EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014R0333

Verordening (EU) nr. 333/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 443/2009 teneinde de modaliteiten vast te stellen voor het bereiken van de 2020-doelstelling om de CO 2 -emissies van nieuwe personenauto’s te verminderen

OJ L 103, 5.4.2014, p. 15–21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2019; stilzwijgende opheffing door 32019R0631

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2014/333/oj

5.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 103/15


VERORDENING (EU) Nr. 333/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 maart 2014

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 443/2009 teneinde de modaliteiten vast te stellen voor het bereiken van de 2020-doelstelling om de CO2-emissies van nieuwe personenauto’s te verminderen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 13, lid 5, van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3), dient de Commissie een evaluatie te verrichten van de bepalingen, met inbegrip van de formules in bijlage 1 bij die verordening en de afwijkingen die zijn vastgesteld in artikel 11 van die verordening, die ertoe moeten leiden dat op kostenefficiënte wijze uiterlijk in 2020 de doelstelling van 95 g CO2/km wordt gehaald. Het voorstel om de verordening te wijzigen moet uit mededingingsoogpunt zo neutraal mogelijk, sociaal billijk en duurzaam zijn.

(2)

De verdere ontwikkeling van de wereldwijde markt voor geavanceerde technologieën ter verbetering van de efficiëntie van personenauto’s sluit aan bij de mededeling van de Commissie van 21 januari 2011 getiteld: „Efficiënt gebruik van hulpbronnen — Vlaggenschipinitiatief in het kader van de Europa 2020-strategie”, dat de overschakeling op een hulpbronnenefficiënte, koolstofarme economie voor het verwezenlijken van duurzame groei ondersteunt.

(3)

Met het oog op de controle van de naleving van de doelstelling van 95 g CO2/km dient duidelijk te worden gemaakt dat de CO2-emissies nog steeds moeten worden gemeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad (4) en de bijbehorende uitvoeringsbepalingen en innoverende technologieën.

(4)

Hoge prijzen voor fossiele brandstoffen hebben een negatief effect op het economisch herstel en op de energiezekerheid en de betaalbaarheid van energie in de Unie. Het geniet daarom prioriteit de efficiëntie en de duurzaamheid van nieuwe personenauto’s en lichte handelsvoertuigen te vergroten en aldus de afhankelijkheid van olie te verminderen.

(5)

Gezien de hoge onderzoeks- en ontwikkelingskosten en productiekosten per eenheid van zeer emissiestofarme auto’s van vroege generaties is het passend om, voorlopig en in beperkte mate, het proces van de invoering ervan op de markt van de Unie in de eerste stadia van de commercialisering te versnellen en te vergemakkelijken. Actoren op verschillende niveaus dienen passende aandacht te schenken aan het vaststellen en verspreiden van beste praktijken voor het stimuleren van de vraag naar voertuigen met zeer lage emissiewaarden.

(6)

Het ontbreken van een infrastructuur voor alternatieve brandstoffen en van gemeenschappelijke technische specificaties voor de hieraan gekoppelde voertuiginfrastructuur zou kunnen belemmeren dat voertuigen met zeer lage emissiewaarden ingang op de markt vinden. Wanneer de Unie wordt toegerust met dergelijke infrastructuur zou dat het werk van de marktkrachten vergemakkelijken en de economische groei in Europa bevorderen.

(7)

Gelet op de onevenredige gevolgen voor de kleinste fabrikanten ten gevolge van de naleving van de specifieke, op het praktisch nut van het voertuig gebaseerde emissiedoelstellingen, alsook de hoge administratieve last van de afwijkingsprocedure en de marginale CO2-reductie die de door hen verkochte voertuigen opleveren, dienen fabrikanten die verantwoordelijk zijn voor minder dan 1 000 jaarlijks in de Unie geregistreerde nieuwe personenauto’s, te worden vrijgesteld van de specifieke emissiedoelstelling en de bijdragen voor te hoge emissies. Teneinde in een zo vroeg mogelijk stadium rechtszekerheid te scheppen voor die fabrikanten is het van essentieel belang dat deze afwijking vanaf 1 januari 2012 van toepassing is.

(8)

De procedure voor het verlenen van een afwijking aan fabrikanten van kleine aantallen dient te worden vereenvoudigd teneinde meer flexibiliteit te bieden ten aanzien van het tijdstip waarop deze fabrikanten de afwijkingsaanvraag moeten indienen en waarop de Commissie een dergelike afwijking moet verlenen.

(9)

De procedure voor het verlenen van afwijkingen aan nichefabrikanten dient na 2020 te worden voortgezet. Teneinde de reductie-inspanningen die nichefabrikanten moeten leveren in overeenstemming te brengen met die welke grote fabrikanten leveren, dient voor de nichefabrikanten vanaf 2020 een doelstelling te gelden die 45 % lager is dan hun gemiddelde specifieke emissies in 2007.

(10)

Om de automobielindustrie in staat te stellen langetermijninvesteringen te doen en te innoveren, is het wenselijk informatie te verschaffen over de manier waarop Verordening (EG) nr. 443/2009 voor de periode na 2020 gewijzigd moet worden. Deze informatie dient gebaseerd te zijn op een beoordeling van het vereiste reductiepercentage in overeenstemming met de langetermijnklimaatdoelstellingen van de Unie en de gevolgen voor de ontwikkeling van kosteneffectieve CO2-reductietechnologieën voor voertuigen. De Commissie dient deze aspecten uiterlijk in 2015 te evalueren en aan het Europees Parlement en de Raad een verslag over haar bevindingen voor te leggen. Dat verslag dient in voorkomend geval voorstellen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 443/2009 te bevatten met het oog op het vaststellen van CO2-emissiedoelstellingen voor nieuwe personenauto’s na 2020, inclusief het mogelijk vaststellen van een realistische en haalbare doelstelling voor 2025, op basis van een alomvattende effectbeoordeling betreffende het concurrerend blijven van de autoindustrie en de daarvan afhangende bedrijfstakken, met behoud van een duidelijk traject voor het verminderen van emissies dat vergelijkbaar is met het in de periode tot 2020 gerealiseerde traject. Bij het opstellen van de desbetreffende voorstellen moet de Commissie ervoor zorgen dat deze uit mededingingsoogpunt zo neutraal mogelijk, sociaal billijk en duurzaam zijn.

(11)

Uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 dient de Commissie de testprocedures aan een effectbeoordeling te onderwerpen om deze in overeenstemming te brengen met de daadwerkelijke CO2-emissies van auto’s. De momenteel gebruikte „New European Driving Cycle” (NEDC) moet worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat hij representatief is voor de werkelijke rijomstandigheden en om te voorkomen dat de werkelijke CO2-emissies en het brandstofverbruik worden onderschat. Zodra dat haalbaar is, moet een nieuwe, meer realistische en betrouwbare testprocedure worden overeengekomen. Daaraan wordt gewerkt via de ontwikkeling van een wereldwijde testprocedure voor lichte voertuigen (Worldwide harmonized Light vehicles Test Procedure — WLTP) in het kader van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties, maar deze werkzaamheden zijn nog niet afgerond. Teneinde de voor nieuwe personenauto’s vermelde specifieke CO2-emissies meer in overeenstemming te brengen met de reële emissies onder normale gebruiksomstandigheden, moet de WLTP worden toegepast zodra de gelegenheid zich voordoet. In deze context zijn in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 443/2009 emissiegrenswaarden voor 2020 opgenomen die gemeten zijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007 en bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (5). Wanneer de testprocedures worden gewijzigd, moeten de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 443/2009 opgenomen grenswaarden worden aangepast teneinde vergelijkbare strengheid te waarborgen voor de fabrikanten en voertuigcategorieën. Dienovereenkomstig moet de Commissie een gedegen correlatiestudie tussen de NEDC- en de nieuwe WLTP-testcyclus uitvoeren om de representativiteit ervan voor reële rijomstandigheden te waarborgen.

(12)

Om te garanderen dat werkelijke emissies adequaat worden weergegeven, en gemeten CO2-waarden volledig vergelijkbaar zijn, zorgt de Commissie ervoor dat de elementen in de testprocedure die een beduidend effect hebben op de gemeten CO2-emissies strikt worden gedefinieerd om het gebruik van flexibele marges in testcycli door fabrikanten tegen te gaan. De afwijkingen tussen de CO2-emissiewaarden van de typegoedkeuring en de emissies van te koop aangeboden voertuigen moeten worden aangepakt, onder andere door een procedure te overwegen voor het testen van overeenstemming tijdens gebruik waarbij wordt gewaarborgd dat een representatief monster van te koop aangeboden voertuigen onafhankelijk wordt getest, alsmede door het overwegen van manieren waarop aangetoonde substantiële verschillen tussen de CO2-emissies van de inspectie en die van de initiële typegoedkeuring kunnen worden aangepakt.

(13)

De tekst van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 443/2009 moet worden aangepast om het concept van onderling verbonden ondernemingen in overeenstemming te brengen met Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (6) en met artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad (7).

(14)

Bij Verordening (EG) nr. 443/2009 zijn aan de Commissie bevoegdheden verleend om een aantal bepalingen van deze verordening ten uitvoer te leggen in overeenstemming met Besluit 1999/468/EG van de Raad (8). Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten deze bevoegdheden in overeenstemming worden gebracht met de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

(15)

Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 443/2009 te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (9).

(16)

Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het VWEU handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 443/2009 wat betreft gegevensvereisten en gegevensparameters; tot aanvulling van de regels voor de interpretatie van de criteria om in aanmerking te komen voor een afwijking van de specifieke emissiedoelstellingen, voor de inhoud van aanvragen van een afwijking en voor de inhoud en beoordeling van programma’s voor de verlaging van de specifieke CO2-emissies; tot aanpassing van het in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 443/2009 vermelde getal voor M0 aan de gemiddelde massa van nieuwe personenauto’s in de voorgaande drie kalenderjaren; en tot aanpassing van de formules in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 443/2009. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(17)

Het is aangewezen dat de wijze van vaststellen van de doelstelling op basis van het lineaire verband tussen het praktische nut van het voertuig en de CO2-emissiedoelstelling ervan zoals vastgesteld in de formules in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 443/2009, gehandhaafd blijft, omdat op deze manier de diversiteit van de markt voor personenwagens en het vermogen van fabrikanten om tegemoet te komen aan uiteenlopende consumentenbehoeften kunnen behouden blijven, en bijgevolg onterechte concurrentievervalsing wordt vermeden.

(18)

In haar effectbeoordeling heeft de Commissie de beschikbaarheid van voetafdrukgegevens en de toepassing ervan als nutsparameter in de formules in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 443/2009 beoordeeld. Op basis van deze beoordeling heeft de Commissie geconcludeerd dat massa de nutsparameter moet zijn in de formules voor de 2020-doelstelling. De lagere kosten en de voordelen van overschakelen op de voetafdruk als de nutsparameter moeten evenwel deel uitmaken van de toekomstige evaluatie.

(19)

Broeikasgasemissies als gevolg van de energievoorziening, het vervaardigen van voertuigen en het afval dat daarmee gepaard gaat, vormen een belangrijk bestanddeel van de huidige algemene koolstofvoetafdruk als gevolg van het vervoer over de weg, en zullen waarschijnlijk in de toekomst sterk toenemen. Daarom moeten er beleidsmaatregelen worden getroffen om fabrikanten optimale oplossingen aan te bieden, waarbij in het bijzonder rekening dient te worden gehouden met broeikasgasemissies ten gevolge van de winning van energie die wordt geleverd aan voertuigen, zoals elektrische en alternatieve brandstof, en waarbij dient te worden voorkomen dat met deze in een vroeger stadium ontstane emissies de voordelen van het verbeterde operationele energieverbruik van voertuigen, zoals beoogd door Verordening (EG) nr. 443/2009, teniet worden gedaan.

(20)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het vaststellen van de modaliteiten voor het bereiken van de 2020-doelstelling om de CO2-emissies van nieuwe personenauto’s te verminderen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar wegens de omvang of de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(21)

Verordening (EG) nr. 443/2009 dient bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 443/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Met toepassing van 2020, wordt in deze verordening een doelstelling bepaald van een gemiddelde emissies van 95 g CO2/km voor nieuwe wagens, zoals gemeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007 en bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008 en de uitvoeringsbepalingen ervan, en met behulp van innoverende technologie.”.

2)

Aan artikel 2 wordt het volgende lid toegevoegd:

„4.   Met ingang van 1 januari 2012 zijn artikel 4, artikel 8, lid 4, onder b) en c), artikel 9 en artikel 10, lid 1, onder a) en c), niet van toepassing op een fabrikant die samen met alle met hem verbonden ondernemingen, verantwoordelijk is voor minder dan 1 000 in het voorgaande kalenderjaar in de Unie geregistreerde nieuwe personenauto’s.”.

3)

In artikel 3, lid 2, onder a), wordt het eerste streepje vervangen door:

„—

de bevoegdheid heeft om meer dan de helft van de stemrechten uit te oefenen, of”.

4)

In artikel 4 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Om de gemiddelde specifieke CO2-emissies van elke fabrikant te bepalen, wordt rekening gehouden met de volgende percentages van de nieuwe personenauto’s van elke fabrikant die in het jaar in kwestie zijn geregistreerd:

65 % in 2012,

75 % in 2013,

80 % in 2014,

100 % van 2015 tot en met 2019,

95 % in 2020,

100 % vanaf eind 2020.”.

5)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 5 bis

Superkredieten voor de doelstelling van 95 g CO2/km

Bij de berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissies telt elke nieuwe personenauto met specifieke CO2-emissies van minder dan 50 g CO2/km als:

2 personenauto’s in 2020,

1,67 personenauto’s in 2021,

1,33 personenauto’s in 2022,

1 personenauto vanaf 2023,

voor het jaar waarin hij is geregistreerd in de periode van 2020 tot en met 2022, met een maximum van 7,5 g CO2/km over deze periode voor elke fabrikant.”.

6)

Artikel 8, lid 9, wordt vervangen door:

„9.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen gedetailleerde regels vast inzake de procedures voor de monitoring van en de rapportering over de in dit artikel vermelde gegevens en voor de toepassing van bijlage II. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 14 bis vast te stellen tot wijziging van de in bijlage II vervatte gegevensvereisten en gegevensparameters.”.

7)

Artikel 9, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de middelen voor het innen van de bijdragen voor overtollige emissies op grond van lid 1. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

8)

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 3 wordt de laatste zin geschrapt;

b)

in lid 4, tweede alinea, wordt punt b) vervangen door:

„b)

als de toepassing geschiedt volgens bijlage I, punt 1, onder a) en b), een doelstelling die een vermindering met 25 % is van de gemiddelde specifieke CO2-emissies in 2007 of, als één aanvraag wordt ingediend voor een aantal onderling verbonden ondernemingen, een vermindering met 25 % is van het gemiddelde van de gemiddelde specifieke CO2-emissies van deze ondernemingen in 2007.”;

c)

in lid 4, tweede alinea, wordt het volgende punt toegevoegd:

„c)

als de toepassing geschiedt volgens bijlage I, punt 1, onder c), een doelstelling die een vermindering met 45 % is van de gemiddelde specifieke CO2-emissies in 2007 of, als één aanvraag wordt ingediend voor een aantal onderling verbonden ondernemingen, een vermindering met 45 % is van het gemiddelde van de gemiddelde specifieke CO2-emissies van deze ondernemingen in 2007.”;

d)

lid 8 wordt vervangen door:

„8.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen houdende regels ter aanvulling van de leden 1 tot en met 7 van dit artikel, betreffende de interpretatie van de criteria om in aanmerking te komen voor een afwijking, de inhoud van de aanvragen, alsmede de inhoud en beoordeling van de programma’s voor de beperking van de specifieke CO2-emissies.”.

9)

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Op aanvraag door een toeleverancier of een fabrikant wordt rekening gehouden met CO2-besparingen die worden gerealiseerd door gebruik van innoverende technologie of door een combinatie van innoverende technologieën („innoverende technologiepakketten”).

Met deze technologieën wordt alleen rekening gehouden indien de methode die voor de beoordeling ervan wordt gebruikt, verifieerbare, reproduceerbare en vergelijkbare resultaten kan opleveren.

De totale bijdrage van deze technologieën aan de vermindering van de specifieke emissiedoelstelling van een fabrikant kan tot 7 g CO2/km bedragen.”;

b)

in lid 2 wordt de eerste zin vervangen door:

„De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandeling gedetailleerde bepalingen vast voor een procedure om de innoverende technologieën of innoverende technologiepakketten als bedoeld in lid 1 goed te keuren. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.”;

c)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Een toeleverancier of fabrikant die een maatregel als innoverende technologie of als innoverend technologiepakket wil laten goedkeuren, dient bij de Commissie een rapport in, inclusief een verificatierapport van een onafhankelijke en gecertificeerde instantie. In geval van mogelijke interactie tussen de maatregel en een andere, reeds goedgekeurde innoverende technologie of een ander reeds goedgekeurd innoverend technologiepakket, wordt in het rapport melding van deze interactie gemaakt en wordt in het verificatierapport geëvalueerd in hoeverre de interactie gevolgen heeft voor de vermindering die met elke maatregel wordt gerealiseerd.”.

10)

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2, derde alinea, wordt vervangen door:

„De Commissie neemt deze maatregelen aan door middel van een gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 14 bis.”;

b)

in lid 3 wordt de tweede alinea geschrapt;

c)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   Uiterlijk op 31 december 2015 evalueert de Commissie de specifieke emissiedoelstellingen, en de daarin vervatte modaliteiten, alsook de andere elementen van deze verordening, met inbegrip van de vraag of een nutsparameter nog nodig is en of de massa dan wel de voetafdruk de meest duurzame nutsparameter is, teneinde de CO2-emissiedoelstellingen voor nieuwe personenauto’s vast te stellen voor de periode na 2020. De beoordeling van het vereiste reductiepercentage is in dat opzicht in overeenstemming met de langetermijnklimaatdoelstellingen van de Unie en de gevolgen voor de ontwikkeling van kosteneffectieve CO2-reductietechnologieën voor voertuigen. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met het resultaat van die evaluatie. Dat verslag bevat passende voorstellen voor het wijzigen van deze verordening, met inbegrip van het mogelijk vaststellen van een realistische en haalbare doelstelling, op basis van een alomvattende effectbeoordeling die het blijvend concurrentievermogen van de autoindustrie en de daarvan afhangende bedrijfstakken mee in rekening brengt. Bij het opstellen van de desbetreffende voorstellen zorgt de Commissie ervoor dat zij uit mededingingsoogpunt zo neutraal mogelijk, sociaal billijk en duurzaam zijn.”;

d)

lid 7 wordt vervangen door:

„7.   De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de correlatieparameters die nodig zijn om eventuele veranderingen weer te geven in de regelgevende testprocedure voor de meting van specifieke CO2-emissies bedoeld in in Verordening (EG) nr. 715/2007 en Verordening (EG) nr. 692/2008. Deze uitvoeringshandelingen wordenvastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.

De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 14 bis, tot aanpassing van de formules in bijlage I, met gebruikmaking van de krachtens de eerste alinea vastgestelde methode, waarbij wordt gewaarborgd dat de reductievereisten voor fabrikanten en voertuigen van verschillend nut onder de oude en nieuwe testprocedure van vergelijkbare strengheid zijn.”.

11)

Artikel 14 wordt vervangen door:

„Artikel 14

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 9 van Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) ingestelde Comité klimaatverandering. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (11).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Indien het comité geen advies uitbrengt, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

(10)  Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 1)."

(11)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”."

12)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 14 bis

Uitoefening van de delegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 8, lid 9, tweede alinea, artikel 11, lid 8, artikel 13, lid 2, derde alinea, en artikel 13, lid 7, tweede alinea, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar met ingang van 8 april 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikel 8, lid 9, tweede alinea, artikel 11, lid 8, artikel 13, lid 2, derde alinea, en artikel 13, lid 7, tweede alinea, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 8, lid 9, tweede alinea, artikel 11, lid 8, artikel 13, lid 2, derde alinea, en artikel 13, lid 7, tweede alinea, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”.

13)

In bijlage I, punt 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

„c)

vanaf 2020:

Formula

waarbij:

M= de massa van het voertuig in kilogram (kg)

M0 = de overeenkomstig artikel 13, lid 2, vastgestelde waarde

a= 0,0333.”.

14)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

in deel A, punt 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

„n)

maximaal nettovermogen.”;

b)

in de tabel „gedetailleerde gegevens die zijn gespecificeerd in deel A, punt 1”, wordt de volgende kolom toegevoegd:

„maximaal nettovermogen (kW)”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 11 maart 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  PB C 44 van 15.2.2013, blz. 109.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 25 februari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 10 maart 2014

(3)  Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto’s, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1).

(6)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de geïntegreerde benadering van de Unie om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (PB L 145 van 31.5.2011, blz. 1).

(8)  Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23).

(9)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).


Top