EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002DC0260

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van richtlijn 94/80/EG betreffende het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen

/* COM/2002/0260 def. */

52002DC0260

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van Richtlijn 94/80/EG betreffende het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen /* COM/2002/0260 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de toepassing van Richtlijn 94/80/EG betreffende het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen

1. Inleiding

Iedere burger van de Unie heeft het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat waar hij verblijf houdt, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat [1].

[1] Artikel 40 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1

Dit is een van de rechten die voor de burgers van de Unie voortvloeien uit het burgerschap van de Unie, dat in 1992 bij het Verdrag van Maastricht is ingevoerd. Het recht om deel te nemen aan het politieke leven in de lidstaat van verblijf is vastgelegd in artikel 19 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna "het EG-Verdrag").

Artikel 19, lid 1, bepaalt dat iedere burger van de Unie die verblijf houdt in een lidstaat waarvan hij geen onderdaan is [2], het actief en passief kiesrecht bezit bij gemeenteraadverkiezingen in de lidstaat waar hij verblijft, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat. Dit recht wordt uitgeoefend onder voorbehoud van de door de Raad vastgestelde nadere regelingen. Deze regelingen kunnen voorzien in afwijkingen wanneer zulks gerechtvaardigd wordt door bijzondere problemen in een lidstaat.

[2] Hierna genoemd "EU-burger uit een andere lidstaat" of "kiezer uit een andere lidstaat".

Voor de gemeenteraadsverkiezingen werden de nadere regelingen voor de uitoefening van het actief en passief kiesrecht in 1994 vastgelegd in Richtlijn 94/80/EG (hierna "de richtlijn") [3]. Na de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden in 1995 werd deze richtlijn bij Richtlijn 96/30/EG [4] gewijzigd, zodat ook de primaire lokale lichamen in deze drie landen werden vermeld.

[3] Richtlijn 94/80/EG van de Raad van 19 december 1994 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een Lid-Staat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten. PB L 368 van 31.12.1994, blz. 38.

[4] Richtlijn 96/30/EG van de Raad van 13 mei 1996 tot wijziging van Richtlijn 94/80/EG tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een Lid-Staat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten. PB L 122 van 22.5.1996, blz. 14.

Krachtens artikel 13 brengt de Commissie binnen een jaar nadat in alle lidstaten op basis van de bepalingen van de richtlijn gemeenteraadsverkiezingen zijn gehouden, verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van de richtlijn, met inbegrip van de ontwikkeling van het electoraat sinds de inwerkingtreding ervan. Tegelijkertijd stelt de Commissie de eventueel aangewezen aanpassingen voor.

Hoewel de lidstaten de richtlijn vóór 1 januari 1996 moesten omzetten, gebeurde dat in verschillende lidstaten pas na die datum. Dat gold onder andere voor Frankrijk, de lidstaat die als laatste gemeenteraadsverkiezingen op basis van de richtlijn organiseerde. Frankrijk paste de richtlijn voor het eerst toe bij de gemeenteraadsverkiezingen van 11 en 18 maart 2001, waardoor de periode van een jaar waarna de Commissie een verslag moest indienen, zou verstrijken in maart 2002.

Met dit verslag komt de Commissie haar verplichting na om de toepassing van de richtlijn in rechte en in feite te evalueren [5]. Het verslag heeft betrekking op de periode van 1 januari 1996 tot 31 mei 2001.

[5] Zie ook de 17e overweging van de richtlijn.

2. Opzet van het verslag en bronnen van informatie over de toepassing

Het verslag begint met een beschrijving van de belangrijkste punten van de richtlijn en een evaluatie van de omzetting in nationaal recht. De Commissie heeft de gegevens betreffende de omzetting ontvangen toen de lidstaten overeenkomstig artikel 14 van de richtlijn de nationale omzettingsmaatregelen aan de Commissie hebben medegedeeld. De evaluatie in het eerste deel van het verslag heeft betrekking op alle lidstaten.

De richtlijn verplicht de lidstaten niet expliciet de Commissie in te lichten over de toepassing van de richtlijn in de praktijk. Voor de evaluatie van de toepassing en van de veranderingen in het electoraat is de Commissie echter afhankelijk van de medewerking van de lidstaten.

Daarom heeft de Commissie de lidstaten in het voorjaar van 2001 een vragenlijst [6] gezonden die zij in overleg met de verkiezingsdeskundigen van de lidstaten had opgesteld, en hun verzocht deze eind mei 2001 te retourneren. De vragenlijst bestond uit twee vragenreeksen, een over nationale en lokale statistieken en een over kwalitatieve gegevens betreffende de voorlichtingscampagnes en de veranderingen in het electoraat.

[6] Zij bijlage 2.

Dertien lidstaten hebben op dit verzoek om informatie gereageerd: België, Duitsland, Griekenland, Spanje, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Denemarken en Frankrijk hebben geen informatie gestuurd. In het tweede deel van het verslag wordt dus ingegaan op de praktische toepassing van de richtlijn in de dertien hierboven genoemde lidstaten.

In de vragenlijst werd zowel statistische als kwalitatieve informatie gevraagd. Het verslag omvat de evaluatie op basis van de statistische gegevens over de deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen. De overzichten met de samenvattingen van de antwoorden van de lidstaten zijn beschikbaar op internet, op:

http://europa.eu.int/comm/dgs/justice_home/index_nl.htm

De evaluatie van de Commissie betreffende de veranderingen in het electoraat in het derde deel van dit verslag is gebaseerd op de informatie die de hierboven genoemde dertien lidstaten via de vragenlijst hebben verstrekt.

DEEL I: TOEPASSING IN RECHTE

3. Hoofdpunten van de richtlijn

De richtlijn geeft concreet vorm aan de doestellingen die in artikel 19, lid 1 van het EG-Verdrag zijn geformuleerd. De richtlijn gaat uit van de volgende beginselen:

Geen harmonisatie van de kieswetgeving

De richtlijn is er niet op gericht de kieswetgeving van de lidstaten te harmoniseren, maar beoogt de afschaffing van de nationaliteitsvoorwaarden. In de meeste lidstaten was het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen vroeger gekoppeld aan de eigen nationaliteit.

Keuzevrijheid

De burgers van de Unie kunnen zelf kiezen of zij al dan niet willen deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat waar zij verblijven. Omdat het kiesrecht in de lidstaat van verblijf niet in de plaats komt van het kiesrecht in de lidstaat van herkomst, kunnen burgers van de Unie automatisch in het kiezersregister worden geregistreerd in de lidstaten waar geen stemplicht geldt.

Gelijke toegang tot het kiesrecht

Krachtens het non-discriminatiebeginsel moeten voor de burgers van de Unie voor het kiesrecht dezelfde voorwaarden gelden als voor de eigen onderdanen van de lidstaat waar zij verblijven. Dat houdt bijvoorbeeld in dat zij op dezelfde manier toegang moeten hebben tot beroepsprocedures in geval van een verzuim of een vergissing in het kiezersregister of in de kandidaatstelling of de uitbreiding van de stemplicht tot onderdanen van andere lidstaten. Het betekent tevens dat burgers van de Unie die eenmaal in het kiezersregister zijn geregistreerd, daarin blijven opgenomen onder dezelfde voorwaarden als nationale onderdanen, tenzij zij een verzoek indienen om te worden geschrapt. Het houdt ook in dat burgers van de Unie volledig moeten kunnen deelnemen aan het politieke leven in de lidstaat van verblijf, met name wat het lidmaatschap van bestaande politieke partijen betreft, of het oprichten van nieuwe politieke partijen.

Informatieplicht

De burgers van de Unie die in lidstaat verblijven waarvan zij geen onderdaan zijn, moeten worden ingelicht over hun nieuwe rechten. De richtlijn verplicht de lidstaten van verblijf ertoe de EU-kiezers "tijdig en op passende wijze" in kennis te stellen van de voorwaarden en nadere bepalingen die gelden voor de uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht in die staat.

Afwijkingen indien sprake is van een bijzondere situatie in een lidstaat

Artikel 12 van de richtlijn staat bij wijze van uitzondering afwijkingen van het beginsel van gelijke behandeling toe, wanneer zulks door een bijzondere situatie in een lidstaat wordt gerechtvaardigd. Lidstaten waar het aantal kiesgerechtigde burgers van de Unie met een andere nationaliteit meer dan 20 % bedraagt van het totaal aantal kiesgerechtigden in die lidstaat, kunnen een minimumverblijfsduur instellen, zowel voor kiezers als voor kandidaten, of maatregelen treffen met betrekking tot de samenstelling van de kandidatenlijsten, teneinde de integratie van kandidaten met een andere EU-nationaliteit te bevorderen en polarisatie tussen "nationale kandidaten" en "EU-kandidaten" te voorkomen.

4. Tenuitvoerlegging van de richtlijn

4.1. Mededeling van nationale omzettingsmaatregelen

Krachtens artikel 14 van de richtlijn moesten de lidstaten de nationale omzettingsmaatregelen vóór 1 januari 1996 goedkeuren. Op basis van artikel 2 en artikel 168 van de toetredingsakte gold die datum ook voor Oostenrijk, Finland en Zweden.

Vier lidstaten, Denemarken, Ierland, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk, hebben binnen de termijn alle omzettingsmaatregelen goedgekeurd [7].

[7] De richtlijn is niet van toepassing op Gibraltar.

Drie lidstaten, te weten Duitsland (voor alle Länder behalve Bremen), Finland (voor het vaste land) en Oostenrijk (voor Karintië en Tirol), hebben de richtlijn gedeeltelijk binnen de termijn omgezet.

De Commissie heeft derhalve in 1996 op grond van artikel 226 van het EG-Verdrag tegen elf lidstaten, namelijk tegen België, Duitsland (voor Bremen), Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Nederland, Oostenrijk (voor 7 deelstaten), Portugal, Finland (voor de Ålandseilanden) en Zweden, inbreukprocedures ingeleid wegens niet-mededeling van de nationale omzettingsmaatregelen.

Deze lidstaten hebben 1996 en 1999 de richtlijn omgezet en de omzettingsmaatregelen aan de Commissie medegedeeld, zodat de inbreukprocedures konden worden beëindigd. De zaken werden gesloten voordat zij naar het Europese Hof van Justitie werden verwezen, behalve voor België, dat volgens het arrest van het Hof van 9 juli 1998 in zaak C-323-/97 zijn verplichtingen niet was nagekomen.

België heeft in 1999 de nationale omzettingsmaatregelen aan de Commissie medegedeeld. Daarmee was de omzetting in alle lidstaten voltooid.

In bijlage 1 wordt een overzicht gegeven van de nationale omzettingsmaatregelen.

4.2. Overeenstemming tussen de nationale wetgeving en de richtlijn

De Commissie is vervolgens nagegaan of de nationale omzettingsmaatregelen in overeenstemming waren met de richtlijn.

De kwaliteit van de nationale wetgeving is bevredigend en de maatregelen zijn in overeenstemming met de vereisten die in de richtlijn worden gesteld. Tot nu toe zijn slechts drie inbreukprocedures ingeleid, een tegen Griekenland en twee tegen Duitsland, omdat de nationale wetgeving niet in overeenstemming is met de richtlijn [8].

[8] De Commissie onderzoekt momenteel of er in bepaalde gevallen bij de Franse wetgeving sprake is van gebrek aan overeenstemming met de richtlijn.

De meeste problemen die de Commissie in dit opzicht heeft geconstateerd, houden verband met de registratie in het kiezersregister (benodigde documenten of handhaving van de registratie na het eerste verzoek). Het gaat daarbij derhalve om de tenuitvoerlegging van lid 2 of lid 3 van artikel 8 van de richtlijn. In sommige gevallen was de wetgeving niet in overeenstemming met artikel 3 of artikel 4, lid 1, van de richtlijn.

Artikel 3 - Dezelfde voorwaarden als nationale onderdanen

Krachtens artikel 3 van de richtlijn bezit iedere burger van de Unie die geen onderdaan is van de lidstaat van verblijf en die voldoet aan dezelfde voorwaarden betreffende het actief en passief kiesrecht als die welke in de betrokken lidstaat wettelijk zijn vastgelegd voor de eigen onderdanen, het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat van verblijf.

De Commissie heeft vastgesteld dat de Griekse wetgeving op een aantal punten niet in overeenstemming was met de richtlijn. In de Griekse wetgeving was bijvoorbeeld bepaald dat alleen degenen die de Griekse taal beheersen, mogen stemmen. Zo'n voorwaarde is discriminerend en strookt niet met artikel 3 van de richtlijn. Nadat de Commissie Griekenland hierover een met redenen omkleed advies had gezonden, werd het probleem opgelost door middel van wijzigingen in de nationale wetgeving.

Artikel 4, lid 1 - verblijfsduur

Indien de onderdanen van de lidstaat van verblijf, om kiezer of verkiesbaar te kunnen zijn, sedert een bepaalde minimumperiode op het nationale grondgebied van deze lidstaat verblijf moeten hebben gehouden, worden krachtens artikel 4, lid 1, de in artikel 3 bedoelde kiezers en verkiesbare personen geacht aan deze voorwaarde te voldoen, indien zij gedurende een gelijkwaardige periode in andere lidstaten verblijf hebben gehouden.

Dit was een ander punt waarop de Griekse wetgeving niet in overeenstemming was met de richtlijn, omdat krachtens de Griekse wetgeving alleen personen die tenminste twee jaar in Griekenland hadden verbleven, kiesrecht hadden. Dit is in strijd met artikel 4 van de richtlijn, dat een verblijf in andere lidstaten gelijk stelt met een verblijf in de lidstaat in kwestie. Ook dit werd rechtgezet door middel van een wijziging van de nationale wetgeving.

Artikel 8, lid 2 - documenten bij registratie als kiezer

Krachtens artikel 8, lid 2, moet een EU-kiezer dezelfde bewijzen overleggen als een nationale kiezer. Bovendien bepaalt artikel 8, lid 2, dat de lidstaat van verblijf mag eisen dat een EU-kiezer een geldig identiteitsbewijs overlegt, alsmede een officiële verklaring met vermelding van zijn nationaliteit en zijn adres in de lidstaat van verblijf. Deze lijst van documenten moet als volledig worden beschouwd.

De Griekse wetgeving eist dat niet-Griekse kiezers een schriftelijke verklaring overleggen dat hun in hun lidstaat van herkomst het stemrecht niet is ontnomen. In artikel 8, lid 2, is geen sprake van een verklaring inzake de eventuele ontneming van het stemrecht in de lidstaat van oorsprong, en zo'n verklaring mag dus niet worden geëist. Dit wordt bevestigd door de achtste overweging van de richtlijn, die stelt dat het volstaat het actieve kiesrecht slechts te doen afhangen van de regeling inzake onbevoegdheid tot kiezen van de lidstaat van verblijf. In verband hiermee loopt momenteel een inbreukprocedure tegen Griekenland, de enige nog lopende inbreukprocedure in verband met deze richtlijn [9].

[9] De Commissie had in 2001 besloten een zaak tegen Griekenland aanhangig te maken bij het Europese Hof, maar zij heeft dit uitgesteld in afwachting van de wetswijziging die volgens de Griekse overheid begin 2002 zal worden afgerond.

In Duitsland eisten de Länder Saksen en Beieren van kiezers uit andere lidstaten een verklaring onder ede dat zij ten minste drie maanden ononderbroken hadden verbleven in de gemeente waar zij wensten te stemmen en dat zij daar het centrum van hun belangen hadden. Deze eis is overdreven, omdat de Duitse autoriteiten de informatie betreffende de verblijfsduur van drie maanden kunnen verkrijgen op basis van het bevolkingsregister, waarin iedere inwoner moet worden geregistreerd. De Duitse wetgeving is sindsdien gewijzigd en de vereiste extra verklaring is geschrapt.

Artikel 8, lid 3 - blijvende registratie in het kiezersregister

Artikel 8, lid 3, van de richtlijn bepaalt dat kiezers uit andere lidstaten die zijn ingeschreven in het kiezersregister, onder dezelfde voorwaarden als de nationale kiezer daarop ingeschreven blijven, totdat zij ambtshalve daarvan worden geschrapt omdat zij niet langer aan de voorwaarden voor de uitoefening van het actieve kiesrecht voldoen of totdat zij zelf verzoeken te worden geschrapt.

In strijd met artikel 8, lid 3, van de richtlijn, was in twee Duitse Länder, Saksen Beieren, in de wetgeving ter omzetting van de richtlijn bepaald dat EU-onderdanen die in Duitsland verbleven zich voor elke gemeenteraadsverkiezingen moesten laten registreren. Na de inleiding van de inbreukprocedure werd de nationale wetgeving gewijzigd, zodat niet-Duitse EU-burgers nu automatisch worden ingeschreven in het kiezersregister dat voor alle gemeenteraadsverkiezingen geldt. Daarmee was het probleem verholpen.

4.3. Klachten

De Commissie heeft slechts enkele klachten ontvangen in de vijf jaar dat de richtlijn nu van kracht is. In totaal ging het daarbij om minder dan tien verschillende gevallen van een mogelijk onjuiste toepassing van de richtlijn. Geen van de klachten heeft tot een inbreukprocedure geleid. Het geringe aantal klachten lijkt erop te wijzen dat de lidstaten de richtlijn redelijk goed hebben toegepast.

5. Toegepaste afwijkingen

Krachtens artikel 12, lid 1, mag een lidstaat bepaalde beperkingen stellen aan het actief en het passief kiesrecht indien het aantal kiesgerechtigde burgers van de Unie dat in de betrokken lidstaat verblijft zonder daarvan de nationaliteit te hebben, meer dan 20 % bedraagt van het totale aantal kiesgerechtigde burgers van de Unie dat in de lidstaat verblijft.

Op grond van artikel 12, lid 2, kan België, in afwijking van de bepalingen van de richtlijn, de beperking van het kiesrecht toepassen op een beperkt aantal gemeenten.

Krachtens lid 3 van artikel 12 hoeven lidstaten waar EU-burgers van andere lidstaten stemrecht hebben bij de verkiezingen voor het nationale Parlement van die lidstaat en daartoe in het kiezersregister kunnen worden ingeschreven onder precies dezelfde voorwaarden als de nationale kiezers, de artikelen 6 tot en met 11 niet op deze EU-burgers toe te passen [10].

[10] In verklaring nr. 32 bij de Akte van Toetreding van Finland werd erop gewezen dat de Raad de voorwaarden kon vaststellen voor de toepassing van artikel 19, lid 1, (ex-8b(1)) op de bijzondere situatie van Åland wat het actief en passief kiesrecht op de Ålandseilanden betreft. Daarmee is rekening gehouden bij de opstelling van Richtlijn 96/30/EG tot wijziging van Richtlijn 94/80/EG, maar een afwijking werd niet nodig geacht. Overeenkomstig de derde overweging van Richtlijn 96/30/EG, is Richtlijn 94/80/EG toepasselijk op de Ålandseilanden, waar voor Finse onderdanen die niet het regionale burgerschap aldaar genieten en voor onderdanen van andere lidstaten van de Unie dezelfde voorwaarden inzake verblijfsperiode gelden voor de uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen.

Alleen Luxemburg heeft op grond van artikel 12, lid 1, gebruikgemaakt van deze afwijking. In Luxemburg geldt het actief kiesrecht alleen voor EU-burgers van andere lidstaten die gedurende de zeven jaar voorafgaand aan de registratie ten minste zes jaar in het land hebben verbleven. Om het passief kiesrecht uit te oefenen eist Luxemburg van EU-burgers die onderdaan zijn van een andere lidstaat dat zij hun wettelijk domicilie op het grondgebied van Luxemburg hebben en dat zij gedurende de vijftien jaar voorafgaand aan de kandidaatstelling tenminste twaalf jaar in het land hebben verbleven.

Ten tijde van de omzetting bedroeg het aantal kiesgerechtigde EU-burgers van andere lidstaten 28,7% van het totaal aantal kiesgerechtigden, waardoor de afwijking gerechtvaardigd was. In 1999 heeft de Commissie gecontroleerd of de voorwaarden voor de afwijking nog bestonden [11]. Daarbij heeft zij vastgesteld dat het aandeel EU-kiesgerechtigden uit andere lidstaten 32-34% bedroeg, afhankelijk van de bron, en dus ver boven de in de richtlijn vastgestelde drempel van 20% lag. De omstandigheden op grond waarvan de afwijking was toegestaan, golden dus nog steeds.

[11] Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over het toestaan van de afwijking als voorzien in artikel 19, lid 1, van het Verdrag - Ingediend op grond van artikel 12, lid 4, van Richtlijn 94/80/EG, COM(1999)597 def.

DEEL II: TOEPASSING IN FEITE

6. Potentiële kiezers en gemeenteraadsverkiezingen waarbij de richtlijn van kracht was

De verdeling van onderdanen van andere lidstaten naar nationaliteit verschilt aanzienlijk per lidstaat. In 2000 woonden 4,7 miljoen burgers van de Unie van boven de 18 in een andere lidstaat, zeer ongelijk verdeeld over de lidstaten: Duitsland telde met 1,5 miljoen het grootste aantal onderdanen van andere lidstaten, gevolgd door Frankrijk met meer dan 1 miljoen [12].

[12] Eurostat, Europese arbeidskrachtenenquête 2000.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze 4,7 miljoen mensen vertegenwoordigen het potentiële aantal kiezers bij gemeenteraadsverkiezingen, afgezien van eventuele voorwaarden betreffende de verblijfsduur.

In sommige lidstaten konden onderdanen van andere lidstaten onder bepaalde voorwaarden al stemmen bij gemeenteraadsverkiezingen voordat de richtlijn in werking trad. Dat was het geval in Denemarken, Spanje, Ierland, Nederland, Finland en Zweden. Het aantal nieuwe kiezers dat op grond van de richtlijn actief en passief kiesrecht kreeg bij de gemeenteraadsverkiezingen in hun lidstaat van verblijf bedroeg dus ongeveer 4 miljoen.

De eerste gemeenteraadsverkiezingen in het kader van de richtlijn vonden in 1996 plaats, in Duitsland (in de Länder Beieren, Berlijn, Hessen en Nedersaksen) en in het Verenigd Koninkrijk. Hoewel België als laatste de richtlijn heeft omgezet, is Frankrijk als laatste lidstaat begonnen met de toepassing, want de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2001 waren daar de eerste verkiezingen die op basis van de richtlijn werden georganiseerd.

Gemeenteraadsverkiezingen ná de inwerkingtreding van de richtlijn

Lidstaat // Datum

Duitsland // 1996 (gemeenteraadsverkiezingen op het niveau van de Länder;verschillende verkiezingen in 16 Länder sinds 1996 [13]

[13] E.g. Baden-Württenberg 1999, Bayern 1996; Berlin 1996, Bremen 1999, Hamburg 1997, Hessen 1996, Niedersachsen 1996, 2001, Nordrhein-Westfalen 1999, Rheinland-Pfaltz 1999, Saarland 1999, Sachsen 1999, Schleswig-Holstein 1998.

Verenigd Koninkrijk // 1996 (verschillende verkiezingen sinds 1996, afhankelijk van het soort plaatselijke autoriteit)

Italië // 1997 (mei), 2001 (13-27 mei)

Denemarken // 1997 (18 november), 2001 ( 20 november)

Portugal // 1997 (14 december), 2001 ( 16 december)

Oostenrijk // 1998 (gemeenteraadsverkiezingen op het niveau van de Länder;b.v. [14] 1998, 1999, 2000)

[14] Tirol 1998, Saltzburg 1999, Vorarlberg 2000

Nederland // 1998 (maart)

Zweden // 1998 (20 september)

Griekenland // 1998 (11 oktober)

Ierland // 1999 (11 juni)

Spanje // 1999 (13 juni)

Luxemburg // 1999 (oktober)

België // 2000 (9 oktober)

Finland // 2000 (22 oktober)

Frankrijk // 2001 (11-18 maart)

Niet voor alle lidstaten zijn gegevens beschikbaar over de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen. De opkomst varieerde van 88% in Spanje (verkiezingen 1999), 75% in Zweden (verkiezingen 1988), 60% in Nederland (verkiezingen 1998), 56% in Finland (verkiezingen 2000), tot 34% in het Verenigd Koninkrijk (verkiezingen 1996). Deze cijfers geven een indicatie van de algemene politieke deelname op plaatselijk niveau.

Er zijn meer dan 85 000 gemeenten in de lidstaten van de Europese Unie [15]. In het verslag wordt de toepassing van de richtlijn bij de gemeenteraadsverkiezingen in dertien lidstaten geanalyseerd, zoals in deel 2 is uiteengezet. De vragenlijst had in de eerste plaats betrekking op de resultaten van de gemeenteraadsverkiezingen die op nationaal niveau waren verzameld. Vervolgens werden gegevens gevraagd over de tien gemeenten met het hoogste percentage kiesgerechtigde onderdanen van andere lidstaten, vanuit het idee dat dit een beeld geeft van de plaatselijke omstandigheden. Gezien het totale aantal gemeenten was het onmogelijk de gegevens voor alle gemeenten te analyseren. De Commissie is van mening dat de lokale informatie, ook al heeft die slechts betrekking op tien gemeenten per lidstaat, toch een indicatie geeft van de algemene situatie, en nuttig is voor de beoordeling van de toepassing van de richtlijn.

[15] Eurostat, NUTS, Overeenkomst tussen de NUTS-niveaus en de nationale administratieve eenheden (de NUTS-niveaus vergeleken met de primaire lokale lichamen die in de bijlage van de richtlijn zijn opgenomen).

Dit verslag bevat een kwalitatieve beoordeling van de statistische gegevens over de deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen. De uitvoerige overzichten met de antwoorden van de lidstaten, waarin bijvoorbeeld per lidstaat de kiezers naar nationaliteit worden ingedeeld en een overzicht van het aantal kiezers in de tien gemeenten met het hoogste percentage onderdanen van andere lidstaten wordt gegeven, is beschikbaar op Internet, op:

http://europa.eu.int/comm/dgs/justice_home/index_nl.htm

7. Deelname van EU-burgers uit andere lidstaten aan gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat van verblijf

7.1. Actief kiesrecht: overzicht op nationaal niveau

In België, Griekenland, Spanje, Ierland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal en het Verenigd Koninkrijk moeten onderdanen van andere lidstaten zich laten registreren als kiezer. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het percentage EU-burgrs uit andere lidstaten dat in de lidstaat van verblijf is geregistreerd als kiezer voor de gemeenteraadsverkiezingen.

In Duitsland, Nederland, Finland en Zweden worden alle ingezetenen, inclusief onderdanen van andere lidstaten, automatisch in het kiezersregister opgenomen.

Percentage EU-burgers uit andere lidstaten dat in de lidstaat van verblijf als kiezer is geregistreerd

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* automatische registratie

Uit de tabel blijk dat het percentage EU-burgers uit andere lidstaten dat in het kiezersregister is opgenomen, per lidstaat sterk uiteenloopt (afgezien van de automatische registratie). Gemiddeld was in de negen lidstaten waar de kiezers op eigen initiatief moeten worden geregistreerd, 26,7 % opgenomen in het kiezersregister. In Griekenland en Portugal lag het percentage het laagst, en ook in Luxemburg ligt het ver beneden het gemiddelde.

Er zijn geen algemene gegevens beschikbaar over de werkelijke opkomst van onderdanen van andere lidstaten. Alleen Finland maakt melding van de werkelijke opkomst, die gemiddeld 30,2% bedroeg.

Duitsland beschikt niet over gegevens voor het hele land, maar heeft wel informatie verstrekt over de opkomst in een aantal afzonderlijke gemeenten: de opkomst van EU-burgres uit andere lidstaten bedroeg bijvoorbeeld bij de gemeenteraadsverkiezingen in Stuttgart (1996) 21,5%, in Beieren (1996) tussen de 12 en 36%, in Hamburg (1997) 23%, in Berlijn (1999) 17,5%, in Bremen (1999) 16,9% en in Saarbrücken (2001) 11%.

Ook Zweden beschikt niet over nauwkeurige opkomstgegevens, maar kon wel een aantal voorbeelden geven op basis van een aantal peilingen: daaruit bleek dat de opkomst van Deense kiezers 38% bedroeg, van Finse kiezers 35%, van kiezers uit het Verenigd Koninkrijk 39% en van Duitse kiezers 49%.

Omdat ervan kan worden uitgegaan dat het merendeel van de kiezers die zich laten registreren ook van plan is te gaan stemmen, geven de in de tabel vermelde percentages geregistreerde EU-burgers uit andere lidstaten een redelijk beeld van de deelname. Dat geldt met name voor België en Griekenland, waar stemmen verplicht is voor de burgers van de Unie die in het kiezersregister zijn opgenomen.

Er kan worden geconcludeerd dat de deelname van burgers van de Unie aan de gemeenteraadsverkiezingen in hun lidstaat van verblijf in het algemeen vrij beperkt is. Slechts in twee lidstaten, Ierland en Oostenrijk, heeft de helft van de daar verblijvende onderdanen van andere lidstaten zich laten registreren als kiezer. De hoge score van Ierland is waarschijnlijk het gevolg van het feit dat onderdanen van andere landen die in Ierland verblijven, daar al sinds 1963 bij alle verkiezingen mogen stemmen. In Griekenland, Portugal en Luxemburg, waar het registratiepercentage beperkt bleef tot ongeveer 10%, was de deelname aan de verkiezingen opvallend laag.

7.2. Actief kiesrecht in tien gemeenten

De gegevens die de lidstaten hebben verstrekt over de verkiezingen in de tien gemeenten met de hoogste percentages kiesgerechtigde onderdanen van andere lidstaten, lopen sterk uiteen.

Voor België, Griekenland, Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk zijn de gegevens te onvolledig om een beeld te geven van de situatie in het land. In Duitsland en Zweden worden alle burgers van de Unie automatisch geregistreerd in het kiezersregister, maar informatie over de werkelijke opkomst ontbreekt.

In Spanje varieerde het registratiepercentage in de tien gemeenten van 5% tot 50%. De situatie verschilt dus aanzienlijk per gemeente. In Italië liepen de percentages uiteen van 6% tot 40%, in Luxemburg van 12% tot 69%. In vergelijking daarmee is het registratiepercentage in de tien Portugese gemeenten zeer laag: 0%-1,7%.

In Oostenrijk was onder de tien gemeenten met het hoogste percentage kiesgerechtigde onderdanen van andere lidstaten, een groot aantal zeer kleine gemeenten, met slechts enkele honderden of duizenden inwoners. Daardoor was daar de variatie in het registratiepercentage het hoogst: van 1,5% tot 100%.

Ook in Finland ging het om tien kleinbe gemeenten met slechts enkele duizenden inwoners. De opkomst liep daar uiteen van 31% tot 76%.

Samenvattend kunnen we zeggen dat de deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden sterk verschilt.

7.3. Passief kiesrecht: overzicht op nationaal niveau

De lidstaten konden amper gegevens verschaffen over het aantal onderdanen van andere lidstaten dat zich kandidaat had gesteld bij de gemeenteraadsverkiezingen.

Er zijn alleen gegevens beschikbaar voor:

Finland: 65 kandidaten Zweden: 1829 kandidaten Luxemburg: 138 kandidaten

Er waren ook onderdanen van andere lidstaten kandidaat in Spanje, Nederland, Portugal, Duitsland en Oostenrijk, maar hoeveel precies is niet bekend.

Over het aantal kandidaten uit andere lidstaten dat is gekozen in de gemeenteraad zijn gegevens beschikbaar voor:

Spanje: 30 kandidaten uit ander lidstaten verkozen Nederland: 2 verkozenen Portugal: 3 verkozenen Finland: 5 verkozenen Zweden: 408 verkozenen

Daarnaast is er beperkte informatie beschikbaar over:

Duitsland: 319 verkozenen in negen Länder, over zeven Länder zijn geen gegevens beschikbaar Oostenrijk: 20 verkozenen in zeven Länder, over twee Länder zijn geen gegevens beschikbaar

In verschillende lidstaten hebben onderdanen van andere lidstaten zich dus kandidaat gesteld, maar het is niet bekend of dit in alle lidstaten het geval was. In tenminste acht lidstaten hebben onderdanen van andere lidstaten zich kandidaat gesteld, en in zeven lidstaten is een aantal van hen ook daadwerkelijk verkozen.

7.4. Passief kiesrecht in tien gemeenten

In het algemeen hangt het aantal kandidaten af van de omvang van de gemeente en dus van het aantal leden dat de gemeenteraad telt.

In België hebben zich in elk van de tien gemeenten tussen de 0 en 25 onderdanen van andere lidstaten kandidaat gesteld. In Duitsland bedroeg dat aantal tussen de 0 en 21 kandidaten.

In Italië lag het aantal EU-kandidaten lager, daar waren slechts 5 kandidaten in de tien gemeenten samen: tussen de 0 en 2 kandidaten per gemeente. Deze situatie is vergelijkbaar met die in Luxemburg, waar 0 tot 5 EU-kandidaten per gemeente waren.

In Oostenrijk bedroeg het aantal EU-kandidaten per gemeente tussen 0 en 6: in totaal waren er 13 EU-kandidaten, van wie er 6 zijn verkozen. Plaatselijk werden zeer goede resultaten behaald en werden 4 van de 5 kandidaten verkozen. Het waren allemaal vrij kleine gemeenten (minder dan 4000 inwoners), waarvan de kleinste slechts 100-200 kiesgerechtigde inwoners telde. De Finse situatie is vergelijkbaar met die in Oostenrijk, omdat het ook in Finland om kleine gemeenten ging. Hier waren 5 EU-kandidaten (2 Duitse en 3 Zweedse), van wie er geen werd verkozen. De vijf kandidaten waren verspreid over twee gemeenten.

Griekenland, Spanje, Ierland, Nederland, Portugal, Zweden en het Verenigd Koninkrijk hebben geen informatie verstrekt over de tien gemeenten.

8. Voorlichtingscampagnes

De gemeenteraadsverkiezingen waarop dit verslag betrekking heeft, waren de eerste waaraan burgers van de Unie in hun lidstaat van verblijf konden deelnemen op grond van de bepalingen van de richtlijn. Het lijdt geen twijfel dat er een enorme voorlichtingscampagne nodig was om ervoor te zorgen dat de vier miljoen kiesgerechtigde Europeanen die in een andere lidstaat wonen, de rechten die zij krachtens het burgerschap van de Unie bezitten, ook daadwerkelijk zouden uitoefenen. Deze burgers waren wellicht niet alleen niet op de hoogte van hun rechten, maar wisten misschien ook niet hoe zij die rechten in hun lidstaat van verblijf konden uitoefenen. Het was van groot belang dat zij wisten hoe zij zich moesten laten opnemen in het kiezersregister. De procedures daarvoor verschilden mogelijk van die in hun lidstaat van herkomst.

In de tabel in bijlage 3 wordt een overzicht gegeven van het soort voorlichtingscampagne dat in elke lidstaat is gevoerd en van het percentage EU-burgers uit andere lidstaten dat als kiezer is geregistreerd. Omdat de gemeenteraadsverkiezingen doorgaans onder de verantwoordelijkheid van de plaatselijke overheid worden georganiseerd, wordt de voorlichtingscampagne in het algemeen ook op plaatselijk niveau gevoerd. Daardoor worden veel verschillende maatregelen en instrumenten gebruikt, ook binnen één lidstaat. Vanwege het plaatselijke karakter van de voorlichtingscampagnes, laten deze zich moeilijk evalueren.

Krachtens artikel 11 van de richtlijn moeten de lidstaten kiezers en verkiesbare personen uit andere lidstaten tijdig en op passende wijze in kennis stellen van de voorwaarden en nadere bepalingen die gelden voor de uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht in die Staat.

Ten aanzien van het begrip "op passende wijze" heeft de Commissie herhaaldelijk verklaard dat de lidstaten weliswaar verplicht zijn de burgers op passende wijze te informeren, maar dat zij zelf kunnen bepalen op welke manier zij deze informatie willen verstrekken. [16] Hoewel de lidstaten dus een ruime keuzevrijheid genieten, moet bij de informatieverstrekking rekening worden gehouden met de bedoelingen van het artikel en met de doelstellingen van de richtlijn.

[16] De Commissie heeft dit nog eens beklemtoond in de mededeling over de toepassing van Richtlijn 93/109/EG (COM(2000)843 def.). Die richtlijn bevat een bepaling die identiek is aan artikel 11 van Richtlijn 94/80/EG, en de Commissie is van mening dat beide bepalingen op dezelfde wijze moeten worden geïnterpreteerd.

De Commissie is van mening dat de lidstaten de burgers van de Unie die op hun grondgebied verblijven, specifiek moeten inlichten over de nadere bepalingen en de voorwaarden voor de uitoefening van hun kiesrecht. Dat betekent dat een lidstaat, om aan de verplichtingen uit hoofde van artikel 11 te voldoen, niet kan volstaan met het verstrekken van de informatie die gewoonlijk aan de eigen onderdanen wordt verstrekt. De voorlichting moet zijn toegesneden op de specifieke informatiebehoeften van deze kiezers.

De Commissie is tevens van mening dat bij het beantwoorden van de vraag of deze bepaling van de richtlijn correct is toegepast, ook rekening moet worden gehouden met de praktische resultaten van de informatieverstrekking en van de effecten ervan op de deelname van EU-burgers aan gemeenteraadsverkiezingen. Dit kan beter per geval beoordeeld worden dan op basis van algemene criteria of deelnamedrempels.

Het verheugt de Commissie dat negen lidstaten melden dat in ieder geval een aantal gemeenten potentiële kiezers rechtstreeks informatie hebben gestuurd (België, Duitsland, Spanje, Ierland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Finland en Zweden). De Commissie is ervan overtuigd dat deze vorm van informatieverstrekking doeltreffend is.Het is opmerkelijk dat de twee lidstaten met de laagste registratiepercentages, Griekenland en Portugal, geen melding maken van het gebruik van persoonlijke brieven in de gemeentelijke campagnes. Het ontbreken van een persoonlijke benadering kan een van de oorzaken van het lage registratiepercentage zijn.

De Commissie is van mening dat de lidstaten met een laag registratiepercentage specifieke voorlichtingsmaatregelen moeten treffen, bijvoorbeeld door de burgers van de Unie persoonlijk informatie te sturen per post of hun deze informatie aan te bieden bij elk contact met de gemeentelijke overheid.

Volgens de Commissie wijst een zeer laag registratiepercentage, dat ver beneden het Unie-gemiddelde ligt, op een verkeerde vorm van informatieverstrekking, wat tot gevolg zou kunnen hebben dat de betrokken lidstaat verantwoordelijk wordt gesteld voor een onjuiste toepassing van artikel 11 van de richtlijn en dat er een procedure op grond van artikel 226 van het EG-Verdrag wordt ingeleid.

Volgens de antwoorden op de vragenlijst vinden de lidstaten zelf allemaal dat zij een geschikte en toereikende voorlichtingscampagne hebben gevoerd.

DEEL III: ONTWIKKELING VAN HET ELECTORAAT

9. Ontwikkeling van het electoraat

Krachtens artikel 13 van de richtlijn moet de Commissie nagaan of er sprake is van veranderingen in het electoraat sinds de inwerkingtreding van de richtlijn. Toen de richtlijn werd goedgekeurd, liet de Commissie in de notulen een verklaring opnemen betreffende artikel 13, waarin zij beklemtoonde dat zij bijzondere aandacht zal besteden aan de ontwikkeling van het electoraat sinds de inwerkingtreding van de richtlijn, die voor een aantal lidstaten specifieke problemen met zich zou kunnen brengen. De Raad heeft hiervan nota genomen in zijn eigen verklaring voor de notulen.

Daarnaast verklaarde de Griekse delegatie voor de notulen het volgende: "Griekenland hecht gezien zijn geografische ligging bijzonder veel belang aan het verslag dat de Commissie overeenkomstig artikel 13 zal opstellen. Griekenland verwacht dat de Commissie, rekening houdend met de ontwikkeling van het electoraat in de lidstaten, de specifieke problemen zal evalueren waarmee deze lidstaten na de inwerkingtreding van de richtlijn mogelijkerwijs te kampen hebben gekregen."

In de vragenlijst die aan de lidstaten is gezonden, was een specifieke vraag over veranderingen in het electoraat opgenomen. In bijlage 4 worden de antwoorden gegeven.

Van de dertien lidstaten die hebben gereageerd, zijn er twaalf van mening dat zich in het algemeen geen veranderingen van betekenis in het electoraat hebben voorgedaan. Zoals de Duitse autoriteiten melden, heeft de inwerkingtreding van de richtlijn zeer uiteenlopende gevolgen gehad voor verschillende gemeenten, omdat het aantal EU-kiezers per gemeente sterk verschilt.

Dit wordt bevestigd door de gegevens betreffende de tien gemeenten in elke lidstaat, waaruit blijkt dat plaatselijk wel degelijk sprake is van substantiële veranderingen in het electoraat.

Voor België blijkt uit een vergelijking met de vorige gemeenteraadsverkiezingen bijvoorbeeld dat het electoraat met 2%-20% is toegenomen, met een gemiddelde groei van 9,7% voor de tien gemeenten, wat tamelijk veel is. Voor Spanje blijkt uit een vergelijking van de twee laatste gemeenteraadsverkiezingen dat het electoraat in de tien gemeenten met 21%-35% is gegroeid, met een gemiddelde van 29,3%. Deze cijfers laten zien dat het electoraat plaatselijk beduidend is veranderd.

Uit de gegevens betreffende de tien Ierse gemeenten met het hoogste percentage EU-kiezers (1991-1999) kan worden afgeleid dat de groei van het niet-nationale electoraat plaatselijk beduidend groter is geweest dan die van het electoraat in het algemeen: het algemene electoraat is toegenomen met 0,6%-20,1%, met een gemiddelde van 10,8%, terwijl het aantal geregistreerde kiesgerechtigden uit andere lidstaten is gegroeid met 23,8% - 58,7%, met een gemiddelde van 45,5%. Hoewel onderdanen van andere landen al sinds 1963 stemrecht hebben in Ierland, was plaatselijk sprake van een significante toename van het aantal geregistreerde onderdanen van andere landen nadat de richtlijn van kracht werd. Dit kan het gevolg zijn van de specifieke voorlichtingscampagnes.

Hoewel ook in Nederland burgers van de Unie al voor de inwerkingtreding van de richtlijn stemrecht hadden, zij het onder enigszins andere voorwaarden, waren de resultaten daar heel anders. In tien gemeenten liep de toename van het electoraat (1994-1998) uiteen van 0% tot 11%, met een gemiddelde van 2,5%, wat geen significante toename is.

Uiteraard is het onmogelijk om precies te zeggen in hoeverre de groei van het electoraat in de hierboven geschetste voorbeelden uiteindelijk is toe te wijzen aan het feit dat onderdanen van andere lidstaten stemrecht hebben gekregen.

Spanje heeft als enige lidstaat melding gemaakt van een significante groei (van 6%) van het electoraat, die gedeeltelijk was toe te schrijven aan de toename van het aantal geregistreerde kiezers uit ander lidstaten met 93%. Ook in Spanje hebben zich echter geen bijzondere problemen voorgedaan als gevolg van de veranderingen in het electoraat.

Er kan dus worden geconcludeerd dat zich in de lidstaten geen specifieke problemen hebben voorgedaan in verband met de toename van het electoraat. De Commissie is dan ook van mening dat het niet nodig is de richtlijn aan te passen.

10. Conclusies

Alle lidstaten hebben de richtlijn omgezet, en bij de toepassing in rechte is slechts in enkele gevallen sprake van een gebrek aan overeenstemming met de richtlijn. De tenuitvoerlegging van de richtlijn is dus een geslaagde rechtsgrond gebleken om het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen aan vier miljoen burgers van de Unie meer toe te kennen. De omzetting in nationaal recht kan in juridisch opzicht als geslaagd worden beschouwd en is geen aanleiding om de richtlijn te wijzigen. Dit wordt bevestigd door het feit dat het aantal klachten over de toepassing van de richtlijn beperkt is.

De toepassing in de praktijk is minder succesvol, want het percentage geregistreerde EU-burgers uit andere lidstaten in de dertien lidstaten omvat door het verslag is in het algemeen laag. De Commissie vindt met name de situatie in Griekenland en Portugal verontrustend. Zij vindt het echter niet nodig nieuwe wetgevende maatregelen te treffen. De situatie kan worden verbeterd door de voorschriften van de bestaande richtlijn correct en doeltreffend toe te passen, waarbij vooral voor passende en toereikende voorlichtingscampagnes moet worden gezorgd. Om de onderdanen van andere EU-lidstaten op hun politieke rechten te wijzen, beveelt de Commissie de lidstaten aan deze burgers per post persoonlijk informatie te sturen of hun passende informatie te verstrekken bij hun contacten met de gemeentelijke overheid.

Ten derde kan worden geconcludeerd dat zich in de lidstaten geen specifieke problemen hebben voorgedaan in verband met een lichte toename van het electoraat. De Commissie is dan ook van mening dat het niet nodig is de richtlijn aan te passen.

BIJLAGE 1: Nationale omzettingsmaatregelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bijlage 2: Gemeenteraadsverkiezingen - Vragenlijst

A. Statistische gegevens

1. Nationale statistieken

1.1 Totaal aantal kiesgerechtigde onderdanen van andere lidstaten van de Europese Unie dat in uw lidstaat verblijft-

1.1.1 Indeling naar nationaliteit-

1.2 Totaal aantal onderdanen van andere lidstaten dat in uw lidstaat in het kiezersregister was ingeschreven-

1.2. Indeling naar nationaliteit-

1.3 Indien de burgers van de Unie in uw lidstaat automatisch in het kiezersregister worden opgenomen: aantal onderdanen van andere lidstaten dat heeft gestemd-

1.3.1 Indeling naar nationaliteit-

1.4 Aantal kandidaten uit andere lidstaten-

1.5 Aantal verkozenen uit andere lidstaten-

2. Gemeentelijke statistieken

2.1 Welke tien gemeenten hebben het hoogste percentage kiesgerechtigde onderdanen van andere lidstaten-

2.2 Geef voor elk van deze tien gemeenten de volgende informatie voor de laatste gemeenteraadsverkiezingen vóór de inwerkingtreding van de richtlijn en voor de daarna gehouden verkiezingen:

2.2.1 Totaal aantal kiesgerechtigden-

2.2.2 Totaal aantal personen dat zijn stem heeft uitgebracht-

2.2.3 Aantal kiesgerechtigde onderdanen van andere lidstaten-

2.2.3.1 Indeling naar nationaliteit-

2.2.4 Totaal aantal onderdanen van andere lidstaten dat in het kiezersregister was ingeschreven-

2.2.4.1 Indeling naar nationaliteit-

2.2.5 Indien burgers van de Unie in uw lidstaat automatisch in het kiezersregister worden opgenomen: aantal onderdanen van andere lidstaten dat heeft gestemd-

2.2.5.1 Indeling naar nationaliteit-

2.2.6 Resultaat van de verkiezingen-

2.2.7 Aantal kandidaten uit andere lidstaten-

2.2.8 Aantal verkozenen uit andere lidstaten-

B. Kwalitatieve gegevens

1. Voorlichting

1.1 Geef uitvoerig aan welke maatregelen zijn getroffen om de burgers van de EU over hun actief en passief kiesrecht voor te lichten en hoe deze maatregelen zijn uitgevoerd.

1.2. Acht u de voorlichtingscampagne toereikend-

2. Ontwikkeling van het electoraat

2.1 Heeft de toepassing van Richtlijn 94/80/EG geleid tot een significante verandering van het electoraat-

2.2 Heeft de toepassing van de richtlijn geleid tot veranderingen in de politieke samenstelling van de verkozen organen van de bovengenoemde tien gemeenten-

BIJLAGE 3: Voorlichtingscampagne

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bijlage 4: Ontwikkeling van het electoraat

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top