EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012R0670

Verordening (EU) nr. 670/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2012 tot wijziging van Besluit nr. 1639/2006/EG tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) en van Verordening (EG) nr. 680/2007 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie

OJ L 204, 31.7.2012, p. 1–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 01 Volume 009 P. 153 - 162

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2013; stilzwijgende opheffing door 32013R1316

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2012/670/oj

31.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 204/1


VERORDENING (EU) Nr. 670/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 juli 2012

tot wijziging van Besluit nr. 1639/2006/EG tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) en van Verordening (EG) nr. 680/2007 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 172 en artikel 173, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) stelt een kaderprogramma vast voor concurrentievermogen en innovatie (CIP) met verschillende soorten uitvoeringsmaatregelen ter verwezenlijking van specifieke programma’s waarbij het „programma ter ondersteuning van het beleid inzake informatie- en communicatietechnologie (ICT)” ondersteuning biedt voor de versterking van de interne markt voor ICT-producten en -diensten en zich richt op de stimulering van innovatie door middel van ruimere toepassing van en investeringen in ICT.

(2)

Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad (4) stelt de algemene regels vast voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie en tot de instelling van het risicodelingsinstrument „garantie-instrument voor leningen voor TEN-vervoersprojecten (TEN-T)”.

(3)

In het volgende decennium zijn er, volgens schattingen van de Commissie, ongekende investeringsvolumen nodig in de Europese vervoers-, informatie, en communicatienetwerken met het oog op de verwezenlijking van de Europa 2020-beleidsdoelstellingen — met name ten aanzien van het klimaat en de overgang naar een hulpbronnenefficiënte, koolstofarme economie — door slimme, gemoderniseerde en goed op elkaar aangesloten vervoers- en energie-infrastructuur te ontwikkelen, en om de voltooiing van de interne markt te bevorderen.

(4)

Financiering via de schuldkapitaalmarkt is voor infrastructuurprojecten in de Unie niet gemakkelijk beschikbaar. Problemen bij infrastructuurprojecten om toegang te krijgen tot langlopende financiering uit particuliere of openbare middelen mogen niet leiden tot een verslechtering van de werking van het vervoer, de telecommunicatie- en energie-infrastructuur noch tot de vertraging van de breedbandpenetratie. Vanwege de versnipperde obligatiemarkten in de Unie, in samenhang met een onbekende vraag en de omvang en complexiteit van infrastructuurprojecten die voor de projectvoorbereiding lange doorlooptijden nodig hebben, is het wenselijk deze kwestie op Unieniveau aan te pakken.

(5)

Financiële instrumenten zoals geregeld door Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5) kunnen in sommige gevallen de efficiëntie van de begrotingsbestedingen verbeteren en grote multiplicatoreffecten bereiken in termen van het aantrekken van financiering uit de particuliere sector. Dit is met name relevant in de context van de moeilijke toegang tot krediet, de druk op de overheidsfinanciën en gezien de noodzaak het economisch herstel van Europa te ondersteunen.

(6)

Het Europees Parlement heeft zich in zijn resolutie van 8 juni 2011„Investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa”, ingenomen getoond met het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties; dit mechanisme voor risicodeling met de EIB waarmee aan een maximum gebonden steun uit de begroting van de Unie wordt geleverd, is ontworpen als hefboom voor de uniale middelen en om extra belangstelling van particuliere investeerders voor deelname aan prioritaire projecten te wekken, overeenkomstig de Europa 2020-doelstellingen. In zijn conclusies van 12 juli 2011 over de Akte voor de interne markt heeft de Raad in herinnering gebracht dat financiële instrumenten dienen te worden beoordeeld in termen van hefboomeffecten in vergelijking met de bestaande instrumenten waarvan de risico’s zouden drukken op de financiële overheidsbalans en waardoor particuliere instellingen mogelijk zouden worden verdrongen. De mededeling van de Commissie betreffende een proeffase voor het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties en de daarmee samenhangende effectbeoordeling, die gebaseerd zijn op een openbare raadplegingsprocedure, moeten in deze context worden gezien.

(7)

Er moet een proeffase worden ingesteld voor het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties, om prioritaire projecten met een duidelijke toegevoegde waarde voor de EU te helpen financieren, en om te zorgen voor een grotere betrokkenheid van de particuliere sector bij de langlopende kapitaalmarktfinanciering van economisch levensvatbare projecten op het gebied van vervoers-, energie- en ICT-infrastructuur. Dit instrument zal ten goede komen aan sectoroverschrijdende projecten met soortgelijke financieringsbehoeften, en zou dankzij synergieën tussen de sectoren moeten leiden tot grotere voordelen wat betreft invloed op de markt, administratieve efficiëntie en besteding van de middelen. Het zou betrokkenen bij de infrastructuur, zoals financiers, overheden, infrastructuurbeheerders, bouwondernemingen en ondernemers, voorzien van een coherent instrument, en door de marktvraag worden gestuurd.

(8)

Tijdens de proeffase voor het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties moet de begroting van de Unie worden gebruikt samen met financiering door de EIB in de vorm van een gezamenlijk risicodelingsinstrument voor projectobligaties uitgegeven door projectondernemingen. Dit instrument is erop gericht het risico van de schuldendienst van een project en het kredietrisico van de obligatiehouders dusdanig te matigen dat kapitaalmarktdeelnemers, zoals pensioenfondsen, verzekeraars en andere belangstellenden, bereid zijn te investeren in een groter volume aan infrastructuurobligaties dan zonder steun van de Unie mogelijk zou zijn.

(9)

Gezien de jarenlange deskundigheid van de EIB, haar rol als belangrijkste financier van infrastructuurprojecten en haar in het Verdrag vastgelegde functie als het financiële orgaan van de EU, dient de Commissie de EIB te betrekken bij de uitvoering van de proeffase. De voornaamste modaliteiten, voorwaarden en procedures voor het risicodelingsinstrument voor projectobligaties moeten in deze verordening worden vastgelegd. Nadere voorwaarden, met inbegrip van de risicodeling en vergoeding, het toezicht en de controle, moeten worden vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en de EIB. Deze samenwerkingsovereenkomst moet door de Commissie en de EIB worden goedgekeurd volgens hun respectieve procedures.

(10)

De proeffase voor het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties moet zo spoedig mogelijk en zonder onnodig uitstel tijdens het lopende financieel kader worden gelanceerd om vast te stellen of en in welke mate dit soort financiële risicodelingsinstrumenten een toegevoegde waarde hebben voor de financiering van infrastructuurmaatregelen en voor de ontwikkeling van de financiering van infrastructuurprojecten via de schuldkapitaalmarkt.

(11)

De proeffase dient te worden gefinancierd door herschikking van middelen in de begrotingen voor 2012 en 2013 voor de bestaande programma’s op het gebied van vervoer, energie en telecommunicatie. In het kader hiervan zou het mogelijk moeten zijn maximaal 200 miljoen EUR voor dit initiatief te herschikken uit de begroting voor TEN-T, maximaal 20 miljoen EUR uit de begroting van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie, en maximaal 10 miljoen EUR uit de begroting voor TEN-Energie („TEN-E”). Door de beschikbare begrotingsgelden worden zowel het toepassingsgebied van het initiatief als het aantal mogelijk te ondersteunen projecten beperkt.

(12)

De begrotingsfondsen moeten door de EIB worden aangevraagd op basis van een reeks projecten die de EIB en de Commissie als passend en in overeenstemming met de beleidsdoelstellingen van de Unie op lange termijn beschouwen, en waarvan zij menen dat deze naar alle waarschijnlijkheid zullen worden verwezenlijkt. Dergelijke verzoeken en de bijbehorende begrotingsvastleggingen moeten uiterlijk op 31 december 2013 worden ingediend. Vanwege de complexiteit van grote infrastructuurprojecten zou de feitelijke goedkeuring door de raad van bestuur van de EIB op een latere datum kunnen plaatsvinden, maar niet later dan op 31 december 2014.

(13)

De aanvraag voor ondersteuning, en selectie en uitvoering van alle projecten moet in overeenstemming zijn met de wetgeving van de Unie, in het bijzonder met betrekking tot overheidssteun, en moet erop gericht zijn marktverstoringen of de verergering daarvan te voorkomen.

(14)

Naast de rapportagevereisten overeenkomstig punt 49 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (6), moet de Commissie, bijgestaan door de EIB, tijdens de proeffase na de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst om de zes maanden verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad, en in de tweede helft van 2013 een tussentijds verslag bij hen indienen. In 2015 moet een grondige onafhankelijke evaluatie worden uitgevoerd.

(15)

Op grond van deze grondige onafhankelijke evaluatie moet de Commissie de relevantie van het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties beoordelen, evenals de doeltreffendheid ervan wat betreft het verhogen van het volume van de investeringen in prioritaire projecten en het verbeteren van de efficiëntie van de uitgaven van de Unie.

(16)

De proeffase van het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties dient te worden gelanceerd ter voorbereiding van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, die door de Commissie is voorgesteld. Dit doet geen afbreuk aan besluiten over het meerjarig financieel kader van de Unie (MFK) na 2013 en over het mogelijke hergebruik van terugvloeiende middelen uit financiële instrumenten in het kader van de onderhandelingen over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de jaarlijkse begroting van de Unie.

(17)

Met het oog op de uitvoering van de proeffase van het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties moeten Besluit nr. 1639/2006/EG en Verordening (EG) nr. 680/2007 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(18)

Om ervoor te zorgen dat de in deze verordening genomen maatregelen effectief zijn, en gezien de beperkte duur van de proeffase, dient deze verordening in werking te treden op de dag na die van haar bekendmaking,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzingen van Besluit nr. 1639/2006/EG

Besluit nr. 1639/2006/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 8 wordt het volgende lid toegevoegd:

„5 bis.   Onverminderd de leden 1 tot en met 5, met betrekking tot projecten die worden uitgevoerd in het kader van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties waarnaar wordt verwezen in artikel 31, lid 2, dienen de Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) in de tweede helft van 2013 een tussentijds verslag in bij het Europees Parlement en de Raad. In 2015 wordt een grondige onafhankelijke evaluatie uitgevoerd.

Op grond van deze evaluatie beoordeelt de Commissie de relevantie van het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties, evenals de doeltreffendheid ervan voor het verhogen van het volume van de investeringen in prioritaire projecten en het verbeteren van de efficiëntie van de uitgaven van de Unie. Op basis van deze evaluatie, rekening houdende met alle opties, stelt de Commissie passende wijzigingen van de regelgeving voor, met inbegrip van wetgevende wijzigingen, met name indien de voorspelde opname door de markt onbevredigend is of indien zich voldoende alternatieve bronnen van langetermijnschuldfinanciering ontwikkelen.

Het in de eerste alinea genoemde tussentijdse verslag bevat een lijst met projecten waarvoor financiële steun is verstrekt uit het risicodelingsinstrument voor projectobligaties waarnaar wordt verwezen in artikel 31, leden 2 bis tot en met 2 sexies, met informatie over de voorwaarden van de verstrekte obligaties en de soorten huidige en potentiële toekomstige investeerders.”.

2)

Artikel 26, lid 2, onder b), wordt vervangen door:

„b)

bevordering van innovatie door de bredere toepassing van en investeringen in ICT en breedband;”.

3)

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De in lid 1, onder a), genoemde projecten zijn gericht op de bevordering van de innovatie, de overdracht van technologie en de verspreiding van nieuwe, marktrijpe technologieën.

De Unie kan een subsidie verlenen als bijdrage aan de begroting van deze projecten.

Bij wijze van alternatief kan de Unie tijdens een proeffase in 2012 en 2013 een financiële bijdrage geven aan de EIB voor de verstrekking en toewijzing van kapitaal ten behoeve van door de EIB uit haar eigen middelen te verstrekken schuldinstrumenten of garanties in het kader van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties.”;

b)

de volgende leden worden ingevoegd:

„2 bis.   Het risicodelingsinstrument voor projectobligaties waarnaar wordt verwezen in de derde alinea van lid 2 is een gezamenlijk instrument van de Commissie en de EIB dat zorgt voor een toegevoegde waarde als een optreden van de Unie, voorziet in een oplossing voor suboptimale investeringssituaties wanneer projecten er niet in slagen voldoende financiering op de markt aan te trekken, en additionaliteit biedt. Het gaat concurrentievervalsing tegen, streeft naar een multiplicatoreffect en verenigt belangen in de vorm van een reductie van het kredietrisico. Het risicodelingsinstrument voor projectobligaties:

a)

neemt de vorm aan van een door de EIB verstrekt schuldinstrument of toegekende garantie, gesteund door een bijdrage uit de begroting van de Unie, ten gunste van financiering voor projecten op het gebied van ICT en breedband, waarmee financiering door de lidstaten of de particuliere sector wordt aangevuld of aangetrokken;

b)

matigt het risico van de schuldendienst van een project en het kredietrisico van de obligatiehouders;

c)

wordt alleen gebruikt voor projecten waarvan de financiële levensvatbaarheid is gebaseerd op de opbrengsten van het project.

2 ter.   De blootstelling van de Unie aan het risicodelingsinstrument voor projectobligaties, met inbegrip van beheersvergoedingen en andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten overschrijdt in geen geval het bedrag van de bijdrage van de Unie aan het risicodelingsinstrument voor projectobligaties noch de looptijd van de onderliggende portefeuille van faciliteiten voor de reductie van het kredietrisico. Er zijn geen verdere lasten voor de algemene begroting van de Unie. Het resterende risico dat verbonden is aan projectobligaties wordt altijd door de EIB gedragen.

2 quater.   De voornaamste modaliteiten, voorwaarden en procedures van het risicodelingsinstrument zijn vastgelegd in bijlage III bis. De nadere voorwaarden voor de uitvoering van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties, met inbegrip van de risicodeling, vergoeding, het toezicht en de controle, worden vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en de EIB. Deze samenwerkingsovereenkomst wordt goedgekeurd door de Commissie en de EIB volgens hun respectieve procedures.

2 quinquies.   In 2013 kan een bedrag van maximaal 20 miljoen EUR worden gebruikt uit de begrotingsgelden die bestemd zijn voor de verwezenlijking van het ICT- en breedbandbeleid overeenkomstig bijlage I, onder b). Gezien de beperkte duur van de proeffase kan het risicodelingsinstrument de ontvangen opbrengsten vóór 31 december 2013 opnieuw gebruiken voor nieuwe schuldinstrumenten en garanties binnen dezelfde risicodelingsfaciliteit en voor projecten die aan dezelfde subsidiabiliteitscriteria voldoen, om het volume van de gesteunde investeringen zo te verhogen. Indien het risicodelingsinstrument voor projectobligaties in het volgende meerjarig financieel kader niet wordt verlengd, worden de resterende gelden teruggeboekt op de ontvangstenzijde van de algemene begroting van de Unie.

2 sexies.   Naast de rapportageverplichtingen zoals vastgelegd in punt 49 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer, en onverminderd enige andere wettelijke rapportageverplichtingen, dient de Commissie tijdens de proeffase om de zes maanden een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de resultaten van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties, met inbegrip van de financiële voorwaarden en de plaatsing van uitgegeven projectobligaties.”.

4)

De volgende bijlage wordt toegevoegd:

„BIJLAGE III bis

Voornaamste modaliteiten, voorwaarden en procedures van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties zoals bedoeld in artikel 31, lid 2 quater.

De EIB is een partner voor risicodeling en beheert de bijdrage van de Unie aan het risicodelingsinstrument voor projectobligaties namens de Unie. De nader in detail uitgewerkte modaliteiten en voorwaarden voor de uitvoering van dit instrument, inclusief toezicht en controle, worden opgenomen in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en de EIB, rekening houdend met de in deze bijlage opgenomen bepalingen.

a)   De EIB-faciliteit

1.

Het risicodelingsinstrument voor projectobligaties wordt ontworpen voor elk in aanmerking komend project als een ondergeschikte faciliteit, in de vorm van een schuldinstrument of een voorwaardelijk (garantie)fonds volgens voorwaarden of beide, om de uitgifte van projectobligaties te vergemakkelijken.

2.

Indien de EIB schuldeiser van het project is of wordt, zijn de rechten van de EIB uit hoofde van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties achtergesteld ten opzichte van de schuldendienst van de bevoorrechte schuld en hebben voorrang op aandelen- en daarmee gerelateerde financiering.

3.

De faciliteit mag niet meer bedragen dan 20 % van het totale bedrag van de uitgegeven bevoorrechte schuld.

b)   Begroting

Informatie- en communicatietechnologie

2013: tot 20 miljoen EUR.

Het verzoek om overschrijving van bovengenoemde bedragen wordt uiterlijk op 31 december 2012 ingediend en gaat vergezeld van een raming van de mate waarin er behoefte is aan de geplande bijdrage van de Unie.

Indien noodzakelijk kan deze raming dienen als basis voor een op de behoeften gebaseerde verlaging van het bedrag voor 2013, waartoe wordt besloten overeenkomstig de procedure van artikel 46, lid 2.

c)   Fiduciaire rekening

1.

De EIB opent een fiduciaire rekening voor het beheer van de bijdrage van de Unie en de uit de bijdrage van de Unie voortvloeiende inkomsten.

2.

Gezien de beperkte duur van de proeffase, worden de rente van de fiduciaire rekeningen en de andere uit de bijdrage van de Unie voortvloeiende inkomsten, zoals garantiepremies, rente en risicomarges op de door de EIB uitbetaalde bedragen, toegevoegd aan de middelen van de fiduciaire rekening. De Commissie kan echter, overeenkomstig de procedure van artikel 46, lid 2, besluiten dat deze naar het begrotingsonderdeel voor CIP-ICT moeten worden teruggeboekt.

d)   Gebruik van de bijdrage van de Unie

De bijdrage van de Unie wordt gebruikt door de EIB:

1.

voor risicovoorzieningen op grond van het eerste verlies voor de ondergeschikte faciliteiten van de in aanmerking komende projectportefeuille, overeenkomstig de desbetreffende voorschriften van de EIB en de risicoanalyse die door de EIB uit hoofde van haar geldend beleid is uitgevoerd;

2.

voor het dekken van alle niet-projectgerelateerde in aanmerking komende kosten die gepaard gaan met de opstelling en het beheer van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties, met inbegrip van de evaluatie hiervan.

e)   Risico- en inkomstendeling

Het patroon van risicodeling dat resulteert uit punt d), wordt weerspiegeld in een passende verdeling tussen de Unie en de EIB van de risicovergoeding die door de EIB aan haar tegenpartij is aangerekend met betrekking tot iedere faciliteit binnen de projectportefeuille.

f)   Prijsstelling

De prijsstelling van de projectobligatiefaciliteiten is gebaseerd op de risicovergoeding overeenkomstig de desbetreffende standaardvoorschriften en -criteria van de EIB.

g)   Aanvraagprocedure

Aanvragen voor risicodekking in het kader van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties worden gericht aan de EIB overeenkomstig de gangbare aanvraagprocedure van de EIB.

h)   Goedkeuringsprocedure

De EIB voert een grondig onderzoek (due diligence-onderzoek) uit naar het risico, alsmede de financiële, technische en juridische aspecten, en besluit over het gebruik van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties en selecteert de geschikte soort ondergeschikte faciliteit overeenkomstig haar standaardvoorschriften en -criteria, met name de richtsnoeren voor kredietrisicobeleid van de EIB, en de selectiecriteria van de EIB op sociaal, milieu- en klimaatgebied.

i)   Duur

1.

De bijdrage van de Unie aan het risicodelingsinstrument voor projectobligaties wordt uiterlijk op 31 december 2013 vastgelegd. De feitelijke goedkeuring van projectobligatiefaciliteiten door de raad van bestuur van de EIB wordt uiterlijk op 31 december 2014 afgerond.

2.

Ingeval het risicodelingsinstrument voor projectobligaties tijdens het huidige meerjarig financieel kader wordt beëindigd, worden andere saldi op de fiduciaire rekening dan gelden waarvoor verplichtingen zijn aangegaan en gelden die voor de dekking van andere in aanmerking komende kosten en uitgaven nodig zijn, teruggeboekt naar het begrotingsonderdeel voor CIP-ICT.

3.

Middelen die zijn toegekend aan het risicodelingsinstrument voor projectobligaties worden teruggeboekt naar de desbetreffende fiduciaire rekening wanneer de faciliteiten komen te vervallen of worden terugbetaald, op voorwaarde dat de geboden risicodekking voldoende blijft.

j)   Verslaglegging

De wijze van jaarlijkse rapportage over de toepassing van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties wordt door de Commissie en de EIB overeengekomen.

Daarnaast brengt de Commissie, bijgestaan door de EIB, iedere zes maanden verslag uit over de toepassing aan het Europees Parlement en de Raad, vanaf zes maanden na de ondertekening van de in artikel 31, lid 2 quater, genoemde samenwerkingsovereenkomst.

k)   Toezicht, controle en beoordeling

De Commissie houdt toezicht op de toepassing van het instrument, onder meer door controles ter plaatse indien wenselijk, en voert toezichtswerkzaamheden en controles uit overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (7).

De EIB beheert ondergeschikte faciliteiten overeenkomstig haar eigen voorschriften en procedures, die onder meer voorzien in deugdelijke audit-, controle- en toezichtsmaatregelen. Bovendien moet de raad van bestuur van de EIB, waarin de Commissie en de lidstaten zijn vertegenwoordigd, elke ondergeschikte faciliteit goedkeuren en erop toezien dat het beheer van de EIB plaatsvindt in overeenstemming met de statuten en de algemene richtlijnen die door de raad van gouverneurs worden vastgesteld.

De Commissie en de EIB dienen in de tweede helft van 2013 een tussentijds verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de werking van de proeffase van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties, met de bedoeling het ontwerp van dit instrument te verbeteren.

Na goedkeuring van de definitieve projectobligaties wordt in 2015 een grondige onafhankelijke evaluatie uitgevoerd. Daarbij zal onder meer aandacht worden besteed aan de toegevoegde waarde, de additionaliteit ten opzichte van andere instrumenten van de Unie of de lidstaten en andere bestaande vormen van langetermijnschuldfinanciering, het verwezenlijkte multiplicatoreffect, een beoordeling van de betreffende risico’s en het veroorzaken of corrigeren van eventuele concurrentieverstorende effecten. De evaluatie omvat ook de gevolgen voor de financiële levensvatbaarheid van het project, het volume, de voorwaarden en kosten van de uitgifte van obligaties, het effect op de bredere obligatiemarkt, en aspecten die betrekking hebben op de kredietcontroleur en aanbestedingen. Ook wordt in de evaluatie, indien mogelijk, een kostenvergelijking gegeven met alternatieve vormen van projectfinanciering, waaronder bankleningen. Tijdens de proeffase wordt ieder geselecteerd project beoordeeld.

Artikel 2

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 680/2007

Verordening (EG) nr. 680/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 worden de volgende punten toegevoegd:

„14.

„Risicodelingsinstrument voor projectobligaties”: een gezamenlijk instrument van de Commissie en de EIB dat zorgt voor een toegevoegde waarde als een optreden van de Unie, voorziet in een oplossing voor suboptimale investeringssituaties wanneer projecten er niet in slagen voldoende financiering op de markt aan te trekken, en additionaliteit biedt door financiering door de lidstaten of de particuliere sector aan te vullen of aan te trekken. Het gaat concurrentievervalsing tegen, streeft naar een multiplicatoreffect en verenigt belangen. Het risicodelingsinstrument voor projectobligaties neemt de vorm aan van een reductie van het kredietrisico voor projecten van algemeen belang, matigt het risico van de schuldendienst van een project en het kredietrisico van de obligatiehouders en wordt alleen gebruikt voor projecten waarvan de financiële levensvatbaarheid is gebaseerd op de opbrengsten van het project.

15.

„Reductie van het kredietrisico”: de verbetering van de kredietkwaliteit van een projectschuld door middel van een ondergeschikte faciliteit in de vorm van een schuldinstrument of een garantie van de EIB of beide, gesteund met een bijdrage uit de begroting van de Unie.”.

2)

Aan de eerste alinea van artikel 4 wordt de volgende zin toegevoegd:

„Aanvragen voor risicodekking in het kader van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder g), worden gericht aan de EIB overeenkomstig de gangbare aanvraagprocedure van de EIB.”.

3)

Artikel 6, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)

in letter d), wordt de volgende zin ingevoegd:

„In 2012 en 2013 kan een bedrag van maximaal 200 miljoen EUR worden herschikt voor de proeffase van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties in de vervoerssector.”;

b)

het volgende punt g) wordt toegevoegd:

„g)

een financiële bijdrage aan de EIB voor de verstrekking en toewijzing van kapitaal voor schuldinstrumenten of garanties door de EIB uit haar eigen middelen in het kader van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties op het gebied van TEN-T en TEN-E, tijdens een proeffase in 2012 en 2013. De blootstelling van de Unie aan het risicodelingsinstrument, met inbegrip van beheersvergoedingen en andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten, overschrijdt in geen geval het bedrag van de bijdrage van de Unie aan het risicodelingsinstrument voor projectobligaties, noch de looptijd van de portefeuille van onderliggende faciliteiten voor de reductie van het kredietrisico. Er zijn geen verdere lasten voor de algemene begroting van de Unie. Het resterende risico dat aan deze projectobligaties is verbonden wordt altijd door de EIB gedragen.

De voornaamste modaliteiten, voorwaarden en procedures voor het risicodelingsinstrument voor projectobligaties zijn vastgelegd in bijlage I bis. De nadere voorwaarden voor de uitvoering van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties, met inbegrip van de risicodeling, vergoeding, het toezicht en de controle, worden vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en de EIB. Deze samenwerkingsovereenkomst wordt goedgekeurd door de Commissie en de EIB volgens hun respectieve procedures.

In 2012 en 2013 kan een bedrag van maximaal 210 miljoen EUR, waarvan maximaal 200 miljoen EUR voor vervoersprojecten en maximaal 10 miljoen EUR voor energieprojecten, worden herschikt voor het risicodelingsinstrument voor projectobligaties overeenkomstig de procedure waarnaar wordt verwezen in artikel 15, lid 2, van de begrotingsonderdelen respectievelijk voor het garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten, bedoeld in bijlage I, en voor TEN-E.

Naast de rapportageverplichtingen zoals vastgelegd in punt 49 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer, en onverminderd enige andere wettelijke rapportageverplichtingen, dient de Commissie tijdens de proeffase om de zes maanden een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de resultaten van het risicodelingsinstrument, met inbegrip van de financiële voorwaarden en de plaatsing van uitgegeven projectobligaties.

Gezien de beperkte duur van de proeffase, kunnen de rente en andere door het risicodelingsinstrument voor projectobligaties gegenereerde opbrengsten die vóór 31 december 2013 zijn ontvangen, opnieuw worden gebruikt voor nieuwe schuldinstrumenten en garanties binnen dezelfde risicodelingsfaciliteit en voor projecten die aan dezelfde subsidiabiliteitscriteria voldoen, om het volume van de gesteunde investeringen zo te verhogen. Indien het risicodelingsinstrument voor projectobligaties in het volgende meerjarig financieel kader niet wordt verlengd, worden de resterende gelden teruggeboekt op de ontvangstenzijde van de algemene begroting van de Unie.”.

4)

In artikel 16 wordt het volgende lid toegevoegd:

„2 bis.   Onverminderd de leden 1 en 2, met betrekking tot projecten die worden uitgevoerd in het kader van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties bedoeld in artikel 6, lid 1, onder g), dienen de Commissie en de EIB in de tweede helft van 2013 een tussentijds verslag in bij het Europees Parlement en de Raad. In 2015 wordt een grondige onafhankelijke evaluatie uitgevoerd.

Op grond van deze evaluatie beoordeelt de Commissie de relevantie van het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties, evenals de doeltreffendheid ervan voor het verhogen van het volume van de investeringen in prioritaire projecten en het verbeteren van de efficiëntie van de uitgaven van de Unie. Op basis van deze evaluatie, rekening houdende met alle opties, stelt de Commissie passende wijzigingen van de regelgeving voor, met inbegrip van wetgevende wijzigingen, met name indien de voorspelde opname door de markt onbevredigend is of indien zich voldoende alternatieve bronnen van langetermijnschuldfinanciering ontwikkelen.”.

5)

Aan artikel 17, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Het in artikel 16, lid 2 bis, genoemde tussentijdse verslag bevat ook een lijst met projecten waarvoor gebruik is gemaakt van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties bedoeld in artikel 6, lid 1, onder g), met informatie over de voorwaarden van de uitgegeven obligaties en de soorten huidige en potentiële toekomstige investeerders.”.

6)

De bijlage wordt hernummerd als bijlage I en de woorden „de bijlage” in artikel 6, lid 1, onder d), worden derhalve vervangen door „bijlage I”.

7)

De volgende bijlage wordt toegevoegd:

„BIJLAGE I bis

Voornaamste modaliteiten, voorwaarden en procedures van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, onder g).

De EIB is een partner voor risicodeling en beheert de bijdrage van de Unie aan het risicodelingsinstrument voor projectobligaties namens de Unie. De nader in detail uitgewerkte modaliteiten en voorwaarden voor de uitvoering van dit instrument, inclusief toezicht en controle, worden opgenomen in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en de EIB, rekening houdend met de in deze bijlage opgenomen bepalingen.

a)   De EIB-faciliteit

1.

Het risicodelingsinstrument voor projectobligaties wordt voor elk in aanmerking komend project ontworpen als een ondergeschikte faciliteit, in de vorm van een schuldinstrument of een voorwaardelijk garantiefonds of beide, om de uitgifte van projectobligaties te vergemakkelijken.

2.

Indien de EIB schuldeiser van het project is of wordt, zijn de rechten van de EIB uit hoofde van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties achtergesteld ten opzichte van de schuldendienst van de bevoorrechte schuld en hebben voorrang op aandelen- en met aandelen gerelateerde financiering.

3.

De faciliteit mag niet meer bedragen dan 20 % van het totale bedrag van de uitgegeven bevoorrechte schuld.

b)   Begroting

 

TEN-T:

2012: tot 100 miljoen EUR

2013: tot het gecumuleerde bedrag van 200 miljoen EUR.

Herschikking van middelen die binnen de TEN-T-begroting zijn toegewezen voor het garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten bedoeld in bijlage I, maar niet uitgegeven werden.

 

TEN-E:

2013: tot 10 miljoen EUR.

Het verzoek om overschrijving van het bedrag voor 2012 wordt na de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst onverwijld ingediend.

Verzoeken om overschrijvingen voor volgende jaren worden uiterlijk op 31 december van het voorgaande jaar ingediend.

Het verzoek om overschrijving gaat te allen tijde vergezeld van een raming van de mate waarin er behoefte is aan de geplande bijdrage van de Unie.

Indien noodzakelijk kan deze raming dienen als basis voor een op de behoeften gebaseerde verlaging van het bedrag, waartoe wordt besloten overeenkomstig de procedure van artikel 15, lid 2.

c)   Fiduciaire rekening

1.

De EIB opent twee fiduciaire rekeningen (een voor TEN-T-projecten en een voor TEN-E-projecten) voor het beheer van de bijdragen van de Unie en de uit de bijdragen van de Unie voortvloeiende inkomsten. De fiduciaire rekening voor TEN-T kan worden samengevoegd met de fiduciaire rekening die is geopend voor het garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten bedoeld in bijlage I, op voorwaarde dat een dergelijke maatregel geen beletsel vormt voor de kwaliteit van de verslaglegging en het toezicht zoals omschreven onder de punten j) en k).

2.

Gezien de beperkte duur van de proeffase, worden de rente van de fiduciaire rekeningen en de andere uit de bijdrage van de Unie voortvloeiende inkomsten, zoals garantiepremies, rente en risicomarges op de door de EIB uitbetaalde bedragen, toegevoegd aan de middelen van de fiduciaire rekening. De Commissie kan echter, overeenkomstig de procedure van artikel 15, lid 2, besluiten dat deze naar het begrotingsonderdeel voor TEN-T of TEN-E moeten worden teruggeboekt.

d)   Gebruik van de bijdrage van de Unie

De bijdrage van de Unie wordt gebruikt door de EIB:

1.

voor risicovoorzieningen op grond van het eerste verlies voor de ondergeschikte faciliteiten van de in aanmerking komende projectportefeuille, overeenkomstig de desbetreffende voorschriften van de EIB en de risicoanalyse die door de EIB uit hoofde van haar geldend beleid is uitgevoerd;

2.

voor het dekken van alle niet-projectgerelateerde in aanmerking komende kosten die gepaard gaan met de opstelling en het beheer van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties, met inbegrip van de evaluatie hiervan.

e)   Risico- en inkomstendeling

Het patroon van risicodeling dat resulteert uit punt d), wordt weerspiegeld in een passende verdeling tussen de Unie en de EIB van de risicovergoeding die door de EIB aan haar tegenpartij is aangerekend met betrekking tot iedere faciliteit binnen de portefeuille.

Onverminderd de bepalingen over risicodeling voor het garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten bedoeld in bijlage I, is het risicodelingspatroon voor projectobligaties ook van toepassing op dat instrument en op de handelingen in het kader van zijn huidige portefeuille.

f)   Prijsstelling

De prijsstelling van de projectobligatiefaciliteiten is gebaseerd op de risicovergoeding overeenkomstig de desbetreffende standaardvoorschriften en -criteria van de EIB.

g)   Aanvraagprocedure

Aanvragen voor risicodekking in het kader van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties worden gericht aan de EIB overeenkomstig de gangbare aanvraagprocedure van de EIB.

h)   Goedkeuringsprocedure

De EIB voert een grondig onderzoek (due diligence-onderzoek) uit naar het risico, alsmede de financiële, technische en juridische aspecten, en besluit over het gebruik van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties en selecteert de geschikte soort ondergeschikte faciliteit overeenkomstig haar standaardvoorschriften en -criteria, met name de richtsnoeren voor kredietrisicobeleid van de EIB, en de selectiecriteria van de EIB op sociaal, milieu- en klimaatgebied.

i)   Duur

1.

De laatste tranche van de bijdrage van de Unie aan het risicodelingsinstrument voor projectobligaties wordt uiterlijk op 31 december 2013 vastgelegd. De feitelijke goedkeuring van de projectobligatiefaciliteiten door de raad van bestuur van de EIB wordt uiterlijk op 31 december 2014 afgerond.

2.

Ingeval het risicodelingsinstrument voor projectobligaties tijdens het huidige meerjarig financieel kader wordt beëindigd, worden andere saldi op de fiduciaire rekeningen dan gelden waarvoor verplichtingen zijn aangegaan en gelden die voor de dekking van andere in aanmerking komende kosten en uitgaven nodig zijn, teruggeboekt naar de begrotingsonderdelen voor TEN-T en TEN-E.

3.

Middelen die zijn toegekend aan het risicodelingsinstrument voor projectobligaties worden teruggeboekt naar de desbetreffende fiduciaire rekening wanneer de faciliteiten komen te vervallen of worden terugbetaald, op voorwaarde dat de geboden risicodekking voldoende blijft.

j)   Verslaglegging

De wijze van jaarlijkse rapportage over de toepassing van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties wordt door de Commissie en de EIB overeengekomen.

Daarnaast brengt de Commissie, bijgestaan door de EIB, iedere zes maanden verslag uit over de toepassing aan het Europees Parlement en de Raad, vanaf zes maanden na de ondertekening van de in artikel 6, lid 1, onder g), genoemde samenwerkingsovereenkomst.

k)   Toezicht, controle en beoordeling

De Commissie houdt toezicht op de toepassing van het instrument, onder meer door controles ter plaatse indien wenselijk, en voert toezichtswerkzaamheden en controles uit overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

De EIB beheert ondergeschikte faciliteiten overeenkomstig haar eigen voorschriften en procedures, die onder meer voorzien in deugdelijke audit-, controle- en toezichtsmaatregelen. Bovendien moet de raad van bestuur van de EIB, waarin de Commissie en de lidstaten zijn vertegenwoordigd, elke ondergeschikte faciliteit goedkeuren en erop toezien dat het beheer van de EIB plaatsvindt in overeenstemming met de statuten en de algemene richtlijnen die door de raad van gouverneurs worden vastgesteld.

De Commissie en de EIB dienen in de tweede helft van 2013 een tussentijds verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de werking van de proeffase van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties, met de bedoeling het ontwerp van dit instrument te verbeteren.

Na goedkeuring van de definitieve projectobligaties wordt in 2015 een grondige onafhankelijke evaluatie uitgevoerd. Daarbij zal onder meer aandacht worden besteed aan de toegevoegde waarde, de additionaliteit ten opzichte van andere instrumenten van de Unie of de lidstaten en andere bestaande vormen van langetermijnschuldfinanciering, het verwezenlijkte multiplicatoreffect, een beoordeling van de betreffende risico’s en het veroorzaken of corrigeren van eventuele concurrentieverstorende effecten. De evaluatie omvat ook de gevolgen voor de financiële levensvatbaarheid van het project, het volume, de voorwaarden en kosten van de uitgifte van obligaties, het effect op de bredere obligatiemarkt, en aspecten die betrekking hebben op de kredietcontroleur en aanbestedingen. Ook wordt in de evaluatie, indien mogelijk, een kostenvergelijking gegeven met alternatieve vormen van projectfinanciering, waaronder bankleningen. Tijdens de proeffase wordt ieder geselecteerd project beoordeeld.”.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2012.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

A. D. MAVROYIANNIS


(1)  PB C 143 van 22.5.2012, blz. 134.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 5 juli 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 10 juli 2012.

(3)  PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15.

(4)  PB L 162 van 22.6.2007, blz. 1.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(6)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(7)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.”.


Verklaring van de Commissie

Volgens punt 49 van het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer brengt de Commissie jaarlijks verslag uit aan de begrotingsautoriteit over de financiële instrumenten. Het verslag van 2012 zal ook het EU-EIB-initiatief inzake projectobligaties omvatten.

In deze context en gelet op de korte duur van de proeffase van de projectobligaties, wenst de Commissie te verduidelijken dat de bewoordingen volgens welke de Commissie tijdens de proeffase om de zes maanden verslag uitbrengt, die in overweging 14, in artikel 1, lid 3, onder b), artikel 1, lid 4, artikel 2, lid 3, onder b), en artikel 2, lid 7, zijn gebruikt, betekenen dat de Commissie de Raad en het Parlement zal informeren door met de desbetreffende stavingsstukken voor deze instellingen te verschijnen en niet door het opstellen van een officieel verslag van de Commissie, hetgeen ten aanzien van de beperkte omvang van de proeffase een onevenredig zware inspanning zou vergen.


Top