EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011R0087

Verordening (EU) nr. 87/2011 van de Commissie van 2 februari 2011 tot aanwijzing van het EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid, tot vaststelling van aanvullende verantwoordelijkheden en taken van dat laboratorium en tot wijziging van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad

OJ L 29, 3.2.2011, p. 1–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 03 Volume 037 P. 203 - 206

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 26/05/2013; opgeheven door 32013R0415

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/87/oj

3.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 29/1


VERORDENING (EU) Nr. 87/2011 VAN DE COMMISSIE

van 2 februari 2011

tot aanwijzing van het EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid, tot vaststelling van aanvullende verantwoordelijkheden en taken van dat laboratorium en tot wijziging van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name artikel 32, leden 5 en 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 882/2004 stelt de algemene taken, verplichtingen en voorschriften vast voor de EU-referentielaboratoria voor levensmiddelen en diervoeders en voor diergezondheid. De EU-referentielaboratoria voor diergezondheid en levende dieren staan vermeld in deel II van bijlage VII bij die verordening.

(2)

Na afronding van een selectieprocedure moet het geselecteerde laboratorium, het Agence Nationale de Sécurité Sanitaire de l'alimentation, de l'environnement et du travail (ANSES), met zijn onderzoekslaboratorium voor bijenziekten in Sophia-Antipolis, Frankrijk, met ingang van 1 april 2011 voor een periode van vijf jaar worden aangewezen tot EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid.

(3)

Naast de algemene bevoegdheden en taken zoals vastgelegd in artikel 32, lid 2, van Verordening (EG) nr. 882/2004 moeten bepaalde verantwoordelijkheden en taken die samenhangen met de kenmerken van ziekteverwekkers die de bijengezondheid kunnen aantasten op EU-niveau worden uitgevoerd met het oog op een betere coördinatie. Daarom moeten deze aanvullende specifieke verantwoordelijkheden en taken van het EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid worden vastgelegd in deze verordening

(4)

Bijlage VII, deel II, bij Verordening (EG) nr. 882/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Agence Nationale de Sécurité Sanitaire de l'alimentation, de l'environnement et du travail (ANSES), met zijn onderzoeklaboratorium voor bijenziekten, het Sophia-Antipolis-laboratorium, Frankrijk, wordt voor de periode van 1 april 2011 tot en met 31 maart 2016 aangewezen tot EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid.

Bepaalde verantwoordelijkheden en taken van dat laboratorium worden in de bijlage bij deze verordening vermeld.

Artikel 2

In deel II van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004 wordt het volgende punt 18 toegevoegd:

„18.

EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid

Agence Nationale de Sécurité Sanitaire de l'alimentation, de l'environnement et du travail

Laboratoire de Sophia-Antipolis

Les Templiers

105 route des Chappes

BP 111

06902 Sophia-Antipolis

FRANKRIJK”

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 februari 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.


BIJLAGE

Bepaalde verantwoordelijkheden en taken van het EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid

Naast de algemene bevoegdheden en taken van EU-referentielaboratoria in de sector diergezondheid overeenkomstig artikel 32, lid 2, van Verordening (EG) nr. 882/2004 heeft het EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid de volgende verantwoordelijkheden en taken:

1.

coördinatie, in overleg met de Commissie, van de in de lidstaten toegepaste methoden voor de diagnose van de betrokken bijenziekten, indien noodzakelijk, en met name:

a)

typering, opslag en, in voorkomend geval, levering van pathogene stammen ter vereenvoudiging van de diagnostiek in de Unie;

b)

typering en antigenische en genomische karakterisering van pathogenen, wanneer relevant en zo nodig, bijvoorbeeld voor epidemiologische follow-ups of de verificatie van een diagnose;

c)

levering van gestandaardiseerde sera en andere referentieagentia aan de nationale referentielaboratoria met het oog op de standaardisering van de in de lidstaten gebruikte tests en reagentia, ingeval serologische tests noodzakelijk zijn;

d)

geregelde organisatie van vergelijkende tests van de diagnoseprocedures op Unieniveau met de nationale referentielaboratoria om informatie over de gebruikte diagnosemethoden en de uitslagen van in de Unie uitgevoerde tests te kunnen verspreiden;

e)

het op peil houden van de expertise op het gebied van de tropilaelapsmijt en de kleine bijenkastkever (Aethina tumida) en andere relevante pathogene stammen om een snelle differentiële diagnose mogelijk te maken;

f)

het bepalen van de identiteit van de causatieve pathogenen, zo nodig in nauwe samenwerking met door de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) aangewezen regionale referentielaboratoria;

g)

het aanleggen en bijhouden van een actuele verzameling van pathogenen en hun stammen en een actuele verzameling van specifieke sera en andere reagentia tegen pathogenen van bijenziekten indien beschikbaar;

h)

het opmaken van een inventaris van de thans in de verschillende laboratoria gebruikte technieken;

i)

het voorstellen van gestandaardiseerde tests en testprocedures of referentiereagenten voor interne kwaliteitsbewaking;

j)

het adviseren van de Commissie over wetenschappelijke aspecten van de bijengezondheid.

2.

Het EU-referentielaboratorium is verantwoordelijk voor:

a)

actieve steun bij de diagnose van het uitbreken van de betrokken ziekte in lidstaten door isolaten van het toegezonden pathogeen te onderzoeken met het oog op de bevestiging van de diagnose, karakterisering en epizoötiologisch onderzoek en het onverwijld meedelen van de resultaten van de onderzoeken aan de Commissie, de lidstaat en het betrokken nationale referentielaboratorium;

b)

bevorderen van scholing en bij- en nascholing van deskundigen op het gebied van laboratoriumdiagnostiek met het oog op de harmonisatie van de diagnosetechnieken in de Unie;

c)

organiseren van workshops voor de nationale referentielaboratoria zoals opgenomen in het werkprogramma, met inbegrip van scholing van deskundigen uit de lidstaten en eventueel uit derde landen op het gebied van nieuwe analysemethoden;

d)

verlenen van technische bijstand aan de Commissie en op haar verzoek deelnemen aan internationale fora, met name wat betreft de standaardisatie van analysemethoden en de toepassing daarvan;

e)

ontwikkelen van bewakingsactiviteiten en waar mogelijk coördineren van activiteiten die gericht zijn op verbetering van de gezondheidsstatus van bijen in de Unie, met name door:

i)

het uitvoeren van of met de betrokken nationale referentielaboratoria samenwerken bij de uitvoering van validatieonderzoeken voor tests;

ii)

het verlenen van wetenschappelijk advies en technische ondersteuning aan de Commissie en het verzamelen van informatie en rapporten die verband houden met de werkzaamheden van het EU-referentielaboratorium;

iii)

het opstellen en coördineren van een enquête over de verdwijnziekte (Colony Collapse Disorder) om een basisniveau voor de „normale” seizoensgeboden sterfte van bijen vast te stellen;

f)

samenwerken met de betrokken bevoegde laboratoria in derde landen waar deze ziekten heersen, met betrekking tot diagnosemethoden voor bijenziekten;

g)

samenwerken met de betrokken door de OIE aangewezen regionale laboratoria op het gebied van exotische ziekten (tropilaelapsmijt en de kleine bijenkastkever (Aethina tumida) en andere voor de Unie exotische ziekten);

h)

vergelijken en doorgeven aan de Commissie en aan de betrokken nationale referentielaboratoria van informatie over exotische en inheemse ziekten of plagen die in de Unie de kop kunnen opsteken, inclusief de verdwijnziekte.

3.

Het EU-referentielaboratorium is ook verantwoordelijk voor:

a)

het in overleg met de Commissie uitvoeren van experimenten en veldproeven, gericht op een betere bestrijding van specifieke bijenziekten;

b)

het tijdens de jaarlijkse vergadering van de nationale referentielaboratoria evalueren van de testvoorschriften vastgesteld in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) en het handboek inzake normen voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren (Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals) van de OIE;

c)

het bijstaan van de Commissie bij het evalueren van de aanbevelingen van de OIE in de in de gezondheidscode voor landdieren en het handboek inzake normen voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren.


Top