egnathia (EL) || Spoorwegen || studies lopende

Knelpunt || Binnenwateren Dunkerque - Lille || Binnenwateren || studies lopende

Knelpunt || Parallel HST Paris- Lyon || Spoorwegen || Voorbereidende studies lopende

Ander kernnetwerk || Kernnetwerk HS verbindingen tussen Zaragoza - Pamplona - Logrono, Valladolid - La Coruña || Spoorwegen || Deelwerkzaamheden lopende

Ander kernnetwerk || Spoorwegverbinding Shannon - Cork - Dublin || Spoorwegen || Studies lopende

Ander kernnetwerk || Verbetering spoornet en HS verbinding tussen belangrijke Poolse steden  (met inbegrip van Warszawa, Łódź, Wrocław, Poznań, Kraków) || Spoorwegen || Studies lopende

Ander kernnetwerk || Spoorwegverbinding tussen Wilhelmshaven en Bremerhaven || Spoorwegen || Studies lopende

Voorlopige lijst van prioritaire energiecorridors

Horizontale prioriteiten

Invoering van slimme netwerken || Investeringen in grootschalige projecten voor balancering van vraag en aanbod waarbij oplossingen voor intelligente netwerken worden gebruikt voor elektriciteitsnetwerken met een hoge of gemiddelde spanning in grote grensoverschrijdende regio's met aanzienlijke variabele elektriciteitsopwekking

|| || ||

Europese elektriciteitscorridors

|| Doelstelling te realiseren tegen 2020 || Betrokken landen || Belangrijkste knooppunten op korte termijn

1. Offshore-elektriciteitsnetwerk in de noordelijke zeeën || Een geïntegreerd offshore-netwerk in de noordelijke zeeën waarbij  de geplande 40 GW afkomstig van hernieuwbare energiebronnen op het netwerk wordt  aangesloten en wordt getransporteerd naar de verbruikerscentra || BE, DE, DK, FR, IE, LU, NL, SE, UK (NO) || - Optimale netwerkoplossingen die gebruik maken van onderzeese radiale en hubverbindingen naar land en T-verbindingen naar interconnectoren in de Noordzee, de Ierse Zee en de Kanaalregio

- versterking van onshore-netwerken om elektriciteitstromen mogelijk te maken naar de belangrijkste verbruikscentra in de kustlanden van de noordelijke zeeën

- grotere toegang tot hydro en andere opslagcapaciteiten voor reservecapaciteit en balancering

|| || ||

2. Interconnecties voor elektriciteit in Zuidwest-Europa || Interconnecties in de zuidwestelijke regio tussen EU-lidstaten en derde landen uit het Middellandse-Zeegebied || ES, FR, IT, MT, PT (CH, Noordafrikaanse landen) || - interconnecties tussen het Iberische schiereiland en Frankrijk

- connecties naar Centraal-Europa

- interconnecties tussen Italië/Spanje en de Noord-Afrikaanse landen met het oog op hun potentieel voor hernieuwbare energie op lange termijn

- adequate connectie van Malta met Italië

|| || ||

3. Elektriciteitsverbindingen in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa || Versterkt regionaal elektriciteitsnetwerk voor elektriciteitsstromen in de richting Noord-Zuid en Oost-West, om de interne markt te voltooien en hernieuwbare energiebronnen op te nemen, zowel door interconnectoren als interne lijnen || AT, BG, CZ, DE, GR, HU, IT, PL, RO, SI, SK (AL, BA, FYROM, HR, ME, SP) || - versterking van de interne netwerken van Polen, Tsjechië, Roemenië, Slowakije, Kroatië en Bulgarije alsook Oostenrijk en Duitsland in de richting Noord-Zuid

- nieuwe interconnecties tussen Duitsland en Polen, Slowakije en Hongarije

- de transfercapaciteiten verhogen tussen Roemenië, Bulgarije en Griekenland, inclusief met landen van het Verdrag betreffende de Energiegemeenschap

- connecties tussen Italië en landen van de Energiegemeenschap (met name Montenegro, maar ook Albanië en Kroatië)

|| || ||

4. Interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied, wat elektriciteit betreft  (BEMIP) || Een eind maken aan het energie-isolement van de drie Baltische staten en hun systemische onafhankelijkheid van het Russische elektriciteitsnetwerk vergroten. Op langere termijn synchrone connectie tot stand brengen met het Europese continentale systeem van het ENTSO-E || DE, DK, EE, FI, LT, LV, PL, SE (NO) || - elektriciteitsverbindingen van de drie Baltische staten naar Zweden, Finland en Polen

- versterking van het interne netwerk van de Baltische staten,  in het bijzonder in Letland

- verdere interconnectie tussen Letland en Estland om te komen tot een zelfstandig systeem

- versterking van het Poolse netwerk in het noordoosten, alsook extra grensoverschrijdende capaciteit tussen Polen en Litouwen met het oog op een synchrone connectie

Europese gascorridors

5. Zuidelijke gascorridor || Een vierde corridor voor gaslevering openen naar de EU om een connectie tot stand te brengen tussen Europa en gasvoorraden van het bekken van de Kaspische Zee en het Midden-Oosten  (90,6 triljoen kubieke meter bewezen reserves) || Direct: IT, EL, BG, RO, AT, HU Indirect: DE, CZ, PL, FR (AL, BA, FYROM, HR, ME, SP; Georgië, Irak, Turkije, landen van de Kaspische regio) || - pijplijnen voor een directe connectie tussen het grondgebied van de EU met de gasvelden in Kaspische regio en het Midden-Oosten

- Meervoudige opties en pijplijnconfiguraties worden overwogen, inclusief een specifieke pijplijn via het grondgebied van Turkije en onderzeese pijplijnen op de zeebodem van de Kaspische en Zwarte Zee (Turkmenistan – Azerbeidzjan en Georgië-EU)

|| || ||

6. Noord-Zuid-gascorridor in West-Europa || Nieuwe interconnecties op de Noord-Zuid as in West-Europa om het Middellandse zeegebied beter te verbinden met  de noordwestelijke gas regio, waarbij gezorgd wordt voor een grotere diversificatie van Italië en Spanje en mededinging in het volledige gebied, waarbij toegang wordt verleend tot voorraden van Afrika, Noorwegen en Rusland, waardoor een grotere flexibiliteit tot stand komt voor het volledige EU-gasnetwerk || BE, CY, DE, ES, FR, IE, IT, LU, MT, NL, PT, UK (Noordafrikaanse landen) || - verdere interconnectiecapaciteiten tussen het Iberische schiereiland en Frankrijk en wegwerken van interne knelpunten

-  grotere interconnectiecapaciteiten in het noorden van Italië met Oostenrijk en in het zuiden met de Noord-Afrikaanse regio

- adequate LNG/CNG/pijplijnoplossingen in Cyprus en Malta

- meer infrastructuur om de capaciteit in het Verenigd Koninkrijk en Ierland te verhogen (bv. opslag/LNG)

|| || ||

7. Noord-Zuid-gascorridor in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa. || Gasconnecties tussen de Oostzeeregio en de Adriatische en Egeïsche Zee en de Zwarte Zee om de voorzieningszekerheid  en de diversificatie van de gasvoorziening in de regio te verhogen. In een tweede fase wordt dit integratieproces uitgebreid tot landen die zijn toegetreden tot het Verdrag betreffende de Energiegemeenschap door middel van adequate interconnectiecapaciteit. || BG, HU, CZ, PL, RO, SK, AT, GR, SI (HR, landen van de Energiegemeenschap) || - Noord-Zuid connecties binnen en tussen landen, in het bijzonder upgrading en nieuwe pijplijnen binnen Polen, Bulgarije en Roemenië, interconnecties tussen Polen en Slowakije en Slowakije en Hongarije

- grotere grensoverschrijdende capaciteit of bidirectionele stromen tussen Polen en Tsjechië, Polen en Duitsland en Roemenië en Hongarije

- nieuwe infrastructuur voor gasinvoer uit nieuwe bronnen en hun connectie op het regionale gasnetwerk in het noorden en zuiden door middel van nieuwe pijplijnen en LNG-terminals in Polen, Kroatië en Roemenië voor een ruimere regio.

|| || ||

8. Interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied, wat gas betreft (BEMIP) || Een eind maken aan het energie-isolement van de drie Baltische staten en Finland en aan de afhankelijkheid van één leverancier alsook verhoging van de voorzieningszekerheid in de hele Oostzeeregio door verhoogde diversificatie van de Noorse leveringen || DK, EE, FI, LT, LV, PL, SE, DE (NO) || - interconnectoren voor verbindingen tussen Finland en Estland, Polen en Litouwen en een regionale LNG-terminal in het oostelijke Oostzeegebied

- upgrading van de interne systemen met het oog op voldoende capaciteit voor de vrije stroom van gas in alle richtingen

- voor de westelijke Oostzeeregio verdere interconnectiemogelijkheden tussen de Noorse en Deense systemen, een interconnectie tussen Polen en Denemarken en een verhoging van de bidirectionele capaciteiten tussen Duitsland en Denemarken.

Voorlopige lijst van doelgebieden voor breedband en Europese corridors voor digitale dienstverlening en infrastructuur

Horizontale prioriteiten

Innovatief beheer en diensten || Bij het in kaart brengen van pan-Europese breedbandinfrastructuur worden onder meer volgende punten ontwikkeld: lopende, gedetailleerde fysieke verkenning en documentatie van relevante sites, onderzoek van de doorgangsrechten, beoordeling van het potentieel voor een upgrading van bestaande faciliteiten, enz.

Innovatief beheer en diensten || Technische bijstandsmaatregelen inclusief project- en investeringsplanning en haalbaarheidsstudies, ter ondersteuning van investeringsmaatregelen en financiële instrumenten.

|| || ||

                                                   Doelgebieden breedband

Project Pijplijn met betrekking tot de prioritaire doelgebieden voor breedband || Beschrijving van de doelgebieden die tot 2020 moeten worden gefinancierd || Belang/ Belangrijkste data

1. Ontwikkeling van geografisch gediversifieerde portfolio van breedband projecten die bijdragen tot de doelstellingen van de digitale agenda voor Europa || Geografisch gediversifieerde portfolio van breedbandprojecten die overeenstemmen met de doelgebieden op het vlak van breedband, hoofdzakelijk in de voorsteden, waarvoor de portfolio-ondernemingen kunnen rekenen op toegang tot specifieke financiële instrumenten, waarbij een financiële bijdrage uit de EU-begroting ten belope van 1 miljard EUR als katalysator en/of kredietversterker dienst doet De financiële bijdrage zal wellicht andere middelen aantrekken van openbare of particuliere sectoren die bruto-investeringen ten belope van 6 tot 15 miljard EUR in breedband ondersteunen afhankelijk van de financieringsbehoeften en risicoprofielen van de onderliggende investeringen. In de eerste golf van projecten voor doelgebieden op het vlak van breedband is het waarschijnlijk dat gevestigde telecombedrijven (gevestigde spelers of operatoren)  zullen investeren in gebieden waar de kabelbedrijven een sterke druk uitoefenen. Andere nutsbedrijven (water, afvalverwerking, elektriciteit) zullen naar verwachting investeren in passieve breedbandnetwerken, hetzij alleen, hetzij in partnerschap met andere operatoren. Verscheidene operatoren (vaak actief in vaste en mobiele markten) kunnen samenwerken om de infrastructuur van een nieuwe generatie te bouwen. Partnerschappen zijn intrinsiek risicovoller dan afzonderlijke leners. || Met hogere breedbandsnelheden komen aanzienlijke economische en sociale voordelen tot stand. Een onmiddellijk effect op werkgelegenheid die samenhangt met de aanleg en uitvoering van hogesnelheidsbreedband. Tussentijds zullen de rechtstreekse effecten gekoppeld worden aan een verhoogde en verbeterde kosteneffectiviteit van ict-diensten (bv. slimme netwerken, e-government, consumentenvoordelen met betrekking tot het verstrekken van gezondheidszorg). Uit een OESO-onderzoek is gebleken dat een verhoging van de breedband penetratiepercentages met meer dan 5 procentpunten resulteert in een stijging van de arbeidsproductiviteit met 0,07 procentpunt. Op lange termijn zullen er duurzame effecten zijn op het bbp.

|| || ||

                                 Europese corridors voor digitale infrastructuur

Project Pijplijn met betrekkingen tot prioritaire infrastructuur || Beschrijving van de service-infrastructuur die  tot 2020 moet worden gefinancierd || Belang / Belangrijkste data

1. Toegang tot de digitale bronnen over het Europese culturele erfgoed (Europeana) || Service-infrastructuur om de digitale bronnen van de Europese musea, bibliotheken, archieven en audiovisuele collecties te ontsluiten. Deze infrastructuur moet zorgen voor een gebruiksvriendelijk vast toegangspunt voor Europese culturele inhoud op het internet, zal de culturele bronnen van Europa omvormen tot een blijvende waarde voor de digitale economie en zal worden gekoppeld aan een infrastructuur met specifieke rechten en zal dienen als een forum voor creatieve bedrijfstakken en voor het  innovatieve hergebruik van cultureel erfgoed. De infrastructuur bouwt verder op Europeana en vroeger ongebruikte collecties in alle lidstaten worden in de infrastructuur opgenomen. || Europeana bevordert toegang tot kennis, culturele diversiteit en creatieve inhoud en streeft ernaar de digitalisering en verspreiding van culturele werken in Europa te bevorderen. Versterking van Europeana is vastgelegd in de conclusies van de Raad van mei 2010. De culturele en creatieve bedrijfstakken behoren tot de meest dynamische sectoren van Europa en vertegenwoordigen 3,3% van het totale EU-bbp en 3% van de werkgelegenheid. Het waardevolle Europese culturele erfgoed biedt een stevige basis voor de inhoudssector. Alle meesterwerken van het publieke domein moeten tegen 2016 beschikbaar worden gesteld op Europeana. Vanaf 2016 verdere uitbreiding van content en diensten

|| || ||

2. Interoperabele veilige elektronische identificatie en authentificatie in Europa || Service-infrastructuur om grensoverschrijdend gebruik te maken van elektronische identificatie (eID), met inbegrip van authentificatie binnen Europa, mogelijkheid voor burgers en bedrijven om toegang te krijgen tot digitale diensten in elke lidstaat waar ze verblijven of naartoe reizen. Uitbreiding van de elektronische identiteit en authentificatiediensten naar alle lidstaten die deelnemen aan deze service-infrastructuur en opname in aanvullende diensten van hoger niveau (elektronische aanbestedingen, mobiliteit van ondernemingen, elektronische uitwisseling van justitiële informatie) || Een aantal andere service-infrastructuren zou afhangen van de ontwikkeling van grensoverschrijdende eID service-infrastructuur zoals de "one-stop shop" van de dienstenrichtlijn, uitwisseling van strafregisters, van patiëntendossiers. Acties voor het aantonen van het service-concept in een gesloten omgeving  kunnen lopen tot 2014. Vanaf 2014 zijn grootschalige operaties mogelijk.

|| || ||

3. Interoperabele grensoverschrijdende elektronische aanbestedingen || Service-infrastructuur om elk bedrijf in de EU in staat te stellen in te tekenen op Europese aanbestedingen van een lidstaat die betrekking hebben op de fasen vóór en na de gunning van elektronische overheidsopdrachten. Openstellen voor alle lidstaten en opname van activiteiten zoals Virtual Company Dossier (VCD), eCatalogi, eBestellingen en eFacturen. || Met elektronische overheidsopdrachten wordt de markt voor ondernemingen en overheidsdiensten uitgebreid en wordt de mededinging in de biedprocedures verhoogd, hetgeen kan leiden tot jaarlijkse besparingen van 1% tot 2% van de totale markt voor overheidsopdrachten met een waarde van 2 000 miljard EUR door gebruik te maken van meer efficiënte en concurrerende aanbestedingsprocedures. Vanaf 2014 wordt service-infrastructuur uitgebreid tot alle lidstaten, op basis van het Witboek over de interconnectie van de elektronische aanbestedingscapaciteit binnen de interne markt.

|| || ||

4. Elektronische procedures voor de oprichting van een onderneming in een ander Europees land (in het kader van de dienstenrichtlijn) || Service-infrastructuur gericht op dienstverlenende organisaties die bereid zijn professionele diensten buiten hun thuisland aan te bieden Streeft naar naadloze grensoverschrijdende elektronische procedures voor het opzetten van een onderneming in een ander Europees land om  alle noodzakelijke administratieve procedures elektronisch en grensoverschrijdend te kunnen afhandelen door éénloketten in het kader van de dienstenrichtlijn || Interoperabele service-infrastructuur van de dienstenrichtlijn. Acties voor het wegnemen van administratieve belemmeringen waarmee Europese ondernemingen worden geconfronteerd wanneer zij diensten in het buitenland aanbieden lopen tot 2014 in een gesloten omgeving. Grootschalige operaties worden mogelijk vanaf 2014, met uitbreiding naar alle lidstaten.

|| || ||

5. Interoperabele elektronische steun voor gezondheidszorg in de EU || Service-infrastructuur die tot doel heeft instellingen voor gezondheidszorg aan te sluiten op het netwerk  en taalkundige, administratieve en technische belemmeringen voor e-gezondheid oplossingen weg te nemen. De diensten zouden een uitwisseling van patiëntengegevens en elektronische voorschriften binnen Europa bevatten en een grensoverschrijdende inzet van telegeneeskundediensten ondersteunen. || De infrastructuur zal bijdragen tot  het uitvoeringsmechanisme van artikel 14 van de richtlijn over patiëntenrechten voor grensoverschrijdende gezondheidszorg inzake eGezondheid door het vaststellen van gemeenschappelijke voorschriften voor de semantiek en procedures van patiëntengegevens. Acties voor het uittesten van de dienst in een gesloten omgeving  kunnen lopen tot 2015. Vanaf 2015 zijn grootschalige operaties mogelijk.

|| || ||

6. Data.eu || Service-infrastructuur om in één centraal toegangspunt datareeksen van overheidsinstellingen in de lidstaten op nationaal, regionaal of lokaal niveau en van Europese instellingen bijeen te brengen, voor datagebruik en hergebruik in toepassingen. Een data.eu portaal biedt zoek/toegangsmogelijkheden in datareeksen  in elke taal die gebruikt wordt door de overheidsinstellingen in de lidstaten voor opzoekingen en visualisatie. Het verschaft open instrumenten voor iedereen met het oog op interactie met de infrastructuur (opzoeken van gegevens, verzamelen van statistieken, downloadgegevens) voor de ontwikkeling van nieuwe ondernemingen. || Overheidsinformatie is niet alleen een primaire gegevensbron, maar ook een belangrijk middel voor het ontwikkelen van innovatieve diensten (plaatsgebonden diensten, financiële diensten, marketing, milieumonitoring) Als onderdeel van de sector overheidsinformatie werd de waarde van de mondiale markt voor geografische gegevens in 2009 geraamd op 5,3 miljard USD. Proefportaal in een gesloten omgeving is lopende. Progressieve ontwikkeling van pan-Europese open data-infrastructuur , die geleidelijk wordt uitgebreid tot alle overheidsdiensten in de Europese Unie vanaf 2014.

|| || ||

7. Veiliger internet voor kinderen || Service-infrastructuur om jonge online gebruikers beter te beschermen. Een EU-breed platform voor het delen van informatiesystemen en software-instrumenten. Met elkaar verbonden "Veiliger internet centra" zullen voorzien in educatieve inhoud, online veiligheidsinformatie, voorlichtingsinstrumenten en integratie van technologieën voor toegang tot instrumenten voor ouderlijk toezicht, voor de verificatie van de minimumleeftijd,  het vaststellen van codes van goede praktijken (bv. online spellen), gebruik van instrumenten voor het creëren van innovatieve inhoud en voor interoperabele witte lijsten voor de ontwikkeling van een veiliger internet omgeving voor jonge kinderen en de bevordering van toegang tot leeftijdsgerichte inhoud van hoge kwaliteit || Met deze infrastructuur wordt ingespeeld op de doelstellingen van de Commissie voor de online bescherming van kinderen, zoals vastgesteld in de digitale agenda voor Europa. Uitvoeren en ontwikkelen van het platform en de instrumenten voor verschillende diensten vanaf 2014. Integratie en uitbreiding vanaf 2018.

|| || ||

8. Meertaligheid || Service-infrastructuur  voor eBusinesses (eCommerce) met onbeperkte toegang tot herbruikbare meertalige onderdelen toegespitst op online vertaling, interactieve spraakgestuurde diensten en meertalig zoeken op trefwoorden. De infrastructuur biedt onderdak aan en verstrekt toegang met toegevoegde waarde tot databronnen voor EU-talen (bv. vertalingen, meertalige corpora, lexica en terminologische databanken), de gerelateerde metadata, instrumenten en normen; het bundelen, delen en verhandelen van talige bronnen (data en instrumenten) die afkomstig zijn van de overheids- en particuliere sector. || Met het wegnemen van taalbarrières wordt de oprichting van een goed functionerende, effectieve grensoverschrijdende digitale interne markt bevorderd. In een onderzoek van 2009 werd de waarde van de EU- taalindustrie in 2008  geraamd op 8,4 miljard EUR. Dit omvatte vertalingen en tolken, software lokalisatie, ontwikkeling van instrumenten voor taaltechnologie, consultancy en  opleiding. Het jaarlijkse groeipercentage voor deze industrie werd geraamd op minstens 10% voor de komende jaren. De infrastructuur zou van start kunnen gaan door bestaande initiatieven te verbinden  en uit te breiden (bv. TAUS, ELRA, LDC, EU-netwerken zoals  META-NET) en wordt vanaf 2016 vergroot.

|| || ||

9. Openbare trans-Europese backbone ('mid-mile") || Diensteninfrastructuur om essentiële overheidsdiensten te verbinden met een pan-Europees backbone-netwerk van zeer hoge snelheid, waarop andere diensten van hoger niveau ter beschikking kunnen worden gesteld en waarop "clouds" voor trans-Europese overheidsdiensten kunnen worden ontwikkeld. Op deze wijze wordt de vraag gebundeld, waardoor de kosten verminderen en er sneller een kritische massa in dienstverlening wordt bereikt. || Voornaamste belanghebbenden zijn openbare overheden die een dienst exploiteren die gebaat zou zijn met een hogesnelheidsnetwerk (bv. gezondheidsdiensten, openbare datacentra, bureaus voor statistiek, agentschappen voor milieumonitoring, civiele bescherming, culturele instellingen) Vanaf 2014 zou een dergelijke pan-Europese dienst kunnen worden ingevoerd met voldoende dichtheid binnen twee tot vier jaar. In een tweede fase zouden vervolgens specifieke lacunes op geografisch en/of thematisch vlak worden aangepakt. Een startpunt voor deze trans-Europese service-infrastructuur is sTesta.

Innovatieve Financiële Instrumenten

1. Beleidsdoelstellingen

Het gebruik van innovatieve financiële instrumenten biedt een alternatief voor de traditionele subsidiefinanciering uit de EU en kan zorgen voor een significante nieuwe financieringsbron voor strategische investeringen. Een essentieel voordeel van innovatieve financiële instrumenten is dat ze voor de EU-begroting een multiplicatoreffect tot stand brengen door het bevorderen en aantrekken van andere overheids- en particuliere financiering voor projecten die van belang zijn voor de EU.

Voor projecten die commercieel interessant zijn, kunnen EU-middelen worden besteed in een partnerschap met de particuliere sector en het bankwezen, in het bijzonder via de Europese Investeringsbank (EIB) om onvolkomenheden op de kapitaalmarkt bij de financiering van projecten en activiteiten die van strategisch belang zijn voor de EU en haar burgers te verhelpen.

Deze instrumenten kunnen vaker worden ingezet om steun te verlenen op een brede waaier van beleidsterreinen. De EU-begroting maakt reeds gedurende meer dan tien jaar gebruik van financiële instrumenten zoals waarborgen en deelname in het aandelenkapitaal van KMO's. In het huidig financieel kader is in samenwerking met de EIB een nieuwe generatie van financiële instrumenten opgenomen, zoals de financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) in het raam van het zevende O&O kaderprogramma, of het leninggarantie-instrument voor TEN-T-projecten (LGTT). Voor activiteiten buiten de EU is het Wereldfonds voor energie-efficiency en hernieuwbare energie opgericht om te kunnen voorzien in kapitaalinvesteringen in ontwikkelingslanden. Bij de structuurfondsen wordt gebruik gemaakt van financiële instrumenten ter ondersteuning van ondernemingen, stadsontwikkeling en energie-efficiëntie door middel van renouvellerende fondsen.

Met deze instrumenten zijn goede resultaten behaald, maar de ontwikkeling ervan kwam proefondervindelijk tot stand. Als onderdeel van het toekomstig financieel kader stelt de Commissie derhalve voor om een meer gestroomlijnde en gestandaardiseerde aanpak te ontwikkelen voor de inzet van innovatieve financiële instrumenten, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de EU-middelen zo doeltreffend mogelijk worden besteed ter ondersteuning van het EU-beleid.

2. Instrumenten

Er wordt voorgesteld de bestaande financiële instrumenten te rationaliseren door te voorzien in gemeenschappelijke regels voor eigenvermogen- en schuldinstrumenten, waardoor een geïntegreerde benadering tot stand komt voor de inzet van financiële instrumenten op het niveau van de EU en op nationaal/regionaal niveau. Hierdoor worden de betrekkingen met de financiële partners, in het bijzonder met de EIB en de internationale financiële instellingen gestroomlijnd. De mechanismen zullen de markten transparantie verschaffen over de wijze waarop de EU gebruik maakt van eigenvermogen- en schuldinstrumenten, hetgeen zal resulteren in een grotere zichtbaarheid van het optreden van de EU.

De Commissie stelt een nieuw type van instrument voor, het initiatief inzake EU-projectobligaties, dat tot doel heeft investeringsmiddelen te verwerven voor infrastructuurprojecten van essentieel strategisch Europees belang. Dankzij een bijdrage uit de EU-begroting zullen projecten kredietwaardigheidsrating kunnen verbeteren, waardoor zij een beroep kunnen doen op financiering door de EIB, andere financiële instellingen en particuliere kapitaalverstrekkers. Financiële instrumenten brengen niet meer risico met zich dan subsidies, aangezien het risico voor de EU-begroting in alle gevallen strikt beperkt blijft tot de bijdrage uit de begroting. De EU-begroting kan geen tekort vertonen.

Op het vlak van externe betrekkingen wordt voorzien in een specifiek EU-mechanisme voor externe betrekkingen en ontwikkeling, waarbij de respectieve sterke punten van de Commissie, de lidstaten en de Europese bilaterale en multilaterale financiële instellingen (in het bijzonder de EIB) die actief zijn op het vlak externe samenwerking en ontwikkeling worden samengebundeld. Dit mechanisme zal bijdragen tot een grotere samenhang, doeltreffendheid, efficiëntie en zichtbaarheid van de EU op het vlak van externe financiering en tegelijkertijd rekening houden met de specifieke kenmerken van de externe partners van de EU.

3. Tenuitvoeringlegging

Financiële instrumenten zullen deel uitmaken van de financiering uit de EU-begroting voor een brede waaier van beleidsterreinen, en met name die waarop de volgende doelstellingen worden nagestreefd:

(7) Verbetering van de capaciteit van de particuliere sector om de groei te bevorderen, nieuwe banen te scheppen en/of innovatie tot stand te brengen: ondersteuning van startende bedrijven, KMO's, middelgrote ondernemingen (mid-caps), micro-ondernemingen, kennisoverdracht, investeringen in intellectuele eigendom;

(8) Aanleg van infrastructuur door een beroep te doen op publiek-private samenwerkingsverbanden met het oog op een versterking van de concurrentiekracht van de EU en de duurzaamheid van de transport-, energie- en ict-sector;

(9) Ondersteuning van instrumenten die particuliere investeringen kunnen aantrekken om het openbaar belang zoals klimaat en milieubescherming op andere terreinen na te streven.

Bij het ontwerpen van de instrumenten worden de volgende beginselen in acht genomen:

· Solide governanceregelingen: de mechanismen voor schuldinstrumenten en het verstrekken van eigen vermogen beschikken over solide governancestructuren om ervoor te zorgen dat de EU een doeltreffend toezicht kan uitoefenen op de financiële verrichtingen en investeringen alsook op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen.

· Financiering via verschillende begrotingsonderdelen: in de begroting worden geen specifieke bedragen uitgetrokken voor de financiering van dergelijke instrumenten; de financiële instrumenten worden daarentegen gefinancierd uit begrotingsonderdelen van de specifieke beleidsterreinen, in samenhang met de passende instrumenten die voorzien in eigen vermogen of schuldfinanciering.

· Opgericht als onderdeel van het Financieel Reglement: De basisbeginselen van de twee mechanismen worden verankerd in het Financieel Reglement, dat momenteel in de Raad en het Europees Parlement wordt herzien. Die verankering zal de stroomlijning en standaardisering aanzienlijk bevorderen.

· Gebruik van de gemeenschappelijke voorschriften voor eigenvermogen en schuld zal verplicht zijn voor interne beleidsmaatregelen en horizontaal gelden voor instrumenten binnen deze beleidsterreinen. Bestaande innovatieve financiële instrumenten zullen op de gemeenschappelijke voorschriften worden afgestemd. Bij het cohesiebeleid zal het beginsel van gedeeld beheer met de lidstaten in acht worden genomen en zullen de EU-modellen dus worden aangeboden als mogelijke beste werkmethoden, met sterke aansporingen voor de lidstaten om de EU-werkwijze over te nemen. Voor externe acties zal een groter aandeel van EU-subsidies (in voorkomend geval via regionale investeringsfaciliteiten) worden gecombineerd met leningen of worden gebruikt in eigenvermogens- of risicodelingsinstrumenten. Hierdoor kan een beroep worden gedaan op extra financiering – inclusief van de particuliere sector – ter ondersteuning van de EU-prioriteiten en ter dekking van de investeringsbehoeften van onze partnerlanden. Deze aanpak zal worden bevorderd door de inwerkingtreding van de voorgestelde nieuwe bepalingen in het Financieel Reglement over financiële instrumenten en met de vaststelling van gemeenschappelijke beginselen voor die instrumenten in zoverre dat nuttig is voor het beleidsgebied van de externe acties.

· Beheer door financiële instellingen: het beheer en de uitvoering van de financiële instrumenten zou doorgaans worden toevertrouwd aan de EIB-groep, andere internationale financiële instellingen of financiële overheidsinstellingen waarvan ten minste één lidstaat aandeelhouder is. Het beheer kan ook in handen worden gegeven van een investeringsvehikel naar nationaal recht waarbij middelen die afkomstig zijn van verschillende publieke en particuliere financieringsbrokken worden gebundeld. Een verdere delegatie naar particuliere financiële instellingen behoort ook tot de mogelijkheden.

Justitie

1. Beleidsdoelstellingen

Het beleid van de EU op het vlak van justitie, fundamentele rechten, burgerschap en gendergelijkheid is gebaseerd op de fundamentele waarden en beginselen van de EU, zoals democratie, vrijheid, tolerantie, non-discriminatie en de rechtsstaat. Met dit beleid wordt gestreefd naar de oprichting van een pan-Europese ruimte van recht, rechten en rechtvaardigheid ten voordele van alle EU-burgers.

In het Europa van vandaag zijn miljoenen burgers betrokken bij grensoverschrijdende activiteiten – in hun privé- en beroepsleven, bij hun studies of als consumenten. De Commissie streeft naar praktische oplossingen voor grensoverschrijdende problemen waarmee zowel de burgers als het zakenleven worden geconfronteerd. Burgers moeten met een gerust gemoed kunnen leven, reizen en werken in een andere lidstaat en moeten erop kunnen vertrouwen dat hun rechten worden beschermd ongeacht waar ze zich bevinden in de EU. Ondernemingen moeten ten volle gebruik kunnen maken van de mogelijkheden van de interne markt.

Het belangrijkste instrument voor het uitbouwen van de EU als een rechtsruimte is wetgeving en de Commissie heeft een ambitieus programma ontwikkeld voor het vaststellen van voor de hele EU geldende normen opdat mensen kunnen vertrouwen op hetzelfde basisniveau van rechtvaardigheid (bijvoorbeeld omdat zij het slachtoffer zijn van criminaliteit) en overal in Europa aanspraak kunnen maken op een niet-discriminerende behandeling. Het Verdrag van Lissabon voorziet in nieuwe mogelijkheden voor justitiële samenwerking in strafzaken en burgerlijke zaken en belast de EU met de opdracht om de toegang tot de rechter in de gehele EU te vergemakkelijken. Daarnaast voorziet het Verdrag van Lissabon in de horizontale integratie van het gendergelijkheidsaspect en een verbod op discriminatie op grond van discriminatie op grond van ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid in alle beleidsmaatregelen en activiteiten van de EU.

Teneinde te waarborgen dat deze rechten en wetten in de praktijk werken, moeten zij correct worden toegepast en moeten de mensen – van burgers tot rechters – de wet- en regelgeving begrijpen en weten hoe ze ervan gebruik kunnen maken. Derhalve voert de Commissie een aantal specifieke financiële programma's uit ter ondersteuning van haar wetgeving en beleid, waarbij zij de aandacht toespitst op grensoverschrijdende kwesties die slechts met een gecoördineerde aanpak op EU-niveau adequaat kunnen worden geregeld.

2. Instrumenten

De Commissie stelt voor de programma's op dit werkterrein te stroomlijnen in een programma voor Justitie en een programma voor Rechten en burgerschap. Hierdoor komt een vereenvoudiging van de financieringsregelingen tot stand en wordt voorzien in meer samenhang en consistentie tussen het geheel van gefinancierde activiteiten. De geïntegreerde programma's zullen worden toegespitst op een reeks thematische prioriteiten en zullen activiteiten financieren met een duidelijke EU-meerwaarde. Het gaat hierbij om de volgende programma's:

· Opleiding voor juristen (zoals rechters en procureurs) om hun de instrumenten ter beschikking te stellen om EU-rechten en rechtsbedeling in de praktijk te brengen en te zorgen voor wederzijds vertrouwen, dat de grondslag vormt voor de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid;

· Versterking van netwerken, d.w.z. van organisaties die in de gehele Unie actief zijn om bijstand te verlenen bij de voorbereiding van toekomstige initiatieven op dit vlak en de consequente toepassing ervan binnen Europa te bevorderen;

· Grensoverschrijdende samenwerking op het vlak van handhaving, bijvoorbeeld bij de oprichting van alarmeringssystemen voor vermiste kinderen, coördinatie van de samenwerking op het vlak van operationele en grensoverschrijdende drugsbestrijding; en

· Informatieverstrekking en voorlichtingscampagnes, inclusief steun voor nationale en Europese campagnes om mensen bewust te maken van hun rechten, zoals die in het kader van de EU-wetgeving zijn gegarandeerd en hoe zij die rechten moeten doen gelden.

In voorkomend geval voorzien de programma's in de mogelijke deelname van kandidaat-lidstaten en eventueel andere derde landen.

3. Tenuitvoeringlegging

Door het aantal financieringsprogramma's te verminderen en alle financieringsprioriteiten samen te brengen kan dezelfde reeks voorschriften worden toegepast op alle werkterreinen en kunnen de procedures worden gestroomlijnd.

Dit zal resulteren in efficiëntieverbeteringen voor zowel de Commissie als de ontvangers van EU-financiering. Door de vermindering van de rechtsgrondslagen en begrotingsonderdelen ontstaat er een grotere flexibiliteit, met meer aandacht voor de EU-beleidsprioriteiten en een verbeterde uitvoering van de begroting.

De Commissie stelt voor de bestaande agentschappen voor justitie en fundamentele rechten te blijven financieren, aangezien zij een significante meerwaarde tot stand brengen voor de ontwikkeling en uitvoering van het beleid inzake justitie. Het gaat hierbij om de volgende agentschappen: EUROJUST, het Europees Instituut voor gendergelijkheid en Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten.

4. Voorstel begrotingstoewijzing 2014-2020

Alle cijfers in constante prijzen voor 2011

Totaal voorgestelde begrotingsmiddelen voor 2014-2020 waarvan Programma voor Justitie Programma voor Rechten en burgerschap || 802 miljoen EUR 416 miljoen EUR 387 miljoen EUR

Maritiem en visserijbeleid

5. Beleidsdoelstellingen

Een gezond marien milieu is een belangrijke bron van biologische diversiteit waaruit een breed spectrum van economische, sociale en milieubaten voortvloeit. Een gezond marien milieu verschaft ook voedzame en veilige visserijproducten die een belangrijk onderdeel van ons Europees dieet zijn.  Kustgemeenschappen waarvoor visserij een belangrijke rol speelt, met hun levensstijl, cultuur, traditie en kennis die over lange tijd is vergaard, zijn voor hun beroep afhankelijk van de visserij, hetzij in de visserijvloot, de aquacultuur, de voedselverwerking of de vissershavens.  Visserij- en kustgebieden zijn ook bijzonder kwetsbaar voor de gevolgen van de klimaatverandering, waaronder ook overstromingen, erosie van de kusten en een stijgend zeeniveau.

De EU verbindt zich ertoe te komen tot een duurzaam, op ecosystemen gebaseerd beheer van de visserij. Na een algemene herziening zal de Commissie eerlang een radicale hervorming voorstellen van het gemeenschappelijke visserijbeleid die zal leiden tot fundamentele wijzigingen van het beheer van de visserij met het oog op een duurzame exploitatie van de visbestanden en de toekomst van de visserij in Europa. Deze hervorming zal vergezeld gaan van een belangrijke herschikking van de financiering voor het gemeenschappelijke visserijbeleid en het geïntegreerde maritieme beleid, met name:

· hergebruik van ondoeltreffende directe vlootsubsidies overeenkomstig de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, met inbegrip van stimulansen voor de visserijsector om te hervormen, te innoveren en duurzaam te vissen;

· de innovatiekloof tussen de visserijsector en andere sectoren van de economie overbruggen, en daardoor de visserijvloot in de EU de kans bieden leefbaar en concurrentiebekwaam te worden en bij te dragen tot groei en werkgelegenheid in die gemeenschappen die van de visserij afhankelijk zijn;

· de overgang vergemakkelijken naar visserij met lage impact, met een teruggooiverbod en lage impact op mariene ecosystemen;

· bijdragen tot duurzaam beheer van mariene ecosystemen en ecoystemen die van aquacultuur afhankelijk zijn;

· versterkte steun aan collectieve acties met inbegrip van marketing en productie, met een belangrijke rol voor de producentenorganisaties;

· meer aandacht voor de leefbaarheid van kust- en landinwaarts gelegen gemeenschappen die van de visserij afhankelijk zijn, onder meer door meer waarde toe te kennen aan visserijgerelateerde activiteiten en door diversificatie naar andere sectoren van de maritieme economie;

· een concurrerende en duurzame aquacultuur die de consumenten in de EU gezonde en voedzame producten biedt;

· versterkte controle en gegevensvergaring, en daardoor betere naleving en een volwaardig, op kennis gebaseerd beleid;

· een geïntegreerd maritiem beleid gericht op duurzame groei in de maritieme sector en maritieme regio's.

6. Instrumenten

Het herziene maritieme en visserijbeleid zal worden gestoeld op een nieuw Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, gestructureerd rond vier componenten:

· Slimme, groene visserij (gezamenlijk beheer) om de overgang te bevorderen naar duurzame visserij die meer selectief is, geen ongewenste bijvangsten produceert, minder schade berokkent aan mariene ecosystemen en aldus bijdraagt tot een duurzaam beheer van de mariene ecosystemen; steunverlening gericht op innovatie en toegevoegde waarde, waardoor de visserijsector economisch levensvatbaar en weerbaar wordt tegen externe schokken en de concurrentie van derde landen.

· Slimme, groene aquacultuur (gezamenlijk beheer) voor een economisch leefbare, concurrerende en groene acquacultuur, in staat om de wereldwijde concurrentie het hoofd te bieden en de EU-consumenten producten met hoge voedingswaarde te verschaffen.

· Duurzame en geïntegreerde territoriale ontwikkeling (gezamenlijk beheer) om de neergang van talrijke kust- en landinwaarts gelegen gemeenschappen die van de visserij afhankelijk zijn, om te buigen, door meer toegevoegde waarde aan de visserij en visserijgerelateeerde activiteiten en door diversificatie naar andere sectoren van de maritieme economie.

· Geïntegreerd maritiem beleid (direct gecentraliseerd beheer) ter ondersteuning van de horizontale prioriteiten die reële besparingen en groei kunnen genereren, maar die de lidstaten niet zelf zullen uitvoeren, zoals mariene kennis, maritieme ruimtelijke planning, geïntegreerd kustgebiedenbeheer, geïntegreerd maritiem toezicht, aanpassing aan de negatieve gevolgen van de klimaatverandering voor kustgebieden.

Naast deze vier componenten zal het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij begeleidende maatregelen omvatten op het gebied van gegevensvergaring en wetenschappelijk advies, controle, goed bestuur, visserijmarkten (incl. in de ultraperifere gebieden), vrijwillige betalingen aan regionale organisaties voor visserijbeheer en technische bijstand. Het fonds zal voortbouwen op de activiteiten in verband met visserij en maritiem beleid die worden gesteund in het kader van het gemeenschappelijke strategische kader voor onderzoek en innovatie.

Dit beleid zal worden aangevuld met twee internationale instrumenten:

· Partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied, waarmede een wettelijk, economisch en milieukader wordt opgezet voor visserijactiviteiten door vissersvaartuigen uit de EU in de territoriale wateren van derde landen die niet in staat zijn hun visbestanden zelf volledig te exploiteren.

· Regionale organisaties voor visserijbeheer, d.w.z. internationale organen die bestaan uit staten, regionale organisaties voor economische integratie (de EU) en visserijorganisaties die zijn opgericht om het behoud en de duurzaamheid van de visbestanden in volle zee te verzekeren.

7. Tenuitvoerlegging

De structuur van de wetsbesluiten waarop de programma's zijn gebaseerd, zal aanzienlijk worden vereenvoudigd. Er zal één Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij worden opgezet waarbinnen in één kader alle bestaande visserij- en maritieme instrumenten zullen worden geïntegreerd, met uitzondering van de internationale visserijovereenkomsten en het EU-lidmaatschap in regionale organisaties voor visserijbeheer. Deze aanpak zal grotere synergieën en een vermindering van de administratieve rompslomp mogelijk maken, wat betreft programmering, beheer, toezicht en evaluatie, zowel voor de lidstaten als voor de Commissie.

Daarnaast zal het gemeenschappelijke strategische kader dat alle structuurfondsen omvat, maatregelen ter ondersteuning van het maritieme en visserijbeleid mogelijk maken in andere fondsen die binnen dat kader vallen.

Het aantal uitgavencategorieën onder gezamenlijk beheer zal worden verhoogd, waardoor de lidstaten grotere flexibiliteit krijgen en een strategisch perspectief op de langere termijn wordt geboden. Het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij zal binnen het gemeenschappelijke strategische kader en de partnerschapsovereenkomsten vallen die alle EU-middelen onder gezamenlijk beheer omvatten.

8. Voorstel begrotingstoewijzing 2014-2020

Alle cijfers in constante prijzen voor 2011.

Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en internationale visserijovereenkomsten / Regionale organisaties voor visserijbeheer || 6,7 miljard euro

Onderzoek en innovatie

9. Beleidsdoelstellingen

Europa heeft nood aan grensoverschrijdend, toonaangevend onderzoek en innovatie, waarbij verschillende wetenschappelijke disciplines, technologieën en zakelijke competenties worden gecombineerd en talent van overal ter wereld wordt aangetrokken. Onderzoek en innovatie zijn noodzakelijk om de positie van de EU in de zich snel ontwikkelende geglobaliseerde markten te ondersteunen en de uitdagingen van de toekomst te kunnen beantwoorden. Investeringen in onderzoek en innovatie in Europa brengen nieuwe werkgelegenheid met zich en zijn een garantie voor de duurzame groei en concurrentiekracht van Europa op lange termijn.

Wetenschappelijke vooruitgang, nieuwe technologieën en innovaties zijn ook nodig om urgente maatschappelijke uitdagingen zoals klimaatverandering, vergrijzing en grondstoffenschaarste te beantwoorden. Het gaat hier om enorme uitdagingen waarvoor belangrijke doorbraken op het vlak van onderzoek en innovatie noodzakelijk zijn, die in sommige gevallen alleen door een gecoördineerde actie op Europees niveau tot stand kunnen worden gebracht. Door de EU gefinancierd onderzoek heeft bijvoorbeeld knowhow van belangrijke onderzoekscentra in Europa samengebundeld, hetgeen heeft geresulteerd in een innovatieve methode om de ziekte van Alzheimer op te sporen en te behandelen. Dergelijke doorbraken zullen het leven van Europese burgers grondig beïnvloeden door verbeteringen in de kwaliteit van de gezondheidszorg, nieuwe verhoudingen tussen beroeps- en gezinsleven en een beter levenspeil. Succesvolle vernieuwingen die inspelen op deze uitdagingen, zullen aanzienlijke kansen creëren voor ondernemingen om te groeien en nieuwe banen tot stand te brengen.

Ondanks het cruciale belang van onderzoek en innovatie, ligt de prestatie van Europa op dit vlak achterop bij die van de VS en Japan, terwijl China, Brazilië en India hun achterstand snel inlopen. Om de huidige trend om te buigen, is in de Europa 2020-strategie als doelstelling opgenomen om de uitgaven voor O&O tegen 2020 op te trekken tot 3% van het bbp. Een specifieke prioriteit is het stimuleren van bedrijfsgericht onderzoek en innovatie door bijvoorbeeld overheidsmiddelen te gebruiken als hefboom voor particuliere investeringen.

In samenhang met financiering door de lidstaten en de particuliere sector kan de EU-begroting een belangrijke bijdrage leveren om deze doelstellingen tot stand te brengen en de prestatie van Europa op het vlak van onderzoek en innovatie te versterken.

2. Instrumenten

Een belangrijke stap bij de modernisering van de EU-programma's voor onderzoek en innovatie is de samenbundeling binnen één gemeenschappelijk strategisch kader voor onderzoek en innovatie (hierna "CSF" genoemd) van de drie belangrijkste bestaande initiatieven en financieringsbronnen:

– het zevende kaderprogramma (KP7);

– het onderdeel innovatie van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP); alsmede

– het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT).

In het raam van het CSF worden de strategische doelstellingen voor alle EU-financieringsacties op het vlak van onderzoek en innovatie vastgesteld. Het CSF zal beter gestroomlijnd zijn dan de huidige financieringsregelingen en wordt uitgevoerd door middel van geharmoniseerde regels en procedures. Activiteiten op het vlak van onderzoek en innovatie worden aldus op een coherente wijze samengebundeld, waardoor de EU-financiering een grotere impact zal krijgen. Het CSF zal de toegevoegde waarde van de EU-middelen verhogen door een kritisch niveau van middelen, deskundigheid en uitmuntendheid voor onderzoek en innovatie te genereren die op nationaal niveau niet tot stand kunnen worden gebracht.

Door de EU-onderzoeksfinanciering eenvoudiger en samenhangender te maken wordt het CSF ook KMO-vriendelijker en toegankelijker voor nieuwe deelnemers. Het zal de verspreiding van de voor innovatie en beleidsvoering vereiste kennis bevorderen. Hierdoor kan het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek doeltreffender meewerken aan de beleidsvoering. Hierdoor verkrijgt de internationale samenwerking een meer strategische oriëntatie en wordt de Europese onderzoeksruimte ondersteund.

Binnen dit algemeen kader heeft het CSF betrekking op direct en indirect onderzoek, gestructureerd rond drie verschillende maar elkaar onderling versterkende onderdelen overeenkomstig de Europa 2020-proriteiten:

(1) Uitmuntendheid op het vlak van het kennisfundament. Dit onderdeel zal de uitmuntendheid van wereldniveau van de EU in wetenschappen versterken door talent binnen Europa te ontwikkelen en toonaangevende onderzoekers naar Europa aan te trekken. De nadruk wordt gelegd op het volgende: meer steun voor grensverleggend onderzoek (via de Europese Onderzoeksraad); toekomstige en opkomende technologieën; vaardigheden, opleiding en loopbaanontwikkeling van onderzoekers (Marie Curie-acties); en het in een netwerk verbinden van, toegang verlenen tot, en de ontwikkeling van prioritaire onderzoeksinfrastructuur (inclusief e-infrastructuur).

(2) Aanpakken van maatschappelijke uitdagingen. Om de in de Europa 2020-strategie vastgestelde uitdagingen rechtstreeks te kunnen beantwoorden, zal dit onderdeel activiteiten ondersteunen die betrekking hebben op het volledige spectrum van onderzoek tot markt. Innovatie-acties (proefprojecten, demonstratie, proefbanken, steun voor overheidsaanbestedingen en het in de handel brengen van innovatie), horizontale benaderingen en sociaaleconomisch en menswetenschappelijk onderzoek worden in dit onderdeel opgenomen. De nadruk zal liggen op: gezondheidszorg, demografische veranderingen en welzijn; voedselveiligheid en de bio-economie; veilige, schone en efficiënte energie; slim, groen en geïntegreerd vervoer; voorziening van grondstoffen; efficiënt gebruik van hulpbronnen en klimaatactie; en inclusieve, innovatieve en veilige samenlevingen (inclusief cyberbeveiliging en het veiliger maken van het internet). Via de kennis- en innovatiegemeenschappen zal het EIT – met significant meer middelen - een sterke bijdrage leveren bij de aanpak van deze uitdagingen.

(3) Industrieel leiderschap en kaders van mededinging creëren. Ter ondersteuning en bevordering van onderzoek en innovatie in het bedrijfsleven op het vlak van activerende technologieën; diensten en opkomende sectoren met een sterke nadruk op een hefboomeffect voor investeringen van de particuliere sector in O&O; en om mkb-specifieke problemen aan te pakken. Prioritaire acties hiervoor zijn: verhoging van strategische investeringen en leiderschap in de huidige en toekomstige activerende en industriële technologieën en diensten, met specifieke steun voor ict (inclusief micro-/nano-elektronica en fotonica), nanotechnologie, geavanceerde materialen, geavanceerde fabricagesystemen, industriële biotechnologie, ruimteonderzoek en innovatie en koolstofluwe en aanpassingstechnologieën, met specifieke aandacht voor een geïntegreerde benadering voor essentiële activerende technologieën; de toegang bevorderen tot risicokapitaal en durfkapitaal (op basis van de financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) van KP7 en de financiële instrumenten van het CIP); en zorgen voor EU-brede steun voor innovatie in KMO's met een groot groeipotentieel.

Deze benadering omvat zowel agendagestuurde activiteiten als meer open terreinen waarbij aanvragers innovatieve projecten en baanbrekende oplossingen kunnen voorstellen.

3. Tenuitvoeringlegging

Overeenkomstig het concept van een CSF wordt de tenuitvoerlegging vereenvoudigd en gestandaardiseerd. De vereenvoudiging heeft betrekking op zowel de financieringsregelingen als de administratieve voorschriften voor deelname en verspreiding van de resultaten. Deze nieuwe reeks voorschriften zal gelden voor de drie onderdelen van het CSF, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van het EIT (dat nood heeft aan flexibiliteit op regelgevingsvlak) en met die van de KMO's. De essentiële operationele kenmerken van het CSF kunnen als volgt worden omschreven:

· Binnen het CSF zal een gerationaliseerde reeks financieringsregelingen en instrumenten worden gebruikt, waarbij die welke binnen de huidige programma's worden gebruikt, worden voortgezet, die met soortgelijke doelstellingen worden gefuseerd en die welke niet langer geschikt zijn voor het beoogde doel zullen worden beëindigd. Naast financiering door subsidies, zal er ook meer gebruik worden gemaakt van innovatieve financiële instrumenten. Er zal ook aandacht worden besteed aan precommerciële overheidsaanbestedingen en prijzen.

· Eén reeks voorschriften die betrekking heeft subsidiabiliteit, boekhouding, verslaglegging en auditing zal over de hele linie van toepassing zijn. Er zal een nieuw evenwicht tot stand komen tussen vertrouwen en controle en tussen het incalculeren en het mijden van risico. Om de administratieve last voor begunstigden te verlichten (ontvangers van subsidies) wordt voortaan gebruik gemaakt van een ingrijpend vereenvoudigde terugbetaling van de kosten die gebaseerd is op een zo groot mogelijke aanvaarding van de gebruikelijke boekhoudkundige en managementpraktijk van de begunstigden en waarbij een groter gebruik wordt gemaakt van forfaitaire bedragen en vaste tarieven. Van de begunstigden wordt gevraagd dat zij de resultaten exploiteren of openbaar maken via de passende verspreidingskanalen.

· De projecten zullen vlugger van start kunnen gaan omdat de selectiefase en de onderhandelingsfase na de evaluatie veel korter zullen zijn. Via één IT-portaal zullen eenvoudigere richtsnoeren en adviesverlening worden verstrekt aan de aanvragers en de deelnemers Voorts worden de ondersteuningsstructuren binnen de lidstaten gerationaliseerd om een centraal aanspreekpunt op te richten voor alle activiteiten onder het CSF in de nationale taal. Specifieke maatregelen zullen worden ontwikkeld om getalenteerde onderzoekers en innovatoren bij te staan die een gebrek aan ervaring hebben bij het verkrijgen van toegang tot de EU-middelen. Binnen het CSF zal een single-auditaanpak worden toegepast.

· De kwaliteit, efficiëntie en samenhang van de tenuitvoerlegging van het CSF zal worden versterkt door een belangrijke uitbesteding, waarbij gebruik wordt gemaakt van de vooruitgang die in de huidige programma's is geboekt. De uitvoerende agentschappen die in het kader van de huidige programma's zijn opgericht, zullen worden uitgebreid om schaalvoordelen te realiseren. Er zal verder gebruik worden gemaakt van partnerschappen tussen de overheid en de particuliere sector met de industrie en partnerschappen tussen de overheden met programma's van de lidstaten, onder meer door het gebruik van de nieuwe mogelijkheden van het herziene Financieel Reglement. Deze partnerschappen berusten op de sterke inzet van alle partijen om de middelen te bundelen om de investeringen op strategische terreinen te bevorderen en de versnippering van inspanningen te verminderen.

· Strategische stroomlijning van EU, nationale en regionale middelen door gemeenschappelijke programmering van lidstaten zal de toegevoegde waarde en impact van de totale investeringen doen toenemen.

· Door meer gebruik te maken van innovatieve financiële instrumenten ontstaat een hefboomeffect voor particuliere investeringen in onderzoek en innovatie, inclusief investeringen met durfkapitaal voor innovatieve hightechtbedrijven, in het bijzonder KMO's. Deze innovatieve financiële instrumenten zullen extern worden beheerd door de Europese Investeringsbank Groep of andere internationale financiële instellingen of financiële overheidsinstellingen waarvan ten minste een lidstaat aandeelhouder is, overeenkomstig de gemeenschappelijke regels voor schuld en eigenvermogen.

Er wordt dus verwacht dat ongeveer twee derde van de begroting van het CSF extern zou kunnen worden uitgevoerd (ongeveer de helft in deze periode), opgesplitst tussen de verschillende ondersteuningsmechanismen. De mate en de aard van de uitbesteding zouden onder andere kunnen worden bepaald door de impact op de doeltreffendheid en de totale begroting onder beheer en zouden kunnen leiden tot een verdere vereenvoudiging van de regels die van toepassing zijn op het extern beheer. De Commissie zou evenwel verantwoordelijkheden voor direct beheer behouden, met name op gebieden die verband houden met kernbeleidscompetenties.

Complementariteit en synergie-effecten met financiering voor onderzoek en innovatie die via het cohesiebeleid ter beschikking wordt gesteld, is gegarandeerd door een duidelijke differentiatie tussen de doelstellingen en de vormen van steunverlening. Onderzoek en innovatie zijn essentieel voor de welvaart en het welzijn van alle EU-regio's. Het is dus in het belang van alle lidstaten om uitmuntende, sterke en efficiënte systemen voor onderzoek en innovatie op te richten. Het CSF zal hiertoe bijdragen door de financiële middelen toe te kennen op basis van uitmuntendheid in onderzoek en innovatie ongeacht de ligging. Steunverlening door het cohesiebeleid zal worden versterkt als het belangrijkste instrument om de regionale capaciteit op het vlak van onderzoek en innovatie te versterken, inclusief de ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuur, door financiering toe te kennen op basis van vooraf vastgestelde bedragen voor subsidiabele regio's. De partnerschapscontracten met lidstaten zullen samen met het CSF slimme specialisatiestrategieën ondersteunen die gericht zijn op de in het CSF opgenomen prioriteiten en gebaseerd zijn op de evaluatie van de regionale/lokale situatie. Hierdoor moet een "excellentietraject" tot stand komen, hetgeen na verloop van tijd moet resulteren in een groter aantal toponderzoekers en innovatoren van de regio's (in het bijzonder de convergentieregio's) die in staat moeten zijn om programma's op te stellen die volledig in overeenstemming zijn met het CSF, maar ook om de capaciteit van alle regio's te versterken om volledig gebruik te maken van hun innovatiepotentieel. Met het GLB zal ook een passende interface worden opgesteld om landbouwonderzoek en -vernieuwing te ondersteunen, hetgeen ook het geval zal zijn met de relevante onderwijsactiviteiten en andere EU-programma's, inclusief veiligheid.

4. Voorstel begrotingstoewijzing 2014-2020

Cijfers in constante prijzen voor 2011

Gemeenschappelijk strategisch kader voor onderzoek en innovatie || 80 miljard EUR

Administratie

De rubriek administratie van de EU-begroting voorziet in de financiering van de activiteiten van alle EU-instellingen – het Europees Parlement (ongeveer 20%), de Europese Raad en de Raad (7%), de Commissie (40%) en de andere instellingen zoals het Hof van Justitie, de Europese dienst voor extern optreden en de Europese Ombudsman (15%), alsook de pensioenen (16%) en de Europese Scholen (2%).

De uitgaven voor administratie vertegenwoordigen een relatief klein onderdeel van de EU-begroting – 5,7% van het huidige MFK. Ondanks de grootste uitbreiding in de geschiedenis van de EU, een toenemend aantal instellingen en organen die overal in de EU zijn gevestigd, extra taken die een groter personeelsbestand en nadien ook gepensioneerden met zich brengen, is het aandeel van de uitgaven voor administratie in de EU-begroting in de recente jaren niet significant gewijzigd. Met het administratieve onderdeel van de begroting worden volgende uitgaven betaald: salarissen en pensioenen, huishoudelijke uitgaven (bv. gebouwen), bijeenkomsten van deskundigen, kosten voor zakenreizen, IT-systemen en andere hiermee gerelateerde uitgaven. In deze uitgaven zijn ook de kosten opgenomen voor het functioneren van een Unie met 23 talen, voor vertalingen en tolken. Met dit onderdeel van de begroting wordt ook het systeem van de Europese scholen met scholen in verscheidene lidstaten gefinancierd.

Aangezien de uitgaven voor pensioenen en de Europese scholen een ander karakter hebben en door langetermijntendensen worden beïnvloed, worden de administratieve uitgaven voor de werking van de EU-instellingen apart, als een subrubriek binnen rubriek V (exclusief pensioenen en Europese scholen), in het MFK-voorstel van de Commissie vermeld.

De Commissie is van oordeel dat het ambitieus maar haalbaar is om de groei van de administratieve kosten (rubriek V van de begroting) voor de komende programmeringsperiode te beperken op basis van de maxima van 2013. Voor de periode 2014-2020 zouden de operationele administratieve uitgaven niet mogen stijgen, waarbij de extra kosten voor toekomstige uitbreidingen buiten beschouwing blijven.

In 2004 heeft de Europese Unie haar ambtenarenapparaat volledig hervormd, met toentertijd een van de modernste ambtenarenstatuten. Deze hervorming was de eerste omvangrijke hervorming van het Europese ambtenarenstatuut sedert 1968, waarbij talrijke wijzigingen tot stand zijn gebracht, waaronder een nieuw prestatiegericht en op verdienste gebaseerd loopbaanstelsel, een nieuwe arbeidsovereenkomst voor het personeel dat niet-kerntaken uitoefent, een hervorming van het pensioenstelsel, nieuwe werkmethodes en gezinsvriendelijke arbeidsvoorwaarden. De hervorming was niet alleen van toepassing op de instellingen, maar ook op de EU-organen en agentschappen die in bijna alle lidstaten zijn opgericht. Tot nu toe heeft deze hervorming de EU een besparing van ongeveer drie miljard EUR opgeleverd. Tot 2020 zal deze hervorming besparingen voor de EU-begroting blijven genereren ten belope van ongeveer 5 miljard EUR.

Recente gebeurtenissen in de mondiale economie en de daaropvolgende noodzaak om overheidsfinanciën te consolideren vereisen een specifieke inspanning van elke overheidsorganisatie en haar personeel om de efficiëntie te verbeteren en zich aan te passen aan de veranderende economische en sociale context. Deze context is ook van toepassing op het Europese ambtenarenapparaat en de diensten van de Europese instellingen. In de voorbije jaren heeft de Commissie als overheidsdienst haar verantwoordelijkheid opgenomen door een beleid te voeren met een nulgroei op het vlak van personeelsbezetting, door nieuwe politieke prioriteiten te beantwoorden door middel van interne personeelsherschikkingen, door het inzetten van instrumenten en procedures om de interne organisatie en efficiëntie te verbeteren en heel recentelijk met haar voorstel om de administratieve uitgaven voor 2012 te bevriezen.

Naast deze administratieve maatregelen heeft de Commissie besloten om wijzigingen aan het huidige personeelsstatuut voor te stellen die alle instellingen, organen en agentschappen in staat moeten stellen om verdere efficiëntiewinsten en besparingen tot stand te brengen, met behoud van een aantrekkelijk EU-ambtenarenapparaat met de hoogste graad van bekwaamheid dat is samengesteld uit burgers van alle lidstaten.

De Commissie is van oordeel dat verdere besparingen noodzakelijk en mogelijk zijn in alle instellingen, organen en agentschappen. Om deze doelstelling te kunnen verwezenlijken heeft de Commissie besloten voor te stellen om het personeelsbestand van alle instellingen, organen en agentschappen met 5% te verminderen. Dit voorstel is een van de belangrijkste punten om besparingen tot stand te brengen en maakt deel uit van een algemene aansporing voor alle instellingen om de efficiëntie te verhogen. Deze vermindering van het personeelsbestand wordt gecompenseerd door een stijging van de arbeidstijd zonder compenserende loonaanpassingen.

Voor de beheersing van de administratieve uitgaven zullen evenwel extra wijzigingen van het EU-personeelsstatuut noodzakelijk zijn. De Commissie is voornemens met name volgende maatregelen te treffen:

· Wijzigingen van de methode voor de aanpassing van de salarissen en verlenging van de huidige "speciale heffing" die door alle ambtenaren wordt betaald tegen het huidige maximumpercentage van 5,5%.

· Overeenkomstig de demografische ontwikkelingen in Europa de pensioenleeftijd van 63 tot 65 jaar en de leeftijd voor vervroegde uittreding van 55 tot 58 jaar verhogen en de mogelijkheid om te blijven werken tot 67 jaar aantrekkelijk maken.        De berekeningsmethode voor het percentage van de pensioenbijdrage zal ook in overeenstemming worden gebracht met internationale normen van de periodetoerekening. Deze wijziging heeft tot doel voor de instellingen en de lidstaten een meer stabiel pensioenbijdragepercentage tot stand te brengen, dat minder gevoelig is voor de schommelingen van de rentetarieven op korte termijn en dus minder onderhevig is aan turbulenties.

· Een duidelijk verband tot stand brengen tussen verantwoordelijkheden en rang: de loopbaan in de functiegroep AST wordt geherstructureerd zodat de beide hoogste rangen (AST 10 en 11) voorbehouden zijn voor ambtenaren met het hoogste verantwoordelijkheidsniveau in deze categorie op het vlak van personeel, financiën of coördinatie;

· Administratief personeel en secretariaatsmedewerkers aanwerven als arbeidscontractanten met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur in plaats van een vaste aanstelling als ambtenaar. Om een permanente overlapping te voorkomen tussen arbeidscontractanten en ambtenaren die dezelfde taken uitvoeren, zullen de administratieve functies voor ambtenaren geleidelijk worden afgebouwd.

· De minimale arbeidstijd per week verhogen van 37,5 tot 40 uur, met behoud van het huidige maximum van 42 uur per week. Met deze verhoging van de arbeidstijd wordt de inkrimping van het personeelsbestand met 5% gecompenseerd.

· De berekening van de reiskostenvergoeding aanpassen.

Wat de agentschappen betreft, is de Commissie voornemens het personeelsstatuut op een aantal punten te wijzigen met het oog op een meer samenhangende en vlottere uitvoering van het personeelsstatuut waarbij meer rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de agentschappen. Op basis van de conclusies van de interinstitutionele werkgroep over de agentschappen kunnen in de toekomst extra maatregelen worden genomen, die kunnen resulteren in verdere besparingen op de administratieve uitgaven voor de agentschappen. Zij zullen worden opgenomen in de desbetreffende rubriek van de EU-begroting.

De Commissie zal voorstellen dat deze maatregelen vanaf 2013 worden ingevoerd, dus vóór de programmeringsperiode 2014-2020.

Voorstel begrotingstoewijzing 2014-2020

Cijfers in constante prijzen voor 2011

Administratie waarvan || 62,6 miljard EUR

· Pensioenuitgaven en Europese scholen || 12,2 miljard EUR

· Administratieve uitgaven van de instellingen || 50,45 miljard EUR

[1]               COM(2010) 600 definitie – vastgesteld op 26 october 2010.

[2]               COM(2009) 82 definitief en de conclusies van de Raad van 30.11.2009 over een communautair kader voor rampenpreventie in de EU en de conclusies van de Raad van 14.11.2008 over een Europese opleiding rampenbeheersing.

[3]               COM(2011)112: Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050, 8 maart 2011.

[4]               Gebaseerd op de effectbeoordling van de routekaart voor 2050.

[5]               Uitgaande van de ervaring van het "NER 300-programma", dat naar verwachting voor de periode 2011-2015 zo'n 10 miljard euro (waaronder 4 tot 5 miljard aan inkomsten uit de veiling van rechten) beschikbaar zal maken ter ondersteuning van demonstratieprojecten inzake afvang en opslag van kooldioxide en hernieuwbare energie.

[6]               COM (2010) 614.

[7]               COM (2010)642.

[8]               Werkloosheidsverslag van Eurostat van 10 mei 2011 en Eurostat-gegevens over de indicatoren van Europa 2020 van 20 mei 2011.

[9]               Het gemeenschappelijke strategische kader zal het ESF, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij omvatten.

[10]             De ervaring leert tot dusver dat het reïntegratiepercentage na 12 maanden rond de 40% ligt; over een langere tijdsperiode is de tendens stijgend.

[11]             Zoals uiteengezet in het Financieel Reglement is voor de tenuitvoerlegging van deze acties geen specifiek basisbesluit vereist. De financiële kredieten hiervoor worden jaarlijks door de begrotingsautoriteit toegewezen.

[12]             Voor de kenmerken van het subprogramma Klimaatactie, zie de afzonderlijke fiche over het klimaatactiebeleid.

[13]             Milieuactieplannen zijn plannen of programma's voor de tenuitvoerlegging van een speciefiek milieubeleid als vereist bij de milieurichtlijnen van de EU (bv. een prioritair actiekader in het kader van de habitatrichtlijn, een stroomgebiedsbeheersplan in het kader van de water-kaderrichtlijn, een afvalbeperkingsplan in het kader van de afval-kaderrichtlijn, een luchtverontreinigingsbestrijdingsplan om de luchtkwaliteitsvereisten van de wetgeving te halen, enz.) of ontwikkeld door de autoriteiten in overeenstemming met de EU-aanbevelingen (bv. een duurzaam stedelijke bestemmingsplan, geïntegreerde beheersplannen voor kustgebieden, enz.).

[14]             COM (2011) 244.

[15]             Rusland zal blijven genieten van de grensoverschrijdende en regionale samenwerkingssteun in het kader van het ENI.

[16]             De uitstoot van broeikasgassen met 20% verminderen, een aandeel hernieuwbare energie van 20% van het totale eindenergieverbruik en een verbetering van de energie-efficiëntie met 20% tegen 2020.

[17]             Voor transportprojecten variëren de cofinancieringspercentages tussen de vervoerswijzen afhankelijk van de beschikbaarheid van projectfinanciering. Voor grensoverschrijdende projecten wordt voorzien in hogere cofinancieringspercentages. In de convergentieregio's zijn de cofinancieringspercentages gebaseerd op de cofinancieringspercentages voor investeringen in het kader van de nieuwe verordeningen voor de Cohesie- en Structuurfondsen.

[18]             Op basis van de ervaring met het Europees economisch herstelplan wordt geraamd dat doorgaans een cofinancieringspercentage van 30% nodig kan zijn om de aanzet te geven tot de definitieve investeringsbeslissing en de moeilijke grensoverschrijdende projecten op de rails te zetten. Indien een project commercieel niet levensvatbaar is, maar ernaar streeft een grotere voorzieningszekerheid tot stand te brengen of een eind te maken aan het energie-isolement van sommige lidstaten, zou het vereiste percentage cofinanciering zelfs nog hoger kunnen zijn (tot 80%).

Top