EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004DC0065

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad - Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES): Totstandbrenging van een GMES-capaciteit tegen 2008 - (actieplan (2004-2008))

/* COM/2004/0065 def. */

OJ C 92, 16.4.2004, p. 2–11 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52004DC0065

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad - Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES): Totstandbrenging van een GMES-capaciteit tegen 2008 - (actieplan (2004-2008)) /* COM/2004/0065 def. */

Publicatieblad Nr. 092 van 16/04/2004 blz. 0002 - 0011


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD - Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES): Totstandbrenging van een GMES-capaciteit tegen 2008 - (actieplan (2004-2008))

INHOUDSTAFEL

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES): Totstandbrenging van een GMES-capaciteit tegen 2008 - (actieplan (2004-2008))

1. BELANGRIJKSTE LESSEN EN UITDAGINGEN

1.1. GMES ten dienste van het EU-beleid en de behoeften van de gebruiker

1.2. Belangrijkste uitdagingen voor de komende periode

1.3. Voorbeelden van de verwachte economische en sociale baten

2. TOTSTANDBRENGING VAN EEN GMES-CAPACITEIT TEGEN 2008

2.1. Opbouw van de GMES-kerncapaciteit: technische aspecten

2.1.1. Prioriteren en specificeren van diensten

2.1.2. Systemen voor ruimteobservatie: integreren van de beschikbare systemen en definiëren van de toekomstige generatie

2.1.3. Systemen voor in-situ-observatie (ook vanuit het luchtruim): opvullen van lacunes

2.1.4. Data-integratie en informatiebeheer: opzetten van een gedeelde informatiecapaciteit

2.2. Definiëren van het databeleid en het daaraan ten grondslag liggende economische model

2.3. Voortzetting van onderzoek, bevordering van onderwijs en opleiding

2.4. Omgaan met de tweeledige aard van GMES

2.5. Bevordering van GMES in een mondiale context

2.6. Bestuur: bevordering van partnerschappen

2.7. Opzetten van een financieringsstrategie

3. SAMENVATTING VAN DE BELANGRIJKSTE ACTIVITEITEN IN DE PERIODE (2004-2008)

4. CONCLUSIES

FINANCIEEL MEMORANDUM

INLEIDING

Het GMES-initiatief (Global Monitoring for Environment and Security - Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid) heeft tot doel de besluitvormers in Europa te voorzien van een capaciteit voor mondiale en regionale monitoring, die hen zal helpen de doelstellingen van de EU in een brede waaier van beleidsterreinen te verwezenlijken. In een tijdperk waarin het bezit van informatie geostrategische implicaties heeft, gebeurt het nog steeds al te vaak dat op verschillende niveaus zonder enige coördinatie wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van monitoringtechnologie en datasystemen. Het is de bedoeling om via het GMES-initiatief de bestaande en nieuwe technologieën en systemen op elkaar af te stemmen om beter tegemoet te kunnen komen aan de gestructureerde vraag naar informatie van de zijde van Europese, nationale, regionale en lokale besluitvormers en gebruikers. Het GMES-systeem speelt in op de (mogelijk gemeenschappelijke) behoeften die overheden in het kader van verschillende beleidsgebieden kunnen hebben; men denke bijvoorbeeld aan informatie over bodembedekking, die van nut kan zijn bij de voorspelling en het beheer van overstromingen, bosbranden en oogstopbrengsten, of aan de monitoring van koolstofputten en -bronnen in het kader van het Kyoto-protocol. Het in deze mededeling opgenomen tenuitvoerleggingsplan geeft een overzicht van de voornaamste maatregelen die in de periode 2004-2008 moeten worden getroffen, wil men in 2008 prioritaire diensten ter beschikking kunnen stellen. mste stappen dieanan overstromingen, bosbranden en oogstopbrenge

Waarom GMES?

In een tijdperk waar het bezit van informatie geostrategische implicaties heeft, is het de bedoeling om via GMES de Europese Unie een instrument ter hand te stellen waarmee zij haar belangen kan behartigen en de hedendaagse problemen en bedreigingen in een groot aantal beleidssectoren kan opvangen. Op het gebied van milieu en veiligheid kan de besluitvorming aanzienlijk worden vergemakkelijkt, indien de desbetreffende autoriteiten toegang krijgen tot instrumenten om grote hoeveelheden data en informatie uit uiteenlopende en vaak los van elkaar staande bronnen, te combineren en te verwerken.

De bedoeling van GMES is dan ook bestaande gegevens te verzamelen en innoverende, kosteneffectieve, duurzame en gebruiksvriendelijke diensten aan te bieden, aan de hand waarvan besluitmakers beter in staat zullen zijn om in crisissituaties en in aangelegenheden op het gebied van milieubeheer en veiligheid meer anticiperend op te treden en de gevolgen beter op te vangen. Om dat doel te bereiken moet in het kader van GMES optimaal gebruik worden gemaakt van de data die verzameld zijn via systemen voor observatie vanuit de ruimte, vanuit het luchtruim en in situ, en moeten die gegevens aan de hand van een doeltreffend systeem voor data-integratie en informatiebeheer aan de dienstenleveranciers worden doorgegeven.

De gegevens die op talrijke niveaus, zowel nationaal als internationaal, worden verzameld en geanalyseerd en de investeringen die de afgelopen tien jaar in Europa zijn gedaan, zijn uitgemond in een groot aantal verschillende milieumonitoringsystemen en toepassingsspecifieke ketens voor het leveren van gegevens. Ondanks de vooruitgang in sensortechnologie en -netwerken, technieken voor gegevensbeoordeling en informatietechnologienetwerken, slaagt men er vaak niet in om voor de gebruikers (overheidsdiensten, het bedrijfsleven, de academische wereld en de burger) optimale informatie ter ondersteuning van het milieu- en het veiligheidsbeleid te produceren. Europa moet nu zijn troeven uitspelen en zal moeten zorgen voor betere coördinatie, continuïteit van de diensten en instrumenten om de tenuitvoerlegging van het communautaire beleid, met inbegrip van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), beter te ondersteunen. De taak van de Europese Commissie in dit alles bestaat erin om via GMES een netwerk aan te bieden waarbinnen de bestaande systemen en netwerken coherenter kunnen worden gebruikt, en nieuwe systemen en netwerken op een gecoördineerde manier kunnen worden ontwikkeld, afhankelijk van de gegevens die de overheden op verschillende niveaus in het kader van uiteenlopende beleidssectoren nodig hebben.

GMES heeft betrekking op zowel lokale als mondiale kwesties en is van fundamenteel belang in het licht van de Europese voortrekkersrol op het gebied van mondiale milieumonitoring en samenwerking. GMES wordt nu beschouwd als de bijdrage van Europa tot de maatregelen die zijn aanbevolen tijdens de in Johannesburg gehouden Wereldtop voor duurzame ontwikkeling (2002), en tot het op ministerniveau genomen initiatief voor een Topconferentie over aardobservatie, waarbij 37 landen en 22 internationale organisaties betrokken zijn.

Van concept tot capaciteit

Het GMES-concept werd gelanceerd in 1998 en bekrachtigd door de in 2001 gehouden Raden van de EU en het Europees Ruimteagentschap (ESA). In de mededeling aan de Europese Raad van Göteborg van 2001 doet de Commissie een oproep om tegen 2008 een Europese capaciteit voor wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid tot stand te brengen met het oog op de verzameling, de interpretatie en het gebruik van data en informatie ter ondersteuning van het beleid voor duurzame ontwikkeling. Bij het opzetten van het organisatiekader van GMES moet ten volle rekening worden gehouden met de ervaring die met GALILEO is opgedaan.

In het kader van het GMES-actieplan 2001-2003 [1] van de Europese Commissie hebben de Europese Commissie en het ESA in de aanloopperiode 2001-2003 gezamenlijk aan aantal maatregelen ten uitvoer gelegd; de resultaten (en lessen) hiervan worden uitvoerig toegelicht in het slotverslag over de aanloopperiode 2001-2003 [2]. Het belang van GMES is tevens erkend in het recente Witboek over het Europese ruimtevaartbeleid [3] en in de herziening van het milieubeleid van 2003 [4].

[1] COM (2001) 609 def.

[2] Final Report for the GMES Initial Period 2001-2003 (final) (http:// www.gmes.info).

[3] Witboek over het Europees ruimtevaartbeleid (COM (2003) 673).

[4] Herziening van het milieubeleid van 2003 - Consolidatie van de milieupijler van duurzame ontwikkeling (COM(2003) 745 final) (niet beschikbaar in het Nederlands).

Het GMES-initiatief is nu zo ver uitgerijpt dat met de ontwikkeling en tenuitvoerlegging ervan kan worden begonnen en de dienstverlening voor de verschillende gebieden in een gestaffelde aanpak operationeel kan worden. GMES biedt de mogelijkheid om de economische groei te bevorderen door innoverende diensten met een toegevoegde waarde te creëren, en is daarom geselecteerd als één van de "Quick Start"-projecten in het groei-initiatief van de Commissie.

Met onderhavige mededeling worden drie doelstellingen beoogd: (i) een overzicht te geven van de belangrijkste lessen die tijdens de aanloopperiode zijn geleerd, en van de uitdagingen voor de toekomst; (ii) vast te stellen hoe tegen 2008 een GMES-capaciteit tot stand kan worden gebracht en hoe de bestuursstructuur en de financieringsstrategie eruit zullen zien; (iii) een actieplan voor de komende periode (2004-2008) te presenteren.

1. BELANGRIJKSTE LESSEN EN UITDAGINGEN

De belangrijkste conclusies die tijdens de aanloopperiode van GMES naar voren zijn gekomen, zijn afkomstig uit de volgende bronnen:

- op GMES betrekking hebben projecten die uitgevoerd zijn in het kader van de communautaire kaderprogramma's voor onderzoek en het "GMES Services Elements"-programma van het ESA;

- contacten met de potentiële GMES-gebruikers op door enkele duizenden deelnemers bijgewoonde GMES-fora;

- gesprekken met lidstaten en internationale organisaties die vertegenwoordigd zijn in het GMES-stuurcomité;

- overleg met Europese deskundigen in het kader van het INSPIRE-initiatief van de Commissie (Infrastructure for Spatial Information in Europe [5]);

[5] Memorandum of Understanding van 11 april 2002 tussen de commissarissen Wallström, Busquin en Solbes over de ontwikkeling van het wetgevingsinitiatief INSPIRE inzake technische normen en protocollen, organisatie- en coördinatie-aangelegenheden en databeleid, met inbegrip van toegang tot data en het creëren en onderhouden van ruimtelijke informatie.

- ervaring die het GCO heeft opgedaan met activiteiten ter ondersteuning van een brede waaier van communautaire beleidslijnen.

De belangrijkste punten worden hieronder samengevat. Nadere details zijn te vinden in het slotverslag over de aanloopperiode van GMES (2001-2003).

1.1. GMES ten dienste van het EU-beleid en de behoeften van de gebruiker

Bij het inventariseren van de verschillende gebruikersbehoeften werd vastgesteld dat de volgende communautaire beleidsdoelstellingen en -gebieden door GMES ondersteund moeten worden:

- de milieuverbintenissen van de EU in de communautaire en mondiale context. In dit verband moet GMES bijdragen tot het formuleren, tenuitvoerleggen en verifiëren van het communautaire milieubeleid [6], de nationale regelgeving en de internationale overeenkomsten;

[6] Het zesde milieuactieprogramma (2004-2010) inzake klimaatverandering, natuur en biodiversiteit, milieu en gezondheid, natuurlijke rijkdommen en afval.

- andere beleidsgebieden van de EU, zoals landbouw, regionale ontwikkeling, visserij, vervoer en externe betrekkingen. GMES dient de integratie van de milieudimensie in deze beleidsterreinen te bevorderen;

- het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), met inbegrip van het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB);

- andere beleidsgebieden die belangrijk zijn voor de veiligheid van de Europese burger op communautair en nationaal niveau [7]. Zo kan GMES worden toegepast in het kader van het EU-beleid inzake justitie en binnenlandse zaken (onder meer voor grensbewaking).

[7] "Een veilig Europa in een betere wereld - Europese veiligheidsstrategie", Javier Solana, 12.12.2003.

Voorts dient terdege rekening te worden gehouden met andere initiatieven van de Europese Unie, zoals de nieuwe EU-wetgeving die is vastgesteld in Richtlijn 2003/98 van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie [8] en in de richtlijn over het auteursrecht [9] die momenteel wordt omgezet; beide wetgevingsteksten hebben tot doel de totstandkoming van een interne markt voor producten en diensten met digitale inhoud te bevorderen.

[8] Richtlijn 2003/98/EG van 17 november 2003 (PB L 345 van 31 december 2003, blz. 90).

[9] Richtlijn 2001/29/EG van 22.6.2001.

GMES is een initiatief waarbij de gebruikers (overheid en particuliere bedrijven als verzekerings- en vervoersondernemingen) gebaat moeten zijn. De gebruikers zijn actief op alle mogelijke niveaus en kunnen zowel internationale organisaties zijn, als regionale of lokale overheden.

1.2. Belangrijkste uitdagingen voor de komende periode

Ondanks de vooruitgang op sommige vlakken zijn de informatiediensten die de hierboven genoemde beleidsgebieden ondersteunen, aan een grote inhaalbeweging toe. Wil men de bestaande lacunes opvullen, dan moet er werk worden gemaakt van een betere coördinatie en terbeschikkingstelling van middelen. Tijdens controles in de aanloopperiode is vastgesteld dat op beleidstechnisch, technisch, organisatorisch en financieel vlak een en ander spaak is gelopen. Uit de opgedane ervaring bleek dat met name aan de volgende aspecten moet worden gewerkt:

- verduidelijking van de versnipperde informatie-aanvragen via een betere dialoog tussen gebruikers en leveranciers. Om te vermijden dat overbodige data worden verzameld en inefficiënt wordt geïnvesteerd, moet een analyse worden opgesteld van de behoeften in de verschillende beleidsgebieden;

- bevordering van de algemene continuïteit, vergelijkbaarheid en integratie van in situ en in de ruimte verzamelde data, van modelleringsactiviteiten en van de interoperabiliteit van de systemen;

- bevordering van een gebruiksvriendelijke en kosteneffectieve toegang tot gestandaardiseerde data en van een geharmoniseerd databeleid waarbij de verschillende problemen worden aangepakt (moeizame en late toegang, slechte definiëring, versnippering, gebrek aan samenhang en aan volledigheid op regionaal niveau, deels te wijten aan verschillen in het prijsvormingsbeleid, onder meer voor intellectuele-eigendomsrechten, en aan technische of juridische beperkingen);

- gegarandeerd aanbod van regelmatige en betrouwbare end-to-end-diensten en een doeltreffende structurering van de gebruikersgemeenschap;

- bevordering van de dialoog tussen de in de informatieketen actieve belanghebbende partijen, en van een echt "GMES-partnerschap" waar ook politieke betrokkenheid en goed bestuur hun plaats hebben;

- consolidatie van veiligheidsaspecten, aangezien dit beleid nog niet zo vergevorderd is als het milieubeleid (een voorlopige analyse is uitgevoerd door de GMES-werkgroep Veiligheid [10]);

[10] "The security dimension of GMES", stellingname van de GMES-werkgroep Veiligheid (http:// www.gmes.info).

- gegarandeerde financiering van GMES in de aanloop naar de operationele fase, zodat de overgang kan worden gemaakt van onderzoeksmiddelen ter ondersteuning van bestaande experimentele systemen of prototypische diensten naar volledig operationele financiering voor verbeterde diensten, observatiesystemen en de totstandbrenging van systemen voor databeheer.

1.3. Voorbeelden van de verwachte economische en sociale baten

Geologische fenomenen als aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, aardverschuivingen en verzakkingen leiden tot enorme kosten in termen van mensenlevens en schade aan eigendom. In de periode 1992-2001 eisten natuurrampen overal ter wereld naar schatting gemiddeld 53000 mensenlevens per jaar; in Europa kwamen bijna 2700 mensen op die manier om [11]. De gemiddelde jaarlijkse schade op mondiale schaal wordt geraamd op ca. 50 miljard euro en de sociaal-economische impact is enorm gezien het aantal mensen dat gevolgen van dergelijke rampen ondervindt. Uit een voorlopige studie [12] komt naar voren dat een beter inzicht in dergelijke fenomenen en betere prognoses niet alleen kunnen leiden tot aanzienlijke besparingen, maar ook tot een vermindering van de risico's.

[11] World Disaster Report (IFRC&RCS, 2002)

[12] Vijfde kaderprogramma, contract EVK2-CT-2002_80016 GSeS, Verslag inzake sociaal-economische impact ESYS-2002386-RPT-04.

GMES kan via betere prognose-, monitoring- en beoordelingstechnieken bijdragen tot de voorbereiding van strategieën om door de natuur en door de mens veroorzaakte rampen het hoofd te bieden, en kan op die manier helpen de door dergelijke rampen veroorzaakte economische verliezen te beperken.

Luchtvervuiling is een uitermate ernstig milieuprobleem dat zowel in ontwikkelde als in ontwikkelingslanden gezondheidsproblemen veroorzaakt. Zo is uit een voor Oostenrijk, Frankrijk en Zwitserland [13] verrichte effectbeoordeling gebleken dat de gezondheidskosten die samenhangen met luchtvervuiling, in die landen oplopen tot 50 miljard euro (waarvan 27 miljard euro betrekking heeft op wegvervoer). Geraamd wordt dat 5% van de sterfgevallen is terug te voeren op luchtvervuilingsgerelateerde ziekten12. Ter ondersteuning van communautaire wetten en programma's om deze problemen aan te pakken (zoals het programma "Schone lucht voor Europa"), is er behoefte aan GMES-diensten die meer nauwkeurige monitoring- en analysegegevens leveren.

[13] UN-ECE 1996. Health costs due to road traffic-related air pollution. An impact assessment project of Austria, France and Switzerland (www.unece.org).

Om de gevolgen van de klimaatverandering het hoofd te bieden, moeten de rijkdommen en het milieu op een duurzame manier worden beheerd; ook hiervoor zijn degelijk onderbouwde beleidslijnen nodig. Uit ramingen12 blijkt dat, indien betere monitoringdiensten worden geleverd, de economische baten daarvan kunnen oplopen tot ca. 3 tot 4 miljard euro per jaar.

GMES zal bovendien het INSPIRE-initiatief versterken. Volgens een voor INSPIRE [14] uitgevoerde kosten-batenanalyse, waarin is gekeken naar de maatregelen die getroffen moeten worden om de toegang tot data en informatie in de EU in het kader van GMES te verbeteren, bedragen de potentiële voordelen in totaal 1,2 tot 1,8 miljard euro per jaar. Ervaring elders ter wereld toont aan dat, wanneer de toegang tot kwaliteitsdata en -informatie wordt verbeterd, zich een bloeiende markt voor diensten met een toegevoegde waarde kan ontwikkelen, met de daarmee gepaard gaande innovatie en nieuwe banen. Redelijkerwijs mag er vanuit worden gegaan dat de introductie van GMES een prikkel zal zijn voor de economische activiteit op dit gebied, zoals overigens blijkt uit de positieve reactie van de particuliere sector op het INSPIRE-initiatief [15].

[14] Contribution to the extended impact assessment of INSPIRE (http://www.ec-gis.org/inspire/ ).

[15] Resultaten van het overleg en de openbare hoorzitting over INSPIRE op internet.

Gezien het strategische belang van toegang tot informatie voor een gunstige ontwikkeling van landen en regio's, zal GMES een bijdrage leveren tot de capaciteit van Europa om nieuwe problemen en bedreigingen het hoofd te bieden. In 2004 zal op basis van een meer gedetailleerde economische en kosten-batenanalyse van GMES van start worden gegaan met een nadere evaluatie van de behoefte aan een autonome en onafhankelijke capaciteit voor informatiebeheer op het gebied van veiligheid en milieu, waarbij tevens aandacht zal worden besteed aan de verantwoording voor en de transparantie van het EU-beleid [16].

[16] EU-BELEID INZAKE GOEDE GOVERNANCE; VERDRAG VAN AARHUS.

2. TOTSTANDBRENGING VAN EEN GMES-CAPACITEIT TEGEN 2008

De tijdens de aanloopperiode opgedane ervaring heeft aangetoond dat er een breed draagvlak voorhanden is om GMES verder te ontwikkelen, met als doel een 'kerncapaciteit' tot stand te brengen, i.e. een basisset van diensten en -ondersteuningscomponenten die nodig zijn om tegen 2008 operationele GMES-diensten te kunnen aanbieden. De capaciteit dient geleidelijk aan te worden opgebouwd op basis van duidelijk omschreven prioriteiten en waar mogelijk met gebruikmaking van bestaande elementen.

De periode voor de tenuitvoerlegging van GMES valt samen met de ontwikkeling van het satellietnavigatie en -plaatsbepalingssysteem GALILEO dat in 2008 operationeel zal zijn. Om de gebruikers complementaire diensten te kunnen aanbieden, zal erop worden toegezien dat de twee systemen compatibel zijn.

2.1. Opbouw van de GMES-kerncapaciteit: technische aspecten

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

De GMES-capaciteit is gebaseerd op vier onderling verbonden componenten (zie de GMES-diamant op de afbeelding)

- diensten;

- observatie vanuit de ruimte;

- in-situ-observatie (onder meer vanuit de lucht);

- capaciteit voor data-integratie en informatiebeheer.

Met het oog op een volledig coherent GMES-systeem moeten deze componenten op elkaar worden afgestemd.

De belangrijkste component vanuit het oogpunt van de gebruiker is de levering van diensten die aansluiten op zijn behoeften en die van het beleid. Het gamma van diensten dat tegen 2008 beschikbaar zal zijn, zal geleidelijk worden uitgebreid.

De diensten kunnen alleen worden geleverd, indien in de ruimte en in situ componenten aanwezig zijn die de vereiste gegevens opvangen. Om diensten met een optimale toegevoegde waarde te kunnen aanbieden, is het bovendien belangrijk toegang te krijgen tot sociaal-economische en andere statistische data. Via data-integratie en informatiebeheer zal gezorgd worden voor mogelijkheden om de gebruikers toegang te verschaffen en informatie te delen. Deze componenten zullen samen met de set van vereiste diensten ontwikkeld worden. Vanwege deze aanpak om het systeem naar gelang van de behoeften uit te bouwen, moet GMES modulair en open gestructureerd zijn zodat nieuwe elementen er gemakkelijk in kunnen worden verwerkt.

De GMES-kerncapaciteit, bestaande uit de combinatie van deze componenten, zal geleidelijk uitgroeien tot een echt coherente, gedeelde informatiecapaciteit op Europees niveau, die ten dienste staat van de gebruikersgemeenschappen.

De ontwikkeling en invoering van de GMES-kerncapaciteit zal in twee fasen verlopen:

- tijdens de tenuitvoerleggingsfase (2004-2006) zal de nadruk liggen op: (i) het voeren van een gestructureerde dialoog tussen gebruikers en leveranciers; (ii) het ontwikkelen van kosteneffectieve diensten die voldoende potentieel hebben om de operationele fase te bereiken; (iii) het ontwerpen van ruimtecomponenten met het oog op de aanschaf ervan; (iv) het evalueren en dienovereenkomstig verbeteren van in-situ-componenten; (v) het bevorderen van data-integratie en informatiebeheer met het oog op een betere coherentie en toegang; (vi) het ontwikkelen van een financieringsstrategie en een bedrijfsplan voor de lange termijn.

- tijdens de operationele fase (beginnend in 2007) zullen de activiteiten gericht zijn op: (i) het leveren van regelmatige operationele diensten (zowel verbeterde versies van bestaande diensten als nieuwe diensten); (ii) het tenuitvoerleggen van de ruimtecomponent; (iii) het uitbreiden van de in-situ-component; (iv) het exploiteren van een duurzame capaciteit voor data-integratie en informatiebeheer.

Voorwaarde voor een succesvolle tenuitvoerlegging van GMES is de medewerking van het bedrijfsleven, en met name van het MKB en de dienstenleveranciers. GMES moet voor de industriële sector een stimulans zijn om zijn dienstenaanbod uit te breiden en de innoverende technologie te ontwikkelen die nodig is voor een dynamisch evoluerende GMES-capaciteit.

De consolidatie van de Europese industriële basis zal een belangrijke troef zijn, wil Europa in dit verband een bepaalde autonome capaciteit en politieke onafhankelijkheid in de besluitvorming behouden, overeenkomstig de doelstellingen van het Witboek over het Europese ruimtevaartbeleid met betrekking tot de Europese ruimtevaartindustrie.

2.1.1. Prioriteren en specificeren van diensten

Voor het vaststellen van de GMES-prioriteiten voor de periode tot en met 2006 wordt uitgegaan van de beschikbare fondsen van het zesde kaderprogramma [17], de activiteiten van het ESA in het kader van het "Services Elements"-programma en de volgende criteria:

[17] Met het oog op de voorbereiding van de tenuitvoerlegging van de GMES-diensten zijn de in het zesde kaderprogramma opgenomen thematische prioriteiten "Lucht- en ruimtevaart" en "Technologieën voor de informatiemaatschappij" toegespitst op de integratie en operationele validatie van beschikbare onderzoeksresultaten.

- bijdrage tot de beleidsprioriteiten van de EU, zoals gedefinieerd door de lidstaten en de Europese instellingen;

- tastbare economisch en sociale baten;

- pan-Europees belang;

- uitgerijptheid op wetenschappelijk en technisch vlak;

- beschikbaarheid van de vereiste monitoringinstrumenten en -data;

- bestaan van een reeds gevestigde of opkomende gebruikersgemeenschap.

Aan de hand van de volgende geselecteerde prioriteiten zal een bijdrage worden geleverd tot de voor de kerncapaciteit vereiste diensten en zullen onderwerpen op mondiaal, Europees, regionaal en lokaal niveau worden aangepakt:

- verwerving van onafhankelijke kennis over de toestand en de ontwikkeling van de mondiale milieusituatie, met name door:

- levering van informatie op wereldschaal over het duurzame gebruik van hernieuwbare hulpbronnen als vegetatie en bossen, wetlands, voedselvoorraden, en bodembedekking, koolstofputten en -voorraden;

- monitoring van wereldwijde atmosferische processen en atmosferische chemie;

- monitoring van de toestand van de wereldoceanen.

- ondersteuning van het zesde milieuactieplan, vooral met betrekking tot de volgende punten:

Milieubeleidslijnen gericht op het monitoren van:

- klimaatverandering;

- luchtkwaliteit;

- kwesties die passen in de kaderrichtlijn Water en de aanbeveling inzake een geïntegreerd beheer van kustgebieden;

- staat van de habitats en de instandhouding van de soorten in het kader van het Natura 2000-programma.

Thematisch strategieën inzake milieu, gericht op het monitoren van:

- de bodemtoestand, prestaties van bodemfuncties en bodemgebruik;

- het mariene en stedelijke milieu, en de informatie die nodig is voor de strategie voor milieu en gezondheid [18].

[18] COM(2003) 338 def.

- ondersteuning van civiele bescherming voor de preventie, de monitoring, het risicobeheer en de evaluatie van:

- natuurgebonden gevaren op het niveau van de EU-25, met de nadruk op overstromingen, bosbranden, klimaatgerelateerde risico's (droogte, ongunstige weersomstandigheden) en geofysieke gevaren;

- technologische gevaren op het niveau van de EU-25, met de nadruk op risico's die samenhangen met industriële activiteiten en zeevervoer, zoals olielozingen, en ijsmonitoring.

- ondersteuning van het landbouwbeleid, het visserijbeleid en het beleid inzake regionale ontwikkeling van de EU:

- voor het monitoren van teeltvoorwaarden, de evolutie van het landbouwmilieu, het bodemgebruik en de visserijactiviteiten;

- ondersteuning van ontwikkelings- en humanitaire hulp:

- door relevante informatie te leveren over de organisatie en verdeling van de hulp voor prioritaire geografische gebieden, zoals vastgesteld door het Bureau voor humanitaire hulp van de Europese Gemeenschap (ECHO) en andere belanghebbenden op dit gebied;

- ondersteuning van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB):

- via het helpen opzetten van een kader waarbinnen de lidstaten en de desbetreffende EU-instellingen maatregelen kunnen treffen ter verbetering van de aanschaf van, toegang tot en uitwisseling van data en informatie die nodig zijn voor conflictpreventie en crisisbeheer. De aandacht moet met name uitgaan naar monitoring van internationale verdragen ter voorkoming van de proliferatie van nucleaire, chemische en biologische wapens (MVW), monitoring van vestigingspatronen, bevolkingsstromen, bevolkingsdichtheid, enz., evaluatie van gevoelige gebieden in het kader van het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en een snelle procedure om de situatie tijdens de crisisbeheersfase in kaart te brengen.

2.1.2. Systemen voor ruimteobservatie: integreren van de beschikbare systemen en definiëren van de toekomstige generatie

Europa heeft niet alleen met succes een aantal geavanceerde aardobservatiesystemen ontwikkeld en gelanceerd, maar kan bovendien een volledige reeks operationele ruimtemissies op zijn naam schrijven, waardoor het nu over de capaciteit beschikt om het aardsysteem permanent en continu te observeren. Dit heeft Europa het mondiale leiderschap opgeleverd op het gebied van meteorologische observatie en land-, oceaan- en atmosfeerobservatie.

Gezien de tijd die het kost om satellietsystemen te ontwerpen en te lanceren, moeten de toekomstige GMES-ruimtecomponenten voldoende vooraf gedefinieerd worden en moeten onder meer specificaties worden vastgesteld inzake de capaciteit om erg uitgebreide gegevenspakketten zeer snel te verzamelen en te verspreiden. De bestaande meteorologische component zal nog tot 2015/2020 operationeel blijven; de andere in een baan om de aarde gebrachte Europese aardobservatiesatellieten normaal gesproken maar tot 2007/2008.

Het concept veiligheid is aan verandering onderhevig. Er moet dan ook nader worden bekeken welke investeringen gepland zijn en hoe dit concept de GMES-capaciteit kan aanvullen en ondersteunen, met name waar het de aardobservatiesatellieten voor civiele en militaire toepassingen betreft (cf. de Franse Pleïaden, de Italiaanse Cosmos-Skymed en de Duitse SAR-Lupe).

2.1.3. Systemen voor in-situ-observatie (ook vanuit het luchtruim): opvullen van lacunes

De in-situ-component [19] is zo versnipperd dat hij moeilijker in kaart te brengen is dan het ruimtesegment.

[19] Met de in-situ-component worden gegevens verzameld via: (i) alle op het land, op zee, op het water en in de atmosfeer aanwezige sensornetwerken die tot doel hebben metingen te verrichten en een volledige beschrijving van het aardsysteem te geven; (ii) alle onderzoeken die gericht zijn op het verzamelen van gegevens over de sociaal-economisch situatie, bodembedekking en bodemgebruik, geologie, bodemomstandigheden, biodiversiteit en andere geografische factoren, zoals bodemverheffingen, administratieve grenzen, vervoersnetwerken, netwerken voor nutsvoorzieningen, enz..

De exploitatie van de meeste systemen of onderzoeken inzake in-situ-monitoring is momenteel in handen van een brede waaier van overheidsinstanties die actief zijn in nationale onderzoeksinstellingen. Voorts is er nog een aantal activiteiten dat binnen de communautaire kaderprogramma's voor onderzoek ten uitvoer wordt gelegd.

De grondslag voor de tenuitvoerlegging van pan-Europese in-situ-netwerken en onderzoeken wordt meestal gevormd door communautaire milieuwetgeving, vrijwillige samenwerkingsovereenkomsten tussen overheidsinstanties en overeenkomsten die in het kader van uiteenlopende internationale en regionale conventies zijn gesloten.

In de EU worden de onderzoeksgegevens en kaarten over bodembedekking en bodemgebruik, met inbegrip van luchtfoto's, kadasters en geografische gegevens, verzameld op lokaal, regionaal en nationaal niveau. Hoewel er recent vooruitgang is geboekt, moet er nog flink geschaafd worden aan de pan-Europese datasets die nodig zijn om GMES-diensten met betrekking tot grensoverschrijdende kwesties als overstromingen aan te bieden.

Wat de rapportageverplichtingen op grond van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en het daarbij horende Kyoto-protocol betreft, wordt in het tweede "Adequacy Report" een overzicht gegeven van een groot aantal tekortkomingen van de bestaande mondiale netwerken voor in-situ-observatie die nog steeds van cruciaal belang zijn voor het beleid inzake aanpassing aan de klimaatverandering.

Buiten Europa ontbreekt de basale cartografische informatie om operaties op het gebied van humanitaire hulpverlening, voedselzekerheid, crisisbeheer en conflictpreventie efficiënt te ondersteunen. Gegevens uit bevolkings- en sociaal-economisch onderzoek die in de EU van lokaal tot pan-Europees niveau zijn verzameld, zijn essentieel, maar tot dusverre onvolledig. Voorts moet het verzamelen van gegevens over de bevolking, de infrastructuur en de middelen in kwetsbare gebieden in en buiten Europa worden verbeterd.

Om de GMES-diensten tegen 2008 naar behoren te kunnen invoeren, zullen aanzienlijke verbeteringen moeten worden aangebracht aan de systemen voor in-situ-observatie op communautair en mondiaal niveau. In de periode 2004-2008 zal bij de tenuitvoerlegging van de in-situ-component van GMES met name aandacht worden besteed aan van de in-situ-systemen en onderzoeken afkomstige gegevens die rechtstreeks dienen ter ondersteuning van de vastgestelde prioritaire diensten.

GMES zal de bestaande plaatselijke monitoringnetwerken aanvullen door de lacunes op te vullen en de duurzaamheid van diensten en de toegang tot data en informatie te verzekeren. De doelstelling op langere termijn bestaat erin de coördinatie van de invoering en de werking van verschillende thematische in-situ-netwerken en onderzoeken te verbeteren teneinde de nationale investeringen optimaal te laten renderen en het verzamelen van overbodige data te vermijden.

2.1.4. Data-integratie en informatiebeheer: opzetten van een gedeelde informatiecapaciteit

De toegevoegde waarde van GMES-diensten ontstaat wanneer over langere perioden gespreide gegevens uit verschillende bronnen worden gecombineerd en gekoppeld tot een pakket toegankelijke en relevante informatie. Hiervoor is een multidisciplinair gegevensbeheer nodig waarmee men zich toegang kan verschaffen tot nationale gegevensbestanden, deze met nieuwe gegevens kan verbinden en op die manier tijdig geïntegreerde informatieproducten kan voorbereiden.

Voor GMES-gebieden die een groot aantal gegevens en een aanzienlijke rekencapaciteit vergen, moet gewerkt worden met zeer performante netwerken en een GRID [20]-structuur voor het verzamelen, verdelen en analyseren van de essentiële gegevens en het visualiseren van de resultaten.

[20] GRID is een parallel en gedistribueerd systeem voor het delen, selecteren en aggregeren van geografisch verspreide 'autonome' middelen.

Voor GMES-systemen is bovendien een gestructureerd kader voor data-integratie en informatiebeheer nodig. De ondersteunende architectuur zal geleidelijk evolueren van een set niet-gekoppelde netwerken tot een volledig geïntegreerd netwerk waarin op zichzelf staande gegevens en informatie zijn opgeslagen en informatie en gegevens uit heterogene bronnen worden geselecteerd, geaggregeerd en in real time omgezet.

In dit verband kan het GEANT-netwerk [21] de voor de toegang tot de belangrijkste overheidsbronnen vereiste infrastructuur leveren. Bovendien zou de integratie van de netwerken van het Europees Milieuagentschap en EUMETNET in GMES bevorderlijk zijn voor het delen van milieu-informatie op Europees niveau.

[21] GEANT is een project dat aansluit op de thematische prioriteit "Technologieën voor de informatiemaatschappij" uit het communautaire kaderprogramma en heeft tot doel nationale onderzoeks- en onderwijsnetwerken van de EU-25 aan elkaar te koppelen en met gigabitsnelheid te laten interageren.

In deze mededeling wordt benadrukt dat het noodzakelijk is de coherentie tussen de communautaire initiatieven op het gebied van gegevensbronnen en informatie te behouden. Met betrekking tot de geselecteerde diensten zal GMES met inachtneming van INSPIRE bijdragen tot de ontwikkeling van de Europese ruimtelijke data-infrastructuur.

2.2. Definiëren van het databeleid en het daaraan ten grondslag liggende economische model

De diversiteit van de in- en output van de GMES-diensten zal gebaat zijn bij de ontwikkeling van een databeleid waarin terdege rekening wordt gehouden met INSPIRE. Dit beleid mag weliswaar variëren naargelang van de gebieden en soorten diensten die worden geleverd, maar moet wel streven naar een evenwicht tussen "niet-discriminerende toegang", economische haalbaarheid en de nodige prikkels voor particuliere dienstenleveranciers om in de ontwikkeling van een dergelijke capaciteit te investeren. Aangezien de toegang tot milieu-informatie ten bate van de burger vrij moet zijn overeenkomstig de doelstellingen van het Verdrag van Aarhus (juni 1998), moet een aanzienlijk deel van de GMES-informatie zonder enige beperking ter beschikking worden gesteld.

Bovendien zal er een nadere, diepgaande analyse van het databeleid in andere landen moeten worden verricht, wil men ervoor zorgen dat de gebruikers de GMES-data en -informatie optimaal benutten en wil men in staat zijn een keuze te maken tussen de verschillende modellen. Er dient bijzondere aandacht te worden besteed aan gegevensbescherming.

Een ander aspect dat in overweging moet worden genomen, is dat sommige GMES-diensten informatie kunnen bevatten die betrekking heeft op veiligheid of die voor meerdere doeleinden kan worden gebruikt, en dat in dat geval aan de hand van bepaalde activiteiten met een toegevoegde waarde gevoelige informatie kan worden gegenereerd waarvoor een gecontroleerde toegang vereist is.

2.3. Voortzetting van onderzoek, bevordering van onderwijs en opleiding

De kennisbasis voor een degelijk beleid wordt geleverd door wetenschap en onderzoek. Onderzoeksactiviteiten die de GMES-capaciteit en -gebruikers ten goede zullen komen, hebben onder meer betrekking op:

- versterking van monitoringtechnologie (met inbegrip van innoverende in-situ-sensoren) en -normen;

- verbetering van modellen en van de capaciteit ter ondersteuning van analyses, prognoses, planning en besluitvorming;

- verbetering van de interoperabiliteit en de koppeling tussen observatiesystemen en andere gegevensbronnen;

- informatietechnologie voor een betere toegang tot archieven met langetermijngegevens, toepassing van normen voor metadata, maatregelen om het terugvinden en verspreiden van informatie te vergemakkelijken.

Om het gebruik van de GMES-capaciteit en de duurzaamheid van de GMES-diensten te optimaliseren, is het van wezenlijk belang dat voor de gebruikers in onderwijs en opleiding wordt voorzien. Met name de volgende activiteiten zijn belangrijk:

- voorbereiding van voor de gebruikers bestemde opleidingscursussen over het gebruik van de GMES-diensten en de informatieproducten;

- kennisontwikkeling en -uitwisseling, onder meer op het gebied van fundamenteel onderzoek naar milieuprocessen en -methoden.

Om een degelijke Europese GMES-capaciteit te ontwikkelen, moet de expertise en deskundigheid die in het bedrijfsleven, de onderzoeksinstellingen, de academische wereld en de overheidsorganisaties voorhanden is, worden ingezet. Het niveau van de middelen die momenteel in de EU en in de lidstaten beschikbaar zijn voor O&O en technologie, moet gehandhaafd blijven voor alle gebieden die relevant zijn voor GMES. Naarmate het inzicht in de vereisten voor de GMES-capaciteit toeneemt, zouden de werkprioriteiten en de toewijzing van deze middelen dienovereenkomstig moeten worden aangepast.

2.4. Omgaan met de tweeledige aard van GMES

Observatiegegevens over overstromingen, bosbranden, aardbevingen, industriële rampen of terroristische acties kunnen vaak worden geleverd via materiaal dat oorspronkelijk uitsluitend voor militair gebruik was ontworpen. Zo kan het nodig zijn dat voor humanitaire-hulpacties of crisisbeheer snel informatie moet worden geproduceerd en geleverd, en dat daarbij gebruik wordt gemaakt van satellietbeelden met een hoge resolutie, afkomstig van instanties uit de civiele of defensiebranche.

Ruimtetoepassingen kunnen naast andere instrumenten de civiele en militaire autoriteiten van nut zijn bij het tenuitvoerleggen van een Europees veiligheids- en defensiebeleid, en met name van operaties in het kader van crisisbeheer. De West-Europese Unie (WEU) erkent in een aanbeveling van haar Assemblee dat het noodzakelijk is een Europese ruimteobservatiecapaciteit te ontwikkelen met het oog op de Europese veiligheidsbehoeften [22]. De Assemblee laat zich in de aanbeveling positief uit over het GMES-initiatief en steunt het standpunt dat voor een beter gebruik van middelen gestreefd moet worden naar een optimale synergie tussen het civiele en het militaire.

[22] Document C/1789 van de 48e zitting, juni 2002 (niet beschikbaar in het Nederlands).

Er is sprake van echt "tweeërlei gebruik" indien civiele en militaire gebruikers samen gebruik maken van de capaciteit en de data. Dit brengt in feite extra kosten met zich mee voor het grondsegment, waar een scheiding blijft bestaan tussen de civiele en de militaire systemen. Door de introductie van GMES-diensten zullen er evenwel krachtiger informatieproductietechnieken en interpretatie-instrumenten ter beschikking komen waar zowel de civiele als de militaire gebruikers hun voordeel mee kunnen doen; impliciet zal er dus sprake zijn van informatie voor tweeërlei gebruik of voor meerdere doeleinden.

In het Witboek over het Europese ruimtevaartbeleid steunt de Commissie het idee dat een speciale EU-werkgroep een totaalanalyse opstelt van de bestaande capaciteit en de behoeften aan benutting ervan door meerdere gebruikers [23]. GMES zal in 2004 optimaal profiteren van deze activiteiten; de resultaten ervan zullen worden gebruikt tijdens de tenuitvoerleggingsfase.

[23] De werkgroep zal bestaan uit vertegenwoordigers uit de EU, de lidstaten, het ESA en ruimtevaartorganisaties waarin civiele en militaire gebruikers zijn samengebracht. Het verslag van de werkgroep wordt eind 2004 verwacht.

De ontwikkeling van GMES is eveneens gebaat bij het opkomen van organisatiestructuren die de gemeenschappelijke eisen van de Unie voor de productie van beelden en kaarten voor veiligheidsdoeleinden [24] steunen; de samenwerking met de EU-Raad zal in dit verband worden versterkt.

[24] Zie een door België, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Italië en Spanje ondertekend gemeenschappelijk document: Strategic IMINT Collection ECAP Panel Final Report - Annex C "Common Operational Requirements for a European Global Satellite Observation System (for Security and Defence Purposes)" (niet beschikbaar in het Nederlands).

2.5. Bevordering van GMES in een mondiale context

GMES-diensten en observatiesystemen zullen van essentieel belang zijn, wil Europa het voortouw nemen op het gebied van mondiale milieumonitoring.

De GMES-diensten met hun mondiale dimensie zijn geschikte instrumenten voor internationale samenwerking, met name inzake landbouw, water, de oceanen, de atmosfeer en civiele veiligheid. Ruimteobservatiesystemem zowel als in-situ-observatiesystemen leveren aan de hand van de gegevens die ermee worden opgevangen, een belangrijke bijdrage tot internationale activiteiten. Op het gebied van meteorologie wordt reeds efficiënt samengewerkt in de Wereld Meteorologische Organisatie en met name tussen Europa en de Verenigde Staten.

Mondiale samenwerking heeft meer aandacht gekregen sinds de eerste Topconferentie over aardobservatie medio 2003, waar GMES beschouwd werd als de Europese bijdrage tot het milieudossier. De Europese Commissie is belast met de coördinatie van het Europese standpunt en speelt een leidende rol in de ad-hoc-groep over aardobservatie (GEO) die ze samen met de Verenigde Staten, Japan en de ontwikkelingslanden (vertegenwoordigd door Zuid-Afrika) voorzit. Tijdens de Topconferentie werd door 33 landen en 21 internationale organisaties erkend dat een op bestaande initiatieven gebaseerd tienjarenplan voor de tenuitvoerlegging van gecoördineerde aardobservatiesystemen moest worden voorbereid. De Europese Commissie is van plan om in het kader van de Topconferentie over aardobservatie de betrokkenheid van de ontwikkelingslanden bij dit initiatief te bevorderen, zodat de beleidsmakers in die landen worden voorzien van een betere informatiebasis voor de besluitvorming.

Voorts moet er gebruik worden gemaakt van grote internationale samenwerkingsplatforms om GMES op internationaal niveau te promoten. Men denke hierbij aan het Integrated Global Observing Strategy Partnership, het Committee on Earth Observation Satellites, het Kyoto-protocol bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en andere multilaterale milieuovereenkomsten (zoals de Internationale Overeenkomst ter bestrijding van woestijnvorming en het Verdrag inzake biologische diversiteit).

Als reactie op het in 2002 te Johannesburg opgestelde actieplan [25] zal GMES worden uitgebreid tot het Afrikaanse continent. Bovendien zullen er activiteiten worden uitgevoerd in het kader van projecten als het AMESD (African Monitoring of Environment for Sustainable Development [26]). Gezien de doelstelling van Europa om de capaciteitsopbouw in de ontwikkelingslanden te bevorderen, zal de component technologie-overdracht in dit verband goed gestoffeerd zijn.

[25] Report of the World Summit on Sustainable Development, Johannesburg, South Africa, 26 August - 4 September 2002, (United Nations publication, No. E.03.II.A.1).

[26] AMESD is de opvolger van het PUMA-project, een initiatief van vijf Afrikaanse regionale economische groeperingen om in samenwerking met de Europese Commissie en EUMETSAT de Afrikaanse landen te helpen toegang te krijgen tot gegevens van de Meteosat-satellieten van de tweede generatie en deze gegevens te verwerken en te gebruiken. AMESD zal toegespitst worden op milieumonitoring in het kader van duurzame ontwikkeling.

De Russische Federatie is een uiterst belangrijke partner in de gezamenlijke aanpak van veranderingen in het milieu [27] en het klimaat, het beheer van rijkdommen en op andere gebieden als zekerheid van de energievoorziening en vervoer. GMES zal tevens een aandachtpunt blijven in het partnerschap tussen de EU en Rusland inzake de ruimte.

[27] Ter illustratie: het SIBERIA-project inzake bosbouw (vijfde kaderprogramma).

Afgezien van de langdurige samenwerking met de Verenigde Staten, kan er nagedacht worden over samenwerking met landen die qua ruimte- en in-situ-observatie heel wat te bieden hebben en over een aanzienlijke capaciteit voor informatieproductie beschikken, zoals Japan, India, China, Brazilië, Israël en Oekraïne.

2.6. Bestuur: bevordering van partnerschappen

Een open en gedistribueerd systeem als GMES vergt een uiterst flexibele manier van besturen, waarbij de rol en verantwoordelijkheid van de talrijke belanghebbenden tot hun recht kunnen komen en consensusvorming wordt bevorderd. Tijdens de overgang van op onderzoek gebaseerde, pre-operationele GMES-activiteiten naar volledig operationele diensten in de periode 2004-2008 moeten de volgende beginselen worden toegepast:

- systematische en praktische toepassing van het subsidiariteitsbeginsel;

- geleidelijke tenuitvoerlegging van GMES, op een evolutionaire en open manier;

- betrokkenheid van industriële dienstenleveranciers van alle niveaus;

- verbetering van de diensten via onderzoek.

Raadgevende instantie (GMES-adviesraad) en GMES-partnerschap

Om het ontstaan van een gevoel van politieke betrokkenheid te stimuleren, zal het GMES-proces ondersteund worden door een raadgevend orgaan, de GMES-adviesraad, waarin de EU, de lidstaten, de Commissie, het ESA, het EMA [28] en andere EU-agentschappen als het EMSA [29] en het EUSC [30] rond de tafel zitten met gebruikers, het bedrijfsleven, dienstenleveranciers, onderzoeksorganisaties en academici.

[28] Europees Milieuagentschap.

[29] Europees Agentschap voor de veiligheid van de zeevaart.

[30] Satellietcentrum van de Europese Unie.

Deze adviesraad zal de volgende taken krijgen:

- bevorderen van de consensusvorming in de GMES-gemeenschap over de ontwikkeling van een langetermijnperspectief;

- verstrekken van advies aan het GMES-bestuur, waarbij de nadruk moet liggen op de door de gebruikers aangestuurde aanpak van GMES;

- bevorderen van de coördinatie tussen en de complementariteit van Europese en nationale activiteiten;

- uitwisselen van ervaringen over de beste praktijken.

De lidstaten en de terzake bevoegde communautaire instellingen zullen in een samenhangende benadering vaststellen hoe GMES ter ondersteuning en ten dienste van de in lid 2 opgenomen doelstellingen en beleidslijnen moet worden ingezet.

De Commissie zal ervoor pleiten dat, parallel aan de adviesraad, een GMES-partnerschap wordt opgericht om de ontwikkeling en de invoering van de GMES-capaciteit te stroomlijnen. Eventuele partners zullen uitgenodigd worden zich bij het partnerschap aan te sluiten op grond van een Memorandum of Understanding voor GMES.

Beheer

Het operationele beheer van GMES zal gestoeld zijn op de mechanismen uit de kaderovereenkomst [31] die in 2003 is gesloten tussen de Europese Gemeenschap en het Europees Ruimteagentschap. De Commissie zal op korte termijn in partnerschap met het ESA een voorlopige structuur voor GMES opzetten in de vorm van een GMES-programmabureau, ten dele bestaande uit gedetacheerde deskundigen uit lidstaten en internationale organisaties (zoals EUMETSAT). Het GMES-programmabureau heeft als belangrijkste taken:

[31] Cf. de artikelen 5 en 9.

- zorgen voor een gecoördineerd beheer van de lopende, door de Europese Commissie en het ESA gefinancierde GMES-projecten, en voor de voorbereiding van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen;

- een nauwkeuriger omschrijving geven van de GMES-capaciteit op het gebied van diensten en ondersteuningscomponenten die tegen 2008 ter beschikking moeten komen;

- gedetailleerde studies verrichten naar de economische haalbaarheid van GMES (kosten-baten, databeleid) en de financiële structuur van GMES onder de loep nemen, met name met de EIB;

- de bewustmaking over GMES stimuleren en onderwijs en opleiding ondersteunen;

- afhankelijk van het politieke standpunt terzake, een voorstel voorbereiden voor de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming [32] (of een mechanisme of structuur met dezelfde waarde) in het kader van GMES.

[32] Cf. artikel 171 van het EG-Verdrag.

De resultaten zullen begin 2005 in een verslag aan het Europees Parlement en de Raad worden overgelegd.

Wat de middellange termijn betreft, zal de hierboven vermelde gemeenschappelijke onderneming (of een mechanisme of structuur met dezelfde waarde) naar verwachting de plaats innemen van het GMES-programmabureau. Naast de Europese Commissie en het ESA kunnen ook lidstaten, internationale organisaties en investeringspartners toegang tot die structuur krijgen.

De gemeenschappelijke onderneming zal zich hoofdzakelijk moeten bezighouden met de consolidatie van het door het GMES-programmabureau gedane werk, de voltooiing van de GMES-kerncapaciteit en de geleidelijke opname van de operationele diensten en activiteiten van de componenten door de laatste houders.

2.7. Opzetten van een financieringsstrategie

De communautaire middelen zullen van wezenlijk belang zijn voor GMES. Doel is om met deze middelen een toegevoegde waarde te creëren op Europees niveau en zo de inspanningen van de lidstaten aan te vullen.

Voor de periode 2004-2006 zijn er middelen beschikbaar in het kader van de financiële vooruitzichten van de EU voor 2000-2006. De voorbereiding van de voor de GMES-kerncapaciteit vereiste componenten in de periode 2004-2006 zal gefinancierd worden op grond van een aantal thematische prioriteiten van het zesde kaderprogramma [33] en de ESA-fondsen voor het "GMES Services Elements"-programma [34]. Voor de periode 2007 en later zal de terbeschikkingstelling van middelen afhankelijk zijn van de financiële vooruitzichten van de EU - in dit stadium is de financieringsstrategie louter indicatief. Mogelijk opent de opname van GMES op de lijst "Quick Start"-projecten de weg naar EIB-steun.

[33] "Lucht- en ruimtevaart", "Onderzoeksnetwerken" and "Technologieën voor de informatiemaatschappij": 150 miljoen euro.

[34] "GMES Services Elements" van het ESA: 83 miljoen euro.

GMES-diensten

De middelen uit het zesde kaderprogramma en uit het "GMES Services Elements"-programma van het ESA zullen worden gebruikt om in de periode 2004-2006 diensten voor de levering van gegevens en uitgebreide end-to-end-diensten te ontwikkelen. De daaropvolgende operationele GMES-diensten die in 2007 ter beschikking komen, zullen elk gemiddeld 20 tot 30 miljoen euro per jaar opslorpen. Wil men de geselecteerde prioritaire diensten geleidelijk ter beschikking stellen en de nodige maatregelen treffen om die diensten via efficiënte data-integratie en doeltreffend informatiebeheer te koppelen aan de ruimte- en in-situ-componenten, dan zal in 2007 naar raming 80 miljoen euro nodig zijn; tijdens de daaropvolgende jaren zou dat bedrag oplopen tot 150 miljoen euro.

Er zal een financieringsmechanisme moeten worden ontwikkeld (in beginsel door het GMES-programmabureau en zijn opvolger, in overleg met de Europese Commissie, het ESA, lidstaten en particuliere bronnen) om ervoor te zorgen dat de (openbare en particuliere) gebruikers van GMES-diensten op basis van een bedrijfsmodel bijdragen in de exploitatiekosten.

Ruimtecomponent

Het ESA zal in de periode 2004-2006 de voor de toekomstige ruimteobservatiesystemen vereiste voorbereidende activiteiten uitvoeren op basis van een programma dat door de ESA-lidstaten moet worden voorgesteld. Om met ingang van 2007 ruimteobservatiesystemen ter beschikking te kunnen stellen, is naar raming 100 miljoen euro per jaar nodig, gebaseerd op de ESA-bijdrage, en zal in 2013 een beroep moeten worden gedaan op aanvullende overheidsfinanciering ten bedrage van 340 miljoen euro (zie het Witboek over het Europees ruimtevaartbeleid).

In-situ-component

In de periode 2004-2006 zullen de activiteiten ter voorbereiding van in-situ-observatiesystemen die overeenstemmen met de diensten van de GMES-kerncapaciteit, geïdentificeerd moeten worden. Voorts zal bekeken worden welke investeringsmogelijkheden er in de lidstaten bestaan om de in-situ-observatiesystemen in de periode na 2007 te verbeteren.

Component data-integratie en informatiebeheer

De initiële activiteiten voor deze component worden momenteel gesteund op grond van het zesde kaderprogramma, en zijn gebaseerd op onderzoek betreffende datamodellen, de ontwikkeling van open normen voor datadocumentatie, hogesnelheidsnetwerken en databeleid. Gecombineerde onderzoeksinspanningen ter ondersteuning van INSPIRE zullen bijdragen tot de verwezenlijking van een Europese ruimtelijke data-infrastructuur met ingang van 2007.

Bij het opzetten van de infrastructuur zal de aandacht vooral uitgaan naar de elementen die nodig zijn voor een goede werking van de prioritaire diensten. De voor de oprichting van een dergelijk systeem vereiste extra middelen kunnen gedeeltelijk gehaald worden uit proefprojecten van het zesde kaderprogramma die tot doel hebben in een vroege fase diensten op te zetten met actoren die behoefte hebben aan communicatiemiddelen met een grote capaciteit, en gedeeltelijk uit een herverdeling van middelen die momenteel uitgegeven worden aan monitoring op lokaal, regionaal en nationaal niveau. De middelen voor het opzetten van de infrastructuur die nodig is om de ruimtegebonden en grondgebonden monitoringcapaciteit aan elkaar te koppelen, zullen naar verwachting afkomstig zijn uit nationale fondsen via een geleidelijk omlegging van de geldstromen richting GMES.

De geleidelijke ontwikkeling van een Europese ruimtelijke data-infrastructuur wordt begroot op ca. 200 miljoen euro per jaar [35], waarbij evenwel rekening moet worden gehouden met de lopende en geplande investeringen van de lidstaten ter verbetering van de exploitatie van geografische en milieu-informatie.

[35] Contribution to the extended impact assessment of INSPIRE (http:/www.ec-gis.org/inspire/).

Algemene financieringsstrategie

Er wordt van uitgegaan dat een aantal activiteiten in het kader van de GMES-diensten gedeeltelijk of volledig zelfbedruipend zal zijn. Voor bepaalde aspecten zal de overheid evenwel moeten ingrijpen:

- als promotor van de ruimte-, in-situ- en informatiebeheerscomponenten als onderdeel van een infrastructuur van algemeen Europees belang;

- als gebruiker van diensten ten behoeve van overheidsbeleid.

De Commissie kan met het oog op de toekomstige financiële vooruitzichten een uitbreiding van de definitie van het TEN-instrument (trans-Europees netwerk) voorstellen ter ondersteuning van investeringen en activiteiten die buiten het bereik van de beschikbare onderzoeksinstrumenten vallen.

In de loop van 2004 zullen, met name in samenwerking met de Europese Investeringsbank, financiële mechanismen tegen het licht worden gehouden om te onderzoeken welke mogelijkheden er bestaan om privé-investeringen aan te trekken en om voor de periode na 2006 een totaalstrategie voor de financiering voor te stellen.

3. SAMENVATTING VAN DE BELANGRIJKSTE MAATREGELEN VOOR DE PERIODE 2004-2008

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. CONCLUSIES

Vijf jaar geleden werd het GMES-concept gelanceerd in het Baveno-manifest. Na een fase van onderzoeken en experimenten waarin met name de overheid, en in mindere mate de particuliere sector, ca. 50 miljoen euro heeft geïnvesteerd, heeft GMES nu het stadium bereikt waarin fundamentele beslissingen en maatregelen moeten worden genomen met het oog op de invoering en de praktische tenuitvoerlegging van operationele diensten tegen 2008.

GMES beschikt over het potentieel om de besluitvormers in Europa in staat te stellen de capaciteit voor mondiale milieu- en veiligheidsmonitoring aan te schaffen die nodig is om de hedendaagse bedreigingen en problemen in tal van beleidsgebieden doeltreffend aan te pakken. Met GMES wordt tevens een belangrijke bijdrage geleverd tot het onlangs door de Verenigde Staten gelanceerde 'Global Earth Observation'-initiatief. In deze mededeling wordt uiteengezet dat GMES gebruikt kan worden ter ondersteuning van uiteenlopende doelstellingen en beleidslijnen die op EU-niveau en door andere Europese en nationale (met inbegrip van regionale en lokale) besluitvormers en gebruikers zijn goedgekeurd.

De Commissie heeft het belang van GMES erkend in haar Witboek over het Europese ruimtevaartbeleid en de herziening van het milieubeleid van 2003 [36], en heeft beklemtoond dat high-techindustrieën en -dienstenbedrijven door de invoering van GMES kansen kunnen krijgen om nieuwe, op informatie gebaseerde diensten aan te bieden aan gebruikers uit de particuliere en de openbare sector. De opname van GMES in de lijst "Quick Start"-projecten van het door de Europese Raad van Brussel (13 december 2003) bekrachtigde groei-initiatief illustreert dat de tijd gekomen is om verdere stappen te zetten.

[36] Herziening van het milieubeleid van 2003 - Consolidatie van de milieupijler van duurzame ontwikkeling (COM(2003) 745 final). (niet beschikbaar in het Nederlands).

Het Europees Parlement en de Raad worden uitgenodigd om het in onderhavige mededeling gepresenteerde actieplan in behandeling te nemen. Dit plan zal in nauwe samenwerking met de lidstaten, het ESA en zijn lidstaten, andere internationale organisaties en de particuliere sector worden tenuitvoergelegd. De Commissie zal begin 2005 verslag uitbrengen over de geboekte vooruitgang en is van plan om officiële voorstellen te doen inzake het beheerssysteem en de financiële middelen die nodig zijn om tegen 2008 een operationele GMES-kerncapaciteit op te leveren.

FINANCIEEL MEMORANDUM

Beleidsgebied: 08 Onderzoek

Activiteit: Beleidsuitgaven voor de tenuitvoerlegging van het zesde kaderprogramma

Benaming van de actie: Mededeling "Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid"

1. BEGROTINGSONDERDELEN EN OMSCHRIJVING

RTD KP6/prioriteit 4/B6 6140 (ABB: 08 0401)

B2003-B66013 (ABB: 08 0105)

INFSO KP6/prioriteit 2/B6 6120 (ABB: 09 0401, 09 0105)

ENV KP/3/B4304, B4304A (ABB: 07010401, 07010100)

2. ALGEMENE CIJFERS

2.1. Totale toewijzing voor de actie (deel B): 120 392 miljoen euro tot en met 2009

2.2. Duur: 2004 - 2009

2.3. Meerjarenraming van de uitgaven:

(a) Tijdschema vastleggingskredieten/betalingskredieten (financiering uit de begroting) (zie punt 6.1.1)

mln euro (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* gebaseerd op de bijdragen van DG RTD (prioriteit 4 van KP6) ten bedrage van 65 miljoen euro en van DG INFSO (prioriteit 2 van KP6) ten bedrage van 40 miljoen euro. De vastleggingskredieten verminderen naarmate het zesde kaderprogramma vordert, aangezien de meeste projecten zo vroeg mogelijk in de looptijd van het programma worden opgestart, en overeenkomstig de in het kaderprogramma opgenomen routekaart voor uitnodigingen. Niet opgevoerd in de tabel zijn de kredieten ter waarde van 35 miljoen euro die in 2003 zijn vastgelegd in het kader van prioriteit 4 van KP6 van DG RTD, noch de daarbij horende betalingskredieten. Er wordt uitgegaan van een typisch lineair betalingsprofiel in de projecten.

(b) Technische en administratieve bijstand en ondersteuningsuitgaven (zie punt 6.1.2)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De in deze planning opgenomen ramingen zullen worden gedekt door de kredieten die uit hoofde van de in deel 1 vermelde begrotingsonderdelen worden toegewezen aan de beherende DG's (RTD, INFSO en ENV) in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

(c) Financiële gevolgen in verband met de personele middelen en andere huishoudelijke uitgaven (zie punten 7.2 en 7.3)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De in deze planning opgenomen ramingen zullen worden gedekt door de kredieten die uit hoofde van de in deel 1 vermelde begrotingsonderdelen worden toegewezen aan de beherende DG's (RTD, INFSO en ENV) in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

2.4. Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiële vooruitzichten

[X] Het voorstel is verenigbaar met de financiële programmering.

[...] Het voorstel vereist een herprogrammering van de desbetreffende rubriek van de financiële vooruitzichten,

[...] inclusief, zo nodig, een beroep op de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord.

2.5. Financiële gevolgen voor de ontvangsten

[X] Geen enkele financiële implicatie (betreft technische aspecten in verband met de uitvoering van een maatregel).

OF

[...] Financiële gevolgen - Het effect op de ontvangsten is als volgt:

(NB: alle opmerkingen en toelichtingen met betrekking tot de methode waarmee de gevolgen voor de ontvangsten worden berekend, moeten op een afzonderlijk blad aan dit financieel memorandum worden toegevoegd.)

( mln euro (tot op 1 decimaal nauwkeurig))

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(Elk begrotingsonderdeel omschrijven en voldoende regels aan de tabel toevoegen indien het effect betrekking heeft op meer dan een begrotingsonderdeel.)

3. BEGROTINGSKENMERKEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. RECHTSGRONDSLAG

Het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (met name artikel 71, 95, 170, 171 of 174). Besluit nr. 1513/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002-2006) (PB L 232 van 29.8.2002, blz. 1).

Kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het ESA - Besluit van de Raad (document 12858/03) inzake de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Europees Ruimteagentschap.

5. OMSCHRIJVING EN MOTIVERING

5.1. Doel van het communautaire optreden

5.1.1. Doelstellingen

Totstandbrenging van een kerncapaciteit voor de wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES).

5.1.2. Genomen maatregelen in verband met de evaluatie vooraf

Deze maatregelen zijn gebaseerd op het slotverslag over de aanloopperiode voor GMES (2001-2003), waarin een aanpak voor de periode 2004-2008 wordt voorgesteld als reactie op het verzoek van de Raad van de Europese Unie van 13 november 2001 en de ESA-Raad van 19 juni 2001.

Overeenkomstig het GMES-actieplan van de Europese Commissie (COM(2001)609) zijn de maatregelen gezamenlijk opgesteld door de Europese Commissie en het ESA en herzien en becommentarieerd door de lidstaten van de EU en het ESA bij monde van hun vertegenwoordigers in het GMES-stuurcomité.

5.1.3. Genomen maatregelen na de evaluatie achteraf

Het voorgestelde actieplan voorziet in de oprichting van een GMES-adviesraad waar programmeringsaangelegenheden zullen worden behandeld die niet gedekt worden door de maatregelen voor de ex-post-evaluatie van het kaderprogramma voor onderzoek.

De herziening van de lopende projecten door externe deskundigen wordt uitgevoerd overeenkomstig de bestaande procedures van het zesde kaderprogramma.

5.2. Voorgenomen acties en wijze van financiering uit de begroting

De mededeling wordt na goedkeuring ter bespreking overgelegd aan de Raad en het Europees Parlement. Mogelijk moeten er in de toekomst beleidsinitiatieven inzake specifieke aspecten van GMES worden genomen.

Het kan nodig blijken om de uitgavenramingen te herzien in het licht van de resultaten van de besprekingen die tussen de Commissie, het Europees Ruimteagentschap en nationale initiatiefnemers op het gebied van GMES worden gevoerd over maatregelen ter voorbereiding van doeltreffende GMES-diensten. Conclusies over de beste manier om GMES in 2007 en later ten uitvoer te leggen, zullen in 2005 aan de Raad en het Parlement worden gepresenteerd.

5.3. Uitvoering

De uitvoering is gebaseerd op in het zesde kaderprogramma voor onderzoek opgenomen afzonderlijke werkprogramma's voor prioriteit 4 "Lucht- en ruimtevaart" en prioriteit 2 "Technologieën voor de informatiemaatschappij". Er wordt gebruik gemaakt van instrumenten uit het zesde kaderprogramma's als geïntegreerde projecten, topnetwerken, SGO's, CW's en SOM's. Voor de financiële ramingen is men uitgegaan van de routekaart voor de werkprogramma's die in december 2003 is bekendgemaakt voor prioriteit 4 (PB C303 van 13.12.2003) en van de werkprogramma voor 2004 en 2005 voor prioriteit 2.

6. FINANCIËLE GEVOLGEN

6.1. Totale financiële gevolgen voor deel B (voor de gehele programmeringsperiode)

(De berekeningsmethode voor de in tabel 6.1.1 vermelde bedragen moet worden verklaard in tabel 6.2.)

6.1.1. Financiering

VK, mln euro (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6.1.2. Technische en administratieve bijstand, ondersteuningsuitgaven en IT-uitgaven (vastleggingskredieten)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6.2. Berekening van de kosten per overwogen maatregel in deel B (voor de hele programmeringsperiode)

VK, mln euro (nauwkeurig tot op 3 decimalen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7. GEVOLGEN VOOR DE PERSONELE MIDDELEN EN DE HUISHOUDELIJKE UITGAVEN

De behoeften aan personele en administratieve middelen worden gedekt door de kredieten die aan het beherend DG Onderzoek worden toegewezen in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

7.1. Gevolgen voor de personele middelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Door de onderzoeksbegroting gedekte posten worden ingedeeld als vaste posten. De berekening gebeurt op basis van een verhouding van 1 A-rang tot 0,1 B-rang en 0,5 C-rang. Dit komt neer op 6,1 posten voor DG RTD per jaar, 1,5 posten voor DG ENV en 2 posten voor DG INFSO. Dit stemt overeen met het gemiddelde voor de periode 2004-2009. De geraamde behoeften worden gedekt door de bestaande kredieten van DG RTD, DG ENV en DG INFSO.

7.2. Algemene financiële gevolgen in verband met de personele middelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden.

7.3. Andere huishoudelijke uitgaven die uit de actie voortvloeien

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Dit zijn de totale uitgaven voor een periode van 12 maanden.

1 De voorgestelde acties voorzien in de oprichting van een GMES-adviesraad, waarin de Europese Commissie, het ESA, lidstaten en belanghebbenden uit het bedrijfsleven en de academische wereld zitting hebben (in totaal 80 gedelegeerden, vier vergaderingen per jaar).

I. Totaal per jaar (7.2 + 7.3) // 2,294 mln euro

II. Duur van de actie // 6 jaar

III. Totale kosten van de actie (I x II) // 13,767 mln euro

8. TOEZICHT EN EVALUATIE

8.1. Follow-up

In de voorstelde activiteiten zijn nadere gegevens over een toekomstige beheersstructuur voor GMES opgenomen, alsmede een effectbeoordeling van toekomstige GMES-diensten met betrekking tot de kosten-batensituatie en de beste financiële praktijken. Conclusies over de manier waarop de tenuitvoerlegging in de periode 2007 en later het beste kan worden beheerd, zullen in 2005 aan de Raad en het Parlement worden overgelegd.

8.2. Procedure en tijdschema van de voorgeschreven evaluatie

Vóór wordt beslist welke projectvoorstellen voor financiering in aanmerking komen, worden ze beoordeeld overeenkomstig de procedures van het zesde kaderprogramma. Voorts bestaat de mogelijkheid van een herziening van de lopende projecten door externe deskundigen. De specifieke uitvoeringsbepalingen moeten overeenkomstig de praktijk voor het zesde kaderprogramma nader worden bepaald.

9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

De voor de activiteiten ter beschikking gestelde middelen worden alleen besteed aan personeel, deskundigenvergaderingen, contracten overeenkomstig het zesde kaderprogramma en dienstreizen.

De contracten moeten worden getoetst aan de gebruikelijke controlemechanismen waarover de Commissie beschikt in het kader van de fraudebestrijdingsmaatregelen van het zesde kaderprogramma. Dit betekent dat de rekeningen voor alle uitbestede diensten en studies vóór de feitelijke uitbetaling door de diensten van de Commissie worden gecontroleerd, met inachtneming van eventuele contractuele verplichtingen, economische beginselen en goede financiële en beheerspraktijken. In alle overeenkomsten en contracten tussen de Commissie en de begunstigden van eventuele betalingen worden fraudebestrijdingsbepalingen (eisen ten aanzien van toezicht, verslaglegging, enz.) opgenomen.

Top