EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008XG1213(05)

Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen op 21 november 2008 , betreffende het voorbereiden van jongeren op de 21ste eeuw: een agenda voor Europese samenwerking op schoolgebied

OJ C 319, 13.12.2008, p. 20–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

13.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/20


Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen op 21 november 2008, betreffende het voorbereiden van jongeren op de 21ste eeuw: een agenda voor Europese samenwerking op schoolgebied

(2008/C 319/08)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:

1.

in de conclusies van de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 (1) is onderstreept dat investeren in onderwijs en opleiding een cruciale plaats inneemt in de Europese kenniseconomie;

2.

in de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2001 betreffende de Europese samenwerking op het gebied van kwaliteitsevaluatie in het schoolonderwijs (2) is de lidstaten verzocht verbetering van de kwalitatieve evaluatie in het schoolonderwijs te stimuleren;

3.

in de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 14 november 2006 betreffende doelmatigheid en rechtvaardigheid in onderwijs en opleiding (3) is de lidstaten verzocht de hervormingen en investeringen in onderwijs en opleiding doeltreffend toe te spitsen op het verbeteren van de kwaliteit en de rechtvaardigheid, met name in het kleuteronderwijs, en daarbij prioriteit te geven aan programma's voor vroegtijdige preventie en rechtvaardige onderwijs- en opleidingsstelsels;

4.

bij Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 (4) is een actieprogramma vastgesteld op het gebied van een leven lang leren;

5.

in de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende de sleutelcompetenties voor een leven lang leren (5) is het fundament omschreven van de kennis, capaciteiten en attitudes die elke leerling aan het eind van de initiële onderwijs- en opleidingscyclus moet hebben verworven om te kunnen deelnemen aan de kennismaatschappij en die vanwege hun horizontale aard een onderwijsbenadering vereisen die de traditionele grenzen tussen de vakken overschrijdt;

6.

in de Resolutie van de Raad van 15 november 2007 (6) is beklemtoond dat nieuwe banen nieuwe competenties van mensen vereisen en dat het algemene niveau van de competenties moet worden verhoogd met behulp van initiële en permanente vormen van opleiding en onderwijs en competenties van de hoogste kwaliteit, zodat zij hun innovatiecapaciteiten behouden of zelfs vergroten ten behoeve van een grotere concurrentiekracht, groei en werkgelegenheid;

7.

in de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 15 november 2007 over het verbeteren van de kwaliteit van de lerarenopleiding (7) is onderstreept dat ernaar moet worden gestreefd dat de voorzieningen voor initiële opleiding, ondersteuning aan het begin van de loopbaan en verdere bijscholing van leraren gecoördineerd en samenhangend zijn, over toereikende middelen beschikken en aan kwaliteitsborging worden onderworpen;

8.

in de conclusies van de Europese Raad van maart 2008 (8) is onderstreept dat een sleutelfactor voor de toekomstige groei de volledige ontwikkeling is van het potentieel aan innovatie en creativiteit van de Europese burgers, uitgaande van Europa's cultuur en wetenschappelijke topkwaliteit, en is de lidstaten verzocht het aantal jongeren dat niet goed leest en het aantal vroegtijdige schoolverlaters aanzienlijk terug te dringen, en ervoor te zorgen dat leerlingen met een migrantenachtergrond of uit kansarme groepen beter presteren;

9.

in de conclusies van de Raad van 22 mei 2008 betreffende het bevorderen van creativiteit en innovatie door onderwijs en opleiding (9) is gewezen op de groeiende behoefte aan acties op nationaal niveau en aan samenwerking op het niveau van de Europese Unie teneinde de veranderingen teweeg te brengen die nodig zijn opdat de scholen de leerlingen kunnen voorbereiden op de grote opgaven en uitdagingen van een snel veranderende wereld.

ZIJN VERHEUGD over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 3 juli 2008 — „Betere competenties voor de 21ste eeuw: een agenda voor Europese samenwerking op schoolgebied”, die een agenda bevat voor samenwerking tussen de lidstaten ter versterking van de hervorming van de onderwijsstelsels.

BEVESTIGEN HET VOLGENDE:

1.

gratis en verplicht onderwijs is een fundamenteel recht voor alle burgers; het aanbieden ervan is een plicht van de overheid en de organisatie ervan is een verantwoordelijkheid van de lidstaten;

2.

het schoolonderwijs, dat wil zeggen alle vormen van opleiding tot aan het eind van het middelbaar onderwijs, legt de fundamenten die de leerlingen in staat stellen de nodige sleutelcompetenties te verwerven om zich hun hele leven te kunnen vormen en oriënteren ten behoeve van zowel hun persoonlijke ontwikkeling als hun beroepsleven;

3.

het schoolonderwijs is niet alleen een belangrijk instrument voor het socialiseren van individuen en het overdragen van de waarden, vaardigheden, kennis en attitudes die nodig zijn voor de democratie, het burgerschap, de interculturele dialoog en de persoonlijke ontwikkeling maar het speelt ook een essentiële rol bij het verwerven van de sleutelcompetenties die nodig zijn voor een succesvolle integratie in het beroepsleven;

4.

de school moet de leerlingen het onderwijs bieden dat hen in staat stelt zich te integreren in een meer en meer geglobaliseerde, concurrerende, gediversifieerde en complexe omgeving waarin creativiteit, innovatievermogen, zin voor initiatief, ondernemingsgeest en de wil om te blijven leren van minstens evenveel belang zijn als specifieke vakkennis;

5.

hoewel de verantwoordelijkheid voor de organisatie en de inhoud van onderwijs- en opleidingsstelsels bij elke lidstaat berust en scholen soms een aanzienlijke mate van autonomie genieten, is ook voor de Europese samenwerking een belangrijke rol weggelegd. Zij kan de lidstaten namelijk helpen het hoofd te bieden aan gemeenschappelijke uitdagingen, met name via de open coördinatiemethode;

6.

de lidstaten hebben een gemeenschappelijk belang bij samenwerking om profijt te trekken van de diversiteit van innoverende en kwalitatief hoogstaande praktijken in de onderwijsstelsels van de Europese Unie.

BEKLEMTONEN DAT:

1.

gezien de essentiële rol die onderwijs en opleiding spelen bij het bevorderen van de toekomstige groei, het concurrentievermogen op lange termijn en de sociale cohesie van de Unie alsook van een actief burgerschap, zij een sleutelprioriteit moeten blijven in de volgende cyclus van het proces van Lissabon;

2.

de ontwikkeling van schoolstelsels moet worden voortgezet opdat de sociale cohesie behouden blijft en elke jongere dankzij een toegankelijkere en ruimere mogelijkheden biedende school zijn hele potentieel kan ontplooien en een actieve deelnemer aan de ontluikende kennismaatschappij kan worden;

3.

scholen de creativiteit en de vernieuwings- en ondernemingszin van de leerlingen moeten bevorderen door stimulerende werkomgevingen aan te bieden. Daartoe moeten scholen zelf creatieve en dynamische plaatsen zijn die openstaan voor samenwerking en partnerschap met de wijdere wereld en een cultuur van interne en externe evaluatie ontwikkelen waarbij ook het gezin wordt betrokken om mogelijke gebieden voor verandering en verbetering te verkennen;

4.

er gemiddeld genomen onvoldoende vorderingen zijn gemaakt met betrekking tot de drie door de Raad voor 2010 vastgestelde Europese referentiecriteria die rechtstreeks het schoolonderwijs betreffen en verband houden met het aantal vroegtijdige schoolverlaters, de leesprestaties en de voltooiing van het hoger middelbaar onderwijs;

5.

een coherente benadering van de ontwikkeling van competenties op basis van het Europees kader voor sleutelcompetenties voor een leven lang leren (10) duurzamere inspanningen vergt ter verbetering van het lezen en andere basiskennis, alsmede een meer op de persoon toegesneden aanpak van het leren die inspeelt op de individuele behoeften van elke leerling waarbij gebruik wordt gemaakt van passende beoordelingswijzen en de motivatie om te leren wordt vergroot;

6.

het waarborgen van kwalitatief hoogstaande onderwijs- en opleidingsstelsels die rechtvaardig én doelmatig zijn (11), voorschoolse voorzieningen vergt die beter en toegankelijker zijn, alsmede ambitieuze scholen die alle leerlingen eerlijke kansen bieden zonder onderscheid naar afkomst en die een goed evenwicht tussen regulier en speciaal onderwijs handhaven voor kinderen met specifieke behoeften;

7.

er ook meer in het werk moet worden gesteld om de conclusies van de Raad van november 2007 (12) uit te voeren, waarin de lidstaten wordt verzocht een hoog niveau van initiële lerarenopleiding te garanderen, ondersteuning aan het begin van de loopbaan en verdere bijscholing aan te bieden, zulks op gecoördineerde en coherente wijze en op basis van een toereikende financiering en kwaliteitsborging, de best gekwalificeerden te interesseren voor een baan in het onderwijs, in te spelen op de gesignaleerde moeilijkheden, alle leerlingen te ondersteunen door hun potentieel ten volle te benutten en schoolomgevingen te scheppen waarin de leerkrachten hun ervaringen uitwisselen en het accent leggen op de vorderingen van de leerlingen.

KOMEN DE VOLGENDE PRIORITEITEN VOOR EUROPESE SAMENWERKING OP SCHOOLGEBIED OVEREEN:

1.

waarborgen en verbeteren van de verwerving van sleutelcompetenties, met name op het vlak van taalvaardigheid en rekenen;

2.

verbeteren van de primaire rol die de school speelt in het bevorderen van een inclusieve samenleving en het versterken van de sociale cohesie, door alle leerlingen kwaliteitsonderwijs te bieden, overeenkomstig het beginsel van gelijke kansen;

3.

promoten van het beroep van leraar en verbeteren van de initiële en inservicetraining van leraren en schoolhoofden.

VERZOEKEN DE LIDSTATEN OM MET STEUN VAN DE COMMISSIE:

1.

in het kader van de open coördinatiemethode mee te werken aan de verbetering van de Europese samenwerking teneinde de in deze conclusies geformuleerde politieke prioriteiten te bevorderen;

2.

hun samenwerking bij het geven van gevolg aan de aanbeveling betreffende de sleutelcompetenties voor een leven lang leren toe te spitsen op:

het verbeteren van de lees- en rekenvaardigheid en het bevorderen van het leren van ten minste twee vreemde talen;

het wekken van grotere belangstelling voor wiskunde, wetenschap en techniek, teneinde van jongs af aan het wetenschappelijk denken te ontwikkelen;

het versterken van niet alleen de vakcompetenties, maar ook de horizontale competenties, met name het „leren leren” en de sociale en burgerschapscompetenties;

het verbeteren van de evaluatietechnieken in geïndividualiseerde leercontexten;

3.

hun samenwerking bij het geven van gevolg aan de conclusies van de Raad betreffende de doelmatigheid en rechtvaardigheid in onderwijs en opleiding toe te spitsen op:

het garanderen van toegankelijke en hoogwaardige voorschoolse voorzieningen;

het terugdringen van vroegtijdig schoolverlaten;

het bestrijden van ongelijkheid en het bevorderen van sociale integratie door te trachten het aantal leerlingen met achterblijvende schoolprestaties terug te dringen en de resultaten van scholen te verbeteren;

het zorgen voor geslaagde overgangen tussen verschillende schooltypen en verschillende niveaus alsmede naar andere onderwijs- en opleidingsvormen tijdens het hele leven, met name door de toegang en de kwaliteit van informatie-, keuzebegeleidings- en adviesdiensten te verbeteren;

het garanderen van toegang tot hoogwaardige onderwijskansen en -voorzieningen, met name voor kinderen en jongeren die — als gevolg van persoonlijke, sociale, culturele en/of economische omstandigheden — speciale ondersteuning behoeven om hun onderwijsmogelijkheden te realiseren;

het vroegtijdig onderkennen van leermoeilijkheden en het vinden van oplossingen die meer gebaseerd zijn op pedagogisch maatwerk dat is afgestemd op de behoeften en de capaciteiten van iedere leerling;

het bieden van tijdige en aangepaste leerbegeleiding aan leerlingen met specifieke behoeften op reguliere en speciale scholen;

het verbeteren van het bestuur van scholen en een opener instelling jegens hun omgeving;

4.

hun samenwerking bij het geven van gevolg aan de conclusies van de Raad betreffende de verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleiding toe te spitsen op:

het aantrekkelijker maken van het beroep van leraar;

het aanbieden van gestructureerde steunprogramma's aan alle beginnende leraren aan het begin van hun loopbaan;

het verbeteren van het aanbod en de kwaliteit van de programma's voor permanente opleiding van leerkrachten en het vergroten van de deelneming aan deze programma's;

de herziening van het beleid inzake aanwerving, plaatsing, handhaving in het beroep en mobiliteit van leraren, teneinde het effect ervan op de kwaliteit van het schoolonderwijs te maximaliseren;

het vergroten van de mogelijkheden voor leerkrachten om een deel van hun loopbaan in een andere lidstaat door te brengen opdat zij hun eigen scholing en opleiding kunnen voortzetten, nieuwe werkervaring kunnen opdoen en hun competenties op het vlak van vreemde talen kunnen ontwikkelen;

het verbeteren van de aanwerving en opleiding van schoolhoofden met het oog op de ontwikkeling van hun competenties op het gebied van management en didactiek;

5.

alle relevante instrumenten te gebruiken zoals de open coördinatiemethode, het programma „een leven lang leren”, het 7e kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling en, overeenkomstig de nationale prioriteiten, het Europees sociaal fonds, teneinde bovengenoemde doelstellingen te bevorderen;

6.

een regelmatige dialoog te voeren met hoge politieke besluitvormers van de lidstaten over schoolvraagstukken, met name over het bevorderen van creativiteit en innoverend vermogen in en door middel van het onderwijs op school.

VERZOEKEN DE COMMISSIE:

met voorstellen te komen voor passende samenwerkingsvormen en de uitwisseling van goede praktijken op de gebieden die in deze conclusies aan bod komen in het kader van de opstelling van een nieuw strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding voor de periode na 2010.


(1)  SN 100/1/00 REV 1, punt 25.

(2)  PB L 60 van 1.3.2001.

(3)  PB C 298 van 8.12.2006.

(4)  PB L 327 van 24.11.2006.

(5)  PB L 394 van 30.12.2006.

(6)  PB C 290 van 4.12.2007.

(7)  PB C 300 van 12.12.2007.

(8)  SN 7652/08, punt 15, blz. 10.

(9)  PB C 141 van 7.6.2008, blz. 17.

(10)  PB L 394 van 30.12.2006.

(11)  Conclusies van de Europese Raad, maart 2006 (7775/06, punt 23, blz. 6).

(12)  PB C 300 van 12.12.2007.


Top