EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009DC0225

Verslag van de Commissie ter analyse van de sancties voor ernstige inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer, als bepaald in de wetgeving van de lidstaten

/* COM/2009/0225 def. */

52009DC0225

Verslag van de Commissie ter analyse van de sancties voor ernstige inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer, als bepaald in de wetgeving van de lidstaten /* COM/2009/0225 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 15.5.2009

COM(2009) 225 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

ter analyse van de sancties voor ernstige inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer, als bepaald in de wetgeving van de lidstaten

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

ter analyse van de sancties voor ernstige inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer, als bepaald in de wetgeving van de lidstaten(Voor de EER relevante tekst)

INLEIDING

In dit verslag worden de sancties geanalyseerd waarin de lidstaten in hun wetgeving voorzien voor ernstige inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer, als vereist bij artikel 10 van Richtlijn 2006/22/EG[1] inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer.

De inbreuken hebben betrekking op twee verordeningen. Bij Verordening (EG) nr. 561/2006[2] tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer worden zeer precieze regels vastgesteld betreffende maximale rijtijden, minimale rustperiodes en pauzes voor chauffeurs die professioneel vervoer uitvoeren. Verordening (EEG) nr. 3821/85[3] betreffende het controleapparaat in het wegvervoer regelt de installatie en het gebruik van de tachograaf.

Bij Verordening (EG) nr. 561/2006 zijn de lidstaten verplicht regels vast te stellen betreffende de sancties voor inbreuken op beide verordeningen. Deze sancties dienen doeltreffend, evenredig en niet-discriminerend te zijn en een afschrikkende werking te hebben[4]. In overweging 26 van deze verordening is bovendien bepaald dat de mogelijkheid om het voertuig te immobiliseren indien ernstige inbreuken worden vastgesteld, ook deel moet uitmaken van de mogelijke maatregelen die door de lidstaten kunnen worden toegepast. De verordening bevat echter geen definitie van wat als een ernstige inbreuk moet worden beschouwd.

Richtlijn 2006/22/EG bevatte oorspronkelijk een bijlage III met een niet-exhaustieve lijst van wat als een inbreuk moet worden beschouwd. Bij Richtlijn 2009/5/EG[5] van de Commissie is deze bijlage III recentelijk vervangen door een nieuwe bijlage. Deze nieuwe bijlage III omvat richtsnoeren over de indeling in categorieën van inbreuken op de twee verordeningen.

De lidstaten dienen de Commissie in kennis te stellen van de regelgeving die zij hebben vastgesteld betreffende sancties voor inbreuken op de twee verordeningen[6]. Op het moment dat dit verslag werd opgemaakt, hadden 26 lidstaten de Commissie in kennis gesteld van de door hen vastgestelde regelgeving. Portugal is zijn verplichtingen nog niet nagekomen en is derhalve betrokken in een inbreukprocedure.

SOORTEN SANCTIES

In de nationale wetgevingen en de verordeningen worden verschillende soorten sancties vermeld: financiële sancties, gedwongen stilstand van het voertuig, rijverbod en gevangenisstraffen. De sancties kunnen ook verschillen voor bestuurders en voor bedrijven.

Financiële sancties

Alle lidstaten voorzien in financiële sancties voor inbreuken. De maximumboetes variëren aanzienlijk tussen de lidstaten, van een vaste boete van 58,23 euro in Malta tot 5 000 euro en meer in Oostenrijk, Cyprus, Duitsland en Ierland. Dit betekent dat een maximumboete in een bepaald land verschillende keren hoger kan zijn dan in een ander.

Deze ongelijkheid kan gedeeltelijk worden verklaard door de sociaal-economische verschillen tussen de lidstaten, die ervoor zorgen dat een bepaalde boete ontradend en evenredig is voor bestuurders en bedrijven in een bepaald land, maar niet noodzakelijk in een ander. Deze redenering geldt echter niet voor bijvoorbeeld op de relatief hoge boetes in Spanje of Hongarije.

Finland hanteert hieromtrent een unieke benadering: de sanctie wordt berekend op basis van "dagboetes". Deze "dagboetes" worden onder meer berekend op basis van het dagelijkse inkomen en het aantal kinderen van de persoon aan wie de sanctie wordt opgelegd.

Gedwongen stilstand van het voertuig

Zoals hierboven vermeld wordt in overweging 26 van Verordening (EG) nr. 561/2006 expliciet verwezen naar gedwongen stilstand van het voertuig als een van de maatregelen tegen ernstige inbreuken. Deze maatregel kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat de bestuurder een voldoende lange rustperiode in acht neemt om te voldoen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 561/2006. Zo wordt tevens voorkomen dat bedrijven een concurrentievoordeel halen door de verordening naast zich neer te leggen en gewoon een boete te betalen.

Slechts 15 lidstaten hebben de Commissie echter meegedeeld dat zij in hun wetgeving expliciet voorzien in de mogelijkheid van een gedwongen stilstand (Bulgarije, Cyprus, Tsjechië, Duitsland, Denemarken, Griekenland, Ierland, Italië, Litouwen, Luxemburg, Polen, Roemenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk).

Andere sancties

Zeven lidstaten voorzien in gevangenisstraffen in gevallen van ernstige inbreuken, zij het dan in sommige gevallen alleen als de boete niet wordt betaald (Oostenrijk, Cyprus, Denemarken, Frankrijk, Ierland, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk).

De wetgeving in sommige landen voorziet ook in de tijdelijke intrekking van het rijbewijs (Bulgarije, Denemarken, Griekenland, Italië en het Verenigd Koninkrijk) of van de bestuurderskaart (Slowakije).

Verscheidene lidstaten passen ook hogere of strengere sancties toe in gevallen van herhaalde of terugkerende inbreuken (Oostenrijk, Bulgarije, Frankrijk, Italië, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk). Zo kan op grond van Oostenrijkse wetgeving bijvoorbeeld een gevangenisstraf worden opgelegd indien de persoon reeds voor een gelijkaardige inbreuk is bestraft.

Sancties voor bedrijven

Bij artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 561/2006 zijn bedrijven aansprakelijk voor inbreuken door hun chauffeurs, zelfs als de inbreuk op het grondgebied van een andere lidstaat of een derde land werd begaan. In de meeste lidstaten (België, Bulgarije, Duitsland, Denemarken, Estland, Griekenland, Finland, Hongarije, Ierland, Italië, Litouwen, Letland, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) voorziet de wetgeving in verschillende sancties voor chauffeurs en bedrijven; de sancties voor bedrijven zijn vaak strenger dan die voor chauffeurs.

Artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 561/2006 bepaalt ook dat verzenders, expediteurs, touroperators, hoofd- en onderaannemers en uitleenbedrijven voor bestuurders er moeten voor zorgen dat in de contractueel overeengekomen tijdschema's voor het vervoer rekening wordt gehouden met de bepalingen inzake de rij- en rusttijden. Slechts enkele lidstaten verwijzen in hun wetgeving betreffende de sancties naar deze actoren in de vervoerketen (Denemarken, Estland, Finland, Polen en Zweden). De analyse van de respectieve wetgevingen biedt helaas geen informatie over de manier waarop deze sancties in de praktijk worden toegepast.

Extraterritorialiteitsbeginsel

Bij artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 561/2006 werd ook het extraterritorialiteitsbeginsel geïntroduceerd: wanneer door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat een inbreuk wordt vastgesteld waarvoor nog geen sanctie is opgelegd, kunnen de bevoegde autoriteiten een sanctie opleggen, ook wanneer die inbreuk is begaan op het grondgebied van een andere lidstaat of van een derde land. Wegens het non-discriminatiebeginsel moet de sanctie dezelfde zijn als was de inbreuk begaan op het grondgebied van de lidstaat die de inbreuk heeft vastgesteld.

Hoewel dit beginsel meer ruimte biedt voor de handhaving van de sociale voorschriften voor het wegvervoer, kan het een negatieve bijwerking hebben zolang de lidstaten zeer verschillende sancties voor dezelfde inbreuk hanteren. Vervoerders die een inbreuk hebben gepleegd, zouden kunnen verkiezen de boete voor deze inbreuk te betalen in een lidstaat die zeer lage boetes toepast, in plaats van een zeer hoge boete in een andere lidstaat te riskeren. Dit kan hen een concurrentievoordeel opleveren in vergelijking met andere ondernemingen die de verordeningen naleven.

NATIONALE SANCTIEREGELINGEN

Volgens de door de lidstaten aan de Commissie verstrekte informatie verschillen de nationale sanctieregelingen aanzienlijk. Een fundamenteel onderscheid kan worden gemaakt tussen lidstaten waar in de wetgeving geen verschil wordt gemaakt tussen de verschillende inbreuken en lidstaten waar in de wetgeving wel een onderscheid wordt gemaakt tussen specifieke inbreuken en waar verschillende niveaus van sancties op deze inbreuken worden toepast.

Regelingen zonder onderscheid van sancties

In de wetgeving van sommige lidstaten worden eenvoudigweg maximum- en soms minimumniveaus van sancties vastgesteld die van toepassing zijn op de inbreuken in het algemeen. Het is bijgevolg niet mogelijk de sancties voor ernstige inbreuken te analyseren. Sommige lidstaten hebben de Commissie alleen van deze maximum- en eventuele minimumniveaus in kennis gesteld (Oostenrijk, Tsjechië, Ierland, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk). Malta hanteert een vaste boete voor inbreuken (58,23 euro).

Regelingen met onderscheid van sancties

In de andere lidstaten wordt in de wetgeving ten minste een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten inbreuken, waarop verschillende sancties van toepassing zijn. Er moet worden opgemerkt dat niet alle lidstaten die verschillende sancties hanteren naargelang de aard van de inbreuken ook verschillende niveaus van boetes voor dezelfde soorten inbreuken hanteren.

Inbreuken op de bepalingen inzake rij- en rusttijden van Verordening (EG) nr. 561/2006

In enkele lidstaten met een gedifferentieerd systeem bevat de wetgeving een gedetailleerde regeling voor de indeling in categorieën van inbreuken op de rij- en rusttijden als bepaald in Verordening (EG) nr. 561/2006. Er worden twee of meer niveaus onderscheiden voor hetzelfde soort inbreuk en aan elk niveau zijn specifieke boetes verbonden. De regelgeving voorziet bijvoorbeeld in een hogere boete wanneer de dagelijkse rijtijd overschreden wordt met twee uur dan wanneer die overschreden wordt met slechts één uur.

De tabel in bijlage I is opgesteld op basis van de aan de Commissie verstrekte informatie. De tabel bevat een vergelijking, voor lidstaten die voorzien in onderscheiden sancties, van de boetes voor inbreuken op de artikelen 6 tot en met 8 van Verordening (EG) nr. 561/2006, als bepaald in de nieuwe bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG.

Daarnaast geeft de tabel ook de verschillen aan tussen de boetes die door de lidstaten worden toegepast. In extreme gevallen kunnen de maximumbedragen voor specifieke inbreuken in een bepaald land meer dan tien keer hoger zijn dan in een ander land. Het overschrijden van de dagelijkse rijtijd met meer dan twee uur kan in Spanje tot een boete leiden van 4 600 euro, terwijl de maximumboete in Griekenland 400 euro bedraagt.

Ook de manier waarop de niveaus in de diverse lidstaten worden bepaald, is verschillend. De limieten worden uitgedrukt in minuten, uren of percentages. Sommige lidstaten voorzien in slechts twee verschillende niveaus, bv. Estland, Frankrijk en Slowakije. Andere lidstaten hanteren meer niveaus, bv. Hongarije, waar er 5 niveaus voor het overschrijden van de dagelijkse rijtijd bestaan: met 5%, met 5 tot 10%, met 10 tot 15%, met 15 tot 20% of met meer dan 20%.

In de Spaanse wetgeving zijn specifieke bedragen vastgesteld voor elk uur waarmee de tweewekelijkse rijtijd wordt overschreden; de rijtijd is bij Verordening (EG) nr. 561/2006 beperkt tot 90 uur: een rijtijd van meer dan 110 uur leidt tot een boete van 1 580 euro, een rijtijd van meer dan 111 uur tot een boete van 1 620 euro, in beide gevallen gekoppeld aan een gedwongen stilstand van het voertuig.

Waar in meer dan twee niveaus is voorzien, kan de stijging van de toegepaste boetes lineair of progressief zijn. In Nederland bijvoorbeeld bedraagt de boete voor het overschrijden van de wekelijkse rijtijd 110 euro per uur, terwijl in Griekenland de boete voor het overschrijden van de dagelijkse rijtijd met twee uur meer dan het dubbele bedraagt van de boete voor het overschrijden van de rijtijd met één uur.

België heeft een specifiek systeem voor het bepalen van boetes voor het overschrijden van de dagelijkse rijtijd en de ononderbroken rijtijd, waarbij met twee parameters rekening wordt gehouden. In het geval van de dagelijkse rijtijd bepaalt de langste rustperiode tijdens de dagelijkse rijtijd het niveau van de boete. Het overschrijden van de dagelijkse rijtijd met vier uur leidt dus tot een hogere boete wanneer de bestuurder een ononderbroken rustperiode van minder dan drie uur heeft genomen (450 euro) dan wanneer hij een ononderbroken rustperiode van zes uur heeft genomen (310 euro).

Uit het onderscheid dat de lidstaten tussen inbreuken maken, kan worden afgeleid welke inbreuken zij als ernstiger beschouwen. Enkele kleine verschillen niet te na gesproken blijkt hieruit dat de regels voor inbreuken op de rij- en rusttijden niet zo erg verschillen van lidstaat tot lidstaat wat de classificatie van de ernst van de inbreuken betreft. Een van deze verschillen is bijvoorbeeld dat een inbreuk die in het kader van de nieuwe bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG wordt beschouwd als een kleine inbreuk op onderbrekingen, in België tot een lagere boete leidt dan een kleine inbreuk op de dagelijkse rusttijd; in Nederland wordt dezelfde boete toegepast op beide inbreuken, terwijl in Polen dan weer een hogere boete van toepassing is.

Over het algemeen nochtans is het echter vanzelfsprekend dat hoe meer de maximumrijtijd wordt overschreden of hoe minder de minimumrustperiode in acht wordt genomen, hoe ernstiger de inbreuk wordt beschouwd.

De verschillen liggen hoofdzakelijk in twee aspecten: de verschillende niveaus van de boetes en de bedragen van de boetes voor inbreuken. Zoals eerder vermeld, varieert de bepaling van de niveaus aanzienlijk, gebaseerd op uren/minuten of percentages, en verschilt het aantal niveaus. Zoals aangetoond in bijlage I, verschillen ook de bedragen van de boetes sterk.

Inbreuken op Verordening (EEG) nr. 3821/85 (tachograafverordening)

Hoewel de regels voor inbreuken op Verordening (EG) nr. 561/2006 in de lidstaten vrij gelijklopend zijn wat betreft de beoordeling van de ernst ervan, is de situatie voor inbreuken op Verordening (EEG) nr. 3821/85 niet zo duidelijk.

Waar de wetgevingen van de lidstaten verschillende categorieën van inbreuken bevatten, verschillen zij over het algemeen beduidend van één lidstaat tot een andere, alsmede van de indeling in categorieën als bepaald in de nieuwe bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG. Uit de aanvullende informatie van de lidstaten blijkt dat er aanzienlijke verschillen bestaan, niet alleen met betrekking tot het niveau van de boetes die worden opgelegd maar ook wat betreft de indeling van de inbreuken in categorieën.

De tabel in bijlage II toont deze verschillen in de indeling in categorieën. Voor sommige inbreuken die in Richtlijn 2006/22/EG als "zeer ernstig" worden beschouwd, wordt door sommige lidstaten het laagste niveau van boetes voor inbreuken op Verordening (EEG) nr. 3821/85 gehanteerd. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een bestuurder meer dan één geldige bestuurderskaart bezit (inbreuk G7 in bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG). In dit geval passen Estland, Bulgarije en Litouwen het laagste niveau van boetes toe. Andere voorbeelden betreffen gevallen waar het schakelmechanisme van de tachograaf niet correct wordt gebruikt of waar de bestuurder geen bewijzen kan voorleggen van de bestuurderskaart die hij eventueel bezit (inbreuk G22 of I4).

Voor het overgrote deel van de inbreuken die in Richtlijn 2006/22/EG als kleine inbreuken worden beschouwd, passen de meeste lidstaten niet hun laagste niveau van boetes toe. Wanneer een bestuurder bijvoorbeeld niet genoeg papier aan boord heeft voor print-outs, een inbreuk die in Richtlijn 2006/22/EG als kleine inbreuk is ingedeeld (inbreuk G5), wordt in Hongarije het hoogste boeteniveau toegepast.

Alleen voor inbreuken die fraude met de tachograaf impliceren (inbreuken J1 tot en met J3) en gevallen van ondernemingen die geen registratiebladen bijhouden (inbreuken G6 en G10), is er een soortgelijke indeling in categorieën in de meeste lidstaten en wordt het hoogste boeteniveau toegepast op deze zeer ernstige inbreuken.

Net als voor Verordening (EG) nr. 561/2006 verschillen de bedragen van de toegepaste boetes aanzienlijk voor inbreuken op Verordening (EEG) nr. 3821/85, inclusief voor de toegepaste maximumboetes. Knoeien met de tachograaf bijvoorbeeld, wordt in Litouwen bestraft met een boete van maximaal 586 euro, terwijl dat in Polen 2 460 euro is, hoewel het in beide gevallen de maximumboete betreft. In andere landen, kan de boete nog hoger zijn: in Spanje bedraagt de boete voor dergelijke inbreuken 4 601 euro, in Italië tot 6 232 euro en in Frankrijk tot 30 000 euro (met daarnaast een eventuele gevangenisstraf van maximaal 1 jaar).

Derhalve kan worden geconcludeerd dat, voor inbreuken op Verordening (EEG) nr. 3821/85, niet alleen het bedrag van de boete voor ernstige inbreuken beduidend varieert naargelang de lidstaat, maar ook de indeling in categorieën, met name de definitie van wat als een ernstige inbreuk wordt beschouwd.

CONCLUSIES

De regels inzake sancties die van toepassing zijn op ernstige inbreuken op de sociale voorschriften variëren aanzienlijk tussen de lidstaten wat betreft het soort sancties, het niveau van de boetes en de indeling van de inbreuken in categorieën.

Hoewel alle lidstaten boetes als sanctie gebruiken, voorzien zij bijvoorbeeld niet allemaal in de gedwongen stilstand van voertuigen of gevangenisstraffen. In sommige lidstaten kan het rijbewijs of de bestuurderskaart worden ingetrokken.

Wat betreft de manier waarop de lidstaten de verschillende soorten of niveaus van inbreuken indelen, is de situatie nog complexer. De bedragen van de boetes variëren aanzienlijk tussen de lidstaten, in extreme gevallen loopt het verschil op tot een factor tien. Deze verschillen kunnen slechts gedeeltelijk worden verklaard door de sociaal-economische verschillen die eenzelfde boete evenredig en ontradend maken in een bepaald land, maar daarom niet noodzakelijk in een ander.

Hoewel het voor inbreuken op de rij- en rusttijden veeleer duidelijk is welke inbreuken ernstiger zijn dan andere, varieert de indeling van inbreuken in categorieën aanzienlijk tussen de lidstaten, met name voor inbreuken op Verordening (EEG) nr. 3821/85. Sommige inbreuken worden beschouwd als ernstig in één land, maar in een ander niet.

Bovendien stemmen de boetes voor inbreuken op de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3821/85 in vele lidstaten niet overeen met de communautaire richtsnoeren inzake de indeling van inbreuken in categorieën als bepaald in Richtlijn 2009/5/EG van de Commissie tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG.

Voor bestuurders en bedrijven die internationaal vervoer verrichten, is het daarom zeer moeilijk om een duidelijk beeld te krijgen van de ernst van mogelijke inbreuken wanneer zij niet voldoen aan bepaalde bepalingen van Verordening (EG) nr. 561/2006 en Verordening (EEG) nr. 3821/85, aangezien de boetes die zij in de verschillende lidstaten riskeren, tegenstrijdige signalen geven.

De Commissie beschouwt deze situatie, die het gevolg is van beslissingen van de wetgevers, als onbevredigend op het gebied van gelijke voorwaarden voor bestuurders en ondernemingen. De nieuwe bijlage bij Richtlijn 2006/22/EG, vastgesteld bij Richtlijn 2009/5/EG van de Commissie, vormt een basis voor een gemeenschappelijke definitie van wat als een ernstige inbreuk moet worden beschouwd en wat niet. Zij roept de lidstaten op de noodzakelijke maatregelen te treffen voor een meer geharmoniseerde toepassing van de sociale voorschriften voor het wegvervoer en op die manier de naleving van de sociale voorschriften voor het wegvervoer te verbeteren.

De Commissie zal zich hiervoor blijven inzetten, in het bijzonder door het bevorderen van de dialoog tussen de lidstaten over de nationale interpretatie en toepassing van de sociale voorschriften voor het wegvervoer via het bij Verordening (EG) nr. 561/2006 voorziene Comité, en rekening houdend met de grenzen van de bevoegdheid die door de lidstaten en de wetgevers aan de Commissie is toegekend.

BIJLAGE I

Overzicht van de boetes die van toepassing zijn op inbreuken op de artikelen 6 tot en met 9 van Verordening (EG) nr. 561/2006 in lidstaten die in hun wetgeving voorzien in verschillende boetes voor verschillende niveaus van inbreuken

belangrijke inbreuk |

kleine inbreuk |

BIJLAGE III

Overzicht van de wetgevingsbesluiten in de lidstaten

LIDSTAAT | RECHTSHANDELINGEN |

Oostenrijk | 57. Bundesgesetz, mit dem das Kraftfahrgesetz 1967 geändert wird (28. KFG Novelle) |

België | Koninklijk besluit van 27 april 2007, Belgisch Staatsblad van 7 mei 2007 |

Bulgarije | Hoofdstuk 8 van de wegvervoerswet |

Cyprus | Wet van 2007 inzake toezicht op de rij- en rusttijden van bestuurders van bepaalde voertuigen (Wet 86(I)/2007) |

Tsjechië | §35 van Wet nr. 111/1994 Coll., inzake wegvervoer, als gewijzigd, en Wet nr. 200/1990 Coll., inzake inbreuken, als gewijzigd |

Duitsland | Fahrpersonalgesetz (als gewijzigd van 6.7.2007) |

Denemarken | Regeling met bepalingen inzake de rij- en rusttijden in het wegvervoer BEK nr. 328 van 28.3.2007, geconsolideerde Wet nr. 1100 van 8.11.2006 |

Estland | Amendementen op de verkeerswet, door het Estse parlement goedgekeurd op 20 september 2007 |

Griekenland | Wet 3446/2006 inzake de organisatie en werking van de verkeerscontrole-instanties – hervormingen betreffende passagiervervoer en andere bepalingen (Staatsblad 49/A) |

Spanje | Resolutie van 19 april 2007 (BOE 10-05-2007) en Ley 16/1987 de 30 de Julio, de ordenacion de los transportes terrestres |

Finland | Wegverkeerswet en voertuigenwet |

Frankrijk | Contraventions: Article R48-0 du code de procédure pénale et le décret n° 86/1130 du 17 octobre modifié Délits: Ordonnance 58/1310 du 23 décembre 1958 modifié |

Hongarije | § 20, lid 1 van Wet nr. 1/1988, als laatstelijk gewijzigd en § 1 van regeringsdecreet 557/2007 (III.31) |

Ierland | European Communities (Road Transport)(Working Conditions and Road Safety) Regulations 2008 (S.I. No. 62 of 2008) |

Italië | Verkeersreglement en Wet 286/2006 van 29.11.2006 |

Litouwen | De artikelen 142 en 1424 van de Litouwse wet op de administratieve inbreuken |

Luxemburg | Règlement grand-ducal du 23 mars 2007 |

Letland | Wet op de administratieve inbreuken |

Malta | Motor Vehicles (Carriage of Goods by Road) Regulations (65.19) |

Nederland | Beleidsvoorschriften met betrekking tot het opleggen van boetes in het kader van de Wet arbeidstijden en het Arbeidstijdenbesluit vervoer |

Polen | Wegvervoerswet van 6 september 2001 Wet van 29 juli 2005 inzake het digital tachograafsysteem |

Portugal | Nog niet aangenomen |

Roemenië | Ordonanta de govern nr. 37/2007 |

Slovenië | Wet betreffende de arbeidstijd en verplichte rustperiodes voor personen die mobiele wegvervoersactiviteiten verrichten en betreffende controleapparaten in het wegvervoer |

Slowakije | Wet betreffende de arbeidstijd in de vervoersector |

Zweden | Ordonnantie (2004:865) inzake rijtijden, rustperiodes en tachografen, enz. |

Verenigd Koninkrijk | Part VI of the Transport Act 1968 (als gewijzigd) |

[1] Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 35).

[2] Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1).

[3] Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8).

[4] Artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 561/2006.

[5] Richtlijn 2009/5/EG van de Commissie van 30 januari 2009 tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 29 van 31.1.2009, blz. 45).

[6] Overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 561/2006.

[7] Overeenkomstig Richtlijn 2009/5/EG van de Commissie tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG; HBI = heel belangrijke inbreuk, BI = belangrijke inbreuk, KI = kleine inbreuk.

[8] Hongarije: Aangezien de indeling in categorieën gebaseerd is op percentages, stemmen de categorieën niet exact overeen met de geharmoniseerde indeling in categorieën.

[9] Slovenië: Voorziene boetes voor bestuurders.

[10] Overeenkomstig Richtlijn 2009/5/EG van de Commissie tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG; HBI = heel belangrijke inbreuk, BI = belangrijke inbreuk, KI = kleine inbreuk.

Top