EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007DC0234

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia, over het gebruik van fosfaten

/* COM/2007/0234 def. */

52007DC0234

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia, over het gebruik van fosfaten /* COM/2007/0234 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 4.5.2007

COM(2007) 234 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia, over het gebruik van fosfaten

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia, over het gebruik van fosfaten (Voor de EER relevante tekst)

1. INLEIDING

Artikel 16 van Verordening (EG) nr. 648/2004 betreffende detergentia[1] bepaalt het volgende: “ Uiterlijk op 8 april 2007 heeft de Commissie een evaluatie doorgevoerd, een verslag ingediend en, indien nodig, een wetgevingsvoorstel ingediend ter regeling van het gebruik van fosfaten met het oog op de geleidelijke eliminatie of de beperking van specifieke toepassingen .”

1.1. Fosfaten in detergentia

Fosfaten zijn een van de meest gebruikte en overvloedige bestanddelen in huishoudelijke en industriële detergentia. Hun functie is de waterhardheid te bestrijden zodat de detergentia efficiënt kunnen reinigen. Het meest courante fosfaattype is STPP (natriumtripolyfosfaat, Na5P3O10, CAS-nr. 7758-29-4, Einecs-nr. 231-838-7). Algemeen is STPP een efficiënt bestanddeel in detergentia met de volgende functies:

- efficiënte sekwestratie (en in oplossing houden) van hardheidszouten;

- verwijdering en voorkoming van aanslag op weefsels ;

- verbetering van het wasproces;

- drager voor andere bestanddelen.

Het jaarlijks verbruik van fosfaathoudende detergentia in EU-25 bedraagt circa 1,8 miljoen ton, wat neerkomt op ongeveer 110 000 ton fosfor. 90 à 95% hiervan wordt gebruikt in detergentia voor huishoudelijke was- en vaatwasmachines. Ter vergelijking vertegenwoordigt het gebruik van fosfaten in meststoffen circa 1,25 miljoen ton fosfor per jaar.

Er is geen reden tot bezorgdheid over schadelijke gezondheidseffecten in verband met het gebruik van STPP in detergentia. Uit recent wetenschappelijk onderzoek[2] blijkt immers een zeer lage acute toxiciteit van STPP bij inslikken of contact met de huid, terwijl geen mutagene of genotoxische effecten zijn waargenomen.

Fosfaten zijn essentiële nutriënten zoals uit de toepassing ervan in meststoffen blijkt. Het grootste probleem met het gebruik van fosfaten in detergentia is dat het kan leiden tot een overvloed van nutriënten in het aquatisch milieu, wat op zijn beurt eutrofiëring kan veroorzaken.

Eutrofiëring is gedefinieerd als: “een verrijking van het water door nutriënten, vooral stikstof- en/of fosforverbindingen, die leidt tot een versnelde groei van algen en hogere plantaardige levensvormen met als gevolg een ongewenste verstoring van het evenwicht tussen de verschillende in het water aanwezige organismen en een verslechtering van de waterkwaliteit” [3].

Eutrofiëring is een complex verschijnsel waarbij fosfaten vaak, maar niet altijd de hoofdrol spelen. Gezien de groeiende bezorgdheid over de bijdrage van STTP aan eutrofiëring zijn veel landen gaan overschakelen op fosfaatvrije wasmiddelen. Tabel 1 (bijlage) toont het huidige marktaandeel van fosfaatvrije detergentia in EU-25. Detergentia worden meestal via waterzuivering in het aquatisch milieu geloosd. De hoeveelheid STPP uit detergentia die in het aquatisch milieu terechtkomt, verschilt sterk van de ene lidstaat tot de andere naar gelang de mate van tertiaire zuivering van het afvalwater. Tertiaire zuivering is duur en is niet voor alle afvalwaterlozingen verplicht (vooral kleinere woongebieden hebben geen behoorlijke zuivering). Fosfaten uit meststoffen die op landbouwgrond worden gebruikt, worden grotendeels opgenomen door de gewassen, maar toch vloeit een deel ervan af naar het oppervlaktewater. Een derde belangrijke bron van fosfor is afval afkomstig van menselijke stofwisseling.

De voornaamste alternatieven voor STTP in wasmiddelen, met een marktaandeel van meer dan 60%, zijn zeolieten (met name zeoliet A), die echter samen met grotere hoeveelheden andere bestanddelen zoals co-builders en bleekmiddelen worden gebruikt.

De meeste detergentia voor vaatwasmachines bevatten nog steeds fosfaten. Met de invoering van fosfaatvrije wasmiddelen is de bijdrage van detergentia voor vaatwasmachines aan de totale fosfaatemissie door detergentia tot ongeveer 25% gestegen.

1.2. EU-wetgeving over eutrofiëring

Diverse EU-richtlijnen beperken de concentratie van nutriënten in het oppervlaktewater en helpen zo eutrofiëring bestrijden:

Richtlijn 91/271/EEG3 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, waarbij tertiaire zuivering (met verwijdering van fosfaten) verplicht is in waterzuiveringsinstallaties voor agglomeraties van meer dan 10 000 inwonerequivalenten, met lozing in gebieden die gevoelig zijn voor eutrofiëring;

Richtlijn 91/676/EEG[4] inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (de nitratenrichtlijn), waarbij de lidstaten kwetsbare zones vaststellen en actieprogramma's opstellen en uitvoeren om waterverontreiniging door stikstofverbindingen te verminderen;

Richtlijn 96/61/EG[5] inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, waarbij de lidstaten vergunningen afgeven voor bepaalde industriële installaties door toepassing van de beste beschikbare technieken. Bijlage III bij de richtlijn, de indicatieve lijst van de belangrijkste verontreinigende stoffen die in aanmerking moeten worden genomen voor de vaststelling van de emissiegrenswaarden, bevat stoffen die bijdragen tot eutrofiëring, met name nitraten en fosfaten;

Richtlijn 2000/60/EG[6], de kaderrichtlijn water, waardoor meer nadruk is gelegd op eutrofiëring en een meer holistische aanpak van het waterbeheer[7]. De lidstaten moeten maatregelenprogramma’s vaststellen om ervoor te zorgen dat tegen 2015 alle watermassa’s in de EU een ‘goede toestand’ bereiken. Als uit monitoring en beoordeling krachtens de kaderrichtlijn water blijkt dat de toevoer van fosfor in aanzienlijke mate aan eutrofiëring bijdraagt, moeten de lidstaten maatregelen nemen om dit probleem het hoofd te bieden.

1.3. Wetgeving in Europa over fosfaten in detergentia

In afwachting van harmonisatie op Europees niveau staat de detergentiaverordening de lidstaten toe de bestaande nationale maatregelen te handhaven of nieuwe maatregelen te nemen om het fosfaatgehalte van detergentia te beperken. Zoals bij alle andere nationale maatregelen buiten het geharmoniseerde gebied moeten de lidstaten echter van ontwerpmaatregelen kennisgeven overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 98/34/EG[8] en aantonen dat ze verantwoord en evenredig zijn. De kaderrichtlijn water kan de lidstaten een mechanisme verschaffen om via de risicobeoordeling (artikel 5) en de opstelling van een kosteneffectief maatregelenprogramma (artikel 11) aan te tonen dat beperkingen verantwoord en evenredig zijn.

Italië, België, Tsjechië, Duitsland en Nederland hebben al wetgeving goedgekeurd om het gebruik van fosfaten in detergentia te verminderen of te verbieden en zo de eutrofiëring te beperken. Zweden en Frankrijk hebben onlangs aangekondigd dat ze dat ook van plan zijn. Oostenrijk, Ierland, Denemarken en Finland rekenen op vrijwillige verbintenissen van de detergentiaformuleerders om fosfaathoudende detergentia te elimineren. Zeven lidstaten hebben alleen fosfaatvrije wasmiddelen (zie tabel 1 in de bijlage). Met dit verslag wil de Commissie de bestaande maatregelen zeker niet in twijfel trekken.

2. ACTIE VAN DE COMMISSIE OM HET GEBRUIK VAN FOSFATEN IN DETERGENTIA TE BEOORDELEN

2.1. Acties die vóór de vaststelling van Verordening (EG) nr. 648/2004 zijn ondernomen

Als een van haar eerste acties met betrekking tot fosfaten in detergentia heeft de Commissie een gespecialiseerd bedrijf (WRc) gevraagd een kosten-batenanalyse te maken voor de vervanging van fosfor[9] in huishoudelijke detergentia door andere builders en de meest geschikte methoden aan te bevelen om de fosforconcentratie in het oppervlaktewater te verminderen. De studie, die in juni 2002 werd gepubliceerd[10], concludeerde dat:

- een aantal landen met succes de eutrofiëring heeft verminderd door maatregelen te nemen om hun fosforgehalte met 70 à 90% te reduceren;

- met een verbod op het gebruik van fosfaathoudende detergentia het fosforgehalte hooguit 40% kan worden verminderd, wat op zich echter niet genoeg is voor substantiële verbeteringen in de eutrofiëring;

- zeoliet A een passend alternatief voor STPP bleek te zijn. Vergeleken met STPP werden slechts kleine verschillen geconstateerd in de totale productiekosten qua energieverbruik en slibproductie in waterzuiveringsinstallaties, terwijl zeoliet A ook niet-toxisch bleek te zijn voor de aquatische fauna en voor de mens, en de verwerking ervan minder toxische afvalstoffen produceert.

In maart 2003 heeft het Wetenschappelijk comité voor toxiciteit, ecotoxiciteit en milieu (SCTEE) van de Commissie advies uitgebracht[11] over het rapport van WRc; het comité stelde daarin een aantal zwakke punten vast, vond dat de conclusies onvoldoende waren onderbouwd en suggereerde dat met een completer literatuuronderzoek de vastgestelde tekortkomingen misschien konden worden verholpen. De zwakke punten waren de beoordeling van het effect van STPP op eutrofiëring en de gebrekkige kennis van de milieurisico’s van de alternatieven voor STPP, waaronder niet alleen zeoliet A, maar ook andere stoffen zoals meerwaardige carbonzuren die daarmee worden gecombineerd.

De diensten van de Commissie hebben de suggestie van het SCTEE opgevolgd en meer literatuurgegevens verzameld, waaronder HERA-risicobeoordelingen over STPP en zeoliet A, en hebben het SCTEE gevraagd bepaalde aspecten te onderzoeken die in het WRc-rapport niet voldoende waren behandeld.

In zijn advies van november 2003 concludeerde het SCTEE dat:

- zonder maatregelen ter vermindering van het STPP-gehalte van detergentia de bijdrage van deze fosforbron aan het totale fosforgehalte van het oppervlaktewater heel sterk kan variëren (ruwweg van 10 tot 40%) naar gelang de menselijke activiteiten en het landgebruik. Het gebruik van STPP in detergentia zou derhalve een significante toename van het fosforgehalte van het oppervlaktewater tot gevolg hebben en in sommige gebieden van de uitgebreide EU een groot risico van eutrofiëring opleveren;

- vergeleken met de jaren tachtig de huidige situatie in Europa ingrijpend is veranderd, omdat veel Europese landen maatregelen hebben genomen om het gebruik van STPP te beperken, zodat fosfor in detergentia geen substantiële bijdrage meer levert en andere bronnen daarentegen een groter aandeel hebben in het totale fosforgehalte;

- de bijdrage van fosfaathoudende detergentia aan eutrofiëring van land tot land en in diverse stroomgebieden sterk verschilt naar gelang de menselijke activiteiten en het landgebruik.

Al bij al constateerde het SCTEE dat in de HERA-risicobeoordeling over STPP het probleem van eutrofiëring niet aan bod was gekomen en deed een voorstel hoe dat het best kon gebeuren: “… een kwantitatieve beoordeling van de eutrofiëringsgraad van het water in de EU in relatie tot het fosforgehalte van verschillende bronnen en met name de bijdrage van STPP, die zou kunnen worden verricht op grond van uit experimenten en modelonderzoek voortvloeiende beschikbare informatie” en “ … een landschapsevaluatie met probabilistische uitkomsten voor elk landschapsscenario” waren daarvoor noodzakelijk.

2.2. Acties die sinds de vaststelling van Verordening (EG) nr. 648/2004 zijn voltooid

Overeenkomstig het advies van het SCTEE van november 2003 werd een nieuwe studie verricht om kwantitatieve ramingen te hebben van de effecten op eutrofiëring door overschakeling van fosfaathoudende naar fosfaatvrije detergentia. De studie werd door CEEP (Centre Européen d’Etudes des Polyphosphates), de brancheorganisatie van producenten van fosfaten voor detergentia, gefinancierd en door Green Planet Research, een gespecialiseerd bedrijf, uitgevoerd in samenwerking met INIA, het Spaans nationaal instituut voor onderzoek en technologie op het gebied van landbouw en levensmiddelen.

De methodologie voor een probabilistische risicobeoordeling werd tegen september 2005 door INIA ontwikkeld en na besprekingen met een groep van 17 deskundigen inzake eutrofiëring op een workshop in november 2005 in Madrid verder uitgewerkt. Het eindrapport Development of a European Quantitative Eutrophication Risk Assessment of Polyphosphates in Detergents [12] werd in oktober 2006 gepubliceerd en de conclusie was dat:

- het risico van verdere eutrofiëring door het gebruik van fosfaten in detergentia sterk verschilt van regio tot regio als gevolg van factoren zoals hydrologische kenmerken, bevolkingsdichtheid en intensiteit van de landbouw;

- in beide onderzochte ecoregiotypen, namelijk (1) Atlantische watermassa’s en Noord- en Midden-Europese ondiepe meren, en (2) mediterrane watermassa’s, nam bij hogere fosforconcentraties het risico van eutrofiëring niet lineair toe;

- het verschil tussen het algehele risico van eutrofiëring en het risico zonder fosfaathoudende detergentia schommelt meestal tussen 2 en 8% volgens de mediterrane effectbeoordeling en tussen 0,4 en 2% volgens de Atlantische effectbeoordeling.

Een andere studie werd aan RPA (Risk & Policy Analysts Ltd) opgedragen om de ontbrekende gegevens over het gebruik, de eigenschappen en het milieueffect van een representatieve reeks niet-oppervlakteactieve organische bestanddelen van detergentia te verstrekken en het sociaaleconomische effect van een overschakeling van fosfaathoudende naar zeoliethoudende detergentia te beoordelen.

Deze studie wees uit dat sommige van de voor zeoliethoudende detergentia vereiste aanvullende co-builders ook in STPP-houdende detergentia worden gebruikt, zij het in kleinere concentraties. Een overschakeling naar zeoliethoudende detergentia zou dus niet noodzakelijk meer co-builders in het milieu brengen, maar de concentratie ervan zou kunnen toenemen.

Polycarboxylaten en fosfonaten werden bestempeld als twee groepen co-builders die in het milieu niet makkelijk biologisch afbreken. Polycarboxylaten hebben een lage toxiciteit en ecotoxiciteit en worden niet schadelijk geacht. De aquatische toxiciteit van bepaalde fosfonaten, zoals 1-hydroxyethaan-1,1-difosfonzuur (HEDP) en de zouten ervan, kan daarentegen enige bezorgdheid wekken. Voor deze stof waren er echter niet voldoende milieumonitoringgegevens en kon het risico voor het milieu niet worden beoordeeld.

Doel van het tweede deel van de studie was het door INIA en CEEP verrichte onderzoek naar eutrofiëring te completeren met een kosten-batenanalyse van een overschakeling van STPP naar zeolieten in detergentia, inclusief een beoordeling van de risico’s voor de gezondheid en het milieu, alsook een evaluatie van de kostenbesparingen voor de overheid op tertiaire waterzuiveringsinstallaties en de extra kosten voor de fabrikanten met het herformuleren van detergentia.

In het rapport[13] Non-surfactant organic ingredients and zeolite-based detergents , dat in juni 2006 is uitgebracht, werd aanbevolen:

- de detergentia-industrie ertoe aan te moedigen om fosfaatvrije detergentia voor vaatwasmachines te ontwikkelen;

- met de detergentia-industrie besprekingen te voeren om tot een akkoord te komen over het opzetten en publiceren van een gegevensverzameling (over eigenschappen en effecten op de gezondheid en het milieu) voor de verschillende bestanddelen van polymeren;

- het gebruik van fosfaatvrije detergentia niet aan te moedigen, tenzij kan worden aangetoond dat geen enkel bestanddeel risico’s oplevert voor de gezondheid van de mens of voor het milieu.

Het grootste voordeel van een overgang naar fosfaatvrije detergentia zal de vermindering van het fosforgehalte in het milieu zijn, waardoor op zijn beurt de eutrofiëringsproblemen kunnen worden beperkt. Uit kwalitatief oogpunt zouden de grootste voordelen worden behaald in landen met:

- een intensief gebruik van fosfaathoudende detergentia;

- weinig tertiaire waterzuivering en

- eutrofiëringsproblemen.

Door op deze drie criteria wegingsfactoren toe te passen, werd voor elk land een indicator vastgesteld van de potentiële voordelen van een overgang naar fosfaatvrije detergentia (zie tabel 2 in de bijlage). Uit deze vrij simplistische analyse blijkt dat die potentiële voordelen van land tot land sterk verschillen.

De kosten van een overgang naar zeoliethoudende detergentia omvatten:

- het verbreken van de toeleveringsketen voor fosfaten. Zes EU-fabrikanten van STPP zouden daar ernstige schade van ondervinden;

- de noodzaak tot herformulering en naamsverandering van detergentia (wat ingewikkelder en moeilijker is voor kleinere formuleerders), waarbij elke formulering gemiddeld 20 000 € kost;

- potentieel hogere risico’s voor de mens en/of het milieu. De kosten van extra tests om die risico’s te kunnen beoordelen.

De werkgroep Detergentia heeft de twee rapporten in november 2006 besproken en vond dat het rapport van RPA nuttige informatie verstrekte over de kosten en baten van een overgang naar fosfaatvrije detergentia.

Wat het rapport van INIA betreft, werd er met name op gewezen dat:

- de voor modelonderzoek gebruikte gegevens vrij beperkt waren en dat er maar voor twee algemene geografische scenario’s resultaten beschikbaar waren;

- het modelonderzoek beperkt was tot stroomgebieden (en meren), terwijl eutrofiëring in de EU ook een probleem is in het mariene en kustmilieu, bijvoorbeeld in de Oostzee, de Noordzee, de Zwarte Zee en de Adriatische Zee;

- ook met het lopende MARE/HELCOM-project voor de Oostzee en het UNDP/WMF-project voor het stroomgebied van de Donau rekening moet worden gehouden voordat eindconclusies worden getrokken over de effecten van fosfaathoudende detergentia op eutrofiëring in de EU.

Het regionale UNDP/WMF-project voor de Donau, dat door het VN-Bureau voor Projectdiensten (UNOPS) werd gefinancierd om aanbevelingen te formuleren ter vermindering van het fosforgehalte van detergentia in het stroomgebied van de Donau, heeft gedetailleerde gegevens opgeleverd over de fosfaatconcentratie en eutrofiëring van de Donau. De conclusie van het eindrapport[14] luidt:

“Ook al wordt erkend dat andere acties zoals betere opvang en behandeling van stedelijk afvalwater en ‘goede landbouwpraktijken’ een noodzakelijke aanvulling zijn, toch heeft de studie duidelijk aangetoond dat een van de mogelijkheden om het eutrofiëringsprobleem te helpen oplossen, erin bestaat fosfaathoudende detergentia door fosfaatvrije te vervangen en zo de totale fosfaatbelasting te verminderen”.

De beleidsaanbeveling aan de Donaulanden is dus door te gaan met nationale wetgeving en/of vrijwillige overeenkomsten ter vervanging van fosfaathoudende detergentia om de Donau en de Zwarte Zee tegen eutrofiëring te beschermen, in afwachting dat de Commissie zich uitspreekt over de noodzaak van maatregelen op het niveau van de Unie. Dit werd op de recente vergadering op hoog niveau van de 16 Donau- en Zwarte Zeelanden en de Europese Commissie nogmaals herhaald in een verklaring over waterbescherming[15]. Bij gebrek aan geharmoniseerde communautaire actie lijkt deze aanpak verantwoord en evenredig.

2.3. Acties die in april 2007 nog aan de gang zijn

2.3.1. Nieuwe beoordelingen door het WCGM

De laatste rapporten van RPA en INIA zijn in november 2006 voor advies overgelegd aan het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico’s (WCGM).

In het mandaat werd het WCGM verzocht de algemene wetenschappelijke kwaliteit van de rapporten te beoordelen en commentaar te geven op de daarin toegepaste methoden en veronderstellingen, en met name op:

- de kwaliteit van het conceptuele model;

- de nauwkeurigheid en geldigheid van de ramingen, resultaten en conclusies;

- de vraag of het gebruik van fosfaten in detergentia op EU-niveau in aanzienlijke mate aan eutrofiëring bijdraagt.

Met betrekking tot het rapport van RPA moest het WGCM advies uitbrengen over:

- de vraag of een overgang naar fosfaatvrije detergentia de risico’s voor de gezondheid en het milieu zou verhogen;

- de risico’s in verband met co-builders zoals polycarboxylaten en fosfonaten.

Er zijn twee werkgroepen opgericht en een advies is niet voor eind mei 2007 te verwachten.

2.3.2. Werkzaamheden van de Commissie krachtens de kaderrichtlijn water

De kaderrichtlijn water schrijft voor dat de lidstaten tegen 2015 een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlaktewater moeten hebben bereikt. In een handleiding[16] wordt een geharmoniseerde methode beschreven om het risico van eutrofiëring in het kader van het EU-beleid te beoordelen. Alle lidstaten hebben het milieueffect van de menselijke activiteiten op de toestand van het oppervlakte- en grondwater beoordeeld en hebben daar in 2005 aan de Commissie verslag over uitgebracht[17]. Uit de verslagen blijkt dat eutrofiëring nog steeds een groot probleem is en dat in veel stroomgebieden de vervuiling door fosfor aan verschillende bronnen moet worden toegeschreven. De lidstaten moeten tegen december 2009 een maatregelenprogramma opstellen om de doelstellingen van de kaderrichtlijn te verwezenlijken, wat kan inhouden dat ze in verantwoorde gevallen verplichte en vrijwillige overeenkomsten sluiten om het fosfaatgehalte van detergentia te beperken. Volgens de kaderrichtlijn moeten dergelijke maatregelen kosteneffectief en evenredig zijn.

Momenteel is er een interkalibratieproces aan de gang om de interpretatie van ‘goede ecologische toestand’ in alle lidstaten beter vergelijkbaar te maken met en nauwer te doen aansluiten bij de definities in de kaderrichtlijn en daartoe de procedures voor de beoordeling van het eutrofiëringsrisico te harmoniseren. Ook wordt gewerkt aan de vaststelling van de grenzen van een ‘goede ecologische toestand’, zodat deze in alle nationale classificatiesystemen kunnen worden toegepast.

Voor de interkalibratie zullen duizenden gegevensverzamelingen worden gebruikt van ten minste 1 500 representatieve monitoringlocaties (Beschikking 2005/646/EG van de Commissie[18]) in heel Europa.

De Commissie bereidt thans een beschikking voor over het publiceren van de resultaten van de interkalibratie, die naar verwachting eind 2007 zal worden goedgekeurd, overeenkomstig artikel 21 van Richtlijn 2000/60/EG.

2.3.3. Het MARE/HELCOM-project voor het Oostzeegebied

In het kader van dit project worden diverse beleidsopties beoordeeld (waaronder het gebruik van fosfaatvrije detergentia) om de kwaliteit van het water in het Oostzeegebied te verbeteren. Een scenario waarin alle Baltische landen fosfaatvrije detergentia gebruiken, maar de waterzuivering op het niveau van het jaar 2000 handhaven, levert minder verbetering op dan een scenario waarin ze verder fosfaathoudende detergentia gebruiken, maar de waterzuivering volgens de richtlijn inzake behandeling van stedelijk afvalwater verbeteren. Een combinatie van betere waterzuivering met het gebruik van fosfaatvrije detergentia zou de nutriëntenbelasting doen dalen en zo het mariene milieu meer verbeteren dan een van deze maatregelen alleen.

3. SAMENVATTING EN CONCLUSIES

De Commissie heeft talrijke maatregelen genomen om de nodige kennis te vergaren teneinde overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 648/2004 het effect van het gebruik van fosfaten in detergentia op eutrofiëring te kunnen beoordelen.

Voortbouwend op de resultaten van een in 2002 door WRc verrichte studie naar het effect van fosfaten in detergentia op eutrofiëring, en op de adviezen die het wetenschappelijk comité van de Commissie in maart en november 2003 had uitgebracht, zijn twee andere studies uitgevoerd om de in die adviezen geconstateerde leemten aan te vullen. De resultaten hiervan werden met vertegenwoordigers van de lidstaten en de bedrijfstak besproken op een vergadering van de werkgroep Detergentia in november 2006 en zijn dan aan het wetenschappelijk comité van de Commissie voorgelegd voor advies, dat nog niet is uitgebracht.

Volgens de verslagen die overeenkomstig de kaderrichtlijn water zijn ingediend, blijft eutrofiëring een van de grootste bedreigingen voor zoet water en zeewater. De laatste jaren is het inzicht in de problematiek aanzienlijk verbeterd. In april 2007 evolueert de stand van de kennis over eutrofiëring echter nog altijd snel en dankzij het interkalibratieproject van de kaderrichtlijn water worden binnenkort talrijke nieuwe gegevens over de beoordeling van de waterkwaliteit in de EU verwacht.

Over de vraag of beperkingen van het gebruik van fosfaten in detergentia op EU-niveau gerechtvaardigd zijn, zal een besluit worden genomen zodra voldoende bewijsmateriaal is verzameld en diverse beleidsopties in overleg met de werkgroep Detergentia zijn getoetst. Om met name te weten of geharmoniseerde maatregelen verantwoord zijn, is het wachten op het advies van het wetenschappelijk comité van de Commissie over de reeds uitgevoerde studies. De Commissie zal in 2007 beginnen met een effectbeoordeling en hoopt daar in 2008 mee klaar te zijn, maar dat hangt af van het toekomstige advies van het wetenschappelijk comité en van het aantal onopgeloste problemen. Zodra is besloten dat de beperkingen verantwoord zijn, zal de Commissie meteen een wetgevingsvoorstel indienen.

In afwachting van dat besluit attendeert de Commissie de lidstaten erop dat zij maatregelen mogen nemen om fosfaathoudende detergentia te vervangen, als dat om milieuredenen (bv. op grond van de kaderrichtlijn water) kan worden verantwoord. Als lidstaten “technische voorschriften” willen invoeren die onder Richtlijn 98/34/EG vallen, moeten zij de Commissie daarvan in kennis stellen en aantonen dat die maatregelen voldoen aan de bepalingen van de richtlijn.

BIJLAGE

Tabel 1 – Mate waarin de wasmiddelen in de lidstaten van EU-25 fosfaatvrij* zijn |

Lidstaat | Bevolking (miljoen) | % fosfaatvrij |

België | 10,4 | 100 |

Tsjechië | 10,2 | 35 |

Denemarken | 5,4 | 80 |

Duitsland | 82,5 | 100 |

Estland | 1,3 | 20 |

Griekenland | 11,0 | 50 |

Frankrijk | 59,9 | 50 |

Ierland | 4,0 | 100 |

Italië | 57,8 | 100 |

Cyprus | 0,7 | 20 |

Letland | 2,3 | 20 |

Litouwen | 3,4 | 20 |

Luxemburg | 0,4 | 100 |

Hongarije | 10,1 | 30 |

Malta | 0,4 | 20 |

Nederland | 16,2 | 100 |

Oostenrijk | 8,1 | 100 |

Polen | 38,2 | 15 |

Portugal | 10,4 | 30 |

Slovenië | 2,0 | 95 |

Slowakije | 5,4 | 20 |

Spanje | 42,2 | 40 |

Finland | 5,2 | 90 |

Zweden | 9,0 | 85 |

Verenigd Koninkrijk | 59,5 | 55 |

EU-25 | 456,0 | 66 |

* ‘fosfaatvrij’ wil zeggen conform de nationale wetgeving tot beperking van het fosfaatgehalte (niet noodzakelijk nul).

(RPA-rapport 2006, http://ec,europa,eu/enterprise/chemicals/legislation/detergents)

Tabel 2 – Voordelen van een overgang naar fosfaatvrije detergentia |

Score | Omschrijving | Lidstaten |

>10 | Maximale voordelen | Tsjechië, Polen, Spanje, Letland, Litouwen, Portugal, Slowakije |

5-10 | Enkele voordelen | Griekenland, Cyprus, Estland, VK, Luxemburg, Hongarije, België, Frankrijk |

1-5 | Weinig voordelen | Denemarken, Finland, Oostenrijk, Zweden, Ierland, Slovenië, Italië, Nederland, Duitsland |

0 | Geen voordelen | Malta |

De ‘score’ geeft aan welke EU-lidstaten het meest zouden gebaat zijn bij een overgang naar fosfaatvrije detergentia, op basis van drie factoren: 1) jaarlijks verbruik per inwoner van fosfaathoudende detergentia; 2) percentage van de bevolking waarvoor tertiaire waterzuivering wordt toegepast; 3) mate van bezorgdheid over eutrofiëring.

(RPA-rapport 2006, http://ec,europa,eu/enterprise/chemicals/legislation/detergents)

[1] Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende detergentia (PB L 104 van 8.4.2004, blz. 1).

[2] Sodium Tripolyphosphate (STPP) CAS: 7758-29-4 Human & Environmental Risk Assessment on ingredients of European household cleaning products, HERA (2003).

[3] Richtlijn 91/271/EEG, PB L 135 van 30.5.1991, blz. 40.

[4] Richtlijn 91/676/EEG, PB L 375 van 31.12.1991, blz.1.

[5] Richtlijn 96/61/EG, PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26.

[6] Richtlijn 2000/60/EG, PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

[7] De Richtlijnen 91/271/EEG, 91/767/EEG en 96/61/EG zijn ‘basismaatregelen’ krachtens de kaderrichtlijn water en moeten worden gecoördineerd en zo nodig aangevuld om de dwingende doelstellingen te verwezenlijken.

[8] Richtlijn 98/34/EG, PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

[9] In milieurapporten staat de term ‘fosfor’ voor fosforverbindingen in het algemeen.

[10] Phosphates and alternative detergent builders , beschikbaar op: http://ec.europa.eu/environment/water/water-urbanwaste/info/docs_en.htm

[11] Beschikbaar op: http://ec.europa.eu/health/ph_risk/committees/sct/sct_opinions_en.htm.

[12] Beschikbaar op: http://ec.europa.eu/enterprise/chemicals/legislation/detergents/index_en.htm.

[13] Beschikbaar op: http://ec.europa.eu/enterprise/chemicals/legislation/detergents/index_en.htm.

[14] Het UNDP/WMF-rapport over de Donau is beschikbaar op: http://www.undp-drp.org/drp/activities_1-8_detergents.html .

[15] http://www.icpdr.org/icpdr-pages/water_protection_declaration.htm.

[16] Beschikbaar op: http://forum.europa.eu.int/Public/irc/env/wfd/library?l=/framework_directive/thematic_documents/13_eutrophication.

[17] De krachtens de kaderrichtlijn water ingediende verslagen zijn beschikbaar op: http://forum.europa.eu.int/Public/irc/env/wfd/library?l=/framework_directive/implementation_documents_1&vm=detailed&sb=Title.

[18] Beschikking 2005/646/EG van de Commissie, PB L 243 van 17.9.2005, blz. 1.

Top